Historisch Archief 1877-1940
AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1785
TnéoraiLB DCLCABSÉ.
Delcassé.
»TI
H
Zit, aebter de lorgnetglazen van het
kleine miswas", ,1e petit crétin", zooals
Clemenoeati hem genoemd heeft, een
groot man of een met 200 hél veel
beteekenend politicus P
Men zegje niet: hoe kan dit nog
gevraagd worden P Van mik een
wereldfiguur, als Théophile
Delcassé, zal toch wel
vaststaan wie en wat of
_^ Is?" ffeejL Van alle
leidende figuren kent de
beate wereld de ziel en
den geest, tot op het
hempje! Clemenceau
spreek mij van
Clemenceau!?ia, bekend als
elk standbeeld op een
open plein: de redenaar,
de «rest, de Atheen! Wie
zon niet gemakkelijk
Jaurès typeeren, den genereu
zen Tartarin, den leeuw
Van werkkracht en van
hartstocht, den Hugo van
de redevoering «B het
maatschappelijk - drama
doorleefd F Geheimen ste
ken er nog minder achter
den eerloozen arri viste, den grooten
mettenr en scène Briand, een anti-kerkelijken
Bichelieu; en van Gambetta, al is hij
jaren lang dood, heeft men een zekeren
indruk, als gold het den meest levenden
vriend op het eigen oogenblik dat men
hem de hand schudt.
Maar wat bergt Théophile P Mysterie!
Da kranten, sedert hij de Entente heette
tet stand te hebben ge
bracht, roemden hem als
?een grooten staatsman.
De Engelsehe bladen spra
ken van hem met een be
wondering en met
voorzichtigheden, als waar
mede gekroonde hoofden
worden bej agend: Ja...
de Engelsche kranten
verbreidden hem 'n roem
als van een bovenmate
ontzag wekkenden staat
kundigen reus... maar!
stak daar geen glimlach
achter ? Als Delcase
gróót wezen zou, was het
dan ook omdat hij inge
land in de kaart speelde ?
Was hij verlokt, n speelde
men nu op de r
em-cymbalen en vlocht men bloe
men, om den verlokte in den goeden
waan te houden ? P Ik waet het niet.
Men zeide hem gelieerd met Loubet.
Loubet heeft fijne oogen en («rat de
boeren hebben, waarvan hij stamt) een
geslepen geest.... Wat was nu in
Delcassé's daden het werk van Loubet,,die
als President van de Republiek geen
voorkeuren hebben mocht en zelfs den
MAUBICB BOUVIER
in 190) minmter-president
van Frankrijk.
JÜLSS CAMBOX,
Fransen gezant te Berlijn.
schijn van leiding moest missen ? Wat
was er in van Delcassézelf?
Zie dezen politiker aan, en zyn oogen
zeggen u weinig. Behalve een flink maar
niet buitengemeen talent, aanschouwt ge
vooral eigendunk boven een
eeuwiggekleede jas. Neem hem waar, als hu
vorstelijke personen, ook de
menschelijkerwijze weinig beduidende, begroeten komt,
en zie hem buigen en
draaien in het oneindige,
zoodat gij 't gevoel krijgt
of hij op zijn staart gaat
trappen, nu hq met deze
wezens van hooger orde"
te doen heeft... en ge
glimlacht. Trouwens uw
vriend Loubet glimlacht,
en Fallières glimlacht,
want men glimlacht bij
zulke gelegenheden alge
meen om den kleinen man.
Hoor nu over zijn leven,
zqn ambtelijk, zijn
naarambtenaarlij k ambtelijk
leven, zjjn securiteit, zijn...
Gij hoort dan echter, ook
van zijn taaiheid, zijn
fretachtige vasthou
dendheid, en, vraagt ge
uzelf, ligt dddrin soms de
verklaring van Delcassé's invloed P Leerde
hij wat de moeite waard was van anderen
kennen, hoorde hij wat een groote taak,
zjjn taak, kon wezen, «n volvoert hij die
met een durenden wil P
Wie weet P
Rouvier had het land aan hem. Bou
vier, dien de kleine Delcasaéwel buiten
de plannen'' zou houden l Maar Bouvier
was een gewikste
Marseillaan, met den lichten
olijf kleur der Levantjjnen
en hun Semitisch geslepen
geest l Bouvier,
rsteminister, een financier,
financier in hart en nieren,
die in den rentestandaard
der Fransche staatsschuld
den barometer van zijn
regeerkunst zag, in iedere
stijging een goedkeuring,
in iedere daling een ver
wijt merkte, en met ont
zetting, . het gevaarlijke
spel van den kleinen
ntenteman... en met macht
van intrigue en perscam
pagne wierp hij zij n minis
ter van Buitenlandsche
Zaken uit zijn eigen
Ministerie.
Zoo'n Levantijn, veel meer diplomaat
echter, dan financier, schijnt mij ook
Cimbon. Zonder zijn af komst te kennen
meent men 't te mogen gelooven aan
zijn enkel portret. Kleed dien man aan
met het historisch habijt van den
Phoenicischen koopman, en gij kent hem.
Frankrijk heeft gladde diplomaten.
Duitschland heeft mannen van durf, van
MOBLAI HAFID, Sultan van Marokko, in jyn etaatsierytuig.
] gaven, van driftigen wil, maar
bet diplomaten P
In den strijd, dien zij hu voor de
leus minister van Marine?Delcasséals
aanvoerder medeveeht, heeft hu de best
denkbare helpars.
En eenmaal, als men uit de twee
warnetten. vrijkomt, uit het warnet der inter
nationale mededinging n uit dat van
het oog volgende Marokkaansche verzet
zelf over hoevéle decenniën?! zal
Delcassé's naam worden genoemd
genoemd: hoe P
Misschien wel als van een heel groot
man.... Maar wij voorzien toch zoovele
omstandigheden, die alles kunnen doen
mislukken. ?.,
Zoo zal het de quaestie blijven of
Fortuin, met haar zonderlingen lach, van
dezen gebrilden Fransohman zal houden
en hém de krans reiken?die zij het
zoo vaak aan sommigen op 't onver
wachtst, en zelfs op 't onverdiendst, doet.
VAN DEN EECKHOUT.
IIIIHIHIHUIIIIIII
Over Jozef Mis,
Onbekende portretten,van Jozef Israëls
te Zandvoort.
Veel weet men te Zand voort niet meer
van Jozef Israëls' verbluf aldaar, zooals bij
onderzoek bleek. Het is ook zoo lang ge
leden, een halve eeuw ongeveer.
BÜzijn eerste komst te Zandvoort heeft
Jozef Israëls gewoond bij Folkert D ai ven
bode, scheepstimmerman. Dit huis is er
nog, het ligt tegenover het postkantoor.
Dédochter van Dnivenbode, bij Israëls'
verblijf, een meisje van aeht a tien jaar,
herinnert zich hem nog goed als een
klein mannetje met volle haard. Zy, als
kind, vond hem niet mooi, maar het
minder-mooie deed zy vergeten, omdat hij
lief en vriendelijk, en veel in gedachte
was, terwijl de andere schilderheeren, die
ook in Zand voort woonden of Israëls kwamen
opzoeken, zóó vroolijk konden zijn. Die
andere schilderheeren waren: Artz hij
was het meest bij Israëls, H. Burgers,
Koster, en Hendriks, over wien J. J. Cremer
een boekje heeft g<: schreven: De Schilder
van Wolf hezen." Hendriks was de beste en
aardigste man, vol yroolykheid. Jozef Israëls
woonde in een kleine kamer, die de dochter
van Folkert Duiyenbode my wees. In dat
kamertje had Israëls ook al zijn schildergerij.
HU schilderde veel buiten, in het dorp en aan
het strand, maar ook veel in de schuur, die
ainds lang tot woning, ingericht is. In die
schuur hing steeds een koperen ketel boven
de oude haard. Telkens en telkens heeft
Israëls dien koperen: ketel uitgesohilderd,
hij vond die prachtig, Dr. Jan Veth spreekt
in zyne studies ove» Jozef Israëls ook over
een koperen keteltje, dat de schilder met
andere voorwerpen uit Zandvoort heeft
medegebracht. Folkert Duivenbode en
zyn knecht moesten voor Israëls vaak in
zekere houding, alsof zij werkten, gaan
staan. Zdo schilderde Israëls hen dan uit. De
dochter herinnert zich als gisteren, dat Israëls
haar vader by den si ij pst een plaatste, hem
zijn beitel op den steen liet houden, en
den knecht aan de kruk van het wiel, een
houding gaf, alsof hij draaide. Dit toekende
of schilderde Israëls dan uit.
Nog hoor ik. op een goej m dag het
kleine mannetje vertelde mij de dochter
van Duivenbode tot mijn vader zeggen:
Folkert, daar heb ik nu aan de Noord een
mooie vrouw gezien. Die zou ik graag als
model hebben. Zie JU kans er haar toe over
te halen. Folkert Duivenbode liet zich
inlichten hoe zy er uitzag en zei al spoedig:
Dj e lever ik je, m'n heer Israëls, het is m'n
zuster."
De zuster kwam, er werd kort gehandeld
over wat ze voor het poseeren hebben wou.
Geld wilde ze niet aannemen. Israëls moest
voor haar ook een portretje van haar zelf
schilderen. Dit werd goedgevonden. Volgens
het zeggen, moet Israëls een prachtig portret
gemaakt hebben van de mooie Zandvoortsche
vrouw. Later zou zy zelf een ander krijgen.
Dat duurde echter zoo lang, dat ze sterk by
hem ging aandringen. Eindelijk gaf hij haar
heur zin, maar het portret stelde haar teleur.
Het was niet geschilderd, het waren alleen
maar potloodstreepjes; ze leek wel, als men
goed keek, maar het was geen schilderij."
De mooie vrouw stelde geen pry's op dat
teekeningetje en liet het zwerven.
Israëls was niet van de gulste, hy zei
vaak dat hu arm was," heeft men my altijd
verteld, ging de dochter voort. Al was ik
nog jong, begreep ik toch dat mijnheer
Israëls niet zoo ? arm was, want hy had een
mooie jonge vrouw, met bruine oogen, een
heel lief mensch en bizonder spraakzaam,
zij- vertelde alles. Zij kwam soms met haar
beide kinderen logeeren voor een, twee, drie
weken. Büons aan huis was geen plaats.
Zy ging dan met haar kinderen slapen in
het grootere huis hier naast, büOuwe Nel,
de vrouw met de twee kinnen, in het huis
waar nu de boerderij van Saase is.
Israëls zelf en de andere schilders waren
het liefst bij ons, de ouwe schuur en de
vuile kleine glazen in het venster, half
groen en bruin, de ouwe haard, het spook
achtige, en al wat oud en op het vervallen
stond, de groote blaasbalg, ene. vonden ze zóó
mooi. Ook de plaats waar mijn vader buiten
visechachuiten maakten.
BüOuwe Nel", geheeten Nelletje
Zwemmer, het buurtje van Folkert Duiven
bode, moet, volgens het zeggen vanhaar
dochter, jonge Nel", thans de wed. Koning,
eigenares der bakkerij in de dorpsstraat,
ook gewoond hebben. Zij tenminste vertelde
het en sprak ook van Israëls zuinigheid,
en dat hu dikwijls zeide, dat hij niet rijk
was. Kom, kom", zei dan Ouwe Nel, dat
zal wel gaan. U schildert u rijk." Ouwe
Kel's dochter herinnert zich Israëls uit zijn
Zand voortschen tijd nog heel goed en spreekt
ook van zijn vriendelijkheid. ? Deze dochter
heeft twee bijzonder mooie portretten, door
Israëls geschilderd. Het eene stelt voor
Ouwe Nel" zelf, het andere haar dochter.
Zübehooren zeker tot de mooiste portretten
door Israëls in zijn eersten tij i geschilderd.
Ze zijn nog niet met een schemering
overtogen, ze zyn zuiver van teekening, mooi
van kleur en uitvoering gedaan. Ouwe Nel,
een pientere vrouw, met de kap op, en haar
dochter ook met de kap op, en op haar
Zondag's; het is een lief, iet wat weemoedig,
uiterst sympathiek gezicht De portretten
hangen in een zijkamertje, achter den
bakkerswinkel. Hoeveel moeite ik ook gedaan
heb om van die portretten een foto te laten
maken, jonge Nel en allerminst haar dochter
wilden er verlof toe geven.
De portretten van ouwe Nel" en hare
dochter hadden tot vóór acht jaar geen
letters van Israëls. Bakker Koning hy
leefde toen nog is met zyn zoon naar
Israëls gegaan, de schilderijen bühen om
te vragen of h\j zjjn naam er op wilde
zetten. Iiraëls oo t ving beiden allerhartelykst,
en sprak veel over den Zandvoortsohen'
tyd. Zijn schilderyen bevielen hém zelf
best, zoodat hij geen oogenblik aarzelde er
zy'n naam op te zetten.
Een paar «ude Zandvöorters zeiden my,
dat een der gewezen burgemeesters, de op
volger van burgemeester Enschedé, de heer
J. R. Boerlage, nu te Rijswijk woonachtig,
veel over Israëls zou kunnen verhalen,
want hu had als burgemeester tegelijk met
Israëls bij ouwe Nel" gewoond. .
Dies wendde ik mij tot den heer Boerlage
te Rijswijk. Deze was zoo vriendelijk my
hnpsoh te woord te staan. Alras bleek my,
dat ook hier weer de waarheid niet in
iedere overlevering is.
De heer J. R. Boerlage heeft wel in het
huis van ouwe Nel" gewoond, maar niet
met Israël», hoewel hy hem tijdens zijn burge
meesterschap te Zandvoort, van 1870?1885,
waarin het verblijf der Keizerin van Oosten
rijk, onder den naam van Gravin von
Hohenebs te Zandvoort valt, wel vaak ontmoet,
gesproken, met hem verkeerd en n
mooie teekening van hem gekregen heeft
van Aan het Strand", ook als schil
derij bekend. .Ouwe Nel"'en de scheeps
timmerman Duivenbode heeft de lieer J.
R. Boerlage zeer goed gekend. BÜDuiven
bode heeft hy nog een vischschuit laten
bouwen en die naar de populairste der
door Israëls geschilderde Zandvoortsohe
vrouwen, genoemd: Ouwe Nel". Het is
dus wel jammer dat Jonge Nel" en haar
dochter geen foto van haar moeder en
grootmoeder willen laten maken.
Israëls' portret van L. J. Veltman.
Dr. J. Veth zegt in De Gids" over 't
portret van den tooneelspeler L. J. Veltman
veel interessants. Mag er aan toegevoegd
worden, dat Israëls in Veltman's kop het
wezen, het eigene en het kenmerkende
eener geheele periode heeft gelegd. De
periode van Alberdingk Thym, H. J.
Schimmel, L. J. Vel t ma», en zelfs van
mr. Jacob van Lennep hebben allen iets
gemeen in hun uiterlijk, dat volkomen uit
drukt hun tijd.
J. H. RÖSSIÏTG.
OrerOililfln Beton en oTer een soort yan
tnnstenaars.
Het werk van dezen schilder is als een
schadnw-val en een licht-stand; als een ge
raden mooglykheid en een verloren
werklykheid,geraden en verloren in den phantastischen
nacht eener maan. Ga vindt in Redon dezelfde
ge-aardheid die ge in een van maan door
leefden nacht allentwege vindt. Voor som
migen is deze stemming, en deze serië-en van
n stemming, niet te aanvaarde?. Met recht:
van uit hun beperktheid, en beperkte kiacht;
met on-recht, want ge zult niet ontkennen
dat, wat zijn eigen leven, zy 't eenzaam, voert.
En het werk van Radon heeft deze eenzaam
heid van een zij-weg aan zich. Het werk be
hoort niet tot het grootste. De wijdste spanning
is er niet iv, en niet het diepzinnigst modelé.
Voor hen die de objectieve natuurlijkheid,
een leemen idool voor den plastischen kun
stenaar, aanbidden, is het buiten deze meet
bare, weegbare, tastbare natuurlijkheid. Het
heeft niets van de pbyaische regelmatigheid
der verschoningen, die optreden, ceteris
paribus" (en dan wie meet, weegt, en tast
eigentlyk? Ook dan, de mensch). Het werk
ia onregelmatig, als de o n-werkelijke ver
lichting der maan.
Gingt ge.ooit langs een voetpad uwer
eenzaamheid in zoo'n nacht, en zoo'n
avend van Selene? De wind ia warm,
en het licht lijkt vochtig. Het schemert,
maar bewogen. De toren met zijn ommetrek,
zjjn steenen contour tegen de diepe, bewogen,
lucht, lijkt zijn"zwaarte kwijt te zijn. Het
licht van de maan heeft die cachtkens wat
opgelost. De scheiding van steen en lacht is
niet zoo 'n volstrekte meer als op den dag;
het zijn twee dingen geworden, die mal
kanderen zedig doordringen. In het gras is een
ander stilstaan van de verlichte luchte lucht.
De zee phosphoresceert met het maanlicht
mee, en de aioome golven zyn loom. De
schaduwen lijken te glijden en toch te staan;
er is een golfbeweging toch in hun donkerte.
Een boom laat schaduw glijden, als een vrouw
water door de vingers, wanneer een roeiboot
langzamer vaart en er is iets onuit
spreeklijks in de kimmen. Ga zondt meenen dat
iets dat verdween, toch een wensen na-liet,
en ge zondt willen bezitten wat ge vermoedt
schoon te zijn, en toch vermoeid,
Dit vermoeden, dit te vermoeden-geven moet
in ieder kunstwerk zijn. Er moet een rijke
onbepaaldheid zijn, die het oneindige in het
werk laat vloeien in en uit, en die het ver
band doet bewaren met het nog niet ge
systematiseerde. Was dit niet in de Mona
Liaa? En was, buiten haar overtuigend
modelé, dit niet haar schoonheid dat ze
tevens zoo onbestemd was by zooveel
bestemdheid? Bühaar was de droom, wat
hetzelfde hier is als het Vermoeden, zoo
telkens verrassend omdat hij zoo on-gezocht
schijnbaar, schijnbaar zoo eenvoudig, omhoog
steeg uit alles wat zoo gekend was, en zoo
door-zocht ? da Vincis . te-vermoeden- geven
was de noodige speling in al zy'n vastheden.
en daardoor werd dit geintellectualiseerd
romantisch schilderij zoo belangrijk voor de
zinnenden zoowel als voor den ziende ?
Is deze macht in Redon? Hu, Redon, is niet
van de groote, verstoken, kracht van Leonardo
da Vinci. Ware hij dit, hij wierd gemakke
lijker, en ook met meer recht aanvaard. Hij
MANGEL AKBIAQA.
President van de Portngeesche Republiek.
HIIIIIIIIIIIIJIIHIIIIIIIIIIIIIItllllllllllllllllHIIIIIUIIIIIIimilllllllllllllllllllt
tuurt meer; buiten de neiging tot het syste
matische om. Hij is geen onderzoeker zooals
de Fiorentjjn. Hq wil niet weten om het
diep .verband te vinden. HU is meer elemen
tair, meer ongeschoold, meer ver-waaid. Hij
leeft meer van de primordiale gevoelens.
HU toovert meer n», da Vinci toovert meer
vóór De maan" in da Vinci (de kosmische
romantische deein) e een wetende peinzer,
en bij Redon is er verheuging om een her
innering of een wenech of een souvenir?en
by neemt een klein deel van een
licht-enduistere vlek, en een makklijk- bewogen geest
toomt de vormen iets slechts in, en het
wordt een paard (lat kinderlijker herinnerd
is dan het vele» IQkt) ol het wordt een
aanbidding of wordt twee schaduwstrepen
zonder werkelijke kracht (dan hun fla woelen"
dnister) by een figuur. De willigheid om
te aanvaarden moet voor Redon grooter qjn
dan bq de sterkere schilders. Is zyn uiting
daar-oa een pose, een aangenomen stand
van het wezen, een on-echt iets, waar ge
door-kijkt als door een schamel glas, en
waar-achter ge valsche waren en huichelarij
en leegheid vindt van laag allooi? Is het
een pretentieuse lengen zonder macht t...
Wat is de lengen in kunst 7: Voorstellingen
die de persoonlijkheid van den maker in
zqn hoofdtrekken niet geren, als een
vaste fnndeering, zijn een lengen. Maar
Redon'a werk is dit niet. De voorstellingen
correspondeeren" met een menschlyk
zyn. Sommige zijn onhandig, als altijd
in deze geaardheid van werk voorkomt,
omdat zulke makers gaarne het vlottende
willen, voor dat ze het vaste scherp gekunde
hebben. Daie schilders zijn niet ai tyd de
genoeg-geduldigen, omdat ze niet altijd ge
noeg het vertrouwen, dat is de kracht hebben.
Sommigen dezer schilders zijn te haastig naar
wat eerst komt, na volle kennis, op
d'allervaste wijze. Sommigen dezer schilders willen
een avend-ster plukken voordat ie stonden
op het hooge bui». En daardoor, door deze
te-kortkamingen eischen zy een willigheid.
Ze eischen een zeker geloof, dat niet ieder
een heeft, of niet iedereen zich kan veroor
loven. Die 't hebben, zyn niet de felle broeders
altijd, die met stoute hand naar het leven
grijpen. Het zyn goed willigen en
somslichtgeloovigen, die om een halven droom, niet
in het zoo geheeten werkeiyke gelooven kun
nen, zonder een plnimlicht zelf te verliezen.
Die het zich ver-oorloven kunnen, in dit
maan-verlichte lacd doolsch te zyn, en toch
positief, zijn de znivre critici. Tnsschen deze
beiden staan de aanbidders van het leven,
zij die de Aphrodite niet op kunnen ziea
stijgen uit het schuim, een Aphiodite van
schoone gebondenheid en ede'e vrijheid,
voor wie geen naam is dan kunst".
Het is by Redon zoo: De aanbidding der
lichtgeloovigen wekt den af keer der tast-zieke
Apostelen van het levende" maar ook
dit is een daad van geen waarde bij de be
paling der grootheden, der kanstenaaremach'.
Deze bepaling kan alleen geschieden door
door hen die eenvond en droom vereenigen
als een gouden snoer om een sterken arm.
En dan blijft op de vraag wat is Redon 7"
het antwoord een droom-volle van niet
grootste kracht, een schilder te aanvaarden
door de licht- en gaarne-geloovigen met
gemakkelijken eerbied; voor de natura isten en
zy die zich nu realisten noemen een vreemd
dier, een onbestemde kwal in het heldre
water vaiïhet :leven.
En voor ons: Redon valt te vreemd neer by
tijden van sya hoogten om een der sterkst en
te zy'n, maar hy is nit zyn aard een die zich
scheldt van de gewonen, van de massa en
't getier, soms tot zyn straf, maar ons toch
tot waardeering.
PLASSCHABBT.
Belliicioni eiiiaar Opera-school.
Al vele keeren hebben wjj over Gemma
Bellincioni geschreven. Telkens kwamen wij
op haar kurfst terug. En hoe kan het anders l