De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 15 oktober pagina 6

15 oktober 1911 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1791 Dr. J. H. Dunner, f Kaartje van het middengedeelte van China. In de drie vlak aan elkaar grenzende groote steden Hanjang, Hankan en Woetajang, had (en heeft misschien nog op dit oogenblik) de anti-Mandajoewhe opstand de overhand. De blijkbaar lang voorbereide rebellie heeft voorloopig van vreemde inmenging niet te vieezen. Men beleeft ginds de zooveelste poging om de niet echtChineesche" heerschappij der Mandajoes te verdreven. IIIIIIMIIIIIIIIIMIMIIIMMIIlltlllllllllMMIMllnillllllillllUIIMIIIIIIIIIIIirilHtlMIIIMtlllMtltlllllllllllltllltllMllllltllllMlllllllllltlMIIIMtMIIIIIIItlllltHIIIMIIIII program, of liever: het leerprogram hiervan had hu niet zelf opgesteld. Het was zijn eigen Jóódsch leven, dat die leerlingen vormde. Wanneer leerlingen jaren achtereen onder een machtigen zedelyken invloed staan, die van den meester uitgaat en zich toont in alle groote en kleine Ie vensoogenblikken en levensuitingen en hei elk uur van den dag begeleidt ; wanneer leerlingen de woorden en daden van den meester zien ontspruiten aan een vastheid van overtuiging, die nooit wankelt of zoekt, steeds onmiddelyk gereed is, in de mijn schachten van zijn Jooisch weten steeds met vaste hand dien edelsteen grijpt, wiens lichtstraal hu juist behoeft; die zich altijd gelyk blijft met een ijzeren beginselTastheid, die nooit zwenkt en van het il y a des accommodements " ook met menschen niets begrijpen kan en van aanzien des perspons niets begrijpen wil ; wanneer leer lingen in 's meesters leven een onbaatzuch tigheid gepersonifieerd zien en een haast aan minachting grenzende wijze van geldbeschouwing, die nooit geschenken aan nam, niet groot en niet klein, dan uit den zeer intiemen kring ; wanneer leerlingen het leven van den meester door n mateloozen hartstocht beheerscht zien: die voor de wetenschap; die in rusteloozen voortgang zoekt en denkt; die met de spade van een geniale denkkracht en met de bergplaatsen van een voor velen onbegrijpelijk geheugen schatten verzamelt ,met een originaliteit, die met den goddelijken stempel der uitverkoren heid zegelt?-; wanneer leerlingen in den per soon van den meester den klassiek philoloog en philosooph büuitnemendheid zien, joodach weten en profaan weten in wonderbare har monie wonderbaar in hare eenvoudige begrijpelijkheid - vereenigend en ook als zoodanig met de hem eigene originaliteit arbeidend ; wanneer leerlingen het leven van den meester beheerscht zien door de gedachte plicht", die tot in de uiterste consequenties'» werkt, met onverbiddelijke opzijschuiving van persoonlijke gevoelens en wenschen, werkt met het horloge in de hand dan zullen die leerlingen, als ze straks over de gansche Nederlandsche Jodenheid uitgaan, om hoofden en leiders te worden, den invloed van den grooten leeraar medenemen, de van hem geleerde beginselen verwezenlijken en zullen hun woorden en daden van hun meester getuigen en blijven getuigen: Hu was een groot man. En al die eigenschappen, die in de rustige soms in de reorganisatie-periode wel eens niet zoo rustige?studievertrekken van het Seminarium op de harten der leerlingen inwerkten, werkten nu in op de harten dier velen daar buiten, voor wier oog hij nu kwam te staan. Natuurlijk, al naar mate de harten tot een kring behoorden, die ver der ai hem van hem af stond, was die inwerking zwakker. En toch kon niemand zich eraan onttrekken. Hij was een groot man. En elk groot man heeft tegenstanders. Niet alleen omdat de kleinen den groote zijn grootheid be nijden. Maar ook, omdat de groote, die onwrikbaar, met zijn doel voor oogen, langs de rechte lijnen zijner rotsvaste op de beginselen der eeuwenoude waarheden rus tende overtuiging voortschrijdt, wel eens en wel vaak aanbotst tegen hen, die over den grooten rechten weg een dwarspaadje willen leggen. En die tegenstanders zijn velen. Van allerlei soort en qualiteit. Maar een eerbied voelen ze allen, vaak een angstigen eerbied, voor die figuur, die zich aan niets stoort, met forschen tred voort gaat, zonder naar iets om te zien, niet naar aanzien, niet naar rijkdom, niet naar politieke grootheid, niet naar een klinkenden titel... Die karaktervastheid was een kenmerk van zijn persoonlijkheid. Het was geen hard nekkigheid, geen uit eigenzinnigheid voort spruitende onverzattelijkheid. Maar het was de onwrikbaar gewortelde overtuiging der levenswaarheid, die alles beheerschte en een benijdenswaardig rustig geweten en rustig terugzien op het verledene schonk. Dat de opperrabbijn der grootste Joodsche gemeente in Nederland, die de helft der Nederlandsche Jodenheid bevat, een groote plaats in het gebeuren in die Joienheid in nam, spreekt van zelf. Dat er niets gebeur de of gedaan werd, dat het belang dier Joden heid betrof, of men hai met hem de zaak besproken hoe kon het anders! Dat menig tegenstander tegen een zaak arbeidde, waar van hij juist het goede verwachtte die het menschelijk hart en zijn drijfveeren kent, zal het heel gewoon vinden. Maar dat vele, haast alle zaken van algemeen joodsch belang voor die kleine smalle figuur in den leuningstoel besproken waren; dat zijn geest tot opstaan wekte" zijn woord, zijn naam, zijn beeld, de gedachte aan hem velen tot Reproducti» van een Chineegche prent uit den zomer van 1S53, voorstellende de overwinning van het Mandcjoeleger tegen de rebellen van toen. De overwinning, die hier geteekend ia, en de wederinname van Nanking voorstelt, had toen ganach niet plaati gehad. De Chineeache prenten waren in die dagen van opstand al even optimistisch" als tegenwoordig de Chineeache telegrammen. De rammen op den voorgrond stellen buffels voor. Bachta op den achtergrond zitten tevreden converaeerende Mandsjoesche mandarijnen onder eere-pajongs. De rebellen dragen het lange haar, dat den Manisjoes een grnwel iü. MtlllminiMIIMItHllllltlllllllllllllllttllllllMIIIIIIIIHIIMinlIIIIIIIIII Groote mannen, dat zijn deongekroonde koningen der wereld, wier geest en wier daad volkeren uit hun tlaap tot opstaan wekt, de massa's oproept tot ernstig ontwaken. Groote mannen, dat zijn helden, naar het hoogste, naar het goddelijke strevend met meer dan gewone kracht. Zij deinzen voor geen arbeid, voor geen strijd, voor geen woedenden storm terug. Zümoeten naar buiten treden, den hoogeren weg beklimmen. Z\j kunnen niet achter blijven, want de stemme van dat hoogste, van dat .goddelijke in hun boezem, jaagt hen voort en dwingt hen in de rijen der leiders te staan...." T. TAL. B. Jecheskel Landau. Lezing in Mekor Chajim. Amsterdam 1888, blz. 54 vg. H\j was een groot man. Dat voelde -ieder, die met hem in aan raking kwam. Niet alleen door den indruk van zijn gelaat, dat den stempel van een geniale intelligentie en een alles beheerschend zedelijkheidsgevoel droeg. Ook niet alleen door den vollen, dwingenden opslag der heldere blauwe oogen, die menigeen de eigen persoonlijkheid deed verliezen. Maar vooral ook, daardat de woorden, die men van hem hoorde, zich diep in 't gemoed ingroeven, gedreven als zij waren door den geest, die die geniale intelligentie en dat allesbeheerschend zedelijkheidsgevoel en zelfs den lichtblik der oogen in hem tot uiting bracht. Ik kreeg het gevoel, alsof ik tegenover een vorst stond", zeide mij eens iemand, die hem nmaal gezien had. Maar zij, die vél bij en om hem waren, die dagelijks met hem spraken en zijn leven zagen die wisten het nog veel beter, dat hu een groot man was. HU zou voor zijn kamerdienaar, zoo hij er een gehad had, ook groot geweest zijn. Alle dichtbijstaanden stonden onder den invloed van zijn domineerenden geest, die groot in het groote en ook in het kleine was. Als hij zoo met een paar woorden soms haast lapidairstijl wel eens belangrijke zaken besliste, dan was 't afgedaan; men zweeg; niet uit vrees,maar omdat allen onder den invloed kwamen van den vèrziendeo, diepdoordringenden geestesblik, die menschen en toestanden en ver schijnselen onmiddellijk wist te beoordeelen en te doorgronden en uit zijn ervaring, in dat metalen geheugen opgezameld, met logischen en psychologischen speurzin de richting aan wijzende conclusie's wist te trekken. Hij was een groot man. Toen in 1874 tot wederbezetting van den opperrabbinalen zetel van Noord-Holland besloten was en men den rustig in zijn rectorskamer arbeidenden organiseerder van het Nederlandsen Israëlitisch Seminarium naar buiten riep om dien in de daar buiten te hoog staanden zetel in te nemen toen was eigenlijk zijn invloed op het Nederiandsehe Jodendom reeds lang begonnen. Want de man, die in zijn veelzijdigheid die nooit en nimmer aan oppervlakkigheid leed groot was, was het eerst en het sterkst en tot zijn laatsten dag toe: leeraar. Wie hem niet als den vaderlijken leeraar kende, die kende hem eigenlijk niet. Want leerlingen vormde hij niet alleen tot mannen van weten schap, maar ook tot mannen van echt Jood sche levensbeschouwing. En dit ging niet volgens een vast leerdaad bracht, dat wiste meestal alleen zij, die hij het eerst opriep. Van menige zaak is hy de anotor geweest; de geest, die in de lichamen arbeidde. Zonder dat hu het wilde kwam hij vanzelf gedwongen door de stemme van dat hoogste vooraan als leider te staan." En voor geen strijd, voor geen woedenden storm deinsde hij terug". Mem moet het meegeleefd hebben of het uit de oude couranten opdiepen of het hemzelf in de rustige oogenblikken hebben hoeren ver tellen, aan welke stormen h\j het hoofd geboden heeft! Maar als zijn plicht, zijn beginsel hem riep dat goddelijke in zijn boezem hem voortjaagde", dan mocht er gebeuren, wat er wilde, hu streed en bleef strijden voor het Jodendom en wat het van hem vroeg, voor recht en plicht; met de onmetelijke kracht, die hij bezat, met het treffend fijne rechtsgevoel ook tegenover tegenstanders, dat hij uit het ghetto had meegebracht, met de eigenaardige precisee ring zijner gedachten om de richting aan te wijzen, als leider, als aanvoerder, die hij alleen kon zijn. En in de kleine smalle hand vaa dien tongeren Pool uit het Krakauer ghetto, een held naar het Goddelijke strevend", waar langs de levensstroomen uitgingen, liepen vaak de draden samen, die de bewegingen in het leven der Jood sche gemeenschap hier regelden Hij was een groot man. J. TAL. IIIIIIIIIIMIIIIIIlllllMIIIHIIIIIIMIIIIIIItlllllllHIIIIMIIHIIIIIIIillIIMIIIIIttlIM Le Baru, De avond van den Hen, toen de Parjjsche tooneelepeler Le Bargy optrad t e Arm t ei dam, in het moderne stukje La respect de l'Amonr" en in Molière's Tartnfe", was eigenlek bizonder belangwekkend. Wij werden immers in de gelegenheid gesteld, de waarde van een zoo interessante acteurs persoonlijkheid als Le Bargy is, met meer zekerheid dan vroeger te bepalen. En wie zal niet, als schrijver dezes, daardoor nog eena aan het nadenken zyn gegaan, over verschillende kanten van de kunat van tooneelapelen in het algemeen l ? Zjj die den heer Le Bargy nog nimmer hadden zien spelen, en das ook niet een meer belangrijke rol dan Hnbert Delcourt" in Le respect de l'Amour" (wij denkea bijv. aan den Olivier de Jalin" in La demi-monde", de rol die hjj als Meester oebeerscht), zullen wellicht thans het kunnen van dezen meer dan bekwamen tooneelspeler onderschatten. De grootere zekerheid hierboven genoemd, zullen zg verkregen hebben, die in hat spel van Delcourt-La Barjy voortdurend LÏBargy's prachtige begaafdheid hadden herkend en bewonderd, maar nu in het spel van TartnfeLeBargyde grenzen van sy'n kunnen zagen trekken. Onze bewondering voor den tooneel speler La Barpy. Ja, want, al is het allicht waar, dat de eigenschappen van zijn spel: geest, distinctie, schakeering, gemakkelijkheid althans sommige van hen niet vreemd zyn aan de meerderheid der Franeche acteurs, zq doen zich by hem toch anders voor. Wat de gemakkelijkheid betref c Frans Coenen heeft eeni gezegd, over jonge leden eener familie van groote tooneelspelers, dat züdadelijk op het tooneel in hun element leken: als jonge eenden in het water; en deze vergelijking (die, als wij den heer Coenen goed begrijpen, niet als een onhoffelijkheid is bedoeld) schijnt wonderwel vantoepassing op zaer talrijke Fransche acteurs. Maar hier ii dan toch een beperkte gemakkelijkheid bedoeld. Een hoogere gemakkelijkheid, een gemakkelijkheid ook, die over rijkdom van nuanceering beschikt, wordt eerst verkregen na langdurige goede-s'udie en oefening, zoodat de tooneelspeler da techniek van zijn knnstvak ten volle onder da knie heeft ge kregen en hy door zyne middelen: lichaam, galaat en stam, alles uitdrukken kan (bij wijze van spreken), wat hu in verband met rol en stuk in z|jn verbeelding ziat en ge bruiken wil. (Waarbij hu de grenzen van zijn innerlijk vermogen niet zal hebben te overschry ien! Ook in dien zin is het bovenbe doelde allea" dus slechts betrekkelijk. Straks meer hierover). De gemakkelijkheid van La Bargy nu, is inderdaad zulk een hoogere gamakkelijkheid. Hij heeft lichaam, gelaat en stem ten volle in zijn macht. Stage wisseling vermag hij te brengen in zyn spel va« een-meneer- die-zichweet-te-bewegen. Hij draagt daarbij de rok als ware bet een huisjasje, maar hij doet dit s i e r l ij k. Hij is er zich voortdurend van bewust, wat en hoe bij ieti doet en zegt, en toch lijkt alles spontaan, 'éft het. Zijn sierlijkheid, zij is de echte Bierlijkheid van den homme-du monde, en dua allerminst de afftfctatie van een die dit denkt te zijn of het zou wenschen te schijnen. Zijn heerenvan-de-wereld spreken met de luchtigheid van hen, die geene andere dan de problemen der menachen van hun eigen, bepaalde klassedeel hadden opteloasen, en dit reeds gernimen tijd geleden hebben gedaan; gedaan: langs den weg van den geest. De zekerheid die hierdoor is ontstaan, geeft een superioriteits gevoel. Maar de goede-smaak behoedt hen ervoor, uit de hoogte te doen. Zij spreken luchtig; doch niet dan schijnbaar familiaar en vertrouwelijk worden zy, en nimmer meer dan strikt behoorlijk is tegenover den be paalden toegesproken persoon. Wat was , Le Bargy's Olivier" kostelijk l Da toeschouwer accepteerde den raisonneur, spreektrompet- van-den-schrjj ver, plooier-etoploiser-van-verwikkelingen, door de creatie van den acteur als levende persoonlijkheid. Maar ook de kleine rol Hubert Delconrt" liet dezen tooneelspeler zien op zyn beat. Wel zeker, talrijke andere Franache acteura zonden ook een heer" hebben geschenen, die volkomen aannemelijk was, en die sprak met goed-begrip. Doch La Bargy heeft ook deze rol weer zoo ver mogelijk gespeeld. Het stukje bestaat ait niet meer dan een samenspraak tusschen twee personen: een man en een vrouw. Slechts op n enkel oogenblik wordt door den schrjjrer n kleurtje van buiten af aangebracht: büde vluchtige verschijning van een huisknecht. In Holland zal dit stukje worden genoemd litteratuur en geen tooneel". En indien niet allen erste echte-acteurs het by ons speelden, zou de voorstelling dit oordeel bevestigen. De indruk zou worden gewekt, dat er erg veel werd gepraat; en er zou veel worden gezeten. Ia onze verbeelding zien wy reeds twee zitjes", en den meneer en de me vrouw midden in het gesprek opstaan vanheteene zitje, om zich eendrachtelyk naar het andere te begeven; uitgezocht en zeer beproefd regie middel om te breken" (breken: inderdaad! Ook in ander oplicht). De heer La Bargy heeft de rol zoo ver mogelijk gespeeld, zeiden we. Hij was van eene bewegelijke gemakkelijkheid, die nimmer tot druk-doen oversloeg en de, im mers voor het tooneel soo zeer gewenschte, wisseling met zich bracht. Een groote rijkdom van noanceering was er in dit spel, onder wij herhalen een te veel". Alles deed integendeel aan, als vanzelf tot de nitingawijze van eene bepaalde persoons- verbeeld ing te behooren, en was dus (daardoor) gemoti veerd. Want dit toch was het juist: de heer La Bargy gaf ona niet slechts den eenen kant vaa een min-of-meer-geestigen of niet-geestigen dialoog te hooien; hu had den meneer van het stukje een eigen lichaam en eigen manieren gegeven. Het waren lichaam en manieren van den bepaalden man die de bepaalde dingen zei. En aan het eflect van zyn uiterlijk doen" had de tooneel speler zeker niets van den dialoog opgeofferd. Hij haalde ongetwijfeld uit den dialoog wat er maar uit te halen viel. En waren zijn geest en distinctie daarbij niet inderdaad van een andere" soort dan die der talrijke andere Fransche acteurs"? Dat het stukje L? respect de l'Amour" ten slotte toch niet meer op den toeschouwer deed, zal veroorzaakt zijn door de oppervlak kigheid van het werkje en door de onvol doende bezetting van de vrouwenrol. De vrouw speelt hier een spel met den man; de man wordt zich daarvan eerst bewust ah de vrouw gewonnen heeft, zeer aan het eind van het stukje. Da vronw in de voorstelling was echter allerminst een sterkere; waardoor het stukje werd ontwricht. En toen kwam Tartnfe". En dat was mis. Zulk een grootscheepsche rol kan slechts gespeeld worden door een groote persoon lijkheid. Hier zal alleen de groote tooneel speler, de groote menschen ver-beelder op zyn plaats blijken te zyn. Hoogere gemak kelijkheid, distinctie, schakeering, geest wünoemden ze, deze eigenschappen van het spel des heeren Le Birgy. En zijn spel in bepaald werk is moeilijk te evenaren. Maar er is toch nog weer een hoogere geest dan die, waarmede men ean heer-yan-de-wereld (wüzeiden en zeggen opzettelijk niet: man van-de-wereld) op de uitnemendate wijseten tooneele brengt. Eu er zijn andere innerlijke eigenschappen, die bij de ver-beelding van een figuur van groote proporties niet mogen ontbreken. Intusschen, had de heer Le Bargy zijn Tartnfe" zuiver gehouden, wq bedoelan: had hij zijne talenten niet geforceerd, zijn Tartufa" zou wel allicht niet meer dan een zwakke en kleine anzijdige (de N. Bott. Ct sprak van een Tartufe-homme dn monde) nabeeldiug geworden zijn van den Tartufe" van Molière, maar de vergissing van den topneelspeler zou dan toch minder ernstig, minder... ergarlyk zijn gewetst. De heer La Bargy heeft groot willen zijn. Zaer waarschijnlijk heeft hij een grooten Tartufe" in den geest gezien. Maar dan is hij zelf niet groot genoeg gebleken, dien Tartufe" te verwerkelijken, uit te beelden. Ook Tartufe" had hij een eigen stem, een eigen Job I. flomais, t Jon. I. ROGMANS, de vermaard) Oratoiiumzaoger. gelaat, eigen manieren gegeven. Maar nn deed zijn spel niet meer als echt aan. En men herinnerde zich, dat de tegenstelling van echt is: valscb. Deze Tartnfe" sal ongetwijfeld het product zijn van langdnr'ga studie, en de uiterst bekwame tooneelspeler zal, technisch ge sproken, zyn Tartnfe" wel in details onder de knie hebben. Deze Tartafe" leefde echter niet. De tooneelspeler had zy'n Tar tnfe" een eigen stem gegeven... doch de heer van Bruggen kon in het Handelsblad teekenend zeggen: de heer Le Bargy had zijn stem nn een paar octaven a f g e s c h r o e f d. Willig bleek het gelaat van den tooneel speler, en beschouwde men het door den binocle, dan ging men wel bewondering ge voelen voor men zon willen zeggen: den opboaw van die kop. Maar zonder binocle zag men van de expressie van het gelaat niet veel over het voetlicht komen; de expressie was immers niet door het Inner lijke sterk geworden. Wjj blyven gelooven, dat een groote creatie slechts kan ontstaan na langdurig toegewijd werken aan de rol. (Zeer zeker hebben wij wel eens geniaal spel gezien bij iets dat nauwelijks meer was dan een improvisatie. Doch hoe waren dan volgende voorstel lingen I 7) Wij weten, dat er geen groot spel mogelijk is zonder volkomen beheersching der techniek. Doch Tarlufe-Le Bargy heeft nog eens weer bevestigd, dat slechts die creatie als zoodanig wezenlijke waarde heeft, welke (in een bepaalden zin; al naar den aard van de rol) van binnen uit leeft. FRAKS MIJNSSEW. In een artikel, onlangs verschenen in het Dnitsche tijdschrift die Islam" (deel 1,1910, deel II, 1911, uitg. C.H. Becker, Straatsburg) schrijft dr. Paul Kahle van de Universiteit van Halle onder den titel Islamitische achadnwspel-fignren uit Egypte" over nog niet lang geleden door hem gevonden figuur tjes die eenige honderde jaren geleden door Oorlogsschip met vier masten. de Egyptenaren gebruikt werden voor theater tjes met schaduwbeelden: de cinema's van toen! Deze figuurtjes er zijn erbij die uit de llde eeuw naChristus dateeren zijn gemaakt van speciaal geprepareerd leer en op de open plaatsen overtrokken met dunnere, fraaige. kleurde, doorzichtige vellletjes. Het leer ie, gatnige zelfs de gehavende exemplaren, waarvan

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl