De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 10 september pagina 6

10 september 1911 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1785 TnéoraiLB DCLCABSÉ. Delcassé. »TI H Zit, aebter de lorgnetglazen van het kleine miswas", ,1e petit crétin", zooals Clemenoeati hem genoemd heeft, een groot man of een met 200 hél veel beteekenend politicus P Men zegje niet: hoe kan dit nog gevraagd worden P Van mik een wereldfiguur, als Théophile Delcassé, zal toch wel vaststaan wie en wat of _^ Is?" ffeejL Van alle leidende figuren kent de beate wereld de ziel en den geest, tot op het hempje! Clemenceau spreek mij van Clemenceau!?ia, bekend als elk standbeeld op een open plein: de redenaar, de «rest, de Atheen! Wie zon niet gemakkelijk Jaurès typeeren, den genereu zen Tartarin, den leeuw Van werkkracht en van hartstocht, den Hugo van de redevoering «B het maatschappelijk - drama doorleefd F Geheimen ste ken er nog minder achter den eerloozen arri viste, den grooten mettenr en scène Briand, een anti-kerkelijken Bichelieu; en van Gambetta, al is hij jaren lang dood, heeft men een zekeren indruk, als gold het den meest levenden vriend op het eigen oogenblik dat men hem de hand schudt. Maar wat bergt Théophile P Mysterie! Da kranten, sedert hij de Entente heette tet stand te hebben ge bracht, roemden hem als ?een grooten staatsman. De Engelsehe bladen spra ken van hem met een be wondering en met voorzichtigheden, als waar mede gekroonde hoofden worden bej agend: Ja... de Engelsche kranten verbreidden hem 'n roem als van een bovenmate ontzag wekkenden staat kundigen reus... maar! stak daar geen glimlach achter ? Als Delcase gróót wezen zou, was het dan ook omdat hij inge land in de kaart speelde ? Was hij verlokt, n speelde men nu op de r em-cymbalen en vlocht men bloe men, om den verlokte in den goeden waan te houden ? P Ik waet het niet. Men zeide hem gelieerd met Loubet. Loubet heeft fijne oogen en («rat de boeren hebben, waarvan hij stamt) een geslepen geest.... Wat was nu in Delcassé's daden het werk van Loubet,,die als President van de Republiek geen voorkeuren hebben mocht en zelfs den MAUBICB BOUVIER in 190) minmter-president van Frankrijk. JÜLSS CAMBOX, Fransen gezant te Berlijn. schijn van leiding moest missen ? Wat was er in van Delcassézelf? Zie dezen politiker aan, en zyn oogen zeggen u weinig. Behalve een flink maar niet buitengemeen talent, aanschouwt ge vooral eigendunk boven een eeuwiggekleede jas. Neem hem waar, als hu vorstelijke personen, ook de menschelijkerwijze weinig beduidende, begroeten komt, en zie hem buigen en draaien in het oneindige, zoodat gij 't gevoel krijgt of hij op zijn staart gaat trappen, nu hq met deze wezens van hooger orde" te doen heeft... en ge glimlacht. Trouwens uw vriend Loubet glimlacht, en Fallières glimlacht, want men glimlacht bij zulke gelegenheden alge meen om den kleinen man. Hoor nu over zijn leven, zqn ambtelijk, zijn naarambtenaarlij k ambtelijk leven, zjjn securiteit, zijn... Gij hoort dan echter, ook van zijn taaiheid, zijn fretachtige vasthou dendheid, en, vraagt ge uzelf, ligt dddrin soms de verklaring van Delcassé's invloed P Leerde hij wat de moeite waard was van anderen kennen, hoorde hij wat een groote taak, zjjn taak, kon wezen, «n volvoert hij die met een durenden wil P Wie weet P Rouvier had het land aan hem. Bou vier, dien de kleine Delcasaéwel buiten de plannen'' zou houden l Maar Bouvier was een gewikste Marseillaan, met den lichten olijf kleur der Levantjjnen en hun Semitisch geslepen geest l Bouvier, rsteminister, een financier, financier in hart en nieren, die in den rentestandaard der Fransche staatsschuld den barometer van zijn regeerkunst zag, in iedere stijging een goedkeuring, in iedere daling een ver wijt merkte, en met ont zetting, . het gevaarlijke spel van den kleinen ntenteman... en met macht van intrigue en perscam pagne wierp hij zij n minis ter van Buitenlandsche Zaken uit zijn eigen Ministerie. Zoo'n Levantijn, veel meer diplomaat echter, dan financier, schijnt mij ook Cimbon. Zonder zijn af komst te kennen meent men 't te mogen gelooven aan zijn enkel portret. Kleed dien man aan met het historisch habijt van den Phoenicischen koopman, en gij kent hem. Frankrijk heeft gladde diplomaten. Duitschland heeft mannen van durf, van MOBLAI HAFID, Sultan van Marokko, in jyn etaatsierytuig. ] gaven, van driftigen wil, maar bet diplomaten P In den strijd, dien zij hu voor de leus minister van Marine?Delcasséals aanvoerder medeveeht, heeft hu de best denkbare helpars. En eenmaal, als men uit de twee warnetten. vrijkomt, uit het warnet der inter nationale mededinging n uit dat van het oog volgende Marokkaansche verzet zelf over hoevéle decenniën?! zal Delcassé's naam worden genoemd genoemd: hoe P Misschien wel als van een heel groot man.... Maar wij voorzien toch zoovele omstandigheden, die alles kunnen doen mislukken. ?., Zoo zal het de quaestie blijven of Fortuin, met haar zonderlingen lach, van dezen gebrilden Fransohman zal houden en hém de krans reiken?die zij het zoo vaak aan sommigen op 't onver wachtst, en zelfs op 't onverdiendst, doet. VAN DEN EECKHOUT. IIIIHIHIHUIIIIIII Over Jozef Mis, Onbekende portretten,van Jozef Israëls te Zandvoort. Veel weet men te Zand voort niet meer van Jozef Israëls' verbluf aldaar, zooals bij onderzoek bleek. Het is ook zoo lang ge leden, een halve eeuw ongeveer. BÜzijn eerste komst te Zandvoort heeft Jozef Israëls gewoond bij Folkert D ai ven bode, scheepstimmerman. Dit huis is er nog, het ligt tegenover het postkantoor. Dédochter van Dnivenbode, bij Israëls' verblijf, een meisje van aeht a tien jaar, herinnert zich hem nog goed als een klein mannetje met volle haard. Zy, als kind, vond hem niet mooi, maar het minder-mooie deed zy vergeten, omdat hij lief en vriendelijk, en veel in gedachte was, terwijl de andere schilderheeren, die ook in Zand voort woonden of Israëls kwamen opzoeken, zóó vroolijk konden zijn. Die andere schilderheeren waren: Artz hij was het meest bij Israëls, H. Burgers, Koster, en Hendriks, over wien J. J. Cremer een boekje heeft g<: schreven: De Schilder van Wolf hezen." Hendriks was de beste en aardigste man, vol yroolykheid. Jozef Israëls woonde in een kleine kamer, die de dochter van Folkert Duiyenbode my wees. In dat kamertje had Israëls ook al zijn schildergerij. HU schilderde veel buiten, in het dorp en aan het strand, maar ook veel in de schuur, die ainds lang tot woning, ingericht is. In die schuur hing steeds een koperen ketel boven de oude haard. Telkens en telkens heeft Israëls dien koperen: ketel uitgesohilderd, hij vond die prachtig, Dr. Jan Veth spreekt in zyne studies ove» Jozef Israëls ook over een koperen keteltje, dat de schilder met andere voorwerpen uit Zandvoort heeft medegebracht. Folkert Duivenbode en zyn knecht moesten voor Israëls vaak in zekere houding, alsof zij werkten, gaan staan. Zdo schilderde Israëls hen dan uit. De dochter herinnert zich als gisteren, dat Israëls haar vader by den si ij pst een plaatste, hem zijn beitel op den steen liet houden, en den knecht aan de kruk van het wiel, een houding gaf, alsof hij draaide. Dit toekende of schilderde Israëls dan uit. Nog hoor ik. op een goej m dag het kleine mannetje vertelde mij de dochter van Duivenbode tot mijn vader zeggen: Folkert, daar heb ik nu aan de Noord een mooie vrouw gezien. Die zou ik graag als model hebben. Zie JU kans er haar toe over te halen. Folkert Duivenbode liet zich inlichten hoe zy er uitzag en zei al spoedig: Dj e lever ik je, m'n heer Israëls, het is m'n zuster." De zuster kwam, er werd kort gehandeld over wat ze voor het poseeren hebben wou. Geld wilde ze niet aannemen. Israëls moest voor haar ook een portretje van haar zelf schilderen. Dit werd goedgevonden. Volgens het zeggen, moet Israëls een prachtig portret gemaakt hebben van de mooie Zandvoortsche vrouw. Later zou zy zelf een ander krijgen. Dat duurde echter zoo lang, dat ze sterk by hem ging aandringen. Eindelijk gaf hij haar heur zin, maar het portret stelde haar teleur. Het was niet geschilderd, het waren alleen maar potloodstreepjes; ze leek wel, als men goed keek, maar het was geen schilderij." De mooie vrouw stelde geen pry's op dat teekeningetje en liet het zwerven. Israëls was niet van de gulste, hy zei vaak dat hu arm was," heeft men my altijd verteld, ging de dochter voort. Al was ik nog jong, begreep ik toch dat mijnheer Israëls niet zoo ? arm was, want hy had een mooie jonge vrouw, met bruine oogen, een heel lief mensch en bizonder spraakzaam, zij- vertelde alles. Zij kwam soms met haar beide kinderen logeeren voor een, twee, drie weken. Büons aan huis was geen plaats. Zy ging dan met haar kinderen slapen in het grootere huis hier naast, büOuwe Nel, de vrouw met de twee kinnen, in het huis waar nu de boerderij van Saase is. Israëls zelf en de andere schilders waren het liefst bij ons, de ouwe schuur en de vuile kleine glazen in het venster, half groen en bruin, de ouwe haard, het spook achtige, en al wat oud en op het vervallen stond, de groote blaasbalg, ene. vonden ze zóó mooi. Ook de plaats waar mijn vader buiten visechachuiten maakten. BüOuwe Nel", geheeten Nelletje Zwemmer, het buurtje van Folkert Duiven bode, moet, volgens het zeggen vanhaar dochter, jonge Nel", thans de wed. Koning, eigenares der bakkerij in de dorpsstraat, ook gewoond hebben. Zij tenminste vertelde het en sprak ook van Israëls zuinigheid, en dat hu dikwijls zeide, dat hij niet rijk was. Kom, kom", zei dan Ouwe Nel, dat zal wel gaan. U schildert u rijk." Ouwe Kel's dochter herinnert zich Israëls uit zijn Zand voortschen tijd nog heel goed en spreekt ook van zijn vriendelijkheid. ? Deze dochter heeft twee bijzonder mooie portretten, door Israëls geschilderd. Het eene stelt voor Ouwe Nel" zelf, het andere haar dochter. Zübehooren zeker tot de mooiste portretten door Israëls in zijn eersten tij i geschilderd. Ze zijn nog niet met een schemering overtogen, ze zyn zuiver van teekening, mooi van kleur en uitvoering gedaan. Ouwe Nel, een pientere vrouw, met de kap op, en haar dochter ook met de kap op, en op haar Zondag's; het is een lief, iet wat weemoedig, uiterst sympathiek gezicht De portretten hangen in een zijkamertje, achter den bakkerswinkel. Hoeveel moeite ik ook gedaan heb om van die portretten een foto te laten maken, jonge Nel en allerminst haar dochter wilden er verlof toe geven. De portretten van ouwe Nel" en hare dochter hadden tot vóór acht jaar geen letters van Israëls. Bakker Koning hy leefde toen nog is met zyn zoon naar Israëls gegaan, de schilderijen bühen om te vragen of h\j zjjn naam er op wilde zetten. Iiraëls oo t ving beiden allerhartelykst, en sprak veel over den Zandvoortsohen' tyd. Zijn schilderyen bevielen hém zelf best, zoodat hij geen oogenblik aarzelde er zy'n naam op te zetten. Een paar «ude Zandvöorters zeiden my, dat een der gewezen burgemeesters, de op volger van burgemeester Enschedé, de heer J. R. Boerlage, nu te Rijswijk woonachtig, veel over Israëls zou kunnen verhalen, want hu had als burgemeester tegelijk met Israëls bij ouwe Nel" gewoond. . Dies wendde ik mij tot den heer Boerlage te Rijswijk. Deze was zoo vriendelijk my hnpsoh te woord te staan. Alras bleek my, dat ook hier weer de waarheid niet in iedere overlevering is. De heer J. R. Boerlage heeft wel in het huis van ouwe Nel" gewoond, maar niet met Israël», hoewel hy hem tijdens zijn burge meesterschap te Zandvoort, van 1870?1885, waarin het verblijf der Keizerin van Oosten rijk, onder den naam van Gravin von Hohenebs te Zandvoort valt, wel vaak ontmoet, gesproken, met hem verkeerd en n mooie teekening van hem gekregen heeft van Aan het Strand", ook als schil derij bekend. .Ouwe Nel"'en de scheeps timmerman Duivenbode heeft de lieer J. R. Boerlage zeer goed gekend. BÜDuiven bode heeft hy nog een vischschuit laten bouwen en die naar de populairste der door Israëls geschilderde Zandvoortsohe vrouwen, genoemd: Ouwe Nel". Het is dus wel jammer dat Jonge Nel" en haar dochter geen foto van haar moeder en grootmoeder willen laten maken. Israëls' portret van L. J. Veltman. Dr. J. Veth zegt in De Gids" over 't portret van den tooneelspeler L. J. Veltman veel interessants. Mag er aan toegevoegd worden, dat Israëls in Veltman's kop het wezen, het eigene en het kenmerkende eener geheele periode heeft gelegd. De periode van Alberdingk Thym, H. J. Schimmel, L. J. Vel t ma», en zelfs van mr. Jacob van Lennep hebben allen iets gemeen in hun uiterlijk, dat volkomen uit drukt hun tijd. J. H. RÖSSIÏTG. OrerOililfln Beton en oTer een soort yan tnnstenaars. Het werk van dezen schilder is als een schadnw-val en een licht-stand; als een ge raden mooglykheid en een verloren werklykheid,geraden en verloren in den phantastischen nacht eener maan. Ga vindt in Redon dezelfde ge-aardheid die ge in een van maan door leefden nacht allentwege vindt. Voor som migen is deze stemming, en deze serië-en van n stemming, niet te aanvaarde?. Met recht: van uit hun beperktheid, en beperkte kiacht; met on-recht, want ge zult niet ontkennen dat, wat zijn eigen leven, zy 't eenzaam, voert. En het werk van Radon heeft deze eenzaam heid van een zij-weg aan zich. Het werk be hoort niet tot het grootste. De wijdste spanning is er niet iv, en niet het diepzinnigst modelé. Voor hen die de objectieve natuurlijkheid, een leemen idool voor den plastischen kun stenaar, aanbidden, is het buiten deze meet bare, weegbare, tastbare natuurlijkheid. Het heeft niets van de pbyaische regelmatigheid der verschoningen, die optreden, ceteris paribus" (en dan wie meet, weegt, en tast eigentlyk? Ook dan, de mensch). Het werk ia onregelmatig, als de o n-werkelijke ver lichting der maan. Gingt ge.ooit langs een voetpad uwer eenzaamheid in zoo'n nacht, en zoo'n avend van Selene? De wind ia warm, en het licht lijkt vochtig. Het schemert, maar bewogen. De toren met zijn ommetrek, zjjn steenen contour tegen de diepe, bewogen, lucht, lijkt zijn"zwaarte kwijt te zijn. Het licht van de maan heeft die cachtkens wat opgelost. De scheiding van steen en lacht is niet zoo 'n volstrekte meer als op den dag; het zijn twee dingen geworden, die mal kanderen zedig doordringen. In het gras is een ander stilstaan van de verlichte luchte lucht. De zee phosphoresceert met het maanlicht mee, en de aioome golven zyn loom. De schaduwen lijken te glijden en toch te staan; er is een golfbeweging toch in hun donkerte. Een boom laat schaduw glijden, als een vrouw water door de vingers, wanneer een roeiboot langzamer vaart en er is iets onuit spreeklijks in de kimmen. Ga zondt meenen dat iets dat verdween, toch een wensen na-liet, en ge zondt willen bezitten wat ge vermoedt schoon te zijn, en toch vermoeid, Dit vermoeden, dit te vermoeden-geven moet in ieder kunstwerk zijn. Er moet een rijke onbepaaldheid zijn, die het oneindige in het werk laat vloeien in en uit, en die het ver band doet bewaren met het nog niet ge systematiseerde. Was dit niet in de Mona Liaa? En was, buiten haar overtuigend modelé, dit niet haar schoonheid dat ze tevens zoo onbestemd was by zooveel bestemdheid? Bühaar was de droom, wat hetzelfde hier is als het Vermoeden, zoo telkens verrassend omdat hij zoo on-gezocht schijnbaar, schijnbaar zoo eenvoudig, omhoog steeg uit alles wat zoo gekend was, en zoo door-zocht ? da Vincis . te-vermoeden- geven was de noodige speling in al zy'n vastheden. en daardoor werd dit geintellectualiseerd romantisch schilderij zoo belangrijk voor de zinnenden zoowel als voor den ziende ? Is deze macht in Redon? Hu, Redon, is niet van de groote, verstoken, kracht van Leonardo da Vinci. Ware hij dit, hij wierd gemakke lijker, en ook met meer recht aanvaard. Hij MANGEL AKBIAQA. President van de Portngeesche Republiek. HIIIIIIIIIIIIJIIHIIIIIIIIIIIIIItllllllllllllllllHIIIIIUIIIIIIimilllllllllllllllllllt tuurt meer; buiten de neiging tot het syste matische om. Hij is geen onderzoeker zooals de Fiorentjjn. Hq wil niet weten om het diep .verband te vinden. HU is meer elemen tair, meer ongeschoold, meer ver-waaid. Hij leeft meer van de primordiale gevoelens. HU toovert meer n», da Vinci toovert meer vóór De maan" in da Vinci (de kosmische romantische deein) e een wetende peinzer, en bij Redon is er verheuging om een her innering of een wenech of een souvenir?en by neemt een klein deel van een licht-enduistere vlek, en een makklijk- bewogen geest toomt de vormen iets slechts in, en het wordt een paard (lat kinderlijker herinnerd is dan het vele» IQkt) ol het wordt een aanbidding of wordt twee schaduwstrepen zonder werkelijke kracht (dan hun fla woelen" dnister) by een figuur. De willigheid om te aanvaarden moet voor Redon grooter qjn dan bq de sterkere schilders. Is zyn uiting daar-oa een pose, een aangenomen stand van het wezen, een on-echt iets, waar ge door-kijkt als door een schamel glas, en waar-achter ge valsche waren en huichelarij en leegheid vindt van laag allooi? Is het een pretentieuse lengen zonder macht t... Wat is de lengen in kunst 7: Voorstellingen die de persoonlijkheid van den maker in zqn hoofdtrekken niet geren, als een vaste fnndeering, zijn een lengen. Maar Redon'a werk is dit niet. De voorstellingen correspondeeren" met een menschlyk zyn. Sommige zijn onhandig, als altijd in deze geaardheid van werk voorkomt, omdat zulke makers gaarne het vlottende willen, voor dat ze het vaste scherp gekunde hebben. Daie schilders zijn niet ai tyd de genoeg-geduldigen, omdat ze niet altijd ge noeg het vertrouwen, dat is de kracht hebben. Sommigen dezer schilders zijn te haastig naar wat eerst komt, na volle kennis, op d'allervaste wijze. Sommigen dezer schilders willen een avend-ster plukken voordat ie stonden op het hooge bui». En daardoor, door deze te-kortkamingen eischen zy een willigheid. Ze eischen een zeker geloof, dat niet ieder een heeft, of niet iedereen zich kan veroor loven. Die 't hebben, zyn niet de felle broeders altijd, die met stoute hand naar het leven grijpen. Het zyn goed willigen en somslichtgeloovigen, die om een halven droom, niet in het zoo geheeten werkeiyke gelooven kun nen, zonder een plnimlicht zelf te verliezen. Die het zich ver-oorloven kunnen, in dit maan-verlichte lacd doolsch te zyn, en toch positief, zijn de znivre critici. Tnsschen deze beiden staan de aanbidders van het leven, zij die de Aphrodite niet op kunnen ziea stijgen uit het schuim, een Aphiodite van schoone gebondenheid en ede'e vrijheid, voor wie geen naam is dan kunst". Het is by Redon zoo: De aanbidding der lichtgeloovigen wekt den af keer der tast-zieke Apostelen van het levende" maar ook dit is een daad van geen waarde bij de be paling der grootheden, der kanstenaaremach'. Deze bepaling kan alleen geschieden door door hen die eenvond en droom vereenigen als een gouden snoer om een sterken arm. En dan blijft op de vraag wat is Redon 7" het antwoord een droom-volle van niet grootste kracht, een schilder te aanvaarden door de licht- en gaarne-geloovigen met gemakkelijken eerbied; voor de natura isten en zy die zich nu realisten noemen een vreemd dier, een onbestemde kwal in het heldre water vaiïhet :leven. En voor ons: Redon valt te vreemd neer by tijden van sya hoogten om een der sterkst en te zy'n, maar hy is nit zyn aard een die zich scheldt van de gewonen, van de massa en 't getier, soms tot zyn straf, maar ons toch tot waardeering. PLASSCHABBT. Belliicioni eiiiaar Opera-school. Al vele keeren hebben wjj over Gemma Bellincioni geschreven. Telkens kwamen wij op haar kurfst terug. En hoe kan het anders l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl