De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 1 oktober pagina 2

1 oktober 1911 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1788 het. organisme waarvan zij deel uitmaken frisch en zijn werking gezond. Dit moat ieder erkennen die zelf eea taak in de maatschappij heeft te vervallen en van nabij heeft aanschouwd hoe ingrijpand het nadeel is dat een verouderd ambtenaar kan te weeg brengen. Maar men is gewoon te berusten, ook op -dit punt worden wij beheerscht door een laksheid, een sleur, een overmatig sentiment. Wij stellen zoo dikwijls den persoon boven de zaak en laten ons wijs maken dat de gemeenschap die van onze goede jaren heeft genoten het nu ook maar eens met de magere moet doen... wie weet hoe lang. Bedenkt men daarbij wel eens dat het bslang van duizenden daarmee gemoeid kan zijn? Ia het niet verwonderlijk een rechter ad libitum in functie te laten (subs. hem voor grof geld af te koopen) op grond van zijne onafzetbaarheid waarvan de ware beteekenis in den laatsten tijd herhaaldelijk is toegelicht? Is het ver dedigbaar ean onderwijzer die een halve eeuw ouder is dan zijne oudste leerlingen te handhaven en geduldig af te wachten totdat hij zelf inziet dat de ure van scheiden gekomen is? E3n paar opmerkingen om misverstand te voorkomen: ik houd er ter dege rekening mede dat er in alle klassen van ambtenaren voorbeelden te vinden zyn op wie de j wen geen vat schijnen te hebben, wier werkkracht tot op on gewoon hoogen leeftijd onverzwakt blijft en wier gedwongen heengaan een ernstig verlies zou beteekenen. Welnu, laat men voor die trouwens zeldzame uitzonderin gen een weg vrij laten tot voortzetting van hun nuttig werk. Die weg is door de gemeente Utrecht aangewezen en enkele andere gemeenten, zooals Haarlem en (voor het M. O.) Amsterdam, hebben déhocfcktad van het Sticht daarop ge volgd. De regeling daar ingevoerd bestaat hierin dat indien blijkt dat een ambtenaar aan het einde zijner wettelijke loopbaan volgens de verklaring zijaer autoriteiten zijne taak geacht wordt met vrucht te kunnen voortzetten, hij daartoe wordt gemachtigd, telkens voor n jaar, vijf jsren lang. Toegegeven dat dit middel met groote behoedzaamheid dient ge hanteerd zal men toch moeten erkennen dat het positieve bewijs in de uitzon1 döringsgevallen de voorkeur verre ver dient boven het negatieve dat thans algemeen vereischt wordt voor het verléenen van gedwongen ontslag aan ambtenaran die wegens vergevorderden Ie f.ijd hun werk niet behoorlijk meer verrichten. Dat de let f tij Jsgrens voor verschillende categorieën van ambtenaren verschillend kan worden* gesteld, 'behoeft slechts te worden aangestipt: b:ke&d is dat de TJaiversiteits-professoren op 70 j irigen leeftiji hunne toga moeten afleggen en dat er inderdaad enkel j staatsbetrekkfngen z\jn waar wel niet de wet maar toch het gebruik den 65-j irige tot ont sla? vragen noopt. Ik laat het bij deze adhaesie-betuiging, een uitvoerige en algemeene behandeling van het vraagstuk gt niet op mijn weg, zij eischt bekendhei l met velerlei a mbten in verband met salaris- en pensioensvoorwaardan, waarover ik uiat kan be schikken. Yoor zaover het onderwijs aangaat trad ik elders in bijzonderheden en dit Weekblad behandelde de wenschelijkheid van een leeftijdsgrens ook in verband met enkele beroepan en bevoegdheden reeds in het jaar 1910 bij monde van dr. 6r. W. Bruinsma. Amst., Sept. 1911. J. C. COSTEKUS. Naar welke Zijde Front? "Wij hebben vroeger ree is in dit week blad (zie het nummer _van 5 Febr. 1911) betoogd, hoe vele symptomen erop wijzen, dat ons vaderland niet meer frout maakt naar het Oosten, maar naar het Zuiden. Thans doet zich weer een kenteeken daar van voor, wij bedoelen de onderstelling, die ten grondslag ligt aan da jongste legermanoen Tres. Ondersteld wordt, dat een partij (de blauwe) zich in Noord-Brabant bevindt, de andere (de roode) in Gelderland, dat de roode uit het Oosten is gemarcheerd en aanvallend tegen de blauwe optreedt, welke zich in Brabant heeft genesteld, terwijl DE WRAAK VAN NEPIÜNUS. Naar 't Hongaars 5h, van Arcain Roaai, door P. M. Wa. Van 't oogenblik af dit ik met deoruvaagrijke, maar niet van lieftalligheid misdeelde vrouw van onzan schouwburg directeur een eindja opgewandeld was, schijnbaar in een intiem gesprek gewikkeld was 'o met mijn rust gedaan. Deze dame, een der meest be kende en best geconserveerde naïeven der tooneelwereld, had, gelijk een autoriteit op het gebied der tooneelgeschiedenis beweert, in den tijd toen Bismarck nog gezant en dus onberoemd was, in haar geboorteplaats de Maagd van Orleans gespeeld Dit f ei t schijnt te wonderbaarlijker; als men weet, dat dezelfde dame thans nog, in het tastbare heden, nu en dan ala Julia optreedt, waar b de vloer van het tooneel onder 'c gewicht van haar tweehonderd vijftig pond altijd bedenkelijk kraakt, zoodat u de vrees bekruipt, ket geheele klassiek» Verona, met inbegrip van de vijandige familiw naar den kelder te zien verhuizen. Dat onder deze omstandigheden mü'n intiem" gesprek met die dame niet van iyrischen aard was, zal men wel willen gelooven. Ik had haar eenvoudig iets te vragen roode partijgangers van de zijde van Utrecht komende, mede de blauwen aanvallen. Men behoeft wel niet veel voorstelliugsvermogen te hebben om hier het oorlogsgeval belichaamd te zien, dat een vreemd leger (hetzij dan Fransch, Eagelsch of gecombineerd) bij Vlissingen is geland, dwars door Brabant heen naar Duitschland oprukt, terwijl het Hollacdscbe leger ten Noorden van de groote rivieren gestationneerd zijnde, deze vijandelijke macht tracht in de flank te grijpan of hare verbindings lijnen tracht te bedreigen. Daardoor is de vijandelijke macht gedwongen een deel van haar kracht ('. c. de blauwe partij) af te zonderen, dat tegen de Holiandsche troepen optreedt. Dat bij de manoeuvres de roode partij verondersteld wordt uit het Oosten gekomen te zijn, wij^t erop, dat mon rekent op verbinding met het Oosten i. c. Duitsch land; in oorlogstijd is het n. 1. zeer wel mogelijk dat het Nederlandsche leger op de Velu we is geconcentreerd en coatact houdt met Duitsche troepen nabij onze grenzen. Voor evenvermelde voorstelling pleit nog het feit, dat men alle beschikbare vliegmachines heeft ingedeeld bij de blauwe partij; het is beken i, dat het Fransche leger over tal van vliegeniers beschikt, terwijl de Nederland sche arme? er geene telt. De thans gebruikte vliegtoestellen zijn geleende en in oorlogstijd zal ons leger niet over eigen, hoogstens cok over geleende toestellen kunnen beschikken daarom is het verklaarbaar, dat men thans bij de rooden geen vliegeniers heeft ingedeeld. Men mag uit de onderstelling, die aan een legermanoeuvre ten grondslag ligt, geen bewijzen putten voor de politieke houding van een land, doch het is zeker merkwaardig, dat zoowel deze onderstelling, als de nieuwe vredesdislocatie onzer troepen wijst opeen front maken naar het Zuiden en Westen. II. E. Ter gelegenheid van bet congres der Corda Fratres. September 1911. Het komt mij voor, dat deze Interna tionale Bond van .Studenten meer aandacht verdient in ons land zoowol aan de Uni versiteiten als daar buiten dan zij op 't oogenblik geniet, en, waar wij, Hollanders, in de laatste jiren meeren meereen goeden naam krijgen door do gastvrijheid, die wij aan internationale bijeenkomsten bieden, zou het m.i. jammer wdzeu, indien door gebrek aan belangstelling, Holland niet meer ging participeeren aaa de Corda Fratree. Tot nu toe hebben in verschillende landen vorsten, staatslieden, mannen der watenschap hunne ^ympathie m woord en daad aan deze associatie betoond, en hè; ware wenschelijk, dat ook bjj ons het acadëmieleven zich ciet beperkte tot da plaat selijke universiteit. Er heerscht aan onze hoogescholen op het oogeublik geen bizondere zucht zich verder of in andere richting te ontwikkelen dan de examens strikt vereischen: weinigen stellen belang in littera tuur en kuist; de studie der klassieken is schromelijk verwaarloosd; evenmin kan men zeggen, dat velen uitmunten in spelen die het lichaam ontwikkelen. Maar Uton wij het bekennen: het meerendeel brengt den tijd zoek met geestdoodende vermaken, die meer passen aan de wanhopige be zoekers eener platteland s sociëteit dan aan eene jeugd, die met krachtige idealen moest bezield zijn en dia het zelfb wustzijn had van eigen kunnen. Het kan daarom niet anders dan nuttig zijn, wanneer onze stu denten en vooral de jongeren, met hunne makkers uit alle deelen der wereld samen komen en kennis nemen van de stroomingen elders, vergelijken met de toestanden tehuis, het goede overnemen en verspreiden in eigen kring, hoe klein ook. Het lag in den aard der zaak, dat, waar in onze tijden het internationale verkeer in alle opzichten levendiger werd, ook hier en daar de gedachte geboren werd of ook niet tusschen de verschillende universiteiten, daar men toch allen een gemeenschappelijk doel heefr, meer contact moest bestaan. Hoe aangenaam is het niet, wanneer men als student in den vreemde reist, gastvrij heid te genieten bij studiegenooten; hoe nuttig is het niet bij studie in het buitenlani belangelooze hulp te'vinden bij col lega's; welk een geluk ten slotte vreem delingen in eigen land te ontvangen en bij te staan in hetgeen zij er zoeken. Reeds besproken op een Congres te Parijs in 1889, herhaald te Gent in 1891, te Debreczen in 1895, was het aan het initiatief van den student E. Uiglio-Tos, toenmaals president van de Ass. Univ. Torinese te danken, dat deze gedachte werkelijkheid werd, zoodat 13 November 1898 te Turijn bij de samenkomst van zeven naties de Federatie Corda Fratres werd opgericht, de statuten werden vastgesteld en 15 No over mijn overgrootmoeder, mat wie zij ia den grijten voortijd had schoolgegaan. De wereld, die ons had zien promeaeeren, dac'it er echter Goi west wafc van, en hield mij vaa dat uur af voor den inTloedryksten min bij onze schouwburg directie. En aangezien tegenwoordig iedereen tooneelatukken schrijf c, kreeg ik van iedereen een hoop manuscripten toegezonden, met het verzoek er bij, mijn invloed aan te wenden om deze stukken aangenomen, opgeyoerd en natuurlijk met flinke tantièmes gehonoreerd te krijgen. Ik verzonk letterlijk in een stortvloed van inheemse ie dramatische kaast. Elke post bracht pakketten met vijf bednjvigen inhoud en briefen, waarin ik als de Mentor dar tooneelspeelkunst werd aangesproken en verzocht werd bijgaand meesterwerk te introduceeren. In den eersten tijd was ik zoo consciëntieus die Stukken ta lezen en na ean moeielijken strijd tegen mijn afkeer van al die prullaria, ze den auteurs met ean vriendelijk woordje terug te zenden. Liter bepaalde ik mij tot de terugzending zouder meer, natuurlijk