De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 8 oktober pagina 6

8 oktober 1911 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE A M STERDAM ME U WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1790 Pablo Picasso. Jong meisje. Pablo Picsuso. Landschap. Pablo PicaBeo. Portret van M. Sagot. Tentoonstelling van de Moderne Eunstkring in het Sted. Museum. I. ET zijn over, en naar aanleiding, van deze tentoonstelling verschillende opmer kingen vooraf te maken. Ten eerste is het eigenaardig, dat de genoodigden er het ruimste deel aan hebben; het njkt wel of de leden zelf zioh bescheidenlijk wat achteraf hielden bij de manifestatie van de kunstbeginselen, die de richting aan duiden van hu a streven. Ten tweede valt op te merken, dat deze tentoonstelling een voor Holland buitengemeen, zelfs geruchtmakend karakter heeft, en als S volg hiervan ten derde, dat ze op t publiek blijkt in te slaan, dat de gezind heid der buitenstaanders zich op zeer geprononceerde wijze kenbaar maakt. Dit op zich zelf kan de Nieuwe Vereeniging bij haar eerste optreden zich reeds als een succes aanrekenen. Wat hier getoond wordt, door vreemden als door landslieden, is wel van aard om de meeningen in Holland over het wezen en de eischen der schilderkunst tot in de grondvesten te schokken. Daze beroering in het kunstleven moet door ieder reeds een betrekkelijk voordeel worden geacht, want zij zet aan, dwingt zelfs tot nadenken, tot begripsverhelderend overdenken. E a hieruit kunnen zich weer andere overwegingen ontspin nen: over de critiek, zoo ontwikkeld in onzen tijd en zelfs over de critiek op de critiek, of de kortzichtige gering schatting, die de critiek in haar bateekenis van noodwendig verschijnsel in de tegenwoordige cultuur niet begrijpt. Critiek-voeren, kunnen we wel platweg zeggen, is een eisch des tij ds. Deze jongeren dan, of om nu maar het slagwoord meest-Modernen te ge bruiken, doen hier een luiden roep uitgaan van de kunstleer, die zij trachten te vestigen. Die nieuwe boodschap zal wel niet anders nog worden begrepen, dan als een gedaantewisseling van het schilderijuiterlijk gelijk het tot heden door de gemeene kunstlievendheid waardeerenswaard bevonden werd. Zoo is het natuurlijk, dat door velen in deze be weging slechts zal gezien worden een ijdel streven, een zucht naar het ongemeene, of sensationeele, een spelletje van bizarre technische proefnemingen, of vooie diep zinnigheden, alles speculeerend op het goed geloof van onnoozelen. Nu wil ik vooruit zeggen, dat deze bejegening die een absolute miskenning insluit, niet zoo grif to laken is als bekrompen of als een dompersoordeel deze jongeren geven daar zelf nog wel wat aanleiding toe, daar, wat zij als getuigenis van het nieuwe ideaal bieden, toch nog niet als een kunstuiting in afgeronden vorm of van voldragen staat kan worden geacht. Die kaatsen wil moet ook den bal kunnen verwachten en die zich niet volkomen of in nog verwarde zinnen uit, mag zich niet te zeer beklagen misverstaan te worden, of van zijn woorden slechts den deun tot het gehoor te zien doordringen. Ze zijn echter, ik doel nu op d» nieuwlichters ten onzent niet schul dig aan de euvelmoedigheid, die hen vaak wordt aangewreven, (eerder is zelfs waar zij dwalen op rekening te brengen van rechtzinnig streven) maar ze moeten den moed hebben die verdenking te trotseeren, zoo een onwrikbare overtuiging werkelijk hun eigen is en tot een stage drijfkracht van hun pogen. De aan houder moet altijd winnen, maar aan te honden is slechts wat voor durende omzetting, zieh zelf bevruchtend, vat baar is. Maar met dit al heeft het oordeel zich ook voor een lichtvaardige uitspraak te hoeden. We weten bij ondervinding, met hoe voorzichtige vingers de toetssteen van de waardeschatting moet worden aangevat, in verkenning van het onge wone of vreemle. Da Van Dongens op de Lucas-tentoonstelling hebben van veel en zelfs van gezaghebbende beoordeelaars ontkenning van kur stwaardigheid onder vonden; ik vermoed echter, dat de hier aanwezige stukken in verhouding tot andere omgevende moderniteiten, door menigeen nu welwillender zullen wor den aangezien, vooral het Oastersch meisje in haar gelen doek. Maar bij de miskenning van Van Dongen mocht wel eens nagegaan worden of de beoordeeling, inzichtloos, niet met verschillende maten meet, uit onbewuste bevoorrechting van sommige elementen boven andere in het schilderij. Er werd niet ingezien, dat vorm duiding (impressionistisch be grepen) even gerechtvaardigd is ter bemiddeling van het streven naar exJan Toorop. De apostel Petras. Ontwerp voor een Laatste Avondmaal. pressie, als kleurduiding. Toch is de (impresiionistische) vormduiding, nog rationeeler middel tot het karakteriseeren en vooral tot het houding-geven van een gedaante. Zooals zijn werk nu om de globale vormbepaling weerzin ver wekte, zoo was men eens gewend aan de keurige schildering en propere kleurigheid uit een vroeger tij d vak afkeerig van de nieuwe praktijk der schielijke kleurzetting, en noemde die gaarne smadend: verfgeklad. Het onge meen beeldend vermogen en de snelle samenvatting tot een geheel van een zelfstandige visie, blijkt hier ook uit het brok landschap, dat zeker niets gemeen heeft met de gebruikelijke schikking van een bui tengevalletje. Een ander voorbeeld van de wissel valligheid der appreciaties levert de groeiende genegenheid voorCézanne; lang zaam aan stijgt zijn werk ia de achting. Het moest ook wel duidelijk worden welk een zuiver schilder hij is, een kleurgevoelige tot de uiterste rerteedering in staat; zijn werk openbaart een raffine ment van aanvoeling der kleurwaarden gelijk de kenner met fijnen keur de echt heid van het roomige glazuur eener faience proeft; een schilder van edele fijnheid, wiens subtiel toetsende techniek me wel aan het brooze vioolspel doet denken; een geest van intimiteit en een ontvankelijkheid voor reine emotie als in de verzen van den dichter Gezelle kenbaar is; een schilder, die schilderde uit pure genotzucht, die zijn werken wel te bouwen trachtte op constructieve ele menten, maar toch niet zinde op het maken van schilderijen. Uit de overweging, dat de tegenwoor dige ontwikkeling der jongere Franschen steunt op de klare kunst van Cézanne, achtte de Moderne Kunstkring het wenschelijk het werk van den voorganger ruimelijk aanwezig te doen zijn. Die ont wikkeling gaat in verschillende richtin gen (Matisse kon jammer genoeg niet vertegenwoordigd zijn) Met een eigen aardige vertakking ervan kunnen we hier echter kennis maken, met de richting, die wordt aangeduid als het Cubisme, nader aangeduid als : volumen uitdruk ken." Waar het heet, dat anderen als Matisse in hun werk op het coloristisch element in Cézanne's kunst voortbouw den, zoeken de ubisten" van zijn con crete vormbepaling de uiterste consequentie's te trekken in een vaste formu leering van het lijnenstel. Wellicht heeft de bewering van Cézanne : dat bij alles wat in lijn en kleur aanschouwelijk was te maken, de grondtrekken van vormstel en reliefwerking moeten te herleiden zijn uit het wezen van den bol, den kubus en de cylinder" den grondslag gelegd voor een theorie. Het is de gees telijke inhoud van Cézanne's kunst tot een stelsel gebracht en alle stelsels hebben hun goede maar ook kwade of liever gevaarlijke kant. Uit de ge tuigenissen van het Cubisme" hier te vinden in de werken van Picasso, Braque, Herbin, Schelfhout, en zelfs even van Mondriaan, zien we de verstandswerking in de kunstuiting de leiding nemen. Die beradenheid kan begrepen als critisch zelftoezicht, kan den groei van de ontwikkeling dus voordeelig zijn; het toont althans, dat het streven zich een vas ten basis zoekt. Maar zien we tegelijk in, dat wat mystisch was in het werk van Cézanne hier is verworden tot materia lisme. Cézanne voelde in zijn verrukking over de schoonheid in de natuur, de aanwezigheid van een wiskunstigen onder grond als het eeuwig regelend element, de Cubisten wéten het en willen er een ver klaring van geven door een mathematische schikking van het vormstel. Hun kunst beoefening is als een probleem, en een probleem heeft slechts een beperkt aan tal gegevens tot inhoud. Zoo moet deze richting noodwendig op het doode punt komen, want in haar wezen is zij als kunstuiting toch een soort spiritueele knutselarij. Het zou ta noemen zijn als een theoretische behandeling van het spectrum der vormen; het doet denken aan het zoeken naar de vierde dimensie of den steen der wijzen. En het leidt tot verwijdering van de natuur of tot ont kenning van de wezenlijkheid. Zoo zien we de boschgezichten van George Braque hoofdzakelijk als vernuftig gevonden lij n ver wikkelingen op den grondslag van den Cubusvorm, maar het zijn overigens makabere natuurtafereelen. Het portret van Picasso (de merkwaardige beeltenis van het meisje is uit zijn vroeger tjjd, toen hij even twintig was) toont een zoodanige verdieptheid in geo metrische berekeningen, dat het eenvoudig teekenen ran een kop aan den dwaal raakte en sommige lijnen geheel fout uitloopen. Toch, in al zijn starheid, is deze kop wel expressief, maar zij staat tot het loven als een behoedzaam tusschen hoekbladen geplet en uitgedroogd blad, tot het welig groenende blad aan den boom. In hot werk van Herlin is een stilleventje als oplossing van dit meetkunstig vorm stelsel het beste geslaagd; het geeft op synthetische wijze wel de fonkeling weer; maar er zijn landschap pen, die geconstrueerd schijnen uit vlakke kleurige glazen schijven van een kaleidoscoop. Schelf hout bouwt niet op, maar voegt uit een aantal huizengedaanten van verschillende vorm en situatie, een landschap samen, dwingt de wolken er boven ook tot lineaire stelligheid, als luchtverschijning volkomen onaanneme lijk en zelfs Mondriaan, die op een onzalig oogenblik zich aan het dogma van het Cubisme onderwierp, heeft in een duinlanduchap op een volkomen onverant woorde wijze de methode toegepast, te goeder trouw meenend, dat de stomp zinnige regelmatigheid van ali langs een lineaal stijf en languit getrokken lijnen, de suggestie zou geren van strenge rust en ruimte. De ongemotiveerdheid van 'n paar rechtzijdige vlakken, als tapijtjes, bij den voorgrond, versterken slechts de zinledigheid van het geheel. Hiertegen over zij echter erkend, dat hij in Evolutie wel is geslaagd in het styleerend op bouwen van figuren, als in groote facet ten uitgeyormde lichamen, zoodat, hoe onvolgroeid dit werk ook zijn moge en zeker niet sterk aan grondgedachte er toch een houding aan is, die imponeert. De ruimte is hier te beperkt om de richting, waarmede we, dank zij deze tentoonstelling, kennis nemen, uitvoerig te bespreken, ik hoop het wel elders te doen. Naast de voorgaande critische opmerkingen, constateeren we ook, dat het Cubisme een zoeken beteekent naar nieuwe steunpunten, een heilzame bewe ging dus, ah iedere andere, die doetblyken dat er geesten zijn, die speuren naar wij dere uitzichten. Maar zien we ook in,dat aan deze richting de atelier-atmosfeer hangt, dat deze tak in de ontwikkeling van wel broos gehalte is, waar ze groeit te ver van het leven verwijderd, een product van intellectueele spanning. Het Cubisme is als verschijnsel in den ontwikkelings gang, zoo niet als een noodzakelijkheid, dan toch als een verklaarbaarheid te beschouwen, 't Had ook in een anderen vorm kunnen zijn. Maar die niet hun heil zoeken in stelsels als pointilleeren en diviseeren der kleuren, of in Cabisme: Vincent van Gogh, of van Dongen maar vooral de eerste het zijn de sterkea, de eigenmachtigen, die te midden van de geestelijke uitmergeling in de tegenwoordige kunst, nog de stjjgeringen in zich kennen van de vitaliteit van kunstenaars uit vroegere geslachten. Cézanne was reeds een verfijner, een taster maar intuïtief naar het koste lijkste, dat anderen trachten te winnen uit beklemmende stelsels, gelijk een vrouw haar lichaam te vermoeien zoakt door een corset. Maar hij staat op een kantelpunt, vormt een overgang. Anderen zijn er, die in hun kunst zoeken naar de Psyche waarop Toorop doelde in zijn openingsrede voer de ten toonstelling, die zoeken, in argelooze onbewustheid dat de tijd in hen nog niet r|jp is geworden; die onder de daad zelf, overwogen een Psyche zich trach ten te scheppen, de geestelijke oorzake lijkheid willen ontdekken van iets wat uit willekeur of klein menschelijke be rekening begonnen is. Zoo is hun werk, al liet hol van inhoud, dan toch van een wanstaltige Psyehe! Een volgenden keer enkele afzonder lijke beschouwingen over verschillende andere werken op deze belangrijke ten toonstelling. W. STEENHOFF. Een weifiii hetend en twee onbeMe por tretten, iescMlilerd door J«zef Imêls, i. ABRAHAM KEAIJESTEIJN. Voor schilderkunst, tooneel en letteren, vooral in betrekking tot de dichtlievende genootschappen,bewaart de fawilieKrayesteija in het hotel op den berg te Rosendaal by Velp, tegenover ket ook voor de historie belang wekkende kasteel, menige mondelinge, aan schouwelijke en schriftelijke herinnering. Van de oude Kraijesteyns zijn er thesaurier van 's koninga marine, schilder, teekenaar, schrij ver, tooueeldichter, tooneelspeler en tooneeldirecteur geweest. Toen Abraham Krayesteijü, de Zeenwsche schilder, in 1838 om gezond heidsredenen naar Rosendaal was gegaan, liet baron Torec, heer van het landgoed, op den berg een Chalet, een Zwitseisch, hnia bouwen, dat door den eerite als hotel werd bestierd, na hem door zyn zoon Hendrik, en na dezen door diens nakomelingen. In dat hotel heeft de gezellige waard, vader Abraham, steeds kunstenaars en kunstminnaars om zich verzameld, die er zich als thuis gevoelden, en nooit versmaadden ook in den ondergrondscben wijnkelder, die Krayesteyn, tevens Abraham Kraijesteijn, geschilderd door Jozef Israëls in z'n jongen tijd. wynhandelaar, in den berg had laten maken, mee te helpen proeven. Een der logé'a van bekenden naam, Vosrraer, de groote Graecus, die zoo menig treflyk werk over kunst heeft geschreven, vond er zijn Eden. In woorden van erkentelijkheid heeft hy over zijn verblijf aldaar geschreven, getiteld: Rosendaalsche vlugmaren", waarin hy niet nalaat den lof van het huis en den gastheer te zingen. Is men," schreef Yosmaer o. a. zeer eigenaardig, is men in ieder hotel een hóte", dat is hostis", dat is vreemde en vijand" of ge-exploiteerde", hier op den berg is men gast en de propriëtaire is gastheer." In het hotel op den berg zijn dichters A. J. de Bnll was het terrein er voor, zijn liefste plek schilders, teekenaars en kunst minnaars, en ook tooneelspelers als Willem van Znylen en tooneeldirectenrs als Abraham van Lier nooit van de vloer geweest. Was het dna wonder dat een der dochters van

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl