Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1791
Dr. J. H. Dunner, f
Kaartje van het middengedeelte van China. In de drie vlak aan elkaar
grenzende groote steden Hanjang, Hankan en Woetajang, had (en heeft
misschien nog op dit oogenblik) de anti-Mandajoewhe opstand de overhand.
De blijkbaar lang voorbereide rebellie heeft voorloopig van vreemde inmenging
niet te vieezen. Men beleeft ginds de zooveelste poging om de niet
echtChineesche" heerschappij der Mandajoes te verdreven.
IIIIIIMIIIIIIIIIMIMIIIMMIIlltlllllllllMMIMllnillllllillllUIIMIIIIIIIIIIIirilHtlMIIIMtlllMtltlllllllllllltllltllMllllltllllMlllllllllltlMIIIMtMIIIIIIItlllltHIIIMIIIII
program, of liever: het leerprogram hiervan
had hu niet zelf opgesteld. Het was zijn
eigen Jóódsch leven, dat die leerlingen
vormde.
Wanneer leerlingen jaren achtereen onder
een machtigen zedelyken invloed staan,
die van den meester uitgaat en zich toont
in alle groote en kleine Ie vensoogenblikken
en levensuitingen en hei elk uur van
den dag begeleidt ; wanneer leerlingen
de woorden en daden van den meester
zien ontspruiten aan een vastheid van
overtuiging, die nooit wankelt of zoekt,
steeds onmiddelyk gereed is, in de mijn
schachten van zijn Jooisch weten steeds
met vaste hand dien edelsteen grijpt, wiens
lichtstraal hu juist behoeft; die zich altijd
gelyk blijft met een ijzeren beginselTastheid,
die nooit zwenkt en van het il y a des
accommodements " ook met menschen
niets begrijpen kan en van aanzien des
perspons niets begrijpen wil ; wanneer leer
lingen in 's meesters leven een onbaatzuch
tigheid gepersonifieerd zien en een haast
aan minachting grenzende wijze van
geldbeschouwing, die nooit geschenken aan
nam, niet groot en niet klein, dan uit den
zeer intiemen kring ; wanneer leerlingen
het leven van den meester door n
mateloozen hartstocht beheerscht zien: die voor
de wetenschap; die in rusteloozen voortgang
zoekt en denkt; die met de spade van een
geniale denkkracht en met de bergplaatsen
van een voor velen onbegrijpelijk geheugen
schatten verzamelt ,met een originaliteit, die
met den goddelijken stempel der uitverkoren
heid zegelt?-; wanneer leerlingen in den per
soon van den meester den klassiek philoloog
en philosooph büuitnemendheid zien, joodach
weten en profaan weten in wonderbare har
monie wonderbaar in hare eenvoudige
begrijpelijkheid - vereenigend en ook als
zoodanig met de hem eigene originaliteit
arbeidend ; wanneer leerlingen het leven
van den meester beheerscht zien door de
gedachte plicht", die tot in de uiterste
consequenties'» werkt, met onverbiddelijke
opzijschuiving van persoonlijke gevoelens
en wenschen, werkt met het horloge in de
hand
dan zullen die leerlingen, als ze straks
over de gansche Nederlandsche Jodenheid
uitgaan, om hoofden en leiders te worden,
den invloed van den grooten leeraar
medenemen, de van hem geleerde beginselen
verwezenlijken en zullen hun woorden en
daden van hun meester getuigen en blijven
getuigen:
Hu was een groot man.
En al die eigenschappen, die in de rustige
soms in de reorganisatie-periode wel eens
niet zoo rustige?studievertrekken van het
Seminarium op de harten der leerlingen
inwerkten, werkten nu in op de harten dier
velen daar buiten, voor wier oog hij nu
kwam te staan. Natuurlijk, al naar mate
de harten tot een kring behoorden, die ver
der ai hem van hem af stond, was die
inwerking zwakker. En toch kon niemand
zich eraan onttrekken.
Hij was een groot man. En elk groot
man heeft tegenstanders. Niet alleen omdat
de kleinen den groote zijn grootheid be
nijden. Maar ook, omdat de groote, die
onwrikbaar, met zijn doel voor oogen,
langs de rechte lijnen zijner rotsvaste op de
beginselen der eeuwenoude waarheden rus
tende overtuiging voortschrijdt, wel eens
en wel vaak aanbotst tegen hen, die over
den grooten rechten weg een dwarspaadje
willen leggen. En die tegenstanders zijn
velen. Van allerlei soort en qualiteit. Maar
een eerbied voelen ze allen, vaak een
angstigen eerbied, voor die figuur, die zich
aan niets stoort, met forschen tred voort
gaat, zonder naar iets om te zien, niet naar
aanzien, niet naar rijkdom, niet naar politieke
grootheid, niet naar een klinkenden titel...
Die karaktervastheid was een kenmerk
van zijn persoonlijkheid. Het was geen hard
nekkigheid, geen uit eigenzinnigheid voort
spruitende onverzattelijkheid. Maar het was
de onwrikbaar gewortelde overtuiging der
levenswaarheid, die alles beheerschte en een
benijdenswaardig rustig geweten en rustig
terugzien op het verledene schonk.
Dat de opperrabbijn der grootste Joodsche
gemeente in Nederland, die de helft der
Nederlandsche Jodenheid bevat, een groote
plaats in het gebeuren in die Joienheid in
nam, spreekt van zelf. Dat er niets gebeur
de of gedaan werd, dat het belang dier Joden
heid betrof, of men hai met hem de zaak
besproken hoe kon het anders! Dat menig
tegenstander tegen een zaak arbeidde, waar
van hij juist het goede verwachtte die
het menschelijk hart en zijn drijfveeren
kent, zal het heel gewoon vinden. Maar dat
vele, haast alle zaken van algemeen joodsch
belang voor die kleine smalle figuur in den
leuningstoel besproken waren; dat zijn geest
tot opstaan wekte" zijn woord, zijn naam,
zijn beeld, de gedachte aan hem velen tot
Reproducti» van een Chineegche prent uit den zomer van 1S53, voorstellende de overwinning van het
Mandcjoeleger tegen de rebellen van toen. De overwinning, die hier geteekend ia, en de wederinname van Nanking
voorstelt, had toen ganach niet plaati gehad. De Chineeache prenten waren in die dagen van opstand al even
optimistisch" als tegenwoordig de Chineeache telegrammen. De rammen op den voorgrond stellen buffels voor.
Bachta op den achtergrond zitten tevreden converaeerende Mandsjoesche mandarijnen onder eere-pajongs. De
rebellen dragen het lange haar, dat den Manisjoes een grnwel iü.
MtlllminiMIIMItHllllltlllllllllllllllttllllllMIIIIIIIIHIIMinlIIIIIIIIII
Groote mannen, dat zijn
deongekroonde koningen der wereld, wier
geest en wier daad volkeren uit hun
tlaap tot opstaan wekt, de massa's
oproept tot ernstig ontwaken. Groote
mannen, dat zijn helden, naar het
hoogste, naar het goddelijke strevend
met meer dan gewone kracht. Zij
deinzen voor geen arbeid, voor geen
strijd, voor geen woedenden storm
terug. Zümoeten naar buiten treden,
den hoogeren weg beklimmen. Z\j
kunnen niet achter blijven, want de
stemme van dat hoogste, van dat
.goddelijke in hun boezem, jaagt hen
voort en dwingt hen in de rijen der
leiders te staan...."
T. TAL. B. Jecheskel Landau.
Lezing in Mekor Chajim.
Amsterdam 1888, blz. 54 vg.
H\j was een groot man.
Dat voelde -ieder, die met hem in aan
raking kwam.
Niet alleen door den indruk van zijn
gelaat, dat den stempel van een geniale
intelligentie en een alles beheerschend
zedelijkheidsgevoel droeg. Ook niet alleen
door den vollen, dwingenden opslag der
heldere blauwe oogen, die menigeen de
eigen persoonlijkheid deed verliezen. Maar
vooral ook, daardat de woorden, die men
van hem hoorde, zich diep in 't gemoed
ingroeven, gedreven als zij waren door den
geest, die die geniale intelligentie en dat
allesbeheerschend zedelijkheidsgevoel en
zelfs den lichtblik der oogen in hem tot
uiting bracht.
Ik kreeg het gevoel, alsof ik tegenover
een vorst stond", zeide mij eens iemand, die
hem nmaal gezien had.
Maar zij, die vél bij en om hem waren,
die dagelijks met hem spraken en zijn leven
zagen die wisten het nog veel beter, dat
hu een groot man was. HU zou voor zijn
kamerdienaar, zoo hij er een gehad had, ook
groot geweest zijn. Alle dichtbijstaanden
stonden onder den invloed van zijn
domineerenden geest, die groot in het groote en ook
in het kleine was. Als hij zoo met een paar
woorden soms haast lapidairstijl wel
eens belangrijke zaken besliste, dan was 't
afgedaan; men zweeg; niet uit vrees,maar
omdat allen onder den invloed kwamen van
den vèrziendeo, diepdoordringenden
geestesblik, die menschen en toestanden en ver
schijnselen onmiddellijk wist te beoordeelen
en te doorgronden en uit zijn ervaring, in dat
metalen geheugen opgezameld, met logischen
en psychologischen speurzin de richting aan
wijzende conclusie's wist te trekken.
Hij was een groot man.
Toen in 1874 tot wederbezetting van den
opperrabbinalen zetel van Noord-Holland
besloten was en men den rustig in zijn
rectorskamer arbeidenden organiseerder van
het Nederlandsen Israëlitisch Seminarium
naar buiten riep om dien in de daar buiten
te hoog staanden zetel in te nemen toen
was eigenlijk zijn invloed op het
Nederiandsehe Jodendom reeds lang begonnen.
Want de man, die in zijn veelzijdigheid
die nooit en nimmer aan oppervlakkigheid
leed groot was, was het eerst en het sterkst
en tot zijn laatsten dag toe: leeraar. Wie hem
niet als den vaderlijken leeraar kende, die
kende hem eigenlijk niet. Want leerlingen
vormde hij niet alleen tot mannen van weten
schap, maar ook tot mannen van echt Jood
sche levensbeschouwing.
En dit ging niet volgens een vast
leerdaad bracht, dat wiste meestal alleen zij,
die hij het eerst opriep. Van menige zaak is
hy de anotor geweest; de geest, die in de
lichamen arbeidde. Zonder dat hu het wilde
kwam hij vanzelf gedwongen door de
stemme van dat hoogste vooraan als leider
te staan."
En voor geen strijd, voor geen
woedenden storm deinsde hij terug". Mem moet
het meegeleefd hebben of het uit de oude
couranten opdiepen of het hemzelf in de
rustige oogenblikken hebben hoeren ver
tellen, aan welke stormen h\j het hoofd
geboden heeft! Maar als zijn plicht, zijn
beginsel hem riep dat goddelijke in zijn
boezem hem voortjaagde", dan mocht er
gebeuren, wat er wilde, hu streed en bleef
strijden voor het Jodendom en wat het van
hem vroeg, voor recht en plicht; met de
onmetelijke kracht, die hij bezat, met het
treffend fijne rechtsgevoel ook tegenover
tegenstanders, dat hij uit het ghetto had
meegebracht, met de eigenaardige precisee
ring zijner gedachten om de richting aan te
wijzen, als leider, als aanvoerder, die hij
alleen kon zijn. En in de kleine smalle
hand vaa dien tongeren Pool uit het Krakauer
ghetto, een held naar het Goddelijke
strevend", waar langs de levensstroomen
uitgingen, liepen vaak de draden samen,
die de bewegingen in het leven der Jood
sche gemeenschap hier regelden
Hij was een groot man.
J. TAL.
IIIIIIIIIIMIIIIIIlllllMIIIHIIIIIIMIIIIIIItlllllllHIIIIMIIHIIIIIIIillIIMIIIIIttlIM
Le Baru,
De avond van den Hen, toen de Parjjsche
tooneelepeler Le Bargy optrad t e Arm t ei dam,
in het moderne stukje La respect de l'Amonr"
en in Molière's Tartnfe", was eigenlek
bizonder belangwekkend. Wij werden immers
in de gelegenheid gesteld, de waarde van een
zoo interessante acteurs persoonlijkheid als
Le Bargy is, met meer zekerheid dan vroeger
te bepalen. En wie zal niet, als schrijver
dezes, daardoor nog eena aan het nadenken
zyn gegaan, over verschillende kanten van de
kunat van tooneelapelen in het algemeen l ?
Zjj die den heer Le Bargy nog nimmer
hadden zien spelen, en das ook niet een meer
belangrijke rol dan Hnbert Delcourt" in
Le respect de l'Amour" (wij denkea bijv. aan
den Olivier de Jalin" in La demi-monde",
de rol die hjj als Meester oebeerscht), zullen
wellicht thans het kunnen van dezen meer dan
bekwamen tooneelspeler onderschatten. De
grootere zekerheid hierboven genoemd, zullen
zg verkregen hebben, die in hat spel van
Delcourt-La Barjy voortdurend LÏBargy's
prachtige begaafdheid hadden herkend en
bewonderd, maar nu in het spel van
TartnfeLeBargyde grenzen van sy'n kunnen
zagen trekken.
Onze bewondering voor den tooneel
speler La Barpy. Ja, want, al is het allicht
waar, dat de eigenschappen van zijn spel:
geest, distinctie, schakeering, gemakkelijkheid
althans sommige van hen niet vreemd
zyn aan de meerderheid der Franeche acteurs,
zq doen zich by hem toch anders voor.
Wat de gemakkelijkheid betref c Frans
Coenen heeft eeni gezegd, over jonge leden
eener familie van groote tooneelspelers,
dat züdadelijk op het tooneel in hun element
leken: als jonge eenden in het water; en deze
vergelijking (die, als wij den heer Coenen
goed begrijpen, niet als een onhoffelijkheid
is bedoeld) schijnt wonderwel vantoepassing
op zaer talrijke Fransche acteurs. Maar hier
ii dan toch een beperkte gemakkelijkheid
bedoeld. Een hoogere gemakkelijkheid, een
gemakkelijkheid ook, die over rijkdom van
nuanceering beschikt, wordt eerst verkregen
na langdurige goede-s'udie en oefening,
zoodat de tooneelspeler da techniek van zijn
knnstvak ten volle onder da knie heeft ge
kregen en hy door zyne middelen: lichaam,
galaat en stam, alles uitdrukken kan (bij
wijze van spreken), wat hu in verband met
rol en stuk in z|jn verbeelding ziat en ge
bruiken wil. (Waarbij hu de grenzen van zijn
innerlijk vermogen niet zal hebben te
overschry ien! Ook in dien zin is het bovenbe
doelde allea" dus slechts betrekkelijk. Straks
meer hierover).
De gemakkelijkheid van La Bargy nu, is
inderdaad zulk een hoogere gamakkelijkheid.
Hij heeft lichaam, gelaat en stem ten volle
in zijn macht. Stage wisseling vermag hij te
brengen in zyn spel va« een-meneer-
die-zichweet-te-bewegen. Hij draagt daarbij de rok
als ware bet een huisjasje, maar hij doet dit
s i e r l ij k. Hij is er zich voortdurend van
bewust, wat en hoe bij ieti doet en zegt, en
toch lijkt alles spontaan, 'éft het. Zijn
sierlijkheid, zij is de echte Bierlijkheid van den
homme-du monde, en dua allerminst de
afftfctatie van een die dit denkt te zijn of
het zou wenschen te schijnen. Zijn
heerenvan-de-wereld spreken met de luchtigheid
van hen, die geene andere dan de problemen
der menachen van hun eigen, bepaalde
klassedeel hadden opteloasen, en dit reeds gernimen
tijd geleden hebben gedaan; gedaan: langs
den weg van den geest. De zekerheid die
hierdoor is ontstaan, geeft een superioriteits
gevoel. Maar de goede-smaak behoedt hen
ervoor, uit de hoogte te doen. Zij spreken
luchtig; doch niet dan schijnbaar familiaar
en vertrouwelijk worden zy, en nimmer meer
dan strikt behoorlijk is tegenover den be
paalden toegesproken persoon.
Wat was , Le Bargy's Olivier" kostelijk l
Da toeschouwer accepteerde den raisonneur,
spreektrompet- van-den-schrjj ver,
plooier-etoploiser-van-verwikkelingen, door de creatie
van den acteur als levende persoonlijkheid.
Maar ook de kleine rol Hubert Delconrt"
liet dezen tooneelspeler zien op zyn beat.
Wel zeker, talrijke andere Franache acteura
zonden ook een heer" hebben geschenen,
die volkomen aannemelijk was, en die sprak
met goed-begrip. Doch La Bargy heeft ook
deze rol weer zoo ver mogelijk gespeeld.
Het stukje bestaat ait niet meer dan een
samenspraak tusschen twee personen: een
man en een vrouw. Slechts op n enkel
oogenblik wordt door den schrjjrer n
kleurtje van buiten af aangebracht: büde
vluchtige verschijning van een huisknecht.
In Holland zal dit stukje worden genoemd
litteratuur en geen tooneel". En indien niet
allen erste echte-acteurs het by ons speelden,
zou de voorstelling dit oordeel bevestigen.
De indruk zou worden gewekt, dat er erg
veel werd gepraat; en er zou veel worden
gezeten. Ia onze verbeelding zien wy reeds
twee zitjes", en den meneer en de me vrouw
midden in het gesprek opstaan vanheteene
zitje, om zich eendrachtelyk naar het andere
te begeven; uitgezocht en zeer beproefd regie
middel om te breken" (breken: inderdaad!
Ook in ander oplicht).
De heer La Bargy heeft de rol zoo ver
mogelijk gespeeld, zeiden we. Hij was
van eene bewegelijke gemakkelