Historisch Archief 1877-1940
,4'19.'f
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR N E D E R t AND.
Nö, 1791
TOOT de onderwijzers gevlochten, glinsteren
nog, en nu komt weer de , Gorcumsche
liberale gemeenteraad lauweren voor het
liberalisme oogsten. Liberalisme, vr
heidisme, gy wordt, dank z\j uw volgers, een
belaching.
Maar wij teekenen protest aan. Willen
de liberalen het liberalisme een kaakslag
toebrengen, het is een zatfk^jlie hun eigen
politiek raakt, den goeden naam eener
party, die in goede dagen Taak te*vbreede
opvattingen kwam, een partij, die eewnaal
den vooruitgang in haar vaandel schreef.
Haar afblijven moeten die liberalen van
iets, dat niet enkel tot hun gebied behoort,
afblijven moeten zij van het gemeengoed
der Nederlandsche burgerij, in de grond
wet gewaarborgd: de vrijheid van het
woord, de vrijheid der gedachte, de vrij
heid der principiëele propaganda voor welk
voreel beginsel dan ook I
De Overheid heeft in de eerste plaats
deze vrijheid te repecteeren. Ze is, ook
voor haar ambtenaren, Overheid, geen
werkgeefster alleen. E a als O verheid heeft
ijj niet te vragen, of de politiek harer
tijdelijke machtsdragers door haar daden
wordt gediend, maar heeft z\j enkel te
letten op het algemeen belang, dat haar
ter verzorging is gegeven, heeft zij er
rekening mee te houden, dat züeen
Overkeid is voor allen, de socialisten incluis.
Door dit niet te verstaan is nu weer een
tarrière vernietigd. Het zal de laatste niet
sgo. Maar iedere vrijheidfnuikende daad
zullen wüaan de schandpaal nagelen tot
een waarschuwend voorbeeld.
Müiiet in ie HoofiM
Die Nacht.
Alphons Diepenbrock'd laatste compositie
Ja «en verklanking van Friedrich Hölderlin'a
fedieht Die Nachi".
De Nacht wordt in Diepen brock's werk
Jangcamerhand zinnebeeld, eene stemming,
welke hij liefkoost als een verlangen, vanaf
,Im grossen Schweigeh" tot Recaeillement"
van Baudelaire, een zyner nieuwste magnifieke
Bedaren De beteekenis van dit symbool ligt
voor my versluierd en wie waagt zich aan
veronderstellingen over een zoo teeder iets,
dat rechtstreeks de ziel raakt?
Gelijk Wil'em Mangalberg als dirigent,
>aar ooggetuigen mij uitlegden, 't eerste leven
en hartstocht bracht in de kille
genoageIgkheid , d -r Hollandsche concerten, zoo
Biepenbrock als componist in onze niet
sitder dorre mnziekbeoef^ning. Eu de
jongeren, die by instinct de antagonisten
Tetfjeien, omdat deze den domineer. 'oonzingen
*n bet predikanten-rythme, (in de muziek
tiert de rhetorica als in geen andere kunst),
KJ vinden by inatinct de goede richting, ook
al 'zon den '(de omstandigheden niet willen.
t Is de vraag maar of er bij hen genoeg
affiniteit is met de ware muziek.
Ik ken Diepenbrock's werk te onvolledig
om naar aanleiding van Oie Nacht" ver ge
Ijkingen te maken. Dit is ook volkomen
overbodig. Hat is dwaas te zeggen: dat
accent hoorden we reeds; alweer dezelfde
ybyaionomie l dit staat toch in ieder geval
verre boven copi >, en heeft Mozart zich niet
*qn paneche leven herhaald, Bacb, Haydn
en zoovele anderen? Dit is geen hoofdzaak ;
«elfa niet de stijging der meesterschap in
a. styl en n karakter; doch: tref c het
eren sterk als schoonheid? Van een stijging
wil ik niet spieken, maar van het
meesterDE MISDAAD
DOOR
H. C. BUÜBMAN.
Opoe zou dien dag uitgaan.
Ze zat in haar leunstoel in een hoek van
haar1 Kamertje, kommetjes te drogen, terwijl
haar oogen telkens afdwaalden, door de
bloemen op de vensterbank heen, naar de
straat. "Vóór haar op tafel stond een blikken
bakje, half gevuld met dampend water en
daarnaast lagen op een theeblad een
tree noemde opoe het de pas gewasschen
kommetjes uit te druipen. Witte kommetjes
waren het, met rood e en blauwe randjes.
Opoe nam kommetje voor kpmmetje van de
tree, draaide het zorgvuldig in den doek
om en poetste het met kleine wrijf j os nog
eens na tot het maille begon te glimmen.
Dan zette ze het droge kommetje op tafel
en nam een nog nat van de tree... Opoe
zat met een vergenoegd gezicht naar haar
eigen werk te kijken.
Het kamertje waar ze in woonde, was
vierkant, zonder eenig kleed of zeil op den
vloer. Bij het raam was een ?ootste*n met
een glimmend kraastje en hfe ? _? ,'3
kamer waren de even openf"3*» ?#??ue^..
van haar bedstede. Om de tafel voor het
raam stonden vier stoelen met biezen zit
tingen en de rieten leunstoel waar opoe in
zat, terwijl óp de tafel behalve het blikken
bakje met vaatwater en de tree, een
koffieblad stond met een brandend lichtje en een
pruttelende kan. Het gordijn voor het raam
was vér neergelaten, zoodat onder de franje
net even het rijtje geraniumpotten op de
vensterbank te zien was, waar opoe af en
toe tusschen door keek. Dan zag ze onder
zich het smalle straatje met het winkeltje
van de snoepvrouw recht tegenover haar
en de kinderen van de buren, die uitgelaten
tierden en elkaar beschreeuwden alsof ze
een mijl in plaats van een meter van elkan
der waren geweest. De snoepvrouw stond
aan de deur van haar kelderwoning, een
breede, zware vrouw, met een wit jak aan,
de armen in de zy en ze riep telkens de
kinderen toe om op Betje te passen, haar
jongste dochtertje. Maar Bet j e interesseerde
zich heel weinig voor moeder's vermanin
gen en stoeide het wildst van allen mee.
Eindelijk viel Betje met een smak op den
grond, toen ze tegen een jongen aanbotste
"i haar moeder liep zoo vlug zo kon om
- weer op te helpen, terwijl ze tegen
~erj, die onwillekeurig aan den val
~werkt, riep: Zie je nou,
saleschap. Zie eens de bewonderenswaardige
evenredigheid tnaschen de eymphonhche
muziek in Die Nacht" en da tekstvertolking,
welke als 'c ware mathematisch tegen elkaar
opwegen; sie eens hoe de tab i, een instru
ment waarmee'zich zooveel componisten ver-'
gissen, fij i wordt aangewend in een ensemble
waar ca met trompetten 't eenige
kopergeluid doat k'inken; hoe ze tegelijkertijd het
ti«bre inleidt van den verren klaroenstoot,
en misschien tevens een détail geeft van het
markt-leven l
Dit laatste brengt ons tot den innerlyken
aard van 't werk, dat veel heeft van een
humoreske, doch mér van een visionnaire
avond-mijmering, daar de schilderende f ff
icten beurt om beurt opgaan en terugzinken
in 't sentiment dat de muüek brengt over
den hoorder. Het sentiment is intens en
heat,- hartstochtelijk maar zacht-extatisch,
vol psë;ie, als tegenzang van klanken, welke
betooverer. Na hoort men wel de klokken
(wie vermoedde in contrabassen zulken
klokkenkiankl) de mandoline-serenade van den
verliefde, 't murmelen der bron, \
kazernesignaal, maar dat alles trekt voorbij door
den gloed der stemming alsof men 't las in
woorden.
Zoo is ook de stem n met het orchest
en terwyl het vers overal verstaanbaar blyft,
vloeien da geluiden samen. Ilona Durigo, de
Hongaarsche alt-zangeres, die het werk voor
droeg, begrypt kleur en taal van Diepen
brock's kunst en na het voorspel, e ene mach
tige incantatie, voelde men in den klank
harer stem wel het diepe organische va a
die geheimzinnige bstooverinp. Het was
verrukkelyk en volmaakt en dui oncoodig
dit te gaan omschrijven.
Evert Cornelis heeft het werk gedirigeerd.
De concertmeester Zimmermann was ziek en
de eerste altist; men mag Cornelis daarom
noch gebrek aan plastiek, noch de lichte
schommelingen in 't samenspel der solo-viool
en den rolvasten fluitist ten laste leggen.
£n de rest, den ietwat warrig^n Klank dar
fagotten en obo d'amore van 't begin uit
gezonderd, was goed van tempo, expressie
en klank-even wicht.
Da uitvoering van mii'.iek als deze is on
gehoord moeielyk, om lat de componist het
princiep der indeeling van 't orchest in
groepen consequent verwierp. We hooren
hier te weinig Franeche muziek om te kunnen
beweren: dit is specifi )k Fransen; 't princiap
komt echter voort uit het verworpen van
de vierstemmige zetting als baiis dar com
positie, waartoe een echte Daitscher nooit
zal komen tenzij door navolging. DJZ; af
wijking van't traditioneele harmonie-1 yateem
is 't kenmerk der nieuwere Franse hèkun
stenaars (de modificatie van het begrip
rytome" daargelaten) en D.epenbroek heeft
dit met hen gemeen.
O rei die ongehoorde moeilijkheid der uit
voering en de goade oploasin? dacht ik lang na,
totdat ik Evert Cjrnelis, dien ik nooit enthou
siast gezind was, bewonderde. Het Concert
gebouw-orchest heefc drie dirigenten en 't
zou toch waarlijk jammer zij a, als alle drie
zich uitsluitend wydienaan Duitse ie miziek.
Ik geloof dat Evert Cornelis artistiek genoeg
voelt om de hopelooze leegheid van een stuk
als Smetana'd Ma Vlast, waaraan hij onlangs
een heelen avond verspilde, in te zien. Dop
perkan Frauechemuziek volstrekt niet
dirigeeren, met alle respect voor zijn bekwaamheid.
Mergel berg, de zeker oewonderens waardige
dirigent-virtuoor-kunstenaar, dirigeert by
voorkeur muziek, waarin bij al zy"ne per
soonlijkheid heeft opgelost en dm liever
geen noviteiten ia 't algeme»D. Ea de pro
gramma's van het Concertgebouw zyn zoo
betreurenswaardig nenzydip, dat men snakt
naar veranderin?. Dis blijf; E^ert Cornelis
over omdat hy Die Nacht" ZOT voortreffelijk
aan het licht bracht, 't eerste stuk van dit
genre dat hy aanvoert. Wanneer hy, die jong
MililHilliliiiirittmiiiiiiiiiimMiitiiMMMMiiiliiiimiimiimiiiiimiitHiii
manderhond, daar leit 't schaap, nou, hei-je
nou j 3 sin, loeder?"
Opoe was geschrokken toen ze het kind
vallen zag en had haar hoofd met rukken
heen en weer geschud over zooveel onvoor
zichtigheid, maar ze had het toch slecht
kunnen vefen dat die floddermadam uit het
snoephuiasie, Jaapie, 't zoontja van haar
dochter Lsen, een ealamanderhocd had ge
noemd, 't Was, dat 'tlzoo lang duurde voor
ze beneden was - met haar rimmetiekige
beenen, anders had ze n'et dat merakel es
gezegd, zoo oud as ze was.
Maar 't was alles zoo vredig hier in het
kamertje, de wekker op den schoorsteen
tikte geruststellend en de koffis pruttelde
gezellig. Zoo kwam het dat opoe's boosheid
weer gauw zakte en ze knusjes ging zitten
mijmeren over verschillende dingen. Ze
dacht aan het huishouden van L?en, haar
oudste dochter, die verderop in de straat
woonde; aan al die zes jongens, die zoo
smakelijk een homp wittebrood met een
kom slappe thee naar binnen konden wer
ken voor ze naar bsd gingen, 's Jonge,
'a jonge, as je toch nog jonk ben," zuchtte
opoe en streek met haar bevende vingers
even langs heur grijs haar, waar 't onder
haar chenille kapje uit kwam. As je toch
nog jonk ben, doe je een hoop dinge, waar
je as oud mensen niet anken denkei Zoo'n
homp brood met niks d'r op, zóó maar met
siappe thee naar bione! Ouh, och, en
teugeswo(T.-lig at ze zelf zoo weinig. Ean
piezeltja brood met een likkia margarine
en ean beetje Z^itsersche kaas er op, bij
een kqppie koffie. Kn 's middags een aard
appeltje met een beetje groente en een
lepeltje spekvet, dat was alles. Maar de
maag, zie je, do maag wou ook niet meer
zoo as zij wou."
Zoo bleef opoe nog een beetje zitten
voortmijmerea, tot ze opeens met een schrik
bedacht dat ze dien dag uit zou gaan,
Allemaggies! Piet, de man vanhaar jongste
dochter, zou haar halen omdat het de
verj »ardag was van Grietje, een kleindochtertje
van haar. Ze stond dus op, slofte naar den
gootsteen, schrobto de theeblaren die daar
nog in lagen, weg, droogde haar handen
af en begon dan met opruimen. De tree
met kommetjes werd in de kast gezet, het
bakje met waschwater leeg gegooid en
omgedroogd en dan ging opoo zich zelf
opknappen. Ze trok haar lijfje uit, wiesch
met haar bevende handen haar taaig ge
zicht een best j e onder den kraan en be
handelde haar ruwe werkhanden goed met
zeep. Ze stond als een kind roet het gezicht
wat vooruit en de oogen dicht te zoeken
naar den handdoek, tot zo dien hangen
vond en er zich aan afdroogde. Z;e zoo,"
zei ae tot zich zelf, daar knap ;? vanop,"
en dan 'sjokte ze naar haar hangkast in
is en zonder twy'fel met de modernen sy»
pathiseert, zich wil bekommeren om
hedendaagsche maiiek uit het Eeuwige Frankry'k,
dan zal hg zich in da hoogste mate
verdiens'elijk maken. Men zon zeggen dat daar niet
alleen niet gecomponeerd doch zelfa geen
muziek gemaakt wordt, als men de
kunstrnbrieken least van onze achtens waardige
kranten. Het is du a ook van cu'.tnur-histo
risch belang een en ander van Alezis de
Castlllon, Albérie Magnard, Caarles
Tonrnemire, Ciauda Debassy etc. etc. dat wel eens
onsterfelijk kon zyn, te r die veer en.
MATTHIJS VERMEULEN.
TeBtooistëlliDg ran de Molene Knistliig in
int m, Hm,
ii.
Het is een wonderlijke tentoonstelling
er valt velerlei over te zeggen. Het h niet
als elders, waar in een overzicht van werken,
die dingen naar den voorrang in da ont
wikkeling van om gemeenzame schilderij
kwaliteiten, het oordeel zich dra vaardig
vindt tot uitspraak. Van 't een naar het
andere werk ondervindt men hier een
gevoel van gereserreerdheid als bij kennis
making met merg^en, die een vreemde taal
spreken. Tccb hoeven we do?r die vreemde
gezichten niet geïntimideerd te worden, of
wü, earzame Hollander?, ons te laten
overbluffen; een beetje argwaan is zelfs
aan te bevelen, wast ik vermoed stellig,
dit achter de beweeglijkheid van geest en
de voortvarendheid in daal by deze vreem
den er hier en daar ook wel wat ijdel ver
toon of Fraseche blagua schuilt. Haar ook
zjj erkend, dat het voor den wat loggen
hollandachen geest heilzaam kan zij a zich
eans te meten, en zei fa zich te stooten, aan
het werk dezer vraemdeiingen, die zooveel
ondernemender en doortastender, of ook
wel avontuurlijker en roekeloozer zijn. Maar
ik voor mij vind, buiten Céianne, in deze
tentoonstelling, ondanks de manifestatie van
die Cubisten weinig sporen van openba
ring, die het kunstleven ontspannen kunnen
door een heenwijzing te beteekenen naar niet
vermoedde uitzichten of een grondige inkeer,
die da kunstverechtjnlng op een nieuw voet
stuk zet. Alleen Radon sou een zoodanige
relevatie kunnen geven, maar zijn represen
tatie is daartoe te onvoldoende, terwijl van
Dongen laat overdenken wat d<j kenmerken
zjjn van ean le?e:.de voordracht en het
mee: ter: chip van bedrijf; maar ook deze was
voller te kennen op de Luca^-tentoonstelling.
Er zij a er kale open-lucbt schilders als Dufy,
die in sommige havengezichten de Hchtkracat
van soberst tegen elkaar geste'de
afs3nderlijke k'eurrlakken op wel heldere wijze heeft
bereikt. Maar zyn palet is ons al niet nieuw
meer; niet het ei ju we waaraan baüoefie is.
(Er is geen ruimte hierover uit te weid-jn.)
Ean ander: Ló ry is een Eciilder met kwali
teiten kleurkwsliteiten, die, nu het werk
van Cézanne maer ingang vindt, gareedelyk
toïde ba fitting komen. Het eigenaardige
en een tekort asn zyn werken is dat
zij een hoeveelheid bevatten, van pikante
vluchtige kleurindicatie'rf, die verstrooid
liggsnd over het schilderij, niet tot een ge
bondenheid vervloeid zyn. De waarda zijner
kleur echter staat tot die bij Césanne, als
sommig hedendasgsch aardewerk van wel
bekorende kleur, staat tot een antiek stuif.
Zij o stilleven ('c meest verbrokkeld) en vooral
het later ingekomen bloemstuk heeft iets
ijls; de kleur is wal glashelder, maar heeft
het onsubstantieele van een vlies, tondar
echter vergeestelijkt te zyn.
Zijn landschappen zijn te prefareeren. Het
stuk mat het naak Ui <uur is alleen te genieten
om de klearwerklng, die voornamelijk van
bjjkomstigheden uitgaat.
iiiiiiniiiiiiiiifHlitiiiitimliililiiiittiiiiiiititiiiMiHmiiiiiitiiiuiiiiiiiiittw
een hosk van de kamer om daar haar beste
kleeren uit te halen. Zorgvuldig nam ze
haar zwart zijden blouse van een spijker
en sloeg er met haar hand het stof wat af.
't Was haar trouwblouse nog, die zich al
die jaren goed had gehouden, alleen had
opoe eeas een luster stuk in den rechter
elleboog moeten zetten, omdat die door
was gesleten.
Juist toen ze klaar was met het aankleeden,
kwam Piet, haar schoonzoon, de donkere
trap op stommelen. Piet had een schoon
boezeroen aan. 't Was een forsche kerel
met een rood gezicht, waarover aan den
linkerkant van boven naar onderen, een
vurig, breed litteeken liep. Hij had name
lijk eens een messnee opgeloopen b\j ean
vechtpartij, waarbij pok zijn linkeroog
garaakt was, zoodat hij dit oog altijd gesloten
hield.
Piet liet zich op een stoel vallen en bleef
daar met een somber gezicht roerloos zitten.
Opoe, die niets van dit zwijgen begreep,
vroeg of er wat was.
Och dat gedonder," zei Piet. Nou is
Grietje vandaag jarig hè. Nou houwe we
't wurm thuis van school om d'r ook es wat
te gunne en daar komt me die Gerrit, die
met Fietje gescharreld het, van ochtend as
een halleve daas bij ons binne, lekker kachel
en gaat me daar zitte snottere omdat het
af is met Fietjs. Ik geef em een stukkie
kluif met mosterd om op te knappe, maar
hij blijft zitte griene. Toen geeft m'n vrouw
em eeii glas water en dat ongeluk bijt me
een stuk uit 't glas. Ik maak m'n eiga toch
zökwaad hèen zeg tegen em: Ben jij
krankjorem, zes cente onkoste! As jij glas
wil bijte, bijt dan op een ouwe scherf, maar
niet in mijn glas. HU daar begint ie tegen
mijn hè, net of ik die meid in m'n zak
gestoke heb. Toen kon ik m'n eige toch niet
meer goed houwe en ik neem em in z'n
kladde en gooi en» vierkant de kamer uit
en 't stoepie voor 't huis af."
Opos schudde met een ontsteld gezicht
haar hoofd en vroeg meewarig of ie zich
pijn had gedaan.
West ik het" antwoordde Piet bits, 't zal
wel, want ze stonge beneje niet klaar om
hem op te vange. Maar maak nou of, oaw?,
of ik ga allenig weg."
_.ia, wacht nou noq; etl'-3. KrFe m'n sjaal
omdoen," zei opoe, haar palmend'oek
omkuoopend, en dan mos ik nog wat doen.
Wat mot ik nou tooh ook noi waer doen ? ...
O, ja wacht es etfe,... elïe de blomme
water geve."
Opoe schoof het raam open, beduwde met
haar magere vingers de rulle aarde var. <!e
bloempotten en f oot dan reet con : 's .longo,
's jonge, wat benne ze droog, wat benne ze
dr-ing,"' voorzichtig vator bij do stengels.
Piet hielp opoa do trap t f en gat' haar
Coloristische kwaliteiten van minder ver
fijnd doe'i ook weer gedegener gehalte, zyn
in het werk van Pay, vojral in da
roodbekleedde rust bank, waarop een, nogal
weekelijk uitgebeelde, naakte knaap ligt.
Shhelfhont is ean Hollander (dekleinzoon
van den eens zoo vermaarden indreas) maar
kan by de Franschen gerekend worden, als
Van Dongen en Verhoeven. Zjjn werk is
nogal emotieloos, maar het toont wel in
streven een vastberadenheid en zelfs een
zekere intelligentie. Zyn landje happen heb
ik r eed j om de cubistische tendenzen be
sproken ; zyn stillevens of bloemstukken
hinderen wat minder door die opsettely kheid;
in de kras gemarkeerde tegenstellingen heeft
de kleur hier een luidheid, die niet zonder
klank is; maar een klank zonder veel trilling
of golving. Ean witte vaas alleen heeft in
haar blankheid meer fijnheid en innigheid
evenals een vrijuit geschilderde landschap
studie. Dat de bloemen naar de natuur
geschilderd werden is wel aan te nemen,
maar toch niet klaarblijkelijk. Césanne heeft
bloemen geschilderd naar kunstbloemen, die
echter niet deden batwyfelen naar het leven
geschilderd te zyn. By Sohelfhont kan nen
't een en het ander aannemen; de bloemen
waren hem maar middel tot tendentieuze
vormbepaling en kleurduiding.
Verhoeven heef c een buitengewoon en hem
zeker wel verbluffend succes beleefd. Reeds
bij de opening waren al zyn twaalf schilderijen
verkocht! De ophef over dit werk is
my al aanstonds zeer bovenmatig voorge
komen. Ik kan er de by zondere waarde niet
in ontdekken. Het is mij de nog al troebele
vertolking van een wat aamborstig aangelegden
schoonheids sic. Het heeft ook niet, wa1; som
migen meenen, veel originaliteit. Toch kan
ik me een warme genegenheid voar dit werk
begrijpen,gelyk een zekare kinderlijke overgave
als dit werk zelf kinderlijk begrepan als
onkundig ? is. Wat we mooi vinlen in een
stuk ceramiek, in een kleurig tapijtpatroon,
we vinden er in deie schilderijen in
ordeloozen stait, een zwakken weerechy'n van
terug. Maar my ia liever een beschilderde
tegel dan het hier aantfezige, broddelig ge
schilderde bloemstuk, dat als p'èce de milieu
van óe inzending prykt. De voorovergebogen
knielende vroawefl^uur bekoort eren om
een zekere all are, d iet vagelijk denken aan
een der Engelsche Pre-Rafaëlieten, doorge
haald in modernisme. De wrik beid van de
uitbeelding, de stunteligheid zoowel in schil
dering ah in teskening, ia echter volkomen
in het fi ;unr er i aast.
Een fantasie op bloemen, als vlakvulliug
begrepen, nat kleine schilderij1 j s No. 118, is
een niet onaardige spielerei". Maar kinder
achtig volni', niet kinderlyk, maar wat de
Franechen mefquin noemen, toont zich de
rerbeeldingswerkirg bij SpMnx" en Ie
Dlable" een soort speeltuig als een
equilibristje, of dat me doet denken aan zoo'n
duikertjs in een flasch, als ik wel eens door een
man op de markt den menschen zag voorge
houden, het t»ovenaartje dat hun de toe
komst kan openbaren. In Poisiom" zie ik het
meest nog wat als uiting i<an galden vaneen
eigen en waarachtige sensatie, al is ook het
wonderba«lijke van een kleurvisie hier van
twyfalaebitigen ooraorong. Ia het geheel ge
nomen, lykt me Verhoeven'd hoedanigheid
die van den compilator, een man van kleine
teergevoeligheid, met wat eruditie en
gecultiveerden smaak, die uit kunstproducten van
velerlei aard, beurtelings herrinnerend aan
Ceramiek, tapijt werken en zelfs aan oude muur
schilderingen, stof zamelt om te verwerken
in schilderij vorm. Sjoradisch vertoont zyn
werk wel uit dit transporteeren fijne dui
dingen van een eigen inzicht, maar in 't geheel
is hij een schilder met een zielig streven
naar moderniteit, doch vol koaaen on machtig.
Van de vreemdelingen kan nog genoemd
worden een bloemstuk van de Vlaminck,
iiitHmmmiii4mu»itmmiHiimiiiimmiiimniiMiiimi iiiiiiuiimi
op straat gekomen een arm. Ik loop an
j 9 groene zü, ouwe," merkte hu op en opoe
moest er hariop om lachen. Die Piet, die
Piet."
Een paar straat j ?s moesten ze door, voor
ze aan Piets woning, in den Duvelshoek,
kwamen. Piet woonde in het benedenhuis,
hetgeen h\j wel moest doen. Want hij liep
met een ppppekast en hij kon moeilijk dat
gevaarte iederen dag op een bovenhuis
brengen.
Grietje, de jarige, zat aan tafel, 't Was
een omstreeks tienjarig meisje met een lang,
bleek gezicht en van-haar-hoofJ-staand
peenhaar. Ze had een stijve witte jurk aan,
wijd-uitgestreken en een rood lint in heur
haar, terwijl ze zich bezig hield met room
uit een roomhoorntje te likken. Haar moeder
waarschuwde haar telkens met een Griet,
pas op je jurk hoor, pas op ja schoone jurkie
hsor Grietje!"
Verder zaten er eenige ooms en tantes
van Griet j 3 en een paar buren onder een
borrelt)3 te praten. Allen riepen ze bij het
binnenkomen van Piet en zijn schoonmoe
der, blij verrast: Daar heb-ja otepoe," op
den toon, waarop men een kind welkpm
roept.
De buurman van n-hoog-vc'>c>r, hiefeea
Lang zal opie leve," aan, dat echter als
een nachtkaars uitging, omdat de rechte
stemming er nog niet in was. Men was pas
aan het tweede glaasje.
Opoe zoende Grietje, die aan haar room
hoorntje door bleef likken on haalde dan
uit haar witten zak, onder haar rokken
vandaan, een grauw psparhuisje met wat
er in, dat ze Grietje overreikte: En da's
nou voor de jarige, 't binne zuretjes!"
Zuretjes," zei de jarige innig teleurge
steld, ik heb veel liever taaretjes!"
Wil ja je pertale snoet wel es houwe?"
verzocht haar moeder haar, waarop Grietje
haar wenkbrauwen hoog op- en haar mond
hoeken vér naar beneden trok, om haar
misdeeldheid kenbaar te maken. Dan ging
zo weer zitten likken.
Kom nou erissies hier zitte, otepoe,"
zei oome Ko een stoel naast de zij ae schui
vend, onder homerisch gelach van de an
dereu, ,.p man ziet hot toch niet.''
Opoe dei;il zenuwachtig haar sjaal en
haar mutsje af en kwam dan glimlachend
naaft oame K o zitton.
Ka zeg uou es wat je drinke wil', in
viteorde haar dochter, .brandewijn mot
suiker of oen bittertje met suikar?"
Welnee," bedisselde oome Ko, otepoe
krijgt ean :i;<andowijntj|j mot suiker mot
een beetje i/not d'r in, dat drijft de kou
af, weet jij oiwe':'''
lOr werd n;)g eens voor iedereen
ingeseliorikc:)!. nTtTY',1» buurman van
-hoogvoiV, oiycli.ra.'iior van professie, met den
aannemelijker dan zyn Trouweportret,
terwy'l het werk van Lismann weinig aanleiding
geeft tot bysondere opmerkingen.
Van de Hollanders is Toorop degene, die
met sjjn reeks van Apostelkoppen voor het
publiek veel gewicht bijzet aan deze tentoon
stelling. Het sy'n studie's van een elders uit
te voeren Laatste Avondmaal. De teekeoingen
hebben in hun uitvoering iets overbluffende
van kranigheid, maar die technische bekwaam
heid is lang niet zonder rethoric». Het klem
mende ia meer uiterlijk dan innerlijk.
Maar het is nog slechts voorstudie,
dusmateriaal, en op de verwerking ervan moet
het nog aankomen. Toch in 't algemeen, en
enkele koppen uitzonderend, doen deze ver
beeldingen der Apestelen te veel denken aan
figuranten uit de -Passiespelen te
Oberammergau.
Verster heeft een stel bloemstukken uit
zyn laatste periode, wel glinsterend maar in
een te onwezenlijke kleur. Typisch voor zyn
aard is zyn scherplettendheid op een minieme
eigenaardigheid als een glaznurdroppel op een
gemberpot.
Mej. Charley Toorop heeft, behalve in het
zinnelooze gedoe in den Moien", rake zetten
in haar werk, en geheel anders valt de wel
onbeholpen, doch scherpzinnige portretstndie
van Proost te apprecieeren, al doet het hier
wat bescheiden.
(We wachten de gelegenheid af om bet
werk van dezen serieus strevenden en hard
werkenden aankomeüng nader te kennen.
Het portretje ia nog uit zyn begintijd).
Otto van Kees is een Hollander, die te
Parjjs studeert; zy'n decoratief werk, Adam
en Eva, vertoont, vooral in het rechter stuk
goede hoedanigheden. Wanneer dit werk ineen
ander materiaal, 't zy ceramiek of gobelin,
werd uitgevoerd, zou het blijken niet alleen
omementaal, maar ook coloristisch, van een
verdienstelijke compositie te zyn. Alleen de
teekening van de figuren moest veel kun
diger en sterker zyn.
Om nu de beknoptheid by dit wat
wydnitloopend overzicht te betrachten, ben ik
wel verplicht in wat oppervlakkige bespre
king, van enkele andere werken gewag te
maken. Ook een kwestie, die als herinnering
aan de verwydering der Van Dongens, ver
leden jaar,, dringend om behandeling vraagt,
kan ik maar terloops aanroeren: de kwestie
van de inmenging der zedelykheidabegrippen
in kunstuiting. Die waakzaamheid voor de
zeden heeft by deze gelegeaheid weer bly'k
gegeven van eerbiedwaardige gewetensvol
heid, maar tevens uitermate beangstigend
voor de schilders, die naaktfiguur schilderen.
Natuurlijk vrouwelijk naakt; (waarom toch
steeds vrouwelijk naakt schilderen die heeren
schi ders by voorkeur, daar toch, esthetisch
be!chouwd, een mannelijk lichaam mooier
is ?) Is weet maar n standpunt, waar die
hoeders voor de zedelijkheid zich onaantast
baar kunnen weten, en dat is, een volkomen
wering van alle mogelijkheden tot prikkeling
der zinnen, dus als volslagen puristen alle
opsnlijke etalage van naakt aanstootelyk gaan
achten. Dan kunnen de partyen van kunste
naars en zedemeesters zuiverder tegenover
elkaar staan en behoeven de laatsten zich niet
te begeven in allerlei haarkloverijen om te be
slissen wat nu eigenlyk wél en niet
zinnenprikkelend is. Van de vier hier geweerde
schilderyen van Sluytera en Gestel zyn er
drie, in ieder geval zeker twee, die niet
zedeloozer (ik houd me EU maar aan dit
ergerlijk woord) kunnen heeten dan zooveel
naaktstudies op offleieele tentoonstellingen.
Dat belooft wat voor de fameuse Vier jaar
lijkse hèin het volgende jaar, want de zede
lijkheid staat toch te hoog om consideratie
te gebruiken jegens gevierde buitenlandeche
schilders.
Nu ia vooral Slnyters hier het kind van
de rekening geworden by die fanatieke
onzeielijkheidsjjgery. Het beate deel van
borst vooruit opstond, zijn glaasje voor
zich uit van links naar rechts bewegend,
terwijl hij aanhief:
Zij leve hoog, zij leve hoog,
Zij leve hoog. zij leve hoog,
Ja, höóöog ... ja, hüoög";...
af en toe hierbij naar Grietje knikkend,
om te laten uitkomen dat hij die bedoelde.
Da anderen waren intusachen ook met de
glaasjes in de hand opgestaan en galmden
aan het slot mee: Zij lè.. .ve .. .höoöoög!"
Moeder duwde Grietje nog een room
hoorntje toe, terwijl oome Hein van oordeel
was dat ze nou pok hoog most zijn en haar
met een taartje in haar hand optilde, bijna
tot de zoldering.
Men ging weer zitten en oome Ko, die
graag altijd iets bedacht om het gezelschap
gaande te houden daar stond hij voor
bekend zei: En nou Grietje, nou mot
jij dat mooie liedje nog es singe van Hoe
schoon is 't woud," je weet wel, dan
kan ja otepoe es hoore, hoe groot d'r
d'r kleinkind al wordt." Meteen stootte hij
tanta Klaasje die naast hem zat aan en zei,
ernstig zijn hoofd knikkend: Waarachtig
as Gad, da's fijn hoor as ze dat singt, dat
mag d'r weze!"
Maar Grietje maakte bezwaren.
Ken ik niet alleen singe, Oome, d'r is
een tweede stem bij."
Kom nou," vond Oome, maak nou geen
smoessies; dan laat je de tweede stem
maar weg".
Ken ik niet."
Hèjawelle, wees nou niet pesterig", zei
haar moeder.
Dan krijg je een spie van oome," vleide
oome Ko.
Nee, ik ken 't niet."
Dan krijg je nog een taaretje," overrede
moeder.
Ik ken 't ommers niet alleenig."
Jawelles, je hebt 't laatst in j 3 eige nog
gezonge, je ken 't wat goed. Vooruit nou."
As^ik een seheppie suiker uit Ooms z'n
glaassie krijg," stelde Grietje voor.
.,Hoor dat kleine kreng nou es an," lachte
Oorne Ko. Hoor ja dat Piet, je heb eer van
je dochter, hoor, ze is nou al an de jajem.
Nou kom hier dan", en hij schepte met zi|n
lepeltje de su:ker uit zijn bitter op Grietje
hapte met een gelukkig gezicht en knarste
de korreltjes tusischcn haar tanden fijn. Dan
begon ze: Hoe schoon i-i-ia 't bosch, hoe
schoon i-i-is "t bosch..."
Onder al^emeene stilte werd het gezang
voleindigd, waarop de oomes en tantes on
uitputtelijk waren in hun loftuitiugeu en
Grieija nug menig har j3 suiker uit :!-,;
glaasjes deelachtig werd. '
Do buurman van n hoo-j-rijüf had a! t-t-:i
poosjo bedenkelijk voor zich ut ziften kijk-j;\
met zijn banden op zijn knieën en het iio:,i'j