Historisch Archief 1877-1940
U*, 1791
DE AMSTERDAMMER
A°. 1911.
WEEKBLAD YOOR NEDEBLAND
OncLer redactie -\rajn. Is/Er. lEÏ.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdim.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden . . .
Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling,
? 1.50, fr. p. post / 1.65
mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar
0.12'/*
Zondag 22 October,
Advertentiën van l?5 regels ? 1.25, elke regel meer.
Advertentiën op de fïnantieele- en kunstpagina per reg
Reclames per regel
?0.25
, 0.30
,0.40
INIHOUD:
TAN VERRE ENVANNABII: Moraal en
Volk. Averechtsch beleid, door een Ge
meente-Archivaris..-?IQ bet teeken der ver
drukking. FEUILLETON: Da Misdaad,
door H. C. Bourmar. KUNST EN
LETTSBEN: Mnsiek in de Hooflstad, door
Ifatthjjs Vermeulen. Tentoonstelling van
de Moderne Kunetkrin^ inhetSted. Ifaseum,
II, door W. Steenboff. Siepfrifd Wegner
Contra Richard StrauBS, door T. M. Wa.
BEElOHrEN. VBOÜWENRUBRIEK: Door
dni rtercis tot licht, door Ra len Adj wt; Kartini,
btooid. doorN.Mansfeldt-de Witi Huberts.
Tutti tulti, door N. M-de W. H. Noollot,
door Tite Laneershont. A.LLSRLEI, door
All«gra. UIT DS NATOÜR. dtcr E.
Heimans. Dr. J. H. Dunner, f mi t af b.,
door Jastus Ta'. Le Bar?y, door Frans
MJJESS»n. Ou-le Egyptische Schaduwbeel
den, door M. C. CHARIVARI. De
Bttyd teemden a'cobol, met af b. WETEN
SCHAPPELIJKE VARIA: Zonnr-A.tbeid, met
af b., door dr.P.vanOlet. FIN4.NJIBELE
EN OECOÜOMISC3E KRO^IEF, ioorv.d.
M. en T. d. 8. Feminisme in Finland. V,
door Enma Salteman. B ieven 'ai O m
Jt>docns. 30aAAK3°EL.
DiMRUBRIEK. AD HERTEN TIEN.
Moraal en Volk.
Er is, het irgesloten Zwitserland en
de afgelegen Scandinavische landen
uitgesondtr^, geen rijk in Europa, waar
van men niet eens, a's de natuurlijkste
zaak, verwachten kan dat het op roof
wil uitgaan. Ei terwijl vrij dus, als
naties, allen dieven zijn en diefjesmaat,
ontstaat binnen onze grenzen regelmatig
een groote en oprechte verontwaardiging,
zoo dikwijls iemand anders dan wijzelf
het i n brekers-materiaal heeft ter hand
genomen. Hier schijnt een tegenspraak
te wezen. Het schijnt, of alle volken hui
chelaars valken zijn. En toch is het zoo
niet. Gén land, dat door een rooftocht de
men schel ij k-individueele begrippen van
recht kwetst, mist onder zijn e i g e n inwo
ners meer of min talrijke personen, die het
beseffen uiten zy het ook soms maar
zeer gedeeltelijk, of zelfs in 't geheel
niet. Da geregeld voorkomende mindere
verontwaardiging binnen de grenzen
wordt, voor de groote massa der indi
viduen, reeds voldoende verklaard door
mindere kennis van den waren toestand
en meer lijfsgevaar om te spreken".
DJ verontwaardiging is dus in wezen
aUijd universeel. Daarom kan men
zeggen dat eerst bedoelde tegenspraak er
niet of nauwelijks is; doch er is een
andere: de moraal der volken staat nog
altijd ettelijke trappen lager dan de
individueele. Terwijl een enkel persoon
zich de weelde veroorloven mag zijn
dadem als een goed menEch" te bestieren,
kan een staatsman nog niet anders wezen
dan de uitvoerder der moraliter primitieve
bewegingen eener roofdierachtige
zelfetandigheid: zijn Volk. Vandaar dat
diplomatie en leugenachtigheid synoniem
zrjn ; en dat wij de diplomaten christe
lijker wijs behooren te beklagen om hun
zeer belangrijke, maar ook al weer,
christelrjkerwijs gesproken... vernederende
bediening.
Ieder die deze dingen wel eens over
dacht heeft, en die dan ook voldoende
begrijpt hoe weinig de verontwaardiging
van een aantal buitenlandsche particu
lieren op zoo'n grijpgraag monster ver
mag, kan daarom toch niet idealistische
bewegingen als b.v. protest-adressen
veróórdeelea. Een vrouwen-comité, dat dezer
dagen aan Koningin Helena van Itali
een voorzichtig gesteld stuk wil zenden,
vergezeld van zooveel mogelijk
naamkaarljiB van Naderlandsche vrouwen,
heeft daarom, behalve onze verklaring dat
wij de kansen op succes minimaal achten,
ongetwijfeld onze sympathie. Zoolang
men, gelijk dit comitédeed, zijn idealis
tische actie op den reëelen bodem stelt
van de waarheid, zoolang men m. a. w.
duidelijk en met redenen omkleed, te ken
nen geeft, hoe weinig daadwerkelijke
men verwacht tot stand te brengen,
hoe uiterst gering de kans ia op eenige
uitwerking ten goede, en zorgvuldig
iedere uitwerking ten kwade voorkomt,
zoolang is de cri-de-coeur vaa het individu
tot een roovende natie een zeker niet
ongtwepschta daad.
Een inzender in het Al g. Handelsblad,
de moraal van individu en natie ver
eenzelvigend, gaat zoorer het optreden
van het Vrouwen-Comitéta veroprdeelen
als onkiesch", omdat wij die arme
Koningin van Italiëniet moeten gaan
hinderen op 'c oogenblik dat zij, in
geestelijke gemeenschap met haar rol k,
r et ala wijzelf een anderen keer,... uit
stelen ging.
Als document" is het stukje de over
name waard.
Het zij mij vergund naar aanleiding
van het ingezonden stuk Protest tegan
den Oorlog, aan te bieden aan de Ko
ningin van Italië", een enkel woord in
het midden te brengen.
Zelfs diegene, die optimistisch denkt
over het praktisch nut van dergelijke
papieren demonstraties, zal moeten toe
geven, dat in het zeer constitutioneele
Italiëeen adres aan Koning of Koningin
bitter weinig zal uitwerken. En al
wordt deze oorlog, als zuivere uiting
van expansiepolitiek, algemeen afge
keurd, doet niet elke mogendheid, ook
wij, op zijn benrt hetzelfde ? Dat de
Italianen zelven dit a vontuur geestdrif
tig goedkeuren, kan men eiken dag
uit de dagbladen lezen. Is het dan niet
onkiesch en onbescheiden op het oogen
blik, dat de oorlog begonnen is en waar
de Italiaansche koningin toch zeker roet
haar volk zal meevoelen, met dergelijke
nutteloo e protesten aan te komen?
Trouwens, wanneer -wat te hopen
is deze expeditie (want oorlog kan
men het eigenlijk niet noemen) geïso
leerd blijft, zal het met de duizenden
kinderen, die hun vaders moe ten der ven,
enz." nogal los Ipopen. En ware het
niet zoo, dan blijft dat nog een zaak
die het Italiaansche volk zelf met zijn
regeering dient uit te maken. Wat zou
men antwoorden als bij een eerstvol
gende Ned.-Indische expeditie die
ook wel eens, zij het dan niet altijd,
expansiezucht tot oorzaak heeft onze
koningin werd lastig gevallen met de
afkeurende meening van een aantal
Italiaansche dames? Waarschijnlijk zou
men antwoorden: weest zoo goed u
niet met onze aangelegenheden te be
moeien.
Ik hoop, dat zoo weinig naamkaartjes
mogen inkomen, dat daardoor dit even
nuttelooze ah onbescheiden protest
adres niet zal worden verzonden.
Wij hebben zelfs een oo?enblik aan
satire gedacht, zóó comico-pijnlijk d *et
deze klacht van onbescheidenheid en
onkieschheid aan: in verband mot een
der ongegeneerdste rooftochten van den
modernen tijd! Oagegeaeerdste, herhalen
wij, want het is meer gezegd: de hui
chelarij is nog steeds een hulde aaa de
deugd : de vele bedriegelijke manieren"
van annexatie zijn reeds (medr) een erken
ning van de ongerechtvaardigc'heid er
van. Hier stelde zich iemand eenvoudig
op 't standpunt: wij zijn dieven, wij zijn
ook gentlemen, laten wij zijn
gentlemendieven. Het is het nuchtere en toch
elegante standpunt van een tijd, die als
coninck carel' geregeld uit stelen"
gaat, maar zonder bevel uit den Hooge.
Al gaat de stem van het hoogere
ook verloren, als van een roepende in
de Tripolitaansche woestijn, dat die stem
klinke kan geen kwaad. Men zende
kaartjes. En de Italiaansche dames, op
haar beurt, bij de eerste gelegenheid de
beste, aan onze Koningin!
Averechtsch beleid.
In de anders zoo paisible wereld der
nederlandsche archivarissen waait sedert
eenige weken een geduchte storm. Die
meerendeels zoo goedmoedige geleerden
belast met het b a waren, ordenen en be
werken van oude en bovenal rustige docu
menten, belangrijk voor de historie van
land en volk, onmisbaar voor de kennis
van rechten en verplichtingen, staken hun
nuttigen arbeid, leggen pen en loupe uit
de hand, schuiven de vergeelde oorkonden
terzijde, verlaten hun brandvrije, vredige
stu leer vertrekken. En waarlijk zij steken
zelf s de hoofden byean en adresseeren
met klem van woorden aan de Tweade
Kamer der Staten-Gen oraal. Hot lijkt
een revolutie. In elk geval is het niet
minder erg en men zal het mij toegeven
dat het wel zér bijzondere dingen
mieten zijn die zoo iet» ten gevolge hebben.
Inderdaad wel z.ér bijzondere! Het
zijn de in de begroeting voor 1912 voor
komende plannea van dea minister van
Bincenlandsche Ziken om het aont van
algemeen rijksarchivaris af te schaffen,
en een nieuw instituut: een in gpectoraat
van het archief wezen, in te stellen, welks
waarneming zal worden opgedragen, als
bij-betrekking aan een buiten het archief
wezen staanden geleerde.
Dat er voor verzet van de zijde der
archivarissen reden is, moge uit het vol
gende blijken.
Da zaak heeft een voorgeschiedenis.
Tengevolge van ernstige ambtelijke wrij
ving tusschen het departement en den
algemeenen rijksarchivaris hetfc deze met
l Mei 1.1. zij a ontslag gevraagd en ge
kregen. Hït nederlandsch archiefwezen
verloor hierdoor", zoo lezen wij in
de rede van den voorzitter der
archivarissen-vereeniging op dier jaarvergade
ring gehouden, een man van humanen
omgang en aangename vormen, een man
van eerbiedwekkende geleerdheid en van
groote scherpzinnigheid" maar, zoo
lijkt wel door te schemeren uit hetgeen
daarop volgt, maar niet iemand, die wist
te organiseeren, zijn mede-arbeiders ta
bezielen, de aan zijn zorg toevertrouwde
archieven levend" te maken. Terwijl
bijvoorbeeld op enkele onzer in de pro
vinciale hoofdsteden gevestigde rijks
archieven een ijverige werkzaamheid werd
ontwikkeld en degelijke inventarissen en
ragestenlijsten de daar bewaarde historie
bronnen binnen het bereik brachten van
de wetenschappelijke wereld ik denk
in de eerste plaats aan Utrecht en Mid
delburg, ook aan Groningen en Assen
daar bletf het allerbelangrijkste en
allerrrjkste onzer depots, het Algemeen
R-jksarchief in bijna elk opzicht achter. Men
behelpt zich daar met geschreven soms
zér verouderde, en altijd zér
voorloopige" inventarissen. Wil men eem
overzicht van wat er is men dient
terug te gaan OD stukken geschreven
door Bakhuizen Van den Brie k en Van
den Bergh. Daar men er nimmer toe is
overgegaan de sedert da laatste halve
eeuw verworven aanwinsten" voor zoo
ver mogelijk in de archieven, waartoa zij
behooren, in te deelen, en daarvan wel
jiar op jaar lijsten zijn gedrukt, _doch
deza nooit zijn geklapperd, nog minder
in een overzichtelijke samenvatting zijn
behandeld is het tehuis geraken in
deze ingewikkelde machinerie weinigen
gegeven. Zoo is er nog enorm veel te
doea aan wetenschappelijk werk.
Er waren op het oogenblik van het
ontslag van den aftredenden rijksarchi
varis slechts twee mannen volkoman
opgewassen tegen het nemen van de
leiding van dat werk. Da eerste, de door
allen als leider en leermeester erkende
Mr. S. Muller Fza. was om verschillende
redenen er niet toe te vinden het veld
zijner meer dan dertig jarige werkzaam
heid, Utrecht, te verlaten; de t wende
Mr. R. Fruin. was tot voor kort rijks
archivaris te Middelburg, en sedert
hoogleeraar te Amsterdam. Was hij het eerste
nog geweest, zijn opvolging in den Haag
ware wel niet twijfelachtig. Nu werd
dit anders: aangezocht voor de
opengekomen plaats meende hij eischen van
fioancieelen aard te moeten stellen, die
het opgeven van het door hem pas aan
vaarde hoogleeraarsambt en de daaraan
verbonden geldelijke belooning beter op
wogen, dan het karig gesalarieerde staats
ambt, waarvoor men hem vroeg. Instede
van de 3700 in 20 jaar stijgend tot 4500
gulden, vroeg hij 6000 gulden, hetgeen
een veihooging beduidde der begrooting,
waaruit tot nu toe 4500 gulden betaald
wfrd, met 1500 gulden.
Er valt te diecuteeren over de vraag
in hoeverre prof. Fruin onder deze om
standigheden wel deed met het stellen
van dien eisch; maar in abstracto is een
zoodanige bezoldiging van dit zeer ver
antwoordelijke ambt zeker het tegendeel
van overdreven, en bovendien zoader
eenigen twijfel gerechtvaardigd met het
oog op de zér buitengewone eischen,
die aan den algemeenen rijksarchivaris
op dit oogenblik moeten worden gesteld
in verband mït den grooten
wetenschappelijken achterstand van de onder zijn be
heer komende instelling.
Anders en hier kom ik op de zaak
van het oogenblik anders de regee
ring. In plaats van het n voor de
wetenschap, ei voor het Al gemeen Rijks
archief in het bijzonder, zoo buitenge
wone belang in te zien vaa een krachtig,
organiseerend en bezielend hoofd voor
dezen dienst, in plaats van daarvoor eene
toch ook niet eens zoo hél groote
opoffering over te hebben, komt zij met
een allerongelukkigst bezuinigingsplan.
Zij schaft den algemeenen rijksarchivaris
geheel af!
Wie mijn hiervóór gemaakte opmer
kingen gevolgd heeft, begrijpt aanstonds
het funeste van deze regeling. Bij een
grooten achterstand van wetenschappelijk
werk, van, voeg ik erbij, het
allereerstnoodige wetenschappelijke werk, onttrekt
men aan die, aan wetenschappelijke krach
ten reeds vél te arme instelling, niet
slechts a zoodanige kracht, maar boven
dien no,? wel de beste. De drie
adjunctarchivarissen, die er nu zijn, krijgen een
anderen titel hetgeen niets kost ,
a van hen wordt tegen een kleine
vergoeding bovendien bezwaard met den
administratieven rompslomp, zoader
het gezag echter om tot reorganisatie van
het geheel over te gaan. In plaats van
een nieuw en levend geheel, dat men
zsu kunnen krijgen, moet hieruit binnen
niet heel langen tij i iets groeien, dat
met een anarchistische j inboel waar
schijnlijk niet onjuist zou zijn gekarak
teriseerd. Niet door de schuld van dit
aan het hoofd geschoven trivmviraat",
maar omdat men een schip in-nood nu
eenmaal beter in veiligheid brengt door
er n bekwamen kapitein op te zetten,
dan door het roer in handen te geven
van drie stuurlieden tegelijkertijd?hoe
bekwaam overigens ook!
Maar, denkt men misschien: de i n spek
ten r! Da minister heef c op zijn
begrootingspapier immers ean nieuwen ambte
naar geteekend en hij vraagt of het
prent j a niet mooi is omdat het toch
zoo weinig kost. Hij heeft eea geleerde,
en ieder weet, dat dit prof. Fruin is,
bereid gevonden om naast zijn hoog
leeraars-betrekking een inspactoraat over
het rijksarchiefwezen war te nemen.
Hij zal zich \él met het Haagsche rijks
archief bemoeien, en verder dat deel van
den arbeid van den voormaligan alge
meenen rijksarchivaris op zich nemen,
dat bestond in het nagaan van de toe
standen der rijksarchieven in de pro
vinciale hoofdsteden. Nu begrijpt ieder,
dat het heel iets anders is om a m het
hoofd van een tak van dienst van zoo
bijsonderen aard als het architficezen
een ten volle verantwoordelijken en zich
zijner verantwoordelijkheid bawusten
algemee^en rijksarchivaris te plaatsen,
dan een administratief hoofd te stellen
bovan de op het rijksarchief-bureau in
den Haag werkende ambtenaren, en een
hoo?leeraar in het oud-vaderlandsch recht
te belasten met inspectie". In hei eerste
geval organisatie, leiding', bezieling; in
het tweede gén van deze drie. Want
men stelle zich toch niet voor dat zelfs
iamaud van de bekwaamheden van prof.
Fruin, en begaafd met zijn kennis van
het archief wezen, als inspecteur iets «ér
bereiken zal dan een verergeren van de
verbureaukratiseering, waaraan ons rijks
archiefwezen toch al reads te veel leidt.
In elk geval zal hij nooit a weten
schappelijke werkkracht kunnen vervan
gen. Hat archiefwerk is nu eenmaal zóó,
dat men er geheel in" moet wezen om
het naar behooren ta verrichten : er komen
bij de beschrijving en voaral by da orde
ning en h at ter juister plaatse brengen
van stukken zoovele overwegingen te
pas, er is ean kennis noodi» van zoovele,
schijnbaar kleine, maar inderdaad onmis
bare feiten, dat het eenvoudig ondenk
baar is, dat iemand die slechts nu en
dan komt neuzen", ook maar aige
hulp brengt, welke van werkelijke
beieekenis is. Dat in concrete gevallen, bij
een twijfel, bij ean principieele be
slissing, het oordeel van prof. Fruin
gaarne gehoor l zal worde», zpoals
tot nu toe reeds zoo vaak werd inge
roepen, niemand die het ontkent.
Maar daarvoor behoeft hij niet inspec
teur te wezen; voor dusdanige uitspraken
is hij immers toch wel te vinden!
Maar ook al zou het inspectoraat ge
heel onverwacht eenig nut stichten, in
geen geval zal dat kunnen opwegen tegen
de enorme schade, die aan de ontwikke
ling van ons arckiefwezen zal worden
toegebracht door het, nu de gelegenheid
er is om het de noodzakelijke leiding
te geven, deze absoluut te onthouden!
OAS archief rezen verheugt zich op een
zeer goeden naam vooral in het buiten
land. Dit heeft het voornamelijk te
damken aan het fsit, dat, in opdracht van de
vereeniginf van archivarissen door eene
commh sie (bestaande uit de hoeren Muller,
Fruin en Feith) voor een tiental jaren
een handleiding" is ontworpen voor de
ordening van archieven, welke handlei
ding een logisch systeem, berustend op
met groote bekwaamheid verdedigde
principa's, bevat. In het Duitsch, Franech,
Italiaanecb, Zweedech en meea ik
Hoagaarsch, is deze handleiding sedert ver
taald, en in al die landen oefent dus het
nederlandscke systeem een zeer grooten
invloed uit. Maar noblesse oblige! Wat
moet men den vreemdeling, ia bewonde
ring ontvlamd voor de theoretische
praestaties van het nederlaadsche archiefwezen
antwoorder, als hij de vraag doet: Waar
is uw inventaris van het archief der
Staten-Generaal, van dat der Staten van
Holland, van de Oost- en de
WestIndische compagnieën? Als hij, da ge
schiedenis der Republiek bastudeerend,
de onmisbare bronnen raadplegen wil,
aanwezig in de archieven van het Hof
van Holland en van de Rekenkamer ?
En, wanneer hij naar middeneeu wsche
dingen zoekt, zal men hem, naast de
Utrecht-.che en Midielburgeche inventa
rissen, er a kunnen geven van de kanse
larij der graven of een van de Abdij van
Ezmond? Ik noem maar zér algemeane,
zér gewone voor de handliggende voor
beelden. M-n zal hem antwoorden, mis
schien, dat het aantal inlichtingen bij
het Rijksarchief in den IIaa£ aangevraagd
zoo groot is, (ook proportioneel veel
grooter dan bij de archieven in de proviLcie),
dat de behandeling ervan van and^r
weik afaoudt. Maar dan zou zijn
varbazing eerst recht baginnet: waarom
breidt men dan het aan Ui wetenschappe
lijke a mbtenaren niet uit ?' en misschi en
zou hij er de opmerking bijvoegen, dat,
wanneer de inventarissen en de
regestenlijsten, althans van de voornaamste archie
ven er waren, het aantal gevraagde
inlichtingen zeker zeer balangrijk zou
dalen. Ea stel u nueenoogenblikdcz^n,
reeds door het voorgaande niet weinig
onthutsten vreemdeling voor, wanneer
hem de meledeeling zal geworden, dat
men van hooger hand op dit kritieke
moment het aantal wetenschappelijke
ambtenaron BOJ ging verminderen? D.t
men al dat voor de hand liggende, dat
ook voor ons fatsoen! broodnoodi^e
werk voor oiibepaaldea tijd naar het rijk
der vrome wenschen verdrijven ging
ter wille van eene besparing van. wel
geteld, vijftienhonderd gulden. Inder
daad, indien meergemelde vreemdeling
van verbijstering het spraak vermogen niet
verloren hadde, hjj zou niet ten on
rechte de opmerking mikeu, dat het een
oud-Hollandsche spreekwijs was, die leert,
dat waar de zuinigheid hoogtij viert, de
wijsheid pleegt bedrogen uit te komen.
Er z;.u weiaig tegen te zeggen zijn!
AUeen dit, dat het nu cog niet te laat
is, en dat de Staten-Geieraal nog da
gelegenheid hebben om deze miaisterieele
vergissing tijdig het levenslicht uit te
blazen^ en, ten bate van het
archiffwezeneen de daarmede nauw samenhan
gende gesehiedvorschiDg een weinijj ?>
milder ta zijn.
Da behartiging dezer belangen ligt,
gelukkig, in de neutrale zone: het is van
dezen minister ioimsrs geen rechtsch,
integendeel het is eerder averechtsch
beleid!
EEX GEMEENTE-ARCHIYARIS.
In het teeken der verdrukking.
Men schrijft ons:
Het is een droeve speling van h t lo<-,
dat de heer Daan van der Zae, de bekende
leider der christen-socialisten, die in de
laatste nommers van de Amsterdammer de
onrechtvaardigheid van het ontslag-Sohriel
aan de kaak stelle, nu zelf om zijn begin
selen geslachtofferd werd.
Naar een couranten-bericht in Het Volk"
ons meldde, is hu gepasseerd als secreta is
der gemeente Gorinchem op grond van het
feit, dat hy propaganda maakt voor zijn
beginselen en zich dus de vrijheid veroor
looft, van zya grondwettelijke rechten
gebruik te maken. Uit goedo bron wordt
ons verzekerd, dat de heer Van der Zee,
wat de capaciteiten betreft, de aangewezen
man was voar de genoemde betrekking.
B ij c a acht jiar nam hij als commies ter
secretarie de tweede plaats in, in da
Gorkumsche gemeentelijke administratie, en
alle raadsleden schijnen het er over eens
te zijn, dat hij in kundigheden door geen
zijner mede-sollicitanten werd overtreffen.
Openlijk wordt dan ook betuigd door de
meerderheid, die hem vallen liet (8 tegen 't)
dat hij niet werd begeerd enkel op grond
van zijn christen sacialiatische propaganda.
De Bond van christen-socialisten wordt
nogal eens in zijn voormannen getroffen.
Eerst Enka, toen Schriel, nu de Voorzitter.
Want al wordt deze niet ontslagen, men
breekt zij a ambtenaars-carrière, knapt haar
af als glas.
Maar dit is het niet alleen wat ons ia
deze geschiedenis treft. We klimmen op
van het bizondere naar het algemeen?, en
onder het vastnagelen dezer vr
heidffluikecde daad van een liberalen gemeente
raad, wijzen wüop een droevig verschijnsel,
dat onzen democratischen" tijd maar wei
nig siert.
We staan in het teeken der verdrukking,
de vrijheid wordt aangerand, het vrya
woord is niet maer veilig. Het kost helaas
gee" loeit» ital van feiten aaneen te
reekf tft,,g.'hun onderling verband een
a.iacht forijjuleeren tegen het land, dat
immer zoo prat ging op zijn vrijheid, dat
eenmaal een toevluchtsoord was voor hen,
die ter wille van hun principes uit hu u
eigen levensmilieu werden verjaagd. IQ
Nederland vonden zij een nieuw milieu,
het milieu der vrije meeningsuiting, ge
vormd in ean higtorischen strijd van eeuwen.
Die vrije meeningsuiting dreigt een
fictiete worden. Wanneer men rondgaat in ambt
enaarskringen, dan luikt men de vrees voor
de heeren van 't gezag, die zich-zelf een
geprononceerde meening veroorloven, maar
hun ondergeschikten" slechts een
schijavrijheid laten, bij de gratie hunner bureau
cratische majesteit. Dat is een kacker, die
aan de Nederlandsche vrijheid vreet, dat
is een bederf, dat we ter wille van den
naam van ons vrijheidsland mosten uitsnij
den vóór het verder rot.
De mannen van rechts" hebben niet het
monopolie der vrijheidsknotting. Z« wisten
nog een boetekleed te vinden, toen hua
greep naar de vrijheid van anderen al te
bruusk was en een storm deed oplaaien,
die het mene tekel" donderde voor hun
macht. Een afbakkend liberalisme steekt
hen naar de kroor.! Da muilkorven H
Amsterdamsche en Eotterdamsche libe