Historisch Archief 1877-1940
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Na. 1790
Gaarne -wil ik op den voorgrond stellen,
dat het niet-afnemen \«n mijn hoofddeksel
tijdens het spelen van het Wilhelmus ab
soluut niet demonstratief geichiedde. Ik
heb allerminst een demonstratieve natuur
en ten zelfs wars -van grootdoenerij en
aansteller^. Het ging hier dan ook geenszins
om een demonstratie, maar om een uiting
van mijn persoonlijkheid.
In mij is iets, dat zich nadrukkelijk verzet
tegan alles wat louter vorm zonder ionoud
is. Zoo heb ik nimmer kunnen meedoen
aan het feliciteeren bij verjaar-,
nieuwjaarsen huwelijkafeestdagen, want bij die gele
genheden worden woorden zonder gevoelde
gedachten klakkeloos maar uitgesproken.
Ik kan niet onder zijn geweest dan 6 of 7
jaar, toen ik mijn ouders op nieuwjaar niet
wilde gelukwenscher, of liever niet kon
gelukwenscheo. Ondanks veel onaange
naams, dot -er het gevolg van was, deed ik
het niet, ofschoon ik er zelf verdriet van
had en niet kon zeggen, waarom ik dat
niet deed. Op lateren leeftijd heb ik nooit
?meer ouders of vrienden op nieuwjaar of
verjaarsdagen gefeliciteerd. Toch was dit
geenrams onverschilligheid, want dagen te
_ voren zag ik reeds tegen het oogenblik op,
' dat ik den gelukkige onder de oogen zou
komen zonder den gebruikelyken wensch.
Ik leed onder dit alles misschien meer dan
zij, die zich door mijn doen gekrenkt voelden.
' I>3 eenige psychologische verklaring, die
"hiervoor ta vinden is, is deze, dat ik mij
niet verlagen kan tot het gebruiken van
basale woorden, die veel te ver afstaan van
de woorden, die ik voor mijn ie uiten ge
voel niet vinden kan. Ea enkel vorm vind
ik iets afschuwelijks. Nooit heb ik ook na
.mgn kinderjaren oranje'gedragen of mijn
thjoofd ontbloot, wanneer ons volkslied ge
zongen of gespeeld werd- Ook dit is louter
tot vorm geworden, en als ik eerlijk wil zijn
tegenover me-zelf «n anderen, dan mag ik
geen dingen doen, die ik niet verantwoor
den en voor mijn rekening nemen kan.
.Dit nu en dit alleen, is de oorzaak, dat
ik op 31 Augustus j l. het feit pleegde, dat
in Uw oogen strafschuldig was. Ik deed dit
geenszins met genoegen, ik was zelfs bevreesd
voor een komend conflict en probeerde al
het mogelijke, dit conflict te vermijden.
Eerst heb ik getracht, myn jaarlijksch verlof
omstreeks 31 Augustus te krijgen, hetgeen
niet kon worden toegestaan. Toen beproefde
ik, een vrijen dag te erlangen, om toch
vooral maar niet voor de noodzakelijkheid
te worden geplaatst, dingen te moeten doen,
waartegen mijn natuur zich verzet, en die
ik eerlijkheidshalve uit vrijen wil niet mag
doen. Het geheele personeel moest evenwel
dien dag dienst doen. En ten leste heb ik
dien. dog blootshoofds in de inrichting
geloopen, om het feit, dat ik gepleegd heb,
te kunnen ontgaan.
Het gaan naar buiten dwong mij, de pet
op te zetten, en toen het onvermijdelijke
oogenblik kwam, heb ik mij aooveel mogelijk
op den achtergrond, achter de jongens
geplaatst.
N« deze toelicht ie g zal het zeker duidelijk
lijn, dat ik geenszins een demonstratie
bedoeld heb, maar een eerlijkheid betracht
heb, die ik aan mezelf en ook aan anderen
verschuldigd ban. Ook nu nog is het mij
nist mogelijk, de volvoerde daad als straf
waard i g te zien. In mijn eigen consciëntie
ben ik volkomen onschuldig.
Dat ik geenszins een demonstratie be
doelde, blijkt verder wel uit het feit, dat
ik de jongens heb geholpen bij het oplaten
van >hnn vliegers en dat ik een portret van
de koningin voor hen heb medegebracht
tot versiering van de verblijfzaal. Vroeger,
op den Kruisberg, heb ik steeds meege
holpen aan de feesten op koninginnedag.
Niet vanwege den gewichtigen dag, maar
omdat ik den jongens gaarne een genoegen
deed, waarbij de dag of de aanleiding mij
onverschillig liet.
Heb ik aldus voor mij-zelf de overtuiging,
dat ik als mensch me niet misdroeg, ook
als ambtenaar meen ik niets misdaan te
T£RRH PiRIT UIL M PERITURUM
DOOR
MIXCA VERSIER?BOSCH KEITZ.
Voor F. de Sinclair.
(Slot.)
Maar op sekeren dag veischeen een nieuwe
lot in de Pappelsohe domeiner. Louise had
hem teerst opgemerkt toen hij lang, mager
«n correct langs de rhabarber en 't
tuinengeltje dwaalde.
Dien dag hingen al de tullen papavers
weeT Blrjidicnt gatiokken, loerden de drie
snaters, langs meeldraden en bloematengels
om beurten of in trio naar de faits et geate»
van den nieuwen aankomeling.
Je mag zeggen wat je wil," zei Fine,
maar zooals wij EOU met ze zijn, vind ik
't niks aardig om daar niemendal van te
vertellen... zoo iets komt toch maar niet
zoo onverwacht." .
Nou je 'c aegf"... zei Bertha, heb ik
Geert gisteren d'r stofdoek zien uitslaan uit
't raam van 't tusaehenkamerije boven...
en... gut ja... daar zijn ook Echoone gor
dijnen opgehangen ... das ... onverwacht
is-ie óók niet gekomen.''
Wie zou 't zijn?" peinsde Louise.
Ze kielden zich dien dag met ostentatie
op een afstand, vertoonden zich riet, noch
in haar tuin, noch in dien van de Peppele.
Ze wilden bewpan, in 't oo^loopend be
wijzen, dat ze' gefroissterd warep, en zelfs
tcea zij de twee freules naar de communicatie
zagen komen, tcaoten de drie zusters van
n gedachte vervuld, naar boven; en toen
ze, och de Peppels en Dolce-far-niente waren
n huisgezin, toen ze de stemmen der beide
meisjes reed» binnenshuis, naderbij hoorden
komen, vlogen, met een gedempt be-Ièt"
in de richting van Daatje en haar keuken,
de drie bedaagde dames nog hooger, 't vuile
waschzoldertje op, waar ze de grendel op de
deur schoven en 'H onplezierig kwarher
doorbrachten.
'Maar '? avond» kwam Hermme Baar aue
drie halen, stapten ze alweer
verzoeningsgeneigd mee, en enkele uren later waren
zij 't roerend eens dat de nieuwe logé, in
a'n soort een even poote aanwinst was als
de beide meisjes, de freules van Ksdichem.
Na dien dag verdeelden ze haar sym
pathie volkoxoen onpartijdig tuauhen de drie
hebben, daar ik geen enkel bevel tegen
streefde. Ware mij bevolen, de pet af te
nemen onder het spelen van het Wilhelmus,
dan zou ik zeker, mgn eed getrouw, dit
bevel hebben gehoorzaamd. Door dit bevel
ioch zou ik zelf niet de verantwoordelijkheid
van mijn doen hebben gedragen. Nu ik op
minder aangename wijze ervaren heb, dat
een dergelijk doen van müwordt verlangd,
wil ik dit gaarne voor het vervolg als een
opgedragen last beschouwen, dien ik als
ambtenaar heb uit te voeren. Ik sta op het
standpunt, dat het Overheidsgezag geëer
biedigd moet worden zoolang het niet strijdt
met het Goddelijk gezag.
Achteraf moet ik bekennen, dat er
paedagogisch in mijn doen iets te misprijzen
valt. Jongens van hoogstens H jaar, die
mogelijk mijn houding hebben opgemerkt,
kuncen die met hun begripsvermogen ver
keerd beoordeeld hebben, wat mij als op
voeder werkelijk ten zeerste zou spijten.
Maar nog onpaedagogiacher moet het toch
geacht worden, eigen persoonlijkheid te on
derdrukken en slaaf te maken van banale
gewoonten ter wille van den uiterlijken
schijn.
Vijf jtar lang deed ik als ambtenaar mijn
plicht, en ik hoop dien te blijven doen, en
buiten het feit, dat zoo veroordeeld wordt,
heb ik nooit opgemerkt dat mijn superieuren
niet tevreden over mijn optreden zouden
zijn. En wanneer ik dan weer overdenk de
zware mij opgelegde straf: geschorst voor
14 dagen met inhouding van traktement,
hetgeen beteekent met vrouw en kinderen
twee weken broodelooa zijn, of leven ten
koste van anderen, dan komt telkens de
vraag op: ben ik waarlijk schuldig? Eea
vraag, die, naar ik hoop, thans door U met
mij ontkennend zal worden beantwoord.
Ook al spijt het my, dat mijn doen een
verkeerden indruk heeft gewekt, en al
wilde ik gaarne, dat er van een conflict
geen sprake was geweest, ik kan mijzelf
niet als strafschuldig zier. De daad, in de
gegeven omstandigheden, kaa door müniet
worden veroordeeld^
Gaarne wil ik al het mogelijke doer, mij
als een goed ambtenaar te gedragen, maar
zeer zou het mij leed doen, warnaer werd
verlangd, dat ik dat doen moet ten koste
van mijn persoonlijkheid. Deze toch moet
m. i. bij den opvoeder zeker niet worden
onderdrukt: Worden evenwel daden van
mij verlangd, dan wenschte ik gaarne, dat
mij met lastge vingen of bevelen werd tege
moetgekomen.
Ten slotte wilde ik het verzoek doen, dat
de mij opgelegde straf worde ingetrokken.
In het voorgaande is de motiveering voor
dit verzoek uitvoerig gegeven.
Met verschuldigde hoogachting,
Uw dw.
(get) C. SciiiuEL.
Aan de publieke opinie vraag ik: welk
antwoord past op een dergelijk schrijven,
een schrijven zóó waardig, als de superieuren
van den heer Sahriel zeker niet hebben
verdiend ?
Maar aan de publieke opinie antwoord
ik: dit schrijven werd gevolgd door de
aanzegging van den directeur, dat Sehriel
vóór 16 Octpber a.s. ontslag moest vragen.
want dat hij het anders vóór l November
1911 krijgt.
't Is wel een heel nuchtere geschiedenis,
die ik hier voor het voetlicht heb gesleept.
Maar een geschiedenis, die in al haar nuch
terheid schreeuwt om recht.
Is het mogelijk, dat zooiets kan voorvallen
in ons vrije Nederland, waar, ja het vlijmend
mes van den honger vaak een wapen is in
de hand van geldmannen, die geen arbei
der?, maar slaven tot hun dienst verlangen,
maar waar de Overheid toch maar niet
ALLES doen kan ?
G., 6-10-'lI. DAAN VAN DEK ZEE.
tfftiiiiiiiiiiiiiiimitiiittMtiitiiiimiiMiiiimihiHHiMimiMiiimtmiimmui
logeergaetan ^an de Peppals; wel waren de
frealetjes lacheriger dan ooit, begrepen de
drie zusters niet altijd de pointe van haar
onderlinge grapjes, maar dan vormde weer
de ernst van den correeten lof.«, die student
in de dooie talen was, een aangenaam tegen
wicht voor. de door zooveel lichtzinnigheid
eenigzins uit naar qaiübre geschoten, be
daagde dames.
't Was werke'^k een alleraardigst
jongmenecb, wat stijf j es, wat ingetogen, maar dat
bracht bepaald zijn studie mee, en de onder
linge verhouding tuaschen de twee
viliagesinnen liet niets te wensehec orer.
Totdat op een Enikwarmen middag, terwijl
Fine en B?rtha 't prieel en Loaisa de
hangmat bawoon lea, haar nieuwsgierigheid
gebekt en dientengeyolga haar rust
ganschelijk verstoord werd door do komst ran
een rrjtui? voor 't hek van de Peppels; en
weinige uren later wisten de drie zusters, die
een argeloos buurbezbekje waren gaan brengen,
dat de Peppels zog een lo^és ry'ker was
geworden.
Lieve hemel, waar laten ze de mensehen,'
zei Bartha bij haar terugkomst, 't is 'och
wel 'n beetje blaf om : 66 >reel kannissen tege
lijk te logeeren te vragen."
Och," aei Fine, als ja vél conversatie
hert, dan is 't moeielijk om de n ta vragen
en de andere te weigeren.... je ka a ze toch
zoo maar niet voor 't hoofd atooten... enne...
't Gooi trekt altijd"...
Ze wandelen in den tuin," zei Louige
wetenstegeerig loerend iangs de internatio
nale cuiioaa in 't serretie, naar den optocht
langs de Pefpelsehe '-uinpaden, rne?rouw
Tuythoora met de aisn^o Icgée voorop,
een der freale'jes met de cloode ta'eii" er
achter. Ze bieren bij aües stüataan, mevrou v
vertoonde de aardbei-planten, 't kippenhok,
't vijver'je niet do nu izanscb. verashioapelde
minsteas zeven peppsu-.
De nieuwe lo^és Troeg iets,... mevrouw
antwoordde, do f.'enleijes prosstten sa 'Ie
doode talefc," zei Terra parit nil ncn
periturnm"...
De zusters horrlen 'r, hoorden 't duidsSSk,
de afstanden op baar n ds bcur-terrf.inen
waren van zeer bescheiden afmeting,
maade beteskenis on'gins; b.s»ar tor oenema'e.
Wat zcfH-ie daar ge:,e^;: hübben?" vit.e^
Louise peivzpLd.
't Zal dn raasi van de r-opvüicren-soort
ZÏJE," verklaarde Fis.e, ,.4'-f-'' iiebbos M
;i!'.ymildl geleerde na:?en voi;". ,,T~ ... dil', ka.--",,,
zei Bertha, wrf^TUÏig k;:,.i.teiid,..
Di»n 670'l v.v..2 er v"oo'
Larensche dorpivertell'mgm, door WAIXY
MOES. itgare van 8. L. van Looy,
Amsterdam. 1911.
Eigenlijk kan men het geen menscb, zelfs
geen litterair mensch, kwalijk nemen, zoo
hg van dit werk niet veel begrijpt en het
dus maar afkeurt. Wij zijn nu eenmaal aan
zekere vormen, zekere houdingen gewenden
zaer geneigd die als de eeuig mogelijke, ware,
a n te zien, Vooral als wij, meer of min,
van het onvolprezen jaar '80 onzen letter
kundigen oorsprong dagteekenen, is het een
neidenEcae toer andere vormen van aan
schouwing en ontroering te waardeeren, dan
die toen met onmiskenbaar groote overtui
gingskracht werden ingevoerd.
Hoe was het toen ook-weer?
Kan jaar gevoeligheid der zinnen, een
met on3 groot geworden afschuw van het
laag-verstandeljjke, dat toen alle leven
beheerschte, daarmee vervlochten een weer
barstigheid tegen gemeenschapsdwang en
gemeen voelen, die individneele hoogheid of
verzwakking beduidden ... Ziedaar de ele
menten die wereld en kunst voor het toen
levend geslecht omzetten. Da eerste factor
maakte een meer onderscheiden, ryker en
zuiverder taal noriig, vooral van substan
tieven en adjectieven, om de ongewone, meer
eigene ontroeringen te zeggen, de tweede
verbande zooveel doenlyk de redelijke over
weging uit het kunstwerk, waardoor de
voUin in verval kwam.
Dat was, strikt genomen, niet noodig
gcweesf, indien de nieuwe ontroeringen zich
minder kortstondig, kort-ademig", betoond
halden. Dan zon het emotioneele rythme
van den vo zin de plaats hebben ingenomen
van bet verstandelijke, rustig grammaticale
waarin de oudere se ary'vers bet immeig tot
een benjjdbare lengte hadden gebracht. Ge
lijk het nu ging, verdween dit laatste, zoodra
het proza beslist o n-vers t andelij k begeerde
te zyn en werd door een gevaels-iythme
vervanger, dat te afzonderlijk en te vluchtig
was om zich in vohinnen uit te leven.
Eo het derde element, het individualistische,
anarchistische, maakte in een oogenbiik het
litterair-pioza on maatschappelijk en
gcmeenon verstaanbaar.
E/enwel, burgerlijk bleef net voor en ia.
Lk bedoe1, dat de oule zoowel als de jonge
schrijvers beidan ms.stal voortkwamen uit
uze'fden socialen groep, den gezeten
burgerstan i, en in hun manier van beschcu wen
noodzakeiykerwijs veel gemeen hadden. Het
was hun illusie de werkelijkheid weer te
geven, het naakte leven, zonder verbloemen
of vermooieD. Zoo had het naturalisme, het
op de epi ts gedreven realisme, der Fransche
groote kunstenaars geleerd.
Maar de werkelijkheid, zoo op haar eentje,
bestaat niet en valt dus niet weer te ge yen.
Br is enkel onze beichouuring dier
werkelykheid, de wyze waarop wy ons zelf en onze
naasten voelen en denken te leren en die
w\jze is wel bjj geen twee mecscaen identiek,
doch in een groep onder ongeveer gelijke
omstandigheden levenden ook nimmer zeer ver
Echillend.
Zoo kwam het dat het realisme (en natu
ralisme) het burgerlijke realisme bleek te zijn,
de gedachten en gevoelens over het leven
van burgerstandsmenscheo, die als het nor
male, ware", be-chouwd konden worden,
eenvondig wijl de burgerlijke groep verreweg
een meesten invloed had in kunst en let
teren, ja, in het gansch maatschappelijk les-eu.
Deze norm" kon nu, als gezegd, bewaard
bl\jven, ook toen de tachtiger kuLStbeweging
verliep, daar hij niet aan de individuen,
maar aan de groep vastzat en zoolang da
kunstet aars uit die groep bleven voortkomen
en voor haar voornamelijk werkten, vonden
zy geen reden zich zelf te herzien, omdat
iiiimiiiimiiitiiDni
Tuythoorceche eerre, met een filiaal onder
de glazen' verandah, omdat de Peppeleche
serre op zooveel gezelschap niet berekend wap.
Het was een hoogst geanimeerde avond ;
de nituwe Icgée vertoonde vaagtheosophiEche
naigingen en verklaarde een rotsvast geloof
te hechten aan voorteekenen en voorgevoelens;
de freules giebelden en deden losbandige
verbalen... de student vertelde mot
loodz*aren ernst van Abhycfi, een der vormen
van 't Dayitna, of te wel de bovennatuurlijke
kennis...
Fine voelde zich klam-rillerig worden omdat
z\j ook altijd 'n onverzettelijk geloof had ge
steld in de lugubere beteakenis van faller.di
spiegels, huilende honden en 't ten geschenke
geven van snijdende of puntige voorwerp?r,..
Maar teen zij uit baar eigeu ondervindingen,
openbaringen wilde gaan doen, was mevrouw
Toythoorn met de nieuwe loges alweer in
gasprek over een taartenrecept waarby ja
boter tot room moet roeren, hetgeen den
stadent aanleiding gef om een betoog te
houdsn over ?hrita" een soort van boter
die tot een olie-achtige vloeistof verkookt en
gehuiverd werd, dan Gaie" heette en bij
Baddhisticche cffers werd gebruikt...
De dagen, die nu volgden, waren de Peppels
en Dolctfar ciente meer dan ooit ta voren
n huisgezin ; men liep aanhoudt nd bg elkaar
in en uit; 't gebruik van de hangmat was
door Louise beminnelijk afgestaan aan de
nieuwe oféa, omdat deza dame voer haar
gezondheid veel inde buitenlucht moest aija.
De student in de doode talen nestelde zich
geregeld in 't prieeltje, en de twee freules
dedtn 't aoifde m de Ccussewinekölache serre,
in den fciiornmeUtoel van Beitha en dan leun
stoel met Meiii" RüV iet hhi" van Fin*».
't <-T*f \ l deukte, dat was waar." zei Fine
op eiD. avotd toea de drie zusters op baar
slaapkamers kwamen, de eanige tijd f au ck n
gebeelen dag dat aij met epnige zekerheid
fcosden aacnemeH, erfin s-:u!&" ta z-jr. ';;
Gsf hf*l veel drukte zelf, raaer cch gut, 'c
was ntu toe!), ook zoo irgsztli;g ... zoo'r...
goo'n nette conversatie ineens ..,:'
En je leert er zoo oatzaggalijk verl dooi-,"
xei Louite aiat eoaigzisis pedante
be5cbord;-;"! held, cmdat rij en riet Bertha of Fine ??£
j aitïikoïSEüw^ gAwt^ai aan wis doRiui^v.',
j v?.ri d B n 7,-ij'gcer heopbrsr u~, iwef-
Kr'.vh! maRBAcbe li-iteï.dea, vijf Ksltische esiien sn
! ..Fiüe vx- i'- zijn raorgan tïo?r ds
f/cu.o'i P,,- -;?r:\-j3.-ix-d : i'~i r-^et fï^n hiitc;-wn.Tya ?:-,'n
zij immers door de groote meerderheid hun
ner lezers begrepen en genoten werden.
Maar hoe komt nu iemand uit dit kaaap,
die, zoo b\j tot de onierea behoord, allicht
ook nog vasthovdt aan zekere eiechen van
perac onlijk-gevoeliïe uiting, tegenover het
werk van Wally Moes ,ta staan ?
Van een persoonlijke, innig- eigen- ge voelde
uitdrukkingswijze is hier, zoo afzonderlijk
genomep, heelemaal geen sprake, nanwelyks
van een gewoon bekoorlijk bant eer en der
taal. En bij verdere vluchtige dms geenzins
echerpzinnige beschouwing bly'kt over 't
geheel weinig van een eigen persoonlijkheid.
Is het realisme, deze Larensche Dorpsvertel
lingen f Men kan het moei ijk voor iets andere
bedoeld honden, als er geen bijzonder- per
soonlijke kijk uit blijkt, denkt de litteraire
vakmenecb. Maar wat voor slap en
ongevoeld realisme is het dan, wel hier en
daar eigen karakteristiek van personen en
dingen gevend, doch wij weten, dat het hier
meer de schilderes is, die in de schrijfster
spieekt en weigeren ons door dit enkel-citer
lijke van kleur en lijn te laten vangen. En
orer 't geheel maakt het werk toch den
eertten indruk van bedachte verhaaltjes,
zonder eenigen kijk op Je werkelijkheid,
waarbij alleen te verwonderen valt dat zij
niet dierbaar-sentimenteel eindigen en nog
al eens een cynifch airtje vertoonen.
Zoo denkt de vakman .... en het is hem
te vergeven, want hu weet niet, dat er ook
ander realisme is ian het gangbare, het zijne.
Deze vertellingen van mej. Wally Moes
zijn namelijk geen burgerlijk, maar
boerenrealisme en dat is er precies let bijiondere
var. Het is het boerenleven aangekeken op
boersche wijze met bcereusentimeaten en
redeneer in gen. Daarom s)at.t het uit den
ga wonen aard en is het, zoover ik zie,
voorloopig een unicutr. Er steekt geen groote
persoonlijkheid ir, maar ean Laarder boerin,
die de gave van uitir g baars levens gekregen
sou hebben en daarom is dit realisme van
de werkelijkste, van soms een formkabele,
realiteit, ongekunsteld en onlitterair.
Dit is de oplossing van het raadsel waarom
dit weik, dat toch door een persoon
geectreren is, zich zoo onpersoonlijk, leuk n
tragisch, zoo cyni-rch wreed en zonder moraal
kan vootdot.p.
Zander moraal? Het is integendeel de
botrenmcraal, die heerst ht, meer o?er het
gezin en den familiestam dan over het individu
en zeer beperkt dojr de lagere behoeften
van het leren.
Cynisch wreed ? Da ooeren zullen het
enkel als een grap, een ze ar geoorloofd
lollutje bescaouwsi), wanneer Roei, de horloge
maker, het verstijfde lijk van dat oude
bede'aarljp, Sijrnen Stroop, op een kruiwagen
laadt en midden op den deel bij boer Joiissen
neeraet, omdat bij 't vertikt de begrafenis
te beko^tiger.
En ook dia ininae adem van het on
persoonlijke leven en zijn trsgitk, zouden
de boeren niet meegevoelen en hier is 't
vooral, dat de fchrgfster hen in begrip en
sentiment ta boven gaat.
Haar voorstelling en samenvatting van
het boereek gevoel en denken zjjn van
de kunstenares en niet meer van de Laarder
boerin, op dezelfde wijze alsook b.v. Robbers'
synthetische voorstelling van het geval Croes,
de tragiek van deze figuur in baar geheel
zijn uitsluitend wark is en een verhtffing
boven de nuchter- gewone zienswijze van de
bijzonderheden in 't burgerlijk leven. Waar
echter die Robbersche kijk ons allen, als
mede-burger?, vrijwel gemeen is, daar heeft
die van mej, Moes de aantrekkelijkheid van
het verrassend nieuwe .... juist omdat wij
geen boeren zijn en van hen tot nog toe
zoo weinig begrepen.
Ongetwijfeld is het de schilderes in Wally
Moes geweest, die de schrijfster tot zoo vol
komen mede- en inleven gebracht heeft. De
gewoonte van algeheele overgave aan het
uiterlijk voorkomen van meueehen en zaken,
het gelijktijdig bekend en vertrouwd raken
ll!fMlllltHmllllHUI1l(KIIIIIMfUWMItUltlll.UiUlltlllllllltllMIIIIIIHIII[|ll
toer over Baarn en Eenmes te maken," . . .
zei zoetelyk-lief Bertha, aldus trachtend te
overschaduwen de lichtbron van wijsheid
die LiuUe'd jalouaie-verwekkerd deel waa
gewordar. ..
Ja, ja. Werkelijk leefden de beide villa's
in een zoeten droom van onderlinge sym
pathie en aanhankelijkheid, totdat op een
ochtendbezoekje bij mevrouw Tuythoorn,
deze anders onverstoorbaar goed-huraeursche
dame bepaald terneergeslagen aantrof, 't Is
erg vervelend" begon deze bedrukt al dadelijk
haar gemoed uit te s'orten, maar. . . de dooie
talen heeft ruzie met me Trouw gekregen...
Och, 't is eigenlyk allemaal de schuld van
de twee freules. . . die zijn op den duur veel
te druk voor 'm ... daar kan-ie niet tegen
en dan wordt-ie prikkel baaf . . . enne... E on
zaten ze gisteren honderd uit te zeuren over
een LVoeriy blouae en de harem-rok, en
mavrouw gaf toan 'n heele uitleg over 'n
doorschijnende japon van haar, met 'n kralen
overkleed, en toen begonnen zij weer over
kant op Surahiy enne . . . nou tcea ineens
smeet- ie a'n boes dicht en zei: 'n Buddhist
heeft maar drie stuks kleeren noodig. . . meer
heeft ie niet, en 't onderkleed moet zoo zyn
dat geen enkel stuk van je lichaam van af...
nou, met permissie, we zyn toch nou maar
vrouwen onder mekaar... nou vanaf... de
avel tot de kaie bloot komt!. .. En dat 't
boyenkleed alles bedekken moet vanaf de
schouders tot de kuiten.,, enae . . . gut de
rest vreet ik al] en aal nitt meer...
})e meisjes b eb ben natuurlijk geproest...
't ia coïnet iets voor her, maar mevrouw
is nijdig geworden van w<?ge dat aeg^ea van
de cavel en de knie . . . Non ... 't kwam niét
to MS, dal is waa? . . . Hij kan ^oove»i
Buddhistsre a'e-t» zelf maar wi), masr 'n ander
mor.t-ie ia ",'n waarde laten, wat zeg jij ''."
Fins f-nisto zwijgend, perplexe over dit
onvr'ürziene inci
Es. raevrouw liet nograp.als hsar ontketende
woordenstroom, den vrijen loop. \
Kou, ea toen fceeft zij nog al opgespeeld
en hü;?s bepeaH gaan vioefeen ie 'c
S-insof zoo. .. We vefstondsn er geen jo'a
, , ec toun heefc ze 't versohrikkaiijk
~ /:?aun"éri gekregen ?n r^a-fiid da;' su't
';.'q-ii:?:v£fi kocht *i ock d'r oudtrs
op
met het huwelijk intieme levea narer mo
dellen, leidden gewis tot die zuivere
samenvoeling en gelijk-op-denking, die < eb ter,
merkwaardigerwijs, het schilderij k mooie
i ooit vergeet en dit als een afzonderlijk
element in haar schrijven laat bestain.
Gelijk zij het dagelyksche leven dezer
mencchen in gore armoe en walgelijke vuil
heid, echter knus en benjjdbaar gezellig ge
veeld hee^, beseft men dat de schilderes
eerst de beschaafde Btadsmensch over haar
weerzin heeft heen geholpen, eer deze in
humor, in zachte verontwaardiging, in deernis
kon samenleven met deze in waarheid
middeleenwsch primitieve menschen, wier be
staan tusschen geboorte en dood nauwlijks
meer dan dierlijk is. Maar daarom juist vaak
niet m ie der ontroerend, want zuiver van
elke gekum teldheid en vervalschende zelf
kennis. Er zijn in den bundel twee kleinere
verhalen: De Tweelingen en Een Moederhart,
waarin het onbegrepen lijden ontroerend is
als de stomme, hulplosze smart van dieren.
Het halfcomische van het geval in de Twee
lingen vermeerdert nog dien indruk door het
contrast van de lichte noot.
Van de grootere verbalen zou ik niet
kUBnen zeggen welke beter te achten dan
andere. MÜdunkt, zy zijn alle op een gelyke
hoogte van treffende levendheid, tchoon ook
verschillend van sentiment. In dat geval met
Symen Stroop, in Op Hechten Grondslag, Di
Stiefvader, viert de schrijfster den stevigen
humor van het boereleven, die zeker zoo
ver mogelijk van ons burgerlijk fatsoen en
zelfs van onze moraal verwijderd is.
In De Grootvader, Vroeg of Laat en de twee
reeds genoemde kleine klinkt de tragiek
van datzelfde bestaai), een tragiek, rauw en
simpel, zonder verfijning of sentimenteele
verteedering, zonder verzoening of hoop op
andere uitkomst dan den eindelyken dood,
En wat al deze vertellingen gemeen hebben,
is een leukheid, een glundere opgewektheid
van schrijven en een tintelende kleurigheid
als van oai Hollandsehe schilderijtjes. Al»
nmaal haar belangstelling gewekt is voor
een schilderiijk détail vindt de schrijfster
schakeering genoeg in haar overigens primi
tieve taal, die echter meest verwonderlijk
past bij de weinig ingewikkelde overden
kingen en stemmiBgen harer personages.
Daarom weet ik niet of men verstandig zou
doen haar meer taaitechniek en woordkunst"
toe te wenschen. Het meer literaire zou
misschien iets van het levende doodt r, al is
het zeer zeker niet onvermijdelijk, dat er
b.v. gewaagd wordt van kinders, die in hun
korst (orood) verdiept zyp. Dit zyn achtelooze
praat manieren, waart f ge», eenmaal gewaar
schuwd, de schrijfster zich gemakkelijk
weren kan.
Haar verschijning op de vlakte onzer
Nederlandscbe litteratuur is, om het nogmaals
te zeggen, een bijzonder belangrijke, wijl door
haar dat oud-eeuwsche boerenleven, waarvan
een wereld ons stadsbewoners scheidt, zich
zelf in wel en wee openbaart, zoodat wij het
zien in verwondering en ontzetting en mede
lijden met wat ons tot nog toe onverschillig,
zoo niet weerzinwekkend, geweest is. Velen
hebben in vroegere en latere jaren over de
boeren geschreven, maar geen, zoover my
heugt, heeft zoo duidelijk het eigen leven
deier menschen onthuld, henzelf, in hun
eigen gevoel en de ncodlotüge eenzelvigheid
van hun ha f dierlij k bestaan. Hier klinkt dan
de eigen stem van een lang verwaarloosde
menschheid en het is onze dwase schuld als
wy haar niet willen verstaan.
FRANS COENEN.
r. j'
ES'.U'is 'mr '
De Volgaas in z?Eden,
Wanneer ik vroeger aan volksdansen dacht,
dan hoorde ik in gedachte de muziek der
Seguedilla's met klepperende castagnetten,
waarbij de vurige Spaansehen zich bejegen.
Of de Tarentolla, op welke typische '/s maat
de Italiaansche donna zich keert en wendt.
Of ik dacht aan de Ungarische Tünze", die
ona een wilde Gzardas voortooveren.
iiMHiimriufiHiiiiMHiifiiimimiiwtmmmiiiiimmiiiiiMiiiimiriMiim
erger; vroeger is ze al eens zóó geweest dat
ze dacht veigifsigd te worden... Ocb, och
wat 'n gedoe nou" ...
Mevrouw Tuythoorn zuchtte diep, keek
mistroostig naar haar handweefgetouw waar
de zitting-bekleeding voor een nieuwe
pianokruk voor Hermine, een kruis met rozen,
sinds kort begonnen wa°.
Fine's hart vloeide over van medelijde».
Kan ze niet naar hais gaan?... Als je
niet lekker ben, dan is Oost, West, Tunis
best," zei ze reso-lanf,
Qunst ik kan haar toch zóó maar niet op
straat zetten, ze logeert toch bij me, enne,.,
gut we kennen haar al jaren"... tobde
mevrouw Tuythocrrj.
Dan zou ik met goei fatsoen hém weg
sturen," ried Fine mot gebiedende kalmte.
Och gut... dat kaa ik ook niet over m'n
hart verkrijgen," zei mevrouw Tuythoorrj.
??De stumperd heeft er niets mee bedoeld,.,,
hij gaat op in z'n studie, maai"... en nm
keek mevrouw bedrukter dan ooit, er moet
?wat op gevonden worden... i6ó de ik er geen
gat in... gén gat."
Weet u wat," zei Fine opeen? Dolce
en de Peppels zijn toch n huisgezin, Iaat
mevrouw nou voorloopig bij ons komen
logeeren, er is ruimte genoeg en dan komen
j s! ai allemaal cp rusv'...
't Voorste! was met innige dankbaarheid
aangenomen, en 's middags al verhuisde de
gegriefde logee met have en goed Kaar
Dolcefar-aiente. Voorloopig ze u as daar blijven
en door de drie bedaagde dames geheel Rla
h-ddr logéa bsschaiwd w.'rden. Maar reeds d,-;a
eersten dag k-cam er een kink in de kabeï,
ea de medelijdende stemming in wat kregelige
beroering, toe» de dame j a ra en hor.ig bij
haar on'.byt wöiisubta, oen w;-:oek dat door
Fine met eea ondabbölsinni^e toespeling op
de beigo lakenscho kip en derzelver ithoud,
met een bekommerd gemoaj ingewilligd ?;erd.
Vervolgens informeerde ::ij i aar 't mer.u vai
't middageten, en stoni er op rondt; keuken
mitsgaders de keukenmeid te ::iei>. Ik wil
altijd wöh-n in welk soort pannen gekookt
wordt... dat b er: ik i-uu mijn gezindheid
verplicJ.ty' aei ze kaltn, sn Fine die zich
vlekkerig ruoJ vo'Me worde11, bij zooveel
Ir:disc'-(-tio «n b HEL .'iUauht.. -Jacht a^ j ; sf,
bütij'.U errï_mevrou.-,'.; 7rne,; /.;; \-e (jraiuüg:.
%~aajï, een iuyaiieridt jijvhvjiua <Iieh;i:i.', K,a?,
c;, dat oe;renbak e<;n iWv-.-'.ii raa m-.JuJiJil.-j,
T?.FI? d.\t :i ^aci.i, b'-. *:. ij^'L*.- "ik -\'\ 'jlor i"-"
do aca^s.ijlig sa'to, <>ea Bevoel v<,ii iif;vL:;j
a:c-S';st en bsssiiTroris bestorede.
Later op dien dag varscc'ai do !og
ec<;iiig