ongelezen; want op den duur wa? mijn organisme tegen die aanvallen niet bestand. Eindelijk schaf.e ik mij een reuzen-papier mand aan, en liet daaria alle ingekomen meesterwerken als in een gemeenschappelijk graf nederdalen. Wettelijk en ook uit een humaan oogpunt was dit misschien niet heel coirect, maar ik zou wel eens iemand van bloed e,n senuwen willen zien, die in mijn geval anders gehandeld hal. vember 1898 de jonge vereeniging werd geproclameerd op het Forum Romanum bij den zuil Paocus Zij stelde zich ten doel: zich bezig te houden met vragen yan algemeen belang voor studenten, mat uitzondering van gods dienstige en politieke kwesties; hare leden van alle mogelijke iatellectueele en materieele voordeejen te voorzien; studiereizen en oponthoud in den vreemde gemakkelijk te maken; in te stellen vacantie-leergangen; te bevorderen de sport onder hare leden, Hoe snel de nobele idee der Italianen zich verspreidde, bewijst het schitterend congres te Parijs in 1900 waar 24 naties vertegenwoordigd waren en waar de re geering bizonder van hare instemmiog blijk gaf. Maar niet alleen ia feestelijke con gressen en bang'iets bestond het werken der Corda Fratres. Zoo had in 1904 een groote emigratie plaats uit Rusland naar vreemde universiteiten. Het bureau in Itali stelde zich in correspondentie met de Rus sische belanghebbenden, vroeg gehoor bij de Italiaansche autoriteiten en wist zoo doende den uitgewekenen den toegang aan de universiteiten in Italiëgemakkelijk te maken. Een van de schoonste momenten echter uit de nog jonge geschiedenis der C.F. schijnt mij wat zij verrichtte in Dacember 1908 toan de gansche werel l getroffen werd door de ramp Calabric-Sicilië; Corda Fratres deed er haar plicht. Na zich gewend te hebben tot het Ministerie vanBinnenlandscheziken, formeerde zij oogenblikkelijk verschillende grospen studenten. Drie groepen, ieder groot honderd man, werden de «en na de ander door bemiddeling van het Consulaat te Napels naar de plaats der ellende gezoaden. Op te merken valt,dat daaronder vele damesstudenten en ook vele Russen waren, die alius hun erkentelijkheid aan Italiëkonden betuigen. Andere compagniën volgden ea de Corda Fratres werkte onvermoeid tusschen de rookende puinhoopen vóórdat eenig andere hulp ter plaats3 was aangekomen. Niets Echooners denkbaar dau wanneer de jaugd der universiteiten hare wetenschap weet aan te wenden ten behoeve derongelukkigen en wanneer zij hare joage kracht wijdt aan de verlichting vaa smart en ellende. Zoo vertrouw ik, dat de Corda Fratres nog veel schoons zal doen in de toekomst in alla deelen der wereld. Tot 't programma behoort ook het bevor deren van den vrede en vooral door middel van arbitrage, zoodat 't geenszias de be doeling is eisen ratio mliteit te vergeten ter wille vaa een droom. Dit doel te benaderen was de voorwaarde, waaronder in 1909 de Ass. of Cjsmopolitan Clubs, tellende naar ik meen 25000 leden, bijtrad. 0,j het laatste Congres te Kome 1911 kwam tot stand do oprichting van een laternatijnaa l Atheneum te Rome, Turijn en Florence, waar gedurende de vakantie de l den zich kunnen ontwikkelen ia de lia'iaaoscbe kunstgeschiedenis, een plan vo.Tijesteld en uitgewerkt door prof, dr. E. Gigüo-Tos. Persoonlijk had ik het ge noegen in te stellen twee tweej*arlyk*che prijzen voor hem, die in de Fransohe taal het beste werk in wetenschap of litteratuur inzendt. Mij dunkt de werkzaamheden der C. F. zijn talrijk en aan het nut van deze Ver eeniging zal niemand twijfelen. Moge aan onze Uuirersiteiten in over eenstemming met da hoogleeraren maat regelen genomen worden, dat Holland inaer metterdaad gaat deelnemen aan deze be langrijke instelling. Mr. C. L. TORLEY D t'WEL, Monte-Cassino, Saptember 1911. 4441111111444144444141414414444414144444114111414» Var van de Menschen, door JOSEF Cortmx Amsterdam. Van Holkemi en Warendorf. 1911. Het is op zichzelf niet onbegrijpelijk, :o iemand de wereld nu eens niet realistisch" wil aanzien, a's hij genoeg heeft van Kleinmalere;", en tan tranches da vie" oftewel stukken werkelijkheid: niet gediend is Het is opzichzelf niet onbegrijpelijk, als hij al zoodanige beschonwings- en uitiogswijsen niet wil, indien hij inderdaad niet andere of maer dan hun opper vlakkigheid bedoelt, als hij ze niet anders dan opper vlakkig begrijpt. Dan zal hij allicht begeeran het leren minder houten-po lepel-acUtig op te scheppen en gaarne toege/en aaa a', wat in hem niet redelijk, niet nuchter, ni;t COESJquent, niet gewoon, niet bepaald i?. En hij zal geneigd zijn ook de vaag?te aanvoelingen, de flauwst bewuste ontroeringen, vreezen, Zoover was ik in mijn dramatisch ontwikke'ingjproces gekomen, t03n op een goeden dag een mjuheer verscheen, die mij driegend wensc'its te spreken en zich absoluu: kiet liet afwijzen. HU had een eigen aardig gevormd pakj-i onder di?n arm; ik wiüt dus, waaraan ik rnft te houden had. Wat wensen! u ? vroeg ik den bezoeker, zonder eanig Bpoor van vriendelijkheid. Uwe protec is l antwoordde die mijn heer, die een zonderling breeibsenigen wag gel enden gang had. Waardoor hebt u mijn protectie noodig? vroeg ik eea'gsains forsch. Voor mijn drama. U ashryft drama's? vroeg of zei ik, op een toon van oprecht gemeande veront waardiging. Wiu achnjft tegenwoordig geen drama's? vroeg de onbekende, sluw glimlachend. Werkelijk, dal was zoo. Daar viel niets tegen te zeggen. Excuseer mij, mag ik weten, welke positie of betrekking u bekleedt in 'c bur gerlijk leven ? vorschte ik. Sjheepskapitein ! (A.h, zoo! Sehaepskapitein. Vandaar zeker die waggelende gang). Prachtig! zei ik. U maakt als scheepskapitein drama's. Hebt u wel eens gehoord, dit dichter» sc'aepen o?er den oceaan brachten ? Neen, Maar da'; is niet laders wark. Daar moet ge verstand van hebben. Ea voor \ schrijven van tooneelstukken? vermoedens, voldoeningen gehoor te verleenen, zich zei f j bijzonder toeleggen op den kweek van ongewone gevoelens, onverschillig wat hun herkomst zij. Al langs zullen dan zeer verschillende zaken : b.v. een wat vreemd gevormd gebruiksvoorwerp, een ongewoon woord, toümi^e geluiden in den avond, de glans van oogen, een grillig geplooid gordijn hem ontroeren gaan bovenmate en hem, zoo hy van den vasten grond der gewone verstands waardeering definitief losraakt, ttapalgek maken op den duur. Maar eer het zoover is, kan hij, als orerigens de andere voorwaarden van plastisch ver mogen en taaitechniek aauweüg zijn, zich een poos een dichter betoond hebben van ssnsiüeve iyriet, een jpenbaarder van vreemde nieuwe werelden aan hen (er zijn er n'iet zoo hél vee)) die daarnaar begeerig mochten zijo. Dit alles ten be wij se dat aaukornen de gekken en dichtere abnormale menïchen zijn, niet waar? Want de normale is die beschouwings wijze der dingen, waarbij men kalm blijft, j list ornaat men haar bij de meeaiea sijnar buren ea kennissen terugvindt, als een zich tamelijk gelijkblijvende verhouding van ge voel en redeneering . . . die ook nieti acders uormaals>" bezit dan dat zij, in eea gegeten tijd, bij de meeste meuschen van een land oage?eer dezelfde K Ei overigens is zij een gewone", dus on-füssche, een door het ver stand vastgelegde verhouding van ons zelf tot da dingen, waarbij OBZB zintuigen opdenduur con- actief mogan blijver. Dichters evenwel plegen zich niet te storen aan dat Gima'Sregal" van het verstand en behouden hun ontvarjkalijkhfcid van zien en hooren en voelen en... ve. slijten, zoo z$ niet gek worden, daardoor veel spoediger dan andere menschen, die hun satsatieg afdempen" met gewoonte en redeneering. Het is echter niet te ontkennen, dat zulke lieden als de pcë;en en ter onzer be schaming ook de gekken dikwijls meer van de oneindige wereld ontdekken dan ons, brave liéj, tusschen effecten e& krenten ge gund H. . . Zg nu, die er, meer of min bewust, voor zorgen met hun oa&eirone aandoeningen toc!i nooit geheel van den bodem des nach turen v.jrstands wegraken, zou ik romant ei wi len heeten, al.i teeken hunner on'oetwijfelbare balfilachtigheid.. Schu'falend tel kens een voe'js verder, durven zij toe'a zich niet geheel aaa de wil iwoelende golven der sansaiie oyeriteven. Of wil mea liever be weren, dat zij het n'et kuuEen ? Dut hun anderszijn en andars-zien eer eeaparti-pris, eea verstandelijke badoelitnj! schijnt, dan een huns ondanks meegesleept worden? Misschien betadertdsrralaa'ste beschouwing nog het ratest het eigenaardig karakter dier ongelukkige half^a'.uren, die ie gevoelig zyn oa verstandig, maar toch eigealijïte nuchter om gevoelig te zijn. E^n ruafsa manschen bevinden zich in dezen geestestoestand, die wat beter dan burgerlijk nuchter kan heeten, docli nog in de verta niet op poëtische ontrosricg gelijkt ea in kuast toch maar pover re-m'taat gi:ef'. Mij dunkt het dikke boek van den heer Jo;ef Ojhen is er een zuiver bewijs van. De se brij ver, v.ci innig be vust, dat van de nuchtere r^de hisr niets te hopen valt, haast zich al op bl?. 4 de logica af te zweren. . . . 1y dacht aan de jaren, dat hij naast haar had gewerkt, en aan de gedachten, die hij in al die j uen had gedroomd. De heide is eenzaa-n en alleenzijn vrouw en hij (tonden in de eenzaamheid en werkter. Ze hadden niet met eikander gesproken, maar met elkander gedacht. Ea z~o had de vrouw a's een vreemde openbaring langzamerhand baar liefde voor den man na<ijt haar begrepen." Dit soo," door mij gecursiveerd, duidt de plaats aan waar een kleine logische moord geschiedt ten bate van een s Dort droomige stemmingsniuzieJr. Het gansche boek door zal men van die "loo's" aantreffen, een mystiek gevoelsverband leggend, waar het verstand er waar achtig geen vinden kan. Wat men vervolgeus opmerkt is, hoe de schrijver, voor de vage aandoeningen, die in zi;n ziel als nevels voorbij glijden, geen gely k waardige, preciese uitdrukking kunnende vinden, nu maar zoo loa met woorden de wereld ingooit, in de hoop wel ergens raak te treffjn. Oe heide heeft op hen, die er geboren zijn, de angst wekkende aantrekkingskracht van mystiek en mysterie; ze is zoo oneindig, dat men ia liaar oneindigheid begint te galooven." O/: Oe Strie-boerderij, op de een zame helde, fluisttrde naar buiten geheim zinnig esn tragedie. ..." Verder is hij geenszins vrars van het dier baar- senten tieuse, dat heimelijk onzin, ie: . . . Want het was niet alleen d» glimlaeb van een doode vrouw,, die een eenzamen man en een jong kind ia het leven achter laat ( nerk op, die glimlach was het niet l F. C ) het was de glimlach van «ea doode vrouw, die baar leed had verborgen. Er is gén glimlach, dia een dood gazicht droeviger kan doen lijdsn." Hier is nog zoa'n kleinigheidje, geschikt Allctn ma ir vrijen trjd. A-jcoord. Maar hos komt u, als scheepskapitein ran dea vareischten vrijen tijd? Dat zal ik u zeggen. Mijn eehip had op zijn laatste reis vaa Amerika een geducht lek gekregen. Weet u, soms word ik op de kommaadobrng door een soort van dich terlijke verstrooidheid aangetast. Ik peins O7er het laven en de schoonheden der we reld, en bij aoo'n gelegenheid liet ik mijn schip een wending naar links in plaats van naar rechts maken, ea daar had je een lek. Met ongoloofljke inspanning gelukte het ons nog een ba yen te bereiken. Toen hebben wy drie maanden moeten dokken. En wat zeiden uw reeders daar?an? orce majeurel Maar wij waren goed geassureerd. Da schade werd ruim gedekt. En in die drie maanden van gedwongen vacart e. ... Is De Wraak van Neptunm ontstaan, lyrisc'i drama in vijf bedrijven en een voorspel. Ah ! En wit most ik nu met de wraak van Naptunus doen? Wel, natuurlijk, in onzen schouwburg laten op zoerea. U is de meest invloed rijke . . . ecz. Da dichterlijke kapitein lei het pakket op mijn tafel en zei, dat hij zich veroorloven zou, ovar een paar dagen terug te komen. Daarop laveerde hij naar bakboord, waggelde dfl daur uit en liet mij met de wraak van Nsptunus alleen. Is nam het pakje, en liet het plachtig nederdalen in de diepste diepte voor j on ge-dames-albu mi, overstroomingsfeestuitgaven en Echenrkalenders. Hij kende de eenzaamheid, die hem omknelde, de eenzaamheid van een menech, die alleen in een stormnacht op een donkere vlakte zijn vriend heeft verloren." Na is dat ongetwijfeld erg, maar denk eens aan de eenzaamheid van een menach, die alleen in een stormnacht op een donkere vlakte" zijn porte-monnaie met ze 7en gulden rij f ui ig zijn gansche bezitting misschien heef c verloren l... Vaak ook geeft de heer Cahen het po tischstemmende toch maar liever in den ouden, beproefden vorm der meer Romantische dwaasheid, als goede, oude wijn, die vanzelf naar den ouden zak verlangt. Ziehier zulk een af zakkertje. In haar oogen glansde het als g'oed van het heide/aur, dat verteren wil". Blijkbaar in tegenstelling tot andere vurer>. die geens zins op consumptie gesteld schijnen. Op zijn best ia het boek, deze overigens duldeloos langademige boerangeschiedenis, als het beschrijving geeft en nie5 dooislaat: Het was een stille avond.... Da wijde heide lag vredig voo: hem. Alleen kleine, lichte wolbj >s vcderden aan den blanken hemel. Een sülle zachte wind zoelde en golfde even over de knikkende dopjes van de erica ; vage geuren van t hij m mengelden zich in de prikkelde zomeravond-heidelucht; een late vogel zong verre." Dit is lief en niet onzu'.ver. D jeh het kan hij dezen auteur juist e?engoed mis gaan. B j voorbeeld: Blank droimde de zomarlucht over de heide, en in deze oneindige blankheid, diep van licht, stroomde de schittering van sterren. Vaag-witte zomeravondnevel iluierdc, tot ver golvend, den onbewogen nacht." DJ cursief gedrukte woorden zijn de spel brekers hier. Dtoomende zomerlncht en on eindige blankheid kan men heden ten dage kapitale banaliteiten noemen, maar een schit tering die stroomt, ii, evenals iets dat tegelijk sluiert en golft, bepaa'd onvoegzaam als ijdel gesnap. Trouwene, deze zelfde auteur gewaagt, alsof 't zoo behoort, evengoed van een nameloozen angst" als van tornen" aan iemands eenzaamheid". Ziedaar dan de onderdeelea van het ge wrocht. Deszelfs geheel is niet beter. D>it babbel-verhaal over het historisch en geheimzipnig boerengeslacht der Strie's is eindeloos (als de hei!*) en even mystiek (éa mysterie) als een poppenkast. Er zit werkelijk niets achter dan een hand en een pen Dat een zaam boerenleven niets burger l ij ks heeft, dat er, zoo ergenp, op het laad nog streng statige monumentale gehoon beid en stijl vanleven moet te vindea zijn, en dat zulk Ie yen gaat, niat door individueel logische Over wegingen en ba wasten wil, maar door algeme-ne impulsen, instinctieve drijf krachten of simpel dlerlijken hartstocht... wij wisten hat lang vóór dezen. M sar dit geef; een tchrij rer no^ geans ans het recht nu ook alle psychologie zijner per sonen overboord te zetten en ons plomp verloren te stellen voor de fsiten ... die dan toch vaa zijn eigen maaksel zijn. Op deza wyae: Za sloeg baar armen om ham heen en kuatte hen?.. H\j kon zich niet verweren, n kort oogenblik, tsgen haar ongebreidelde macht vaa schoonheid. Duizelig wilde hij zeggen, dat hem al'es goed was, wat ze ook maar besliste. Ze wiet in die lange seconde (!) dat bij dat dacht. Haar mond drong zich op den zijnen en hij dronk heimwee en de bevrediging er van tegelijk met gretige teu gen. Toen verloor ze haar invloed. Trotsch stootte hij haar van zich af." Tosn verloor ze haar invload?... Hoe ging dat zoo ineens en op zulk een hachelijk oogenblik ? De omstandigheden, zal ik maar zeggen, waren er inderdaad niet naar, om de dame 200 pardoes haar invloed te doen verliezen en wij worden opstandig tegen een auteur, die ons hier geen mertóchelijke nood zakelijkheid, maar sleefats persoonlijken wille keur weet t» doen voelen. Zoo blijven al zijn personages ijdele woor den, schier onzichtbare vertooningen, die ons niet interesseerere, hetzij de Gelde-sche achterhoek hun tot woning strekt of het volkrijk Amsterdam. Er ia zelden eenig? werkelijk heid, van emotioncelen aard ia verbeeld. Daarentegen reit de e c hr ij ver onvermoeid zijn tooaeelij es aaneen; goeda en slechts, typi sche of volmaakt onbeduidende, 318 dichtgedrukte bladzijden lang, tot wij eindelijk alles weten en »?,ij elkaar krijgen," naar oudbeproefden trant. Hannes Slrie weten we dan heeft zijn leven en eer verspeeld door zijn zwak heid tegeno/er booze" vronwenoogen. Hij raakt aan den drank en ten laatste in de Wet erin g. Maar Peter Strie, zijn zoon, schoon ook zeer zwak tegen de verleiding der vrouw en ver weg aan den laagstea AmsterdanHchen wal, bouwt ay'n eer weer op" en is opnieuw een geacht man, een vermaardheid E\jner streek. Want de 8trie's, die droomende denkeró" waren ook dichters, met vele oorspronkelijke van m'j n reuzenmand, waarmee ik de zaak ala afeeloopen beschojwde. Doch reeds na drie dagen kwam mijn kapitein weer aanzeilen, niet een vaart, alsof hy een vrijbuiter in 't vizier had, dien hij in den grond wou boren. Mijnheer! De situatie is geheel ver anderd Ik moet vandaag nog weg met een lading dynamiet voor Midden-Amerika. Ik sprong verschrikt op. Wat? Met dynamiet? U hebt toch, hoop ik, geen monsters bij u Neen, wees gerust. Het dynamiet ligi: goed en wel in de krnitkamer. Maar de reis zal minstens zes maanden duren. IK wensch u goed succes! Ik dank u Maar De Wraak vaa Neptunus.... Neptunus, zei ik, is een goode god. Waarom zon die zich willen wreken ? U hebt hem toch niet beleedigd ? U begrijpt mij niet. ik bedoel mijn stuk, het lyrisch drama. (lc'-i ja, daar dacht ik niet aan). En... wat zou dat dan ? vroeg ik, slecht gehumeurd. Ik zou u willen verzoeken, het stuk niet te laten opvoereu. Dat wag iets nieuws! Om een nejratieven dienst had nog geen dichter mij ge vraagd. Zoo, zei ik, Niet laten opvoeren. Nu, stel ik gerust. Ik zaïaïmijn welsprekendheid aanwenden, om de Directie van de opvoering terug te houden, wat mij. door mijn iütieaie

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl