De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 15 oktober pagina 3

15 oktober 1911 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

tfo. 1791 DEAMSTERD AyM MER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. »Ön Lwwidlnjt Mg hij nit de zalen verbannen. De pftMMSfudie op den ra| gezien (daarom veitoflfibirtur?) tntcht al^sn opgehangen woid^j»; "ket ig een stak schilder werk met onmiskenbare kwaliteiten. Zoo'o flgnuretaaie blijkt n j] töeh_ nog beter te ka enen beheerechendirj zifn latidScbappea, die meestal iets .verbrokkelda en verwards van visie hebbsn. De porb-etst«4refdH loca!«a toon gehpuden, U misschien het meest gave werk alt zijn in zending. Zoo de klftor van-Slayters diiw lsby'tend en vinnig is, te rauw,?^ maar intens , ia ze bij Gestel te leeg ondanks de helheid. Ik verbeeld jae, dat b jj eens in landschappen vrat anders ej* bet»rs beloofd heeft. Tan Mqndriaaii's uizending dni ide ik reeds) het triptlek-törmige söhildeïij: Evolutie, al8 het meest geslaagde aan, 'én' dat het het meest te leven .is,-juist om eigenschappen, 410 hier van ondergeschikte, althans bij.löfeeaaèwa*rtfëzfln.?Evolutie" is bedoeld alat- Bitdrukkin^,«en«r diepzinnige gedachte ?lp een monumentale uitbeelding.. De monnmentale uitbeelding, is eenigszins ben»derd 4ooi het gébajtelde karakter van de toch ^é'icbiIdeVinf^maar waar .zy vooruaame.lyk dracht , door paóest krijgen : ró'"dV'mae'n'V't.an'' de lijn; door de steil-eid van een-ïfrelbostunrdf, wyso?erwogene tsekerilnjr, dat 'is -hier volkomen afwezig. Slechts een utte'rlijke schijn door toepassing "ifclarhetvg^mtff tjfö^rtëliêj'iii den opstand dezer figuren en «en,,. stilistische vormop-. vatting, die slleJSa gemeen heeft met de strengheid van eéji rhpgu mentaal werk 'dat er (hier moedwil!??) van de natuur werd afge weken. Zoo st*at dit werk wel wat tot m~namentale kunst als een wassen beeld tot een beeldhouwwerk. Er is te schamel meening achter, .te weinig.... diepzinnigheid. Zoo'n kunstwerk wel in 't by zonderi moet een menigvuldigbaarheid Tan innerlijke rjjkheden hettben, als een gewap, dat in ver schillende doorsneden, achter het schoone hulsel, de wonderbaarlijkheden van zijn organ'sme in den logischen uitg'O&i van een vasten kern doet naspeurer>. Het hulsel kan hier alleen om zekere kwaliteiten van gevoelig schilderwerk bekoren; maar wat daarin van.een aangename emelting is moest geklonkenheid zijn, en het satynacbtige van de tonaliteit moest de vaste blinking hebben van bronp. De geheele inzending van Mondriaap doet gewaarworden een afwijking weer vaAji^n ,<Éerk op een laatstleden expo sitie. Dat toont een wisselvalligheid van zijn neigingen q| doe'iogen, die by'na zorgwek kend is. Hij is een oprechte zoeker, maar ik vrees, op voor hem niet begaanbare wegen. Hij doet zich geweld aan; uit sommige wer ken, by v. nit die Molen die doet denken aan een gevetfden gevelsteen valt te vermoeden dat hjj zich volmaakt vastwerkt. Hij moet zichzelf teru Bieden in een anderer'ehting, geleid door zfn eigen insticten. Hy is een lyrisch aangelegd kunstenaar, een zacht, geaarde droomer, een schilder met mooie kwaliteiten, debet moet vinden nit de ver inniging van zijn gamoed, meer dan nit de scherpte ?an het intellect. In zekeren zin is hij met zy'n figuurstuk er toch verder uitgekomen dan Wpyand. Dese is a»et zy'n Macbeth ver buiten den band gesprongen. Het stuk werkt dan ook lachwekkend op dfl vriendelijke toeschouwers; en 't i), wel wat zyn eigen schuld, want de compositie draagt zeer de groene j a; en. Hij had het zeker voer zich moeten honden. Het is ren mislukking, het toont in de compositie esn verwarring van bedenking en verbeelding, het is toomeloos van geesteabe weging tot in het waanzinnige, het getuigt misschien van een siekelfjke prikkeling der henenen, maar toch wil ik in dien dollen sprong zien een hoopvol verschijnsel nit het streven der aller jonasten. Nu kan een criticus wel'niet als on:e liere Heer harten en nieren der mensehen doorgronden, maar ik geloof toch aan de oprechtheid, en wat meer ij,aaneen drift achter dit werk. Ik voel een sensatie en een verbeeld i ngszin in dit zeer ong quilibreerde schildery; een sensatie van be lemdheid en benauwing, misschien onwillekeurig gegeven, in da dichte blauwe nevel waden, <Jie dolen om de figuren, een huivering daarmee aitgedrukt van de gruwelijke moordatmosfeer in deze tragedie. Ik acht het ver heugend, dat een jongere aandrang voelt en het aandurft, zy'n interpretatie te geven van een groot dramatisch kunstwerk in een schil derij, en, merkwaardig, dat hij aan de kleur tot uitdrukking van het dramatisch element, een gewichtig aandeel toekent. Het portret is verder, (bedoeld ale portret en verbeelding van een tctvrijvtr), maar is in de conceptie pok nog wat van de wij s, en onrijp in uitvoering. Wtyand toont' zich nu nog te veel een heeihoefdig drijver; hij moge een helderhóofdig «jsker worien, van het eigenzinnige in het, zelfbewuste overgegaan. Aan het eind van deze nog maar gedeel telijke en wat vluchtige inspectie .van de tentoonstelling, bemeik ik, bijna verbaasd, dat er weinig voluit -warm te prijzen was». Deze eerste actie .van 4e Moderne Kunstkring heeft iets overrompelende, maar daar m,* e toch niet meer bereist dan een betrekkelijk succes. De leden vooral hebben met al te groote licht zinnigheid, zonder strenge aelf» keur, hun producten naar deze eerste tentoon stelling opgezonden. Sommigen zyn zich in hun ijver om te fxposeeren, gaan vergrijpen aan hun eigen waarde. Ze hebben nu een vol jaar om zich samen te trekken en hard te werken voor een volgende gelegenheid; Het is nog wel een kleine groep en ik wil de werkzaamheid van de nieuwe vereenigingiii deze eerste tentoonstelling vooral beschouwen als een algemeene oproep in den lande. Want er zullen er nog wel meer zy'n, die in vol komen rechtzinnigheid en met begaafdheid, vooruitstrevend wenen. W. STEENIIOFF.,;/, P S. Hét in het vorig No. gereproduceerde, cubistiech" landschap, werd docr een mis verstand, buiten m;jn schuld, abusievélys op naam gebracht van Picasso; het is van Gsorges Braque. Sieifrifil faper coilra Ricliartl Slranss, l Het eerstvolgend nummer van het te Berlijn ] verschijnende weekblad Dtr Thurm, brengt ' sensatior eele uitingen van Siegfried Wagner tegen Ricbard Strauss, waaruit ik reeds nu in ; staat ben bet volgende mee te deelen. } Het is diepbedroevend," zoo uitte zich ' Siegfded Wagner kortgeleden, dat de Parsival nu spoedig in 't bereik zal ijn van schouwbnrger, die door de heillooze werken van Ricaard trauss verpest zijn, rchoawbargea, waarin de mieselyke (?ekelhaftt") Salome vertoond werd en de lekt a, c'ie men slechts een bespotting van Sophokles, een profanalie van het klasaicisme noemen kan. Mijn vader zou zich in zijn graf om keer en, als hij van de decadenten der muziek iets zou kunnen vernemen, zooals die in de opera's van Richard Strauss tot uitdrukking komt. Kan dat kunst zy'n, wat Stranss zy'n volk aanbiedt? Is het de taak der kunst de booze hartstochten der mensehen, hun neiging tot wulpschaeid, uit te buiten? Sedert wan neer ia kunst identiek met vuiligheid ? Is het niet veeleer de reeping des kunstenaars, te veredelen, aich boven het alledaagscbe te verheffen? Salome, Elektra on de jammerlijke Roitnkavalier kunnen onmogelijk iets anders zyn dan sensaties van 't oogeublik, een moment sacces, iets anders dan een groote geidklopperrj. De componist speculeert op de meest onzuivere, de laags.e aandriften Tan zyn toehoorder?, maakt er gebruik van om er geld nit te blaar. In zijn Mozart- nummer spreekt prof. Rudolf Ganéa zaer juist over de on-muziek van een aantal componisten, waarmee hy natuur]y k het oog heeft op Ricbard Strauss. Met esn werkelijk vern kkely'ke ironie spreekt Gered over Sirauss, die met zijn bakende kapelmeasterlyke bescheidenheid zicb. zelf een plaats aanwyst'naast de grootste toockunitanaars van alle tijden, naast Beethoven, Hsydn, Mosart. Nog is niet elk gezond ge voelen in de, Duitsche volksziel uitgestorven. Da zon der ware kuuit kan niet eeuwig door k wad a. ongezonde dampen verduisterd wor den. M jnhetf c maareen f dsschen luchtstroom door te laten gaan en de miasmen, die nit een zekeje, ricüting van de literatuur, van de schilderkunst en uit' de toonkunst van llipbard Strarus ois tegen wal men, nullen verdwijn'en. ' " Het is baast niet te gelcoven, dat Ricbard -t8traW)*"Zijrii- heeft voergenomen het zoogeneamdf ^hmierei" in te voeren. Men haalt daarbij den strijkstok omgekeerd, d.w.?. met den hóutkant over de arme i naar, om geruisch-klanfc'en voort te brengen, afschuwelijke wangeluiden. Dat is gesn muziek, dat zyn uitwassen van maluria-phantaaie. Het is een kolossale dwaling témeeaen, dat mijn vader de melodie; niet achtte. Een retks van zijn , uitspraken* kunnen aangehaald worden, die juist het tegendeel rewijser. Zijn geloofsbelijdenis was: lïgeloof aan God, Mozart en Beethoven, alsmede aan hunne discipelen en aposteler. Iïgeloof aan den Heiligen Geert on aan de waarneid der na o&deeltare Kuuat. Dit wat de muziek uitspreekt, uitspreken moet, is eeuwig, on eind ff, ideaal. Zij spreekt niet den hartstocht, de liefje, het verlangen van dit of dat indu 7idn, in deze of die omstandigheid uit, maar de pas&ie, de liefde, het verlangen zelf en wel in de oneindig-veelvuldige mo'iveeringen, die in de uitsluitende eigenaardig heid der muziek gegrold, doch aan elke and*>re taal vreemd zijn, en daarin hunne uitdrukking niet kunnen vinden." Om echter weer op Ricbard Strau? t»rug te komen: zijne muziek is een specu'a'ieve bezondiging aan het Menechdom. L?efde my'n vader nog, l ij zou met zijn donderstem tegen deze afdwaling uitvaren, tegen deze verduistering van het ideaal. Er moeten ook gemeene sekten, en er moet gemeen e muziek zijn TOT meyigehen, die daaraan behoefte hebben. Maar de diml-monde blijve tceh ;n baar eigen kring eu men wage het OLYMPIA SHOW,."»-»3?11 WO V. SUB! No. 101 SPIJKER AUTO'S omlaag. Zijn vrouw stootte hem ten slotte in zijn zij en vroeg: , Waar tob je over ouwe?" Buurman vertelde haar toen, dat hu er over zat te denken of hij zijn harrftünica zou halen of niet. Zoo toen de anderen hoorden wat buurman bezig hield, moedig den zij hem allen aan. Want buurman" *as een fijn speler die altijd de co£c,§r,ten van Kriens in het Paleis bijwponÉ|pbm daar nog. wat te leeren. En al liep hij^jnet een orgel, hij w^s geen gewoon orgeldraaier, maar. hij tel wel degelijk gevoel in zijn stukken. Hij draaide niet als de anderen maar op denzelfden dreun door, maar naar het te pas kwam bewoog hij den slinger vlugger of larjgzamef in het rond. Heele 'meneeren bleven soms naar hem staan luisteren. En wat hy uit zijn harmonica kon halen ? ! Xou, daar stond een gewoon mensch .versteld van. 't Was bovendien een prachtig instrument dat hij had, met dubbele rijen tonen en de hemel weet hoeveel registers. Buurman gaf zich dan eindelijk met een schouderophalen en een Nou, vooruit dan maar", gewonnen en ging naar boven om zijn kast te halen. Voorzichtig kwam hij er mee aangedragen en ging zitten spelen. Eerst gingen zijn vingers zoo maar wat over de toetsen, maar dan begon hij. Hij speelde de nieuwe wals: La valse brune", waar Oome Ko en Tante Trui bij zongen: Kom Mina, m'n blonde, Dansen we saam in 't ronde, Tot wij vergetelheid vonden, In 'n höekkie zoo klein en zoo zacht.." De anderen deden maar zoo wat mee om dat ze de woorden nog niet kenden. Dan volgde' er een fantasie van buurman zelf, .waar Oome Ko ook bij wou gaan zingen, net alsof hij hetgeen gespeeld werd kende en daardoor ging hij telkens valsch en was dan een stuk bij de muziek achter. Dan kwam nog het bij allen bekende lied : Aan den oever van een snellen vliet," gevolgd door het gedragene : Zwaluw waar heen is uw vlucht?", welke beide liederen door allo aanwezigen meegezongen werden. Vooral oome Ko, die zijn longen flink uit kon zetten en een diepe stem had, zong met gevoel en was te hoorèn boven alle anderen uit. Opoe zat met haar handen in haar schoot glimlachend toe to luisteren en genoot met volle teugen, 't Was waar, de buurvrouw vam-drie-hoog' d'r jongen, blies wej eens op een mondorgeltje,maar wat was dat in verge lijk met deze harmonicamuziek,' begeleid door zang P En opoe hield zoo vanmuziek. :Het gezelschap zong: rinke we nog een drupske"- en de glaasjes werxlen gevuld. Dat vattvopoe .onder protest, omdat ze zich toeh al zoo licht in haar hoofd voelde van de1 twee glaasjes die ze op had. Kleine Grietje had het oude mensch door haar gevlei van de wijs gebracht en wist van dit derde glaasje niet alleen de suiker, maar stiekem ook de helft van den drank machtig te worden, waarop ze met een pafcr glazige oogen in een hoekje ran de kamer op een stoof in haar neus ging zitten wurmen. Maar niemand lette meer op haar, want haar verjaardag was alleen maar als aanleiding gebruikt om eens een lolletje te hebben. Nu de stemming er was, kon men het wel zonder haar. Opoe wou na het derde glaasje beslist naar huis en sloeg alle in ritaties om langer te blijven met een: Nee j onges, ik ben een oud_ mensch," van de baad. Piet, wiens hoofd intusschen opspringen stond, zoo rood was het, zou haar weer naar huis brengen, maar op initiatief van den orgeldraaier, nam m?n opoe eerst in het midden en danste een: Lang zil opoe leven ' om haar heen. Opoe, die na het opstaan hoe langer hoe lichter in het hoofd werd, voelde een onbedaarlijke vroolijkheid in zich stijgen. En toen ze eerst maar, met allen achter haar aan, met haar rheumaliek-beenen het trapje voor het huis af was, hoste ze ook mee en zoog met haar opgebruikte stem : Ea al wat jonk is, Doet zoo gerhe, Doet zoo gerne, Al wat jonk is, Doet zoo gerne mee." Bij het zingen zwaaide ze vroolijk haar rechter arm van links naar rechts, zoodat alle deelnemers aan de verjaarpartij hardop lachten over opoe die nog weer eens jong wou zijp. Opoe ging nu met l'iet huiswaarts en terwijl ze aan den arm van den niot meer geheel zekeren Piet wandelde, werd ze triestig en begon ia zichzelf te praten, zoodat Piet telkens vroDg : Hè, zei je wat, ouwe:" Toen ze ook eenmaal boven was, nam ze een haastig afscheid van haar schoonzoon en ging in haar leunstoel zitten slapen. Het verjaarspartijtje was voor haar over. Opoe had- een kwartiertje zoo gezeten, met het hoofd omlaag on do adem blazend uit haar open mond, toen er geklopt werd. Earst hoorde opoe het niet, maar toen het kloppen aan bleef' houden, werd ze wakker en sjokte naar de deur. 't Was de buur vrouw twè-hoog-YÓür. Ik wou je efi'e komme zegge," zei deze, dat d'r pelisie voor je geweest is." Hè?" zei opoe, die een ' gevoel kreeg alsof ze door den grond zou zakken, l'elisie ? Voor mijn pelisie r Waarvoor!'" Voor je blomme, geloof ik!," antwoordde buurvrouw onverschillig. Ajfiju nou weet je n'et," en ging weg. Opoe bleef beduusd midden in de kamer staan. Pelisie? Voor me blomme?" her haalde ze. Dan ging ze in zichzelf mom pelend naar het venster, schoof het raam omhoog en bekeek de geraniums argstigverwonderd aan alle kanten. Maar daar ze er niets bijzonders aan ontdekken kon, schoof ze het raam weer dicht en ging in haar leunstoel over het mysterie zitten peinzen. t Duurde echter niet lang of er werd weer geklopt, nu zwaar en gedecideerd en toen opoe open deed, vloog ze van schrik wel een meter achteruit. Daar stond in de deurpost, breed en massaal, met den buik vooruit, een agent van politie in vol ornaat. Opoe wou hem met alle eerbiedsbewijzen uitnoodigen om binnen te komen, maar ze was doodsbleek en beefde zóó over het geheele lijf, dat ze alleen maar een paar klanken voort kon brengen. Van wie benne die blomme F" vroeg de agent, gestreng en beslist zijn vinger rich tend op de noodlottige garasiums in de vensterbank. Die benne van mijn," bracht opoe er ten slotte niet veel moeite uit. Goed en wie ben je?" informeerde de agent verder, een beweging makend naar de achterpand van zijn jas en een boekje te voorschijn brengend, llij sloeg het open en hield een potlood gereed om te noteeren. O, god meneertje, maak me toch as jeblief't niet ongelukkig. Wat heb ik gedaan?" begon opoe te jammeren. Wat ja gedaan hebt?1' zei de politiedienaar met afkeer in zijn stem. Je blompotte stane los en die kenne iemand op z'n hoofd valle. Morsdood kan je weze, as je d'r to3vallig onderloopt." Maar ze staane ommers zoo vast as een huis, meheertje?'' ..ü'r zit toch geen latje voor?" weer legde de agent. Eén windruk en ze logge op straat. Ik inot je vebaliseero, geef op je naam." Met horten en stooten, onderbroken doar tranen, gaf opoe haar naarn, adres en ouder dom op, waarna de uniform uit de deurpost verdween en ue deur zich achter dan agoni sloot. Opoe viel ontdaan in haar leunstoel neer en ving uan aan niet zich zei t'te beklagen Maar daar kou ze zich ten elotte toch niei moe tevreden stellen en ze besloot naar haar dooliter te gaan, om die het treurige nieuws mee te deelen. ./c klom dus weer haar trappen al', sjokte de straat over en kwam in tk'ii Duvclshoek aan. Het nieuws had daar met de uitwerking die ze ervan verwacht had, want het nieerendeel van de gasten bleef vrcoHjk, terwijl Piet, die uu bepaald te veel op had, allerafgrijselijkst begon te ?vloeken en de straat op wou om den eersten niet op een feest maalt y'I voor een beschaafd publiek gerechten op te disschen die wemelen van baccilen, van vergiften van de ergste soort. Wy, in B ly rent b, houden goddank vast aan het ideaal. Wij krijgen daarby geen schatten in e ka». De artist moet leven, o zeker! maar wee, wanneer hij beurzenspeculant wordt". Ziedaar hoe Siegfried sprak (zonder toe stemming van zyn grooten vader.) Een storm of stormpje zal er wel op volgen. 17.10.11. P. M. Wa. Bfiricliten, EEN NIEUWE EABKLAIS-UITGAVE. De Sociét des Etudes rabelaieiennes zal by H. Champion e Parijs een uitgave van Rabelais het licht doen zier, die iets buitengewoons belcoft voor da kennis van dazen zoo buitengewoon moeilyken schry'ver. Dank zy mevrouw de Harkiezin Arconati Visconti, die zulk een jverige stenn is voor de vereeniging en voor de tiociétéGaston Paris zy heeft veertig duizscd fraucj voor het doel beschikbaar resteld hebben een groep leden deze. editie kunnen voorbereiden onder leiding van Abel Lafranc, professor aan het Col ge de Franc?, die reeds lang zich met B. bezig londt; hij zal daarbij gesteund worden door Jarqnes Boulecger, d:e den tekst zal vaeS stellen deze gaf reeds met anderen L'Isle Sonante en den Pantagrüel van 1533?door F. Clougof, den uitstekenden kenner der 16 eeuwsche dichters, door J. P.attard, den schrijver van een zeer goed proefschrift over K.'s bronnen en samenstelling, door L. Saii eau voor de philologie, hetgeen dien specialen kerner van argot wel is toevertrouwd. He: geheel zal ongeveer 8 deelen omvatten; da inteekenprijs is 10 frarcs per deel; leden der Rabelais-vereeniginc; er zijn er 5 in Nederland hebben 25 pCt. korting. TE TIJDEN VERANDEREN. Tofn, in het begin van het jaar 1887, de uitgever van het Sociaal Weekblad voor deze nieuwe onderneming inteekenaren trachtte te winnen door de ver zending van duizende prospectussen en proef nummers aan allerlei adressen door het ge heele land, werden sommiee der geadresseer den alleen door het woordje Sociaal" zoo opgeschrikt, dat zy de proefnummers in den e i «er omslag, r er keerende post terug zonden. Eén daarvan bevatte o.i. het vermanende opschrift: Wie wind zaait, zal storm oogsten". Hoséa VIII; 7. Toans is de uitgave van dit Weekblad gestaakt uit overweging dat in den tegenwoordigen ty'd dag- en weekbladen en tijd schriften van schier iedere richting zich met de bespreking der sociale vragen en toe standen benig houden en daarover hun licht laten schynen, (200la') hij (dt) uitgevers ds vraa< rees, of niet nat Sociaal Weekblad geacht moest worden in zoover zjjn roeping te bebbea vervuld als het ten onzent den stoot ga*f tot een gezette overweging en be spreking der socia'e vragen en zoodoende de belangstelling hie'p wekker, welke in onze dagen zoo veler hotfd en hart vervult." TEIPOI.I. De schaarfchte aan berichten van hei, oorlo^sterrein houdt gelijken tred met de weinige lectuur welke over Tripoli i* te vindri). Een verslaggever van Daily Neius vond in den ka'a'.ogus van het Britsch Museum als het meest moderne boek over dat land een werk van 1816 getiteld Correrpondenee of P. TuVy, Etq., late. Cimul in Tripoli. De eenige andere werken over hetzelfde, onderwerp, in die reusachtige bibliotheek voorhanden, zyn een of twee Italiaanèche boeken nit de zestiende en zeventiende eeuw, alsmede een kopie van de vredesvoorwaarden gemaakt tnsschen Karel II en Tripoli in 1662. In ons land verscheen in 1875 een werk Zes jaren te Tripoli in Barlarije door M. A. Perk. Binnenkort verschijnt In de kustlanden van Noor d-Afrika door H. H. van Kol, waarin ook de politieke en economische toestanden van Tripoli worden bescbrever. BOUWT te NUNSPEET. Inlichtingen by* het bonwburean Ar t i", aldaar» DELAUMY BELLE1LE AUTOMOBIELEN. Hoofd-Agent voor Nederland: J. LEONA! D LAKB, 114 Stadhouders-kade,; AMSTERDAM. 5AM5DN Badplaatsin ZuidTirol. - Heerlijk klimaat. Seizoen - September Juni 1-910/J.l 30826 Daagüttni'. Stedelijke Kur-den Badinrichtinc. Zatderirstituut. Koudwaterinrichtinfr. Korlzuu:- en alle geneeskundig» baden. Zwembassin. Inhalaties. Druiven-, Mineraalwater-, terrein- en ojenlucht ligkuren. 4 gekanaliseerde hoogebronwaterleidingen. Theater. SporUeirein. CoEGertqn. 20 Hotels Ie Rang. Sanatoria. Talrijke pensi ons en villa's voor vreemdelingen. P/ospectju gratis bij de Karvorstehung. EO EASY Leve ns vorzokeringMaatschappij i flrnbern maatschappelijk Kapitaal : F>N MIÏ.I.IOEtf GULDEN (volleekeml). Bijkantoor : Dam 2 te Amsterdam. den besten agent overhoop te steken, zooals ?, hij zei. j Opoe was dan bekeurd en de heele buurt leefde met haar mee. De buurvrouwen waren n-en-al verontwaardiging: dat ouwe mensch hè, dat geen vlieg kwaad zal doen. Hij had 't mijn motte doen, ik had em z'n ooge uit z'n kop gehaald" zeiden ze tegen elkaar. Opoe was ten slotte nog het meest ont daan over het feit dat ze haar bloempot ten binnen had moeten halen en als ze in haar leunstoel zat, keek ze met een treu rig gezicht naar de leege vensterbank. Ze berustte overigens in de schande haar goede naam aangedaan. Toen een veld wachter den oproep om voor den kanton rechter te verschijnen, bracht, was ze zelfs kalm. Maar tegen dat de dag kwam waarop ze voor moest kooien, werd ze weer zenuw achtig. Overdag had ze visioenen van ijseren gevangenisdeuren en cipiers met rammelende sleutels en 's nachts werd ze menigmaal wakkeromdat ze een gevangenisnachtmerrie had : dan droomde ze, dat ze voor levens lang in een pikdonker hok was opgesloten, terwijl de cipier haar wou wurgen. Opoe was drie-en-dertig jaar getrouwd geweest met haar man, die de post van werkman bij de stadsreiniging vervuld had en noo:t in die drie-en-dertig jaar, zelfs nooit in haar leven, was ze in aanraking geweest met de politie, zelfs niet voor het kloppen van matjes na tienen 's morgens. En nu, op haar ouden dag, nu ze geloofd had haar dagen verder zonder eenige stoor nis op haar kamertje te zullen doorbrengen, nu kwam ze nog in aanraking met jhet gerecht _God weet ging ze nog nietfde gevangenis in. Als ze er aan dacht dat iemand een bloempot op zijn hoofd !had kunnen krijgen dood had kunnen zijn door haar schuld, dan brak het koude zweet haar uit. Ook do ochtend van de gereehtszitting kwam en opos was dien dag reeds vroeg opgestaan. Ze had zich bevend van over spanning aangekleed en had in stilte ge beden dat ze toch as-jeblieft niet de gevan genis in zou moeten op haar ouden dag. Zij iemand met een blompot doodgooie ? Ze zou ommers mtt opzet nog geen wurrempie doodtrappe! Ze nam zich voor, den rechter om genade te vragen en hem te vertellen dat zj drie en dortigjaar getrouwd was geweest en acht kinderen had die allemaal al fatsoenlijk getrouwd waren. En of ie haar a-joblieft niet de schande an wou doen van haar in de gevangenis te stoppo, (al was 't maar voor n dag, want waarachtig, ze zou het niet overleve. Opoe liep in zichzelf pratend naar de iiHiMiiiHMimimiiimiiiiiiiiiiiiiiiiitiiitiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitlfMe Weteringschans, naar het Kantongereejy;gebouw. De zitting was al begonnen $n door een veldwachter werd ze door eien deur geduwfl, temidden van wachtende beklaagden. Ze stond achter in een hqoge zaal met bovenaan rondom veneters wa&r veel licht door viel. De muren waren met groen laken behangen en aan het andere einde der zaal zaten achter een groene tafel drie rechters met gestrenge gezichten. Opoe dacht dat ze door den vloer heen ZOG gaan toen ze het zag. Af en toe riep een deufwaarder een naam af en dan verseheen een nieuwe beklaagde voor het hekje voor de groene tafel. In het miiden voor die tafel zat de oudste van de drie rechters, die ook het meeste praatte; een man met een grys baartje en een onbewogen uiterlijk, die somi opeens heftig tegen de mensehen grauwde. Naast opoe stond een jonge keiel, grappen te verkoopen en opoe was ban g als de dood dat de rechter het hoorèn zou toen, 'de jonge vent halfluid naar de groene tafel riep : Hé, ouwe, mag ik ea an je baard zweve ? " Die om haar heen stonden giechelden van pret. ?-? Eindelijk na lang wachten kreeg opoe plotseling een schok want de deurwaarder had haar naam afgeroepen. Bevend en door zakkend in haar knieën slofte opoe naar de groene tafel. Hoe oud is u," vroeg haar de rechter. En waar ze geboren was en wat ze deed, welke vragen ze allemaal stamelend be antwoordde. Weet u dat uw bloempotten los in de vensterbank hebben gestaan," vroeg de rechter verder. Och meneer," zei opoe, terwijl de tranen naar omlaag biggel-; den. Ik woon d'r al achttien jare en . . .',' Dat vraag ik u niet. Weet u dat uw bloempotten los in uw vensterbank hebben gestaan ?" herhaalde fle rechter gestreng. Ja meheer", beaamde opoe. < > En weet u dat dat gevaarlijk i«, heel gevaarlijk is ?" Ja meheer," gaf opoe, meer dood dan levend toe. Dan geef ik het woord aan meneer de ambtenaar van het Openbaar Ministerie." Vijftig cents,'' zei deze lakoniek. Wat zeit u F" vroeg opop, terwijl het haar voor de oogen schemerde. Meneer vraagt een boete van vijftig cents," legde de rechter uit. Ga nu maar heen, over veertien dagen uitspraak. Je hoeft niet terug te komen." Even bleef opoe staan, terwijl alles voor haar in het rond draaide, maar dan schoten opeens de tranen in haar oogen en rnet een gezicht, glanzend van vreugde, sjokte ze zoo vlug ze kon de gerechtszaal uit naar haar dochter, om die het gelukkige nieuws mee te deelen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl