De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 15 oktober pagina 5

15 oktober 1911 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1791 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Door duisternis tot licht, geschreven door wylen KADEN ADJBNG KAKTINI. Uitgave van 6. C.T. Dorp&Co. teSamarang Soerabaya, '* Gravenhage. Door nacht tot licht, Door storm tot rost, Door Btrjjd tot eer, Door leed tot last. Allen die medestryden om de vrouw politiek en bovenal moreel vrjj te maken en oogenblikken hebben, dat zij moedeloos worden en vertwijfelen, want wie kent die oogenblikken niet T haar raad ik ten sterkste aan: leest het boek, waarvan ik den titel hier boven schreef. Een bundel brieven eener jong-o verleden vrouw, van Javaansohen adel. Zazyn gerang schikt en uitgegeven door mr. J. H. Abendanon, directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nq ver heid in Ned.-Indië. Als men bedenkt, dat 12 jaar geleden dit jonge meisje reeds zóó dacht en zóó schreef, zij, die bjj hare stamverwanten nooit steun maar wel tegenwerking onder vond, dan mogen wq, die leven te midden van vele gelijk gezinden, nooit versagen, maar ons spiegelen aan haar. Wanneer men met Indisch-gaaten «preekt over de ialandsche bevolking, dan wordt men zoo vaak den mond gesnoerd met och dat begrijpt u niet, die menschen zijn zoo geheel anders." Doch nn weten wq beter! Wél zqn zq anden, maar niet minder dan degenen die hen overheenchen. De kreet om recht, die door dit geheele boek klinkt, moet in alle vrouwenharten weerklank vinden. Er zg'n in de laatste tijden critici gekomen, die niets beters wisten te d»en dan Maltatnli tot een nenrasthenicns te verklaren. Leest, hoe Baden Adjeng Kartini met hem dweept en verklaart, hoe goed hij, Maltatnli, het Javaangche volk en de toestanden daar te lande kende. Voor allen, aan wie de se brieven gericht lijn en die, zooals bq de lezing herhaaldelijk blijkt, zulk een grooten invloed op de ontwik keling van deze jonge Javaaniche hebben gehad, moet het een weemoedige, maar tevens heerlijke herinnering zij c, zooveel aan deze hoogbegaafde te hebben kannen geven. Wie de Goden liefhebben, roepen zq weer spoedig tot zich l Dit is zeker van toepassing op deze schrijf ster, die op de volle hoogte van haar geluk als vrouw en moeder, op 25 jarigen leeftijd weggenomen werd. Doch allen die dit boek lezen en medevoelen, zullen het zeker met mq eens zijn zij heeft aiet te vergeefs geleefd I N. MANIFBLDT?DB WITT HUBEHTS. (Het vervolg van E. Saltzman's stuk over de. Finsche Vrouw, vindt men op pag. 10.) TuttiFrntü, Als men kon bewijzen dat ieder mensch, (vat immers niet onmogelijk is) ns als man en ns als vronw op de wereld kwam en dan als vrouw juist zoo behandeld werd, zooals nu de man de vronw steeds behandeld heeft, zon dit bewijs meer bijdragen tot het UIT DB NATUUR Holle Bergen II. Onze Frankenbauser vrinden zouden ons den weg wijze». Ome vrinden, dat waren een paar vreolqke Untersecucdaner van het Frankenhauser Gymnasium; aardige jongens, die zich op hnn aanstaand studentenscbap voor bereiden, door eiken avond op het terras van ons hoog en, betrekkelijk dan al tyd, friech gelegen hotel, hnn zakcenten te komen om zetten ia ettelijke Lichtenhainert jac, het lichte, bijna alcohol vrije Frankenfeaaeer bier, gedron ken uit artistieke steenen potje». Mijn kinderen hadden natuurlijk gauw ken nis gemaakt met hun a.s. collega's en onder hielden zich voor zoo ver het snel geratelde dialect van Frankenansen (klemtoon op ans) zooals ie zeggen, dit toeliet geregeld met het groepje. Ze dienden oas bovendien tot aan vulling van onze kaarten en papieren gidsen; aan hnn aanwijzingen dankten wij menig sneller paadje naar menig interessant plekje. Maar nu zouden zij zelf onze gidsen worden, en wel naar een, volgens hun beschrijving, zeer geheimzinnig oord, dat op geen kaart, in geen Führer te vinden, dat aan niemand bekend en door niemand te bereiken was, geluk en de veredeling van de mensehherd, dan alles, wat door de minnezangers en zedepreekers in vroeger tijden gezegd is. HMaar daar dit bewijs ontbreekt, zoo is het te hopen dat deze gedachte al reeds iets daartoe bijdraagt. Naar hei Daittch van Mmx Bewer. Kopenhagen volgt Parijs ca. Ook daar zijn thans'vrouwen als taxi-cbauöeur aangesteld. Maar Nederland komt niet heelemaal achteraan 11 Dombnrg heeft een vrouwelijk koetsier, die tevens een matador in het biljarten is en slechts op Qnerido wacht, om ontdekt te worden. In het schoone Buckinghamshire in Enge land, staat het kasteel Claydon House, een bezitting der familie Verney. De zuster van Florence Nightingale was gehuwd met Lord Verney en het was daar, dat de engel van het slagveld" haar laatste levensjaren sleet. In de hal staat haar marmeren buste, die baar door de soldaten geschonken is. Boven in het huis is een gedeelte, dat naar haar genoemd wordt en waar al hare herinneringen bewaard worden. Menige pleegzuster zal zeker een pelgrimstocht daarheen maken. Men zegt, dat Carnegie een groote som geld heeft geschonken aan alle bioscoop theaters in Daitschland, Frankrijk en Enge land, op voorwaarde, dat zy films zullen vertoonen, waarop de meest bloedige episodes uit den oorlog van '70, tafreelen uit den oorlog tnsschen Rusland en Japan en de vroawenkampen uit den Trans vaal-oorlog uitgebeeld zijn. Verder de schilderijen van Weretschagin en als slot-apotheose een zitting van het Hof van Arbitiage" en eenafbeel ding van het V redespaleis. Carnegie heeft het voornemen te kennen gegeven, in elk land, waar eenig conflict dreigt, zulke bioscoopvoorstellingen te doen geven. N. M.?DE W.H. De heer Carnegie moet ook de hoofdstad van Italiëmet zulk een theater verrijken. Misschien echter dat hij daar dan vervolgd wordt wegens verbreiding van prikkellekt uurin-beeld. COBRECTOR. Noodlot. Wy gingen getwee, door den zomerdag, Het harte vol wee, op de lippen een lach. Wij spraken van 'c Echoon om ons henen, Van vogels en bloemen, daar in het perk Van boeken en menschen en van ons werk... Maar eigenlijk wilden wüweenen I Wügingen getwee, door den zomernacht En hebben toen beiden hetzelfde gedacht Maar durfden 't elkander niet zeggen. GÜwilde, ik zag 't in uw oogen staan Heel teder den arm om my kenen slaan. uw hoofd op myn schouder leggen. «Wy gingen getwee, door den morgen vroeg Toen was 't, dat ge 'n diepdroeve blik op müsloegt, Vertelde, met tranen in de oogen Wat gy'-feoo lang reeds verzwegen hadt. Toen gingen wy heen, elk ons eigen pad, Omdat wij voor 'c noodlot ons bogen. TINE LANGSBHORST. dan alleen door hen en door enkele andere ingewijden. Aan den avond dan van den dag, dien ik in mijn vorig opstel beschreven heb, zaten we om ons terras-tafeltje; boven ons: de Iftmpionnetjes, ter attractie van de stedelin gen daar opgehangen door onzen hótelbaas; beneden ons: het tallooze-lichtjes-gepinkel van 't stadje. We waren aan 't praten over onze ontdekking van de ijsgrot en over het plan tot het bezoeken van de beroemde Barbarossaböhle, een grot, een paar uur van Frankenhansen. Het woord grotten" bracht de Frankenbaaser gymnasiasten in opwinding. Het mocht wat l Een grot waarin je rijden kon met paard en wagen, een, die dooi- de menschen was uitgehouwen tot bergkelder en die afgeslo ten werd met een deur! En dan die Barbarossa-höhle, die je bereikte door een langen gemetselden gang met electrii cb.e lichten l Dat waj geen grot l Neen, dan hnn grotten l In hun grotten brandde geen electrisch licht, daar kon je niet per r y'tuig naar binnen, daar kwam je niet uit zonder gevaar en liet in zonder moeite! Ze maakten ons nieuwsgierig. Wat waren dat toch voor grotten ?" Gipsgrotten, druip steengrotten, geheimzinnige romantische hoDe weg naar de geheime holen. De zwarte, begroeide kloof in het midden is het nauwe dal tusschen de gipgwanden, waardoor het weinige regenwater afstroomt. ADDB^DEI. Oouden voetjes. Er zijn verschillende danseressen in de wereld, die haar spaarpotje vol gedanst hebben met blinkend gond, en evenals men van sommige zangers gezegd heeft, dat zij een millioen in hun keel hadden (het z\jn in 't bizonder de groote tenoren, die deze eigenschap bezitten) zoo kan men van sommige befaamde dans-ma ielotten zeggen, dat zq een millioen in haar voeten hadden.... En ze wisten dit er wel uit te halen ook. Toen de beroemde Engelsche ballerina Mis Maud Allen Amerika bezocht, ontving ze voor vijftig dansavonden een som van driemaal-honderdduizend gulden, terwijl de Russische danseres Madame Faulowa voor n voorstelling te Chicago beloond werd met een honorarium van 24000 gulden, wellicht de hoogste som, die ooit in n avond ii bij elkaar getippeld. ' * * * Bteldipraak. Het zal u wel eens ter oore gekomen zyr, dat de Oostersche talen, en in 't bizonder de Chineesche en Japaasche talen, zoo buiten gewoon overdreven en bloemrijk zijn in hun uitdrukkingen. Het volgende staaltje uit Japan is in dit opzicht bizonder vermakelijk. Een Europeaan, aan een der gezantschap pen verbonden, en die de Japansche taal goed verstond, ontving van een viiend in Tokio een invitatie voor een diner, die in volgende termen vervat was: Wij hopen n geen al te groote beleediging aan te doen, door u Donderdag aanstaande ten onzent tot het uiterst sobere middagmaal te noodigen, dat in onze onaanzienlijke en uwer geenzins waardige woning zal plaats hebben. Wij zijn ervan overtuigd n niets te kunnen aanbieden, dat ook maar in 't minste of geringste aan uw uitgezocht fijnen smaak zal kunnen voldoen; nochtans zullen wij het ons tot een hemelsche weldaad rekenen, indien u zoo diep wilt nederdalen, dat u zich verwaardigt, onze bete broods met ons te komen deelen"..., De Europeaan was zoo vriendelijk te willen nederdalen", hij toog er heen en vond in het prachtige, rijk gemeubileerde huis een der fijnste diners, die hij ooit genoten heeft. * * Sraeelet. De armband, die thans als sieraad gedragen wordt, en ook werkelijk om een mooi-gavormde blanke pols een sieraad is, had in ouder tijd een geheel andere bedoeling. Het waren weleer de krankzinnigen (in een tijd toen er nog geen gestichten bestonden) die ter onderschei ding een bracelet droegen. Tot onzen troost diene e?enwe), dat de Helleensche vrouwen er zich reeds de armen mee sierden en ons re spect vooreen fraaien gouden schakelarmband behoeft dus onder deze wetenschap niet te lyden. * * * Dilettant Beroeps-politiehonden, wier opgelegde taak het is, dieven pp te sporen en misdaden uit te vorschen, zijn er al genoeg, maar iets ge heel nieuws is een dilettant-politiehond, die het bedrijf uit eigen vrije keuze uitoefent in zjjn vrijen tijd. Zulk. een wonder is de stad LiverpoDl ryk. 't Is een zeldzaam geval van ambitie voor 't vale. 's Avonds tegen den tyd, dat de poli t ie wachten betrokken wordeD, stapt de Fidel (een prachtige sterke her dershond) uit eigen beweging het politie bureau binnen, en zoodra de polltie-ronde len in de rotsen, welke te kennen en te be treden, zij alleen het privilege hadden. Ge heimzinnige druipsteengrotten! De jongalmi, dat had ik al meer meenen op te merken, schenen niet vrij van de zoo veelvuldig voorkomende jongelni's kwaal, een beetje opsnyery. Bovendien, was er iets van dien aard, dan hadden wij het immers in een van onze bronnen moeten vinden. Dat zei ik, iets ef wat ongeloovig, om ze een beetje op hun plaats te zetten. Deze tegenstand, die minachting was hun te veel. Hun grotten stonden in geen boek, hun holen waren niet bekend, en twijfelden wq aan de waarde, dan hadden we maar mee te gaan, ze zouden ze ons wijzen. Dan volgenden morgen konden wij hen ver wachten, ze zouden ons er heen brengen. Maar den volgenden morgen aan 'c ontbijt buiten, leek ons het al drie dagen geblakerde rood-en-witte stadje nog heeter dan anders. Het scheen nog scherper af te steken tegen de schaakbordhellingen; daarboven, vaag verdoezeld in zonrenevels, de hoogere, don kere berglynen langzaam groenig-blae w w ggolvend ; tot de horizon werd opgelost en je niets meer zag dan witte lichtEchittering en het fletse luchteblauw van den nog vroegen en toch al gloeiend wordenden zonnedag. Ook de thermometer, die op het vroege uur al op 25°C. stond, werkte mee om my te doen besluiten, maar stilletjes wat te blijven schetsen, in plaats van met een paar kwieke jongens in de pas te gaan loopen Eigenlijk vertrouwde ik die wondergrottengeschiedenig niet best.. Mijn eigen jongelui, die minder last van de warmte schenen te hebben, en die zich door een paar graden meer of minder niet lieten conjonneeren, gingen maar alleen mee met de Frankent aeer vrinden, die vol veront waardiging over myn gemakzucht en laat dunkendheid my aankeken, met een: n zult er spyt van hebber, Ze kwamen terug, een en al extase, en een en al gips. -Het was een Zwitser!and-idylle geweest; dat hadden wij verzuimd, maar de jonge gidsen hadden zich laten overhalen, om 's middags nog eena weer den weg te wijzen. Ik moest mee of ik won of niet. 's Middags plechtig aantreden van de gidsen, dat was al een verrassing. Ze kwamen, omgord met een geweldig padvinderstonw, gekleed in joppe met knie broek, voorzien van kaarsen, een zaklan taarn! j e en een soort qspikkel, in den vorm van een straatwerkersinstiument. Ik kreeg den raad, mij zoo sjofel mogelijk te kleeden, en zoo gingen we op weg. Het was my, die gewoon ben zelf mijn wegen en mooie plekjes te ontdekken, een niet onaangename gewaarwording, nu eens door anderen gegidst en op sleeptouw ge nomen te worden; het laatste naar 't er uitzag in letterlijken zin. En dat bleek ook; want een weg volgden we al niet meer. Na een half uur marcheeren, klanterden we door dik en dun, recta via ep een top af. Daar kwam de eerste verrassing. Waar de boomen dunden, zagen we aan onze voeten de steil af zakkende, witte muren, (Lust. B'dtter.) ANTICHAMBRE: Links voor de hoedespelden, mevrouw; rechts is voor de paraplu's." begint, voegt bij zich als gezel bij een der geuniformde agent er. Reeds herhaaldelijk bleek het den mannen van hoeveel nut hier dit viervoetig gezelschap was. Tegen den morgenstond, als de plichten der nachtwachts zrjn afgeloopen, weet 't merkwaardige dier, dat ook de zijne een einde nemen en gaat van zelf naar huis. Grappig is het dat het dier alleen maar te doen wil hebben met agenten in uniform. Voor inspecteurs in ge wone burgeikleediog voelt hij niet 't minste respect. * * Vvouwtnland. Een land, waar geen vrouwenbeweging maar een mannenbeweging tot de meest dringende vraagstukken van den dag moest behooren, is Noordelijk Bhodesia. De vrouwen der inboorlingen van dat land gedragen zie 'a ten opzichte harer echtgenooten als de werkmieren tegenover de mierenkoningin. Zij zorgen niet alleen voor het huishouden, maar balen ook uitsluitend den kost ap, terwijl haar mannen zich met een pijpje tabak in den mond, dat van den arbeid der vrouwen betaald is, in 't Afrikaansche zonnetje liggen te koesteren. Ziehier een geëmancipeerde wereld, die zei f a de meest radicale hervormsters niet zullen willen accep teeren. Een pleister op de wonde mag 't genoemd worden, dat de vrouwen in dat land ook veel forecher en grooter zijn dan de mannen, die gelukkig met -hun plichten ook hun rechten hebben ingeboet en soms geducht aan hun ooren worden getrokken. *** Gouden voeten Uit San Diego in Californ:'ëkomt het zonderlinge bericht, dat een dame daar ter die wütot nn toe alleen uit de verte hadden zien schitteren, ver van de gebaande wegen af. Het t on w werd om een boom geslagen, de voorganger met de pikkel liet zich neer zakken ; bij hieuw n paar van vroegere excursies overgebleven gaten wat wijder uit en ooodigde mij t el et f d maar te volgen. Graag had ik even geaarzeld, maar ik wilde mijn prestige nog een beetje ophouden bij de jongeren. Of de voorganger toch iets gemerkt heeft, weet ik niet. Gelaten en uitwendig kaim, bungelde ik heen en weer aan hst touw. Maar heel goed herinner ik mij de bevrij dende gewaarwording van op eens mijn voeten gedirigeerd te voelen door een paar foriche jongensbanden, die ze geregeld vast duwden in de gaten, er voor bestemd; zoodat ik mijn tuele aandacht wijden kon aan mijn handen, die moesten afglijden langs het tou w. Na een paar benauwde oogenblikken, stonden wij (amen op een vooruitstekende punt. Men verzocht mij eens achterom te kijken. Daar gaapte in de rotswanden een ronde zwarte mond, ter grootte zoowat van driemaal een flink vossen-of dassenhol. Opcorpulente bezoekeis niet berekend dus, maar voor ons net rnim genoe?. Ituggelings, steeds imiteerend, de beenen vooruit, gleed ik naar binnen, den lichtdrager na. Het was een witte, snel dalende gipsgang, die verwijdde zich gelijkelijk, en was aan 't eind schijnbaar bijna afgesloten door een groot uitstekend blok, waarlangs ik den voorganger, de kaars tusschen de tanden, met beide handen zieh been zag werken en daarna verdwijnen. Ik volgde getrouw, maar ik voelde met mijn tastende voeten een uitersten rand en wist niet waarheen even eens te verdwijnen. Spring," commandeerde iemand van beneden. Een sprong in het duister, van anderhal ven meter naar gissing, tn ik stond, in wat zich bij 't weer aangroeiende kaarsvlammetje, aan my voordeed, als het mooiste schatkamertje, dat denkbaar is: albasten gewelven en mmren van enkel diamant. De realiteit werd aangebracht door de lantaarn ; die zag ons zitten op groote steenblokken, in een rnim hooggewelfd holletje, met wanden fonkelend van mariaglas, en een zoldering, gevormd door af hangende korrelig verweerde gips. Dat was het waarschijnlijk geweegt, dat onze vrinden op de gedachte van druipsteen had gebracht. Ook boven ons, overal schittering. Een kamertje van enkel anhydriet. En ginds boven, naar den kant, vanwaar we waren gekomen, daar kroop blauwig-wit een ichadnwtjenaar binnen en bleef, een gazig aluiertje, hangen tegen de wand. We moesten verder. Deie, de gemakkelijke, die gemütlicae Höhle, was je ware nog niet, want hier had het daglicht nog iets of wat toegang. Met wat hulp en wat moeite, werkte ik mij weer naar buiten, we werden angeseilt," en voort ging het, langs steil t en, zóó steil, dat ik niet de zool, maar den zy'kant van den voet t et stemnpunt moest nemen, en zoo nn en dan van een voorbij gesnelde boomtak wat evenwicht moest plukken. stede een eisen tot echtscheiding zon hebben ingediend, omdat haar man buitengewoon fatterig is. Hij wil nooit iets anders dragen dan zear fijne zijden sokken, en die vergden van de huishoudkas 't vorige j aar de kapitale som van 2700 gulden. -Buitenge woon luxueus is 't zeker wel. *** Lifzt. De groote klavierspeler en componist Frans Lisit bad voor vrouwen, zelfs in zijn grijsheid, nog een buitengewone charme. En allen, jongen en ouden, die met hem in aanraking kwamen, waren (om een typisch Duitsche uitdrukking, te bezigen) in ihm Vernarrt". Het is een Amerikaansche vrouw geweest, Miss Fay, die een der levendigste en interressantste be schrijvingen van den meester en zijn dagely'ksch leven heeft gegeven, zy schreef o.a.: Was ihr anch je gehort haben mögt, es kann euch doch nichts eine Idea von ihm geben. Kurïnnd gut, er rep' sentirt die ganse Scala menechlicher Laidenschaften. Er ist ein volstandiges Prisma und strab.lt das Licht in allen Farben zarflck, gleichviel wie ihr ibn erblickt. Seine Schuier beten ihm an wie in wahrheit jedermann. Denn etwas anderes ist gans unmöglich gegeraibar einem Wesen dessen Genius zn allen Zeiten und berall hervorbricht und diessen Charakter ein so beraos einnehmender ist." Er is veel Schwarmerei" in dit beeld, maar er spreekt kraehtig uit hoe buitengewoon suggestief Frans Liszt, wiens 1GO jarige geboortedag dan 22 i ten dezer, over de geheele wereld gevierd wordt, op zijn omgeving werkte. ALLKGBA. In snelle vaart werd ik voortgesleept, door de jongelui, die er geen oogénblik aan schenen te denken, dat ik de laatste gymnaitiekles een dertig jaar verder achter den rug had dan zij. Weer een teuw-afdaling langs uit gehouwen trapjes, weer een rutschbaantje van een meter of wat: de tweede grot. Jas en vest en alles wat later nog een maal gebruikt moest worden, uit. Het.hoofd vooruit, op den buik na, schoven wij naar binnen. Bet was een lange, nauwe, sterk kronkelende gang, die dadelijk het daglicht buiten sloot. Op handen en buik schoven wij voort, langzaam, achter het lichtje van den voorkruiper aan. Mond dicht l" werd van voren gecommandeed en niet zonder reden ; want onze armen roeiden door een pl.m. 2 d.M. dikke laag van zacht, fijnpoederig gips; en we moesten nood zakelijker wijze wel onzichtbare wolken opwarrelen. Wat de menschen zich al niet getroosten, als het heet voor hnn plezier gedaan te worden. Wij waren daar op 't heetst van den dag, klauterende langs vunrafstralende rotsen, en willig op ons nemende, de verdoemenis van den slang. Op een go ad oogénblik bleek het verder kruipen overbodig; we konden eindelijk witgepoeierd, rechtop yoortloopen, in een r mime gang, die overging in een soortgelijk kamer tje, als in de eerste grot; wat meer rotsachtig en ruw, wat minder fantastisch. Plotseling kwam over de jongelui een wilde opwinding; een vreugdgeschreeuw diennde dof door de grot; alles daarbinnen was ver anderd sinds zy er de laatste maal waren geweest. Een doorgang, leidende naar een ander holletje, het eind van ie grot, was totaal verdwenen, ingestort, afgesloten. Maar aan alle kanten vertoonden zich zwarte, gapende hoeken, die er vroeger nooit waren geweest l Alles moest onderzocht worden. Gidsen waren ze niet langer, een ontdekkingspassie had hen bevangen. Ieder wierp zich met moed in het zwarte onbekende, tastte, tuurde. In spanning lichtten de anderen by. Was er iets? Falachl" antwoerdde telkens de duisternis; maar toen scheen het te lakken. Eén van de holen liep door, het ging nn nog al steil naar boven. De achterhoede wierp het licht op den voorklimmer, die zijn volgelingen met hand of y spikkel naar boven trok, over de rotsbrokken heen. Dan plotseling lag daar een lange, afdalende gang; aan 't eind daarvan hing weer d»t blauwe, yle sluiertje. Eén «xtaze,én geroep van:?Het licht l het lichtl Een doorloop is het geworden, een natnnrtnanel dwars door de rotsen." En nog natrillend van sensatie, gleden wij allen, rnggelings nu, in wolken van gipsstof, de warme buitenlucht tegemoet. Dat is eena maar nooit weer," dacht ik; maar ik zei het niet en sneed op met de jongelui; ze vonden mij een fideele oude Hollander en kregen weer respect voor myn veldwaardigheid. E. HEIMAMS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl