De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 15 oktober pagina 1

15 oktober 1911 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

U*, 1791 DE AMSTERDAMMER A°. 1911. WEEKBLAD YOOR NEDEBLAND OncLer redactie -\rajn. Is/Er. lEÏ. Dit nummer bevat een bijvoegsel. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdim. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden . . . Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling, ? 1.50, fr. p. post / 1.65 mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/* Zondag 22 October, Advertentiën van l?5 regels ? 1.25, elke regel meer. Advertentiën op de fïnantieele- en kunstpagina per reg Reclames per regel ?0.25 , 0.30 ,0.40 INIHOUD: TAN VERRE ENVANNABII: Moraal en Volk. Averechtsch beleid, door een Ge meente-Archivaris..-?IQ bet teeken der ver drukking. FEUILLETON: Da Misdaad, door H. C. Bourmar. KUNST EN LETTSBEN: Mnsiek in de Hooflstad, door Ifatthjjs Vermeulen. Tentoonstelling van de Moderne Kunetkrin^ inhetSted. Ifaseum, II, door W. Steenboff. Siepfrifd Wegner Contra Richard StrauBS, door T. M. Wa. BEElOHrEN. VBOÜWENRUBRIEK: Door dni rtercis tot licht, door Ra len Adj wt; Kartini, btooid. doorN.Mansfeldt-de Witi Huberts. Tutti tulti, door N. M-de W. H. Noollot, door Tite Laneershont. A.LLSRLEI, door All«gra. UIT DS NATOÜR. dtcr E. Heimans. Dr. J. H. Dunner, f mi t af b., door Jastus Ta'. Le Bar?y, door Frans MJJESS»n. Ou-le Egyptische Schaduwbeel den, door M. C. CHARIVARI. De Bttyd teemden a'cobol, met af b. WETEN SCHAPPELIJKE VARIA: Zonnr-A.tbeid, met af b., door dr.P.vanOlet. FIN4.NJIBELE EN OECOÜOMISC3E KRO^IEF, ioorv.d. M. en T. d. 8. Feminisme in Finland. V, door Enma Salteman. B ieven 'ai O m Jt>docns. 30aAAK3°EL. DiMRUBRIEK. AD HERTEN TIEN. Moraal en Volk. Er is, het irgesloten Zwitserland en de afgelegen Scandinavische landen uitgesondtr^, geen rijk in Europa, waar van men niet eens, a's de natuurlijkste zaak, verwachten kan dat het op roof wil uitgaan. Ei terwijl vrij dus, als naties, allen dieven zijn en diefjesmaat, ontstaat binnen onze grenzen regelmatig een groote en oprechte verontwaardiging, zoo dikwijls iemand anders dan wijzelf het i n brekers-materiaal heeft ter hand genomen. Hier schijnt een tegenspraak te wezen. Het schijnt, of alle volken hui chelaars valken zijn. En toch is het zoo niet. Gén land, dat door een rooftocht de men schel ij k-individueele begrippen van recht kwetst, mist onder zijn e i g e n inwo ners meer of min talrijke personen, die het beseffen uiten zy het ook soms maar zeer gedeeltelijk, of zelfs in 't geheel niet. Da geregeld voorkomende mindere verontwaardiging binnen de grenzen wordt, voor de groote massa der indi viduen, reeds voldoende verklaard door mindere kennis van den waren toestand en meer lijfsgevaar om te spreken". DJ verontwaardiging is dus in wezen aUijd universeel. Daarom kan men zeggen dat eerst bedoelde tegenspraak er niet of nauwelijks is; doch er is een andere: de moraal der volken staat nog altijd ettelijke trappen lager dan de individueele. Terwijl een enkel persoon zich de weelde veroorloven mag zijn dadem als een goed menEch" te bestieren, kan een staatsman nog niet anders wezen dan de uitvoerder der moraliter primitieve bewegingen eener roofdierachtige zelfetandigheid: zijn Volk. Vandaar dat diplomatie en leugenachtigheid synoniem zrjn ; en dat wij de diplomaten christe lijker wijs behooren te beklagen om hun zeer belangrijke, maar ook al weer, christelrjkerwijs gesproken... vernederende bediening. Ieder die deze dingen wel eens over dacht heeft, en die dan ook voldoende begrijpt hoe weinig de verontwaardiging van een aantal buitenlandsche particu lieren op zoo'n grijpgraag monster ver mag, kan daarom toch niet idealistische bewegingen als b.v. protest-adressen veróórdeelea. Een vrouwen-comité, dat dezer dagen aan Koningin Helena van Itali een voorzichtig gesteld stuk wil zenden, vergezeld van zooveel mogelijk naamkaarljiB van Naderlandsche vrouwen, heeft daarom, behalve onze verklaring dat wij de kansen op succes minimaal achten, ongetwijfeld onze sympathie. Zoolang men, gelijk dit comitédeed, zijn idealis tische actie op den reëelen bodem stelt van de waarheid, zoolang men m. a. w. duidelijk en met redenen omkleed, te ken nen geeft, hoe weinig daadwerkelijke men verwacht tot stand te brengen, hoe uiterst gering de kans ia op eenige uitwerking ten goede, en zorgvuldig iedere uitwerking ten kwade voorkomt, zoolang is de cri-de-coeur vaa het individu tot een roovende natie een zeker niet ongtwepschta daad. Een inzender in het Al g. Handelsblad, de moraal van individu en natie ver eenzelvigend, gaat zoorer het optreden van het Vrouwen-Comitéta veroprdeelen als onkiesch", omdat wij die arme Koningin van Italiëniet moeten gaan hinderen op 'c oogenblik dat zij, in geestelijke gemeenschap met haar rol k, r et ala wijzelf een anderen keer,... uit stelen ging. Als document" is het stukje de over name waard. Het zij mij vergund naar aanleiding van het ingezonden stuk Protest tegan den Oorlog, aan te bieden aan de Ko ningin van Italië", een enkel woord in het midden te brengen. Zelfs diegene, die optimistisch denkt over het praktisch nut van dergelijke papieren demonstraties, zal moeten toe geven, dat in het zeer constitutioneele Italiëeen adres aan Koning of Koningin bitter weinig zal uitwerken. En al wordt deze oorlog, als zuivere uiting van expansiepolitiek, algemeen afge keurd, doet niet elke mogendheid, ook wij, op zijn benrt hetzelfde ? Dat de Italianen zelven dit a vontuur geestdrif tig goedkeuren, kan men eiken dag uit de dagbladen lezen. Is het dan niet onkiesch en onbescheiden op het oogen blik, dat de oorlog begonnen is en waar de Italiaansche koningin toch zeker roet haar volk zal meevoelen, met dergelijke nutteloo e protesten aan te komen? Trouwens, wanneer -wat te hopen is deze expeditie (want oorlog kan men het eigenlijk niet noemen) geïso leerd blijft, zal het met de duizenden kinderen, die hun vaders moe ten der ven, enz." nogal los Ipopen. En ware het niet zoo, dan blijft dat nog een zaak die het Italiaansche volk zelf met zijn regeering dient uit te maken. Wat zou men antwoorden als bij een eerstvol gende Ned.-Indische expeditie die ook wel eens, zij het dan niet altijd, expansiezucht tot oorzaak heeft onze koningin werd lastig gevallen met de afkeurende meening van een aantal Italiaansche dames? Waarschijnlijk zou men antwoorden: weest zoo goed u niet met onze aangelegenheden te be moeien. Ik hoop, dat zoo weinig naamkaartjes mogen inkomen, dat daardoor dit even nuttelooze ah onbescheiden protest adres niet zal worden verzonden. Wij hebben zelfs een oo?enblik aan satire gedacht, zóó comico-pijnlijk d *et deze klacht van onbescheidenheid en onkieschheid aan: in verband mot een der ongegeneerdste rooftochten van den modernen tijd! Oagegeaeerdste, herhalen wij, want het is meer gezegd: de hui chelarij is nog steeds een hulde aaa de deugd : de vele bedriegelijke manieren" van annexatie zijn reeds (medr) een erken ning van de ongerechtvaardigc'heid er van. Hier stelde zich iemand eenvoudig op 't standpunt: wij zijn dieven, wij zijn ook gentlemen, laten wij zijn gentlemendieven. Het is het nuchtere en toch elegante standpunt van een tijd, die als coninck carel' geregeld uit stelen" gaat, maar zonder bevel uit den Hooge. Al gaat de stem van het hoogere ook verloren, als van een roepende in de Tripolitaansche woestijn, dat die stem klinke kan geen kwaad. Men zende kaartjes. En de Italiaansche dames, op haar beurt, bij de eerste gelegenheid de beste, aan onze Koningin! Averechtsch beleid. In de anders zoo paisible wereld der nederlandsche archivarissen waait sedert eenige weken een geduchte storm. Die meerendeels zoo goedmoedige geleerden belast met het b a waren, ordenen en be werken van oude en bovenal rustige docu menten, belangrijk voor de historie van land en volk, onmisbaar voor de kennis van rechten en verplichtingen, staken hun nuttigen arbeid, leggen pen en loupe uit de hand, schuiven de vergeelde oorkonden terzijde, verlaten hun brandvrije, vredige stu leer vertrekken. En waarlijk zij steken zelf s de hoofden byean en adresseeren met klem van woorden aan de Tweade Kamer der Staten-Gen oraal. Hot lijkt een revolutie. In elk geval is het niet minder erg en men zal het mij toegeven dat het wel zér bijzondere dingen mieten zijn die zoo iet» ten gevolge hebben. Inderdaad wel z.ér bijzondere! Het zijn de in de begroeting voor 1912 voor komende plannea van dea minister van Bincenlandsche Ziken om het aont van algemeen rijksarchivaris af te schaffen, en een nieuw instituut: een in gpectoraat van het archief wezen, in te stellen, welks waarneming zal worden opgedragen, als bij-betrekking aan een buiten het archief wezen staanden geleerde. Dat er voor verzet van de zijde der archivarissen reden is, moge uit het vol gende blijken. Da zaak heeft een voorgeschiedenis. Tengevolge van ernstige ambtelijke wrij ving tusschen het departement en den algemeenen rijksarchivaris hetfc deze met l Mei 1.1. zij a ontslag gevraagd en ge kregen. Hït nederlandsch archiefwezen verloor hierdoor", zoo lezen wij in de rede van den voorzitter der archivarissen-vereeniging op dier jaarvergade ring gehouden, een man van humanen omgang en aangename vormen, een man van eerbiedwekkende geleerdheid en van groote scherpzinnigheid" maar, zoo lijkt wel door te schemeren uit hetgeen daarop volgt, maar niet iemand, die wist te organiseeren, zijn mede-arbeiders ta bezielen, de aan zijn zorg toevertrouwde archieven levend" te maken. Terwijl bijvoorbeeld op enkele onzer in de pro vinciale hoofdsteden gevestigde rijks archieven een ijverige werkzaamheid werd ontwikkeld en degelijke inventarissen en ragestenlijsten de daar bewaarde historie bronnen binnen het bereik brachten van de wetenschappelijke wereld ik denk in de eerste plaats aan Utrecht en Mid delburg, ook aan Groningen en Assen daar bletf het allerbelangrijkste en allerrrjkste onzer depots, het Algemeen R-jksarchief in bijna elk opzicht achter. Men behelpt zich daar met geschreven soms zér verouderde, en altijd zér voorloopige" inventarissen. Wil men eem overzicht van wat er is men dient terug te gaan OD stukken geschreven door Bakhuizen Van den Brie k en Van den Bergh. Daar men er nimmer toe is overgegaan de sedert da laatste halve eeuw verworven aanwinsten" voor zoo ver mogelijk in de archieven, waartoa zij behooren, in te deelen, en daarvan wel jiar op jaar lijsten zijn gedrukt, _doch deza nooit zijn geklapperd, nog minder in een overzichtelijke samenvatting zijn behandeld is het tehuis geraken in deze ingewikkelde machinerie weinigen gegeven. Zoo is er nog enorm veel te doea aan wetenschappelijk werk. Er waren op het oogenblik van het ontslag van den aftredenden rijksarchi varis slechts twee mannen volkoman opgewassen tegen het nemen van de leiding van dat werk. Da eerste, de door allen als leider en leermeester erkende Mr. S. Muller Fza. was om verschillende redenen er niet toe te vinden het veld zijner meer dan dertig jarige werkzaam heid, Utrecht, te verlaten; de t wende Mr. R. Fruin. was tot voor kort rijks archivaris te Middelburg, en sedert hoogleeraar te Amsterdam. Was hij het eerste nog geweest, zijn opvolging in den Haag ware wel niet twijfelachtig. Nu werd dit anders: aangezocht voor de opengekomen plaats meende hij eischen van fioancieelen aard te moeten stellen, die het opgeven van het door hem pas aan vaarde hoogleeraarsambt en de daaraan verbonden geldelijke belooning beter op wogen, dan het karig gesalarieerde staats ambt, waarvoor men hem vroeg. Instede van de 3700 in 20 jaar stijgend tot 4500 gulden, vroeg hij 6000 gulden, hetgeen een veihooging beduidde der begrooting, waaruit tot nu toe 4500 gulden betaald wfrd, met 1500 gulden. Er valt te diecuteeren over de vraag in hoeverre prof. Fruin onder deze om standigheden wel deed met het stellen van dien eisch; maar in abstracto is een zoodanige bezoldiging van dit zeer ver antwoordelijke ambt zeker het tegendeel van overdreven, en bovendien zoader eenigen twijfel gerechtvaardigd met het oog op de zér buitengewone eischen, die aan den algemeenen rijksarchivaris op dit oogenblik moeten worden gesteld in verband mït den grooten wetenschappelijken achterstand van de onder zijn be heer komende instelling. Anders en hier kom ik op de zaak van het oogenblik anders de regee ring. In plaats van het n voor de wetenschap, ei voor het Al gemeen Rijks archief in het bijzonder, zoo buitenge wone belang in te zien vaa een krachtig, organiseerend en bezielend hoofd voor dezen dienst, in plaats van daarvoor eene toch ook niet eens zoo hél groote opoffering over te hebben, komt zij met een allerongelukkigst bezuinigingsplan. Zij schaft den algemeenen rijksarchivaris geheel af! Wie mijn hiervóór gemaakte opmer kingen gevolgd heeft, begrijpt aanstonds het funeste van deze regeling. Bij een grooten achterstand van wetenschappelijk werk, van, voeg ik erbij, het allereerstnoodige wetenschappelijke werk, onttrekt men aan die, aan wetenschappelijke krach ten reeds vél te arme instelling, niet slechts a zoodanige kracht, maar boven dien no,? wel de beste. De drie adjunctarchivarissen, die er nu zijn, krijgen een anderen titel hetgeen niets kost , a van hen wordt tegen een kleine vergoeding bovendien bezwaard met den administratieven rompslomp, zoader het gezag echter om tot reorganisatie van het geheel over te gaan. In plaats van een nieuw en levend geheel, dat men zsu kunnen krijgen, moet hieruit binnen niet heel langen tij i iets groeien, dat met een anarchistische j inboel waar schijnlijk niet onjuist zou zijn gekarak teriseerd. Niet door de schuld van dit aan het hoofd geschoven trivmviraat", maar omdat men een schip in-nood nu eenmaal beter in veiligheid brengt door er n bekwamen kapitein op te zetten, dan door het roer in handen te geven van drie stuurlieden tegelijkertijd?hoe bekwaam overigens ook! Maar, denkt men misschien: de i n spek ten r! Da minister heef c op zijn begrootingspapier immers ean nieuwen ambte naar geteekend en hij vraagt of het prent j a niet mooi is omdat het toch zoo weinig kost. Hij heeft eea geleerde, en ieder weet, dat dit prof. Fruin is, bereid gevonden om naast zijn hoog leeraars-betrekking een inspactoraat over het rijksarchiefwezen war te nemen. Hij zal zich \él met het Haagsche rijks archief bemoeien, en verder dat deel van den arbeid van den voormaligan alge meenen rijksarchivaris op zich nemen, dat bestond in het nagaan van de toe standen der rijksarchieven in de pro vinciale hoofdsteden. Nu begrijpt ieder, dat het heel iets anders is om a m het hoofd van een tak van dienst van zoo bijsonderen aard als het architficezen een ten volle verantwoordelijken en zich zijner verantwoordelijkheid bawusten algemee^en rijksarchivaris te plaatsen, dan een administratief hoofd te stellen bovan de op het rijksarchief-bureau in den Haag werkende ambtenaren, en een hoo?leeraar in het oud-vaderlandsch recht te belasten met inspectie". In hei eerste geval organisatie, leiding', bezieling; in het tweede gén van deze drie. Want men stelle zich toch niet voor dat zelfs iamaud van de bekwaamheden van prof. Fruin, en begaafd met zijn kennis van het archief wezen, als inspecteur iets «ér bereiken zal dan een verergeren van de verbureaukratiseering, waaraan ons rijks archiefwezen toch al reads te veel leidt. In elk geval zal hij nooit a weten schappelijke werkkracht kunnen vervan gen. Hat archiefwerk is nu eenmaal zóó, dat men er geheel in" moet wezen om het naar behooren ta verrichten : er komen bij de beschrijving en voaral by da orde ning en h at ter juister plaatse brengen van stukken zoovele overwegingen te pas, er is ean kennis noodi» van zoovele, schijnbaar kleine, maar inderdaad onmis bare feiten, dat het eenvoudig ondenk baar is, dat iemand die slechts nu en dan komt neuzen", ook maar aige hulp brengt, welke van werkelijke beieekenis is. Dat in concrete gevallen, bij een twijfel, bij ean principieele be slissing, het oordeel van prof. Fruin gaarne gehoor l zal worde», zpoals tot nu toe reeds zoo vaak werd inge roepen, niemand die het ontkent. Maar daarvoor behoeft hij niet inspec teur te wezen; voor dusdanige uitspraken is hij immers toch wel te vinden! Maar ook al zou het inspectoraat ge heel onverwacht eenig nut stichten, in geen geval zal dat kunnen opwegen tegen de enorme schade, die aan de ontwikke ling van ons arckiefwezen zal worden toegebracht door het, nu de gelegenheid er is om het de noodzakelijke leiding te geven, deze absoluut te onthouden! OAS archief rezen verheugt zich op een zeer goeden naam vooral in het buiten land. Dit heeft het voornamelijk te damken aan het fsit, dat, in opdracht van de vereeniginf van archivarissen door eene commh sie (bestaande uit de hoeren Muller, Fruin en Feith) voor een tiental jaren een handleiding" is ontworpen voor de ordening van archieven, welke handlei ding een logisch systeem, berustend op met groote bekwaamheid verdedigde principa's, bevat. In het Duitsch, Franech, Italiaanecb, Zweedech en meea ik Hoagaarsch, is deze handleiding sedert ver taald, en in al die landen oefent dus het nederlandscke systeem een zeer grooten invloed uit. Maar noblesse oblige! Wat moet men den vreemdeling, ia bewonde ring ontvlamd voor de theoretische praestaties van het nederlaadsche archiefwezen antwoorder, als hij de vraag doet: Waar is uw inventaris van het archief der Staten-Generaal, van dat der Staten van Holland, van de Oost- en de WestIndische compagnieën? Als hij, da ge schiedenis der Republiek bastudeerend, de onmisbare bronnen raadplegen wil, aanwezig in de archieven van het Hof van Holland en van de Rekenkamer ? En, wanneer hij naar middeneeu wsche dingen zoekt, zal men hem, naast de Utrecht-.che en Midielburgeche inventa rissen, er a kunnen geven van de kanse larij der graven of een van de Abdij van Ezmond? Ik noem maar zér algemeane, zér gewone voor de handliggende voor beelden. M-n zal hem antwoorden, mis schien, dat het aantal inlichtingen bij het Rijksarchief in den IIaa£ aangevraagd zoo groot is, (ook proportioneel veel grooter dan bij de archieven in de proviLcie), dat de behandeling ervan van and^r weik afaoudt. Maar dan zou zijn varbazing eerst recht baginnet: waarom breidt men dan het aan Ui wetenschappe lijke a mbtenaren niet uit ?' en misschi en zou hij er de opmerking bijvoegen, dat, wanneer de inventarissen en de regestenlijsten, althans van de voornaamste archie ven er waren, het aantal gevraagde inlichtingen zeker zeer balangrijk zou dalen. Ea stel u nueenoogenblikdcz^n, reeds door het voorgaande niet weinig onthutsten vreemdeling voor, wanneer hem de meledeeling zal geworden, dat men van hooger hand op dit kritieke moment het aantal wetenschappelijke ambtenaron BOJ ging verminderen? D.t men al dat voor de hand liggende, dat ook voor ons fatsoen! broodnoodi^e werk voor oiibepaaldea tijd naar het rijk der vrome wenschen verdrijven ging ter wille van eene besparing van. wel geteld, vijftienhonderd gulden. Inder daad, indien meergemelde vreemdeling van verbijstering het spraak vermogen niet verloren hadde, hjj zou niet ten on rechte de opmerking mikeu, dat het een oud-Hollandsche spreekwijs was, die leert, dat waar de zuinigheid hoogtij viert, de wijsheid pleegt bedrogen uit te komen. Er z;.u weiaig tegen te zeggen zijn! AUeen dit, dat het nu cog niet te laat is, en dat de Staten-Geieraal nog da gelegenheid hebben om deze miaisterieele vergissing tijdig het levenslicht uit te blazen^ en, ten bate van het archiffwezeneen de daarmede nauw samenhan gende gesehiedvorschiDg een weinijj ?> milder ta zijn. Da behartiging dezer belangen ligt, gelukkig, in de neutrale zone: het is van dezen minister ioimsrs geen rechtsch, integendeel het is eerder averechtsch beleid! EEX GEMEENTE-ARCHIYARIS. In het teeken der verdrukking. Men schrijft ons: Het is een droeve speling van h t lo<-, dat de heer Daan van der Zae, de bekende leider der christen-socialisten, die in de laatste nommers van de Amsterdammer de onrechtvaardigheid van het ontslag-Sohriel aan de kaak stelle, nu zelf om zijn begin selen geslachtofferd werd. Naar een couranten-bericht in Het Volk" ons meldde, is hu gepasseerd als secreta is der gemeente Gorinchem op grond van het feit, dat hy propaganda maakt voor zijn beginselen en zich dus de vrijheid veroor looft, van zya grondwettelijke rechten gebruik te maken. Uit goedo bron wordt ons verzekerd, dat de heer Van der Zee, wat de capaciteiten betreft, de aangewezen man was voar de genoemde betrekking. B ij c a acht jiar nam hij als commies ter secretarie de tweede plaats in, in da Gorkumsche gemeentelijke administratie, en alle raadsleden schijnen het er over eens te zijn, dat hij in kundigheden door geen zijner mede-sollicitanten werd overtreffen. Openlijk wordt dan ook betuigd door de meerderheid, die hem vallen liet (8 tegen 't) dat hij niet werd begeerd enkel op grond van zijn christen sacialiatische propaganda. De Bond van christen-socialisten wordt nogal eens in zijn voormannen getroffen. Eerst Enka, toen Schriel, nu de Voorzitter. Want al wordt deze niet ontslagen, men breekt zij a ambtenaars-carrière, knapt haar af als glas. Maar dit is het niet alleen wat ons ia deze geschiedenis treft. We klimmen op van het bizondere naar het algemeen?, en onder het vastnagelen dezer vr heidffluikecde daad van een liberalen gemeente raad, wijzen wüop een droevig verschijnsel, dat onzen democratischen" tijd maar wei nig siert. We staan in het teeken der verdrukking, de vrijheid wordt aangerand, het vrya woord is niet maer veilig. Het kost helaas gee" loeit» ital van feiten aaneen te reekf tft,,g.'hun onderling verband een a.iacht forijjuleeren tegen het land, dat immer zoo prat ging op zijn vrijheid, dat eenmaal een toevluchtsoord was voor hen, die ter wille van hun principes uit hu u eigen levensmilieu werden verjaagd. IQ Nederland vonden zij een nieuw milieu, het milieu der vrije meeningsuiting, ge vormd in ean higtorischen strijd van eeuwen. Die vrije meeningsuiting dreigt een fictiete worden. Wanneer men rondgaat in ambt enaarskringen, dan luikt men de vrees voor de heeren van 't gezag, die zich-zelf een geprononceerde meening veroorloven, maar hun ondergeschikten" slechts een schijavrijheid laten, bij de gratie hunner bureau cratische majesteit. Dat is een kacker, die aan de Nederlandsche vrijheid vreet, dat is een bederf, dat we ter wille van den naam van ons vrijheidsland mosten uitsnij den vóór het verder rot. De mannen van rechts" hebben niet het monopolie der vrijheidsknotting. Z« wisten nog een boetekleed te vinden, toen hua greep naar de vrijheid van anderen al te bruusk was en een storm deed oplaaien, die het mene tekel" donderde voor hun macht. Een afbakkend liberalisme steekt hen naar de kroor.! Da muilkorven H Amsterdamsche en Eotterdamsche libe

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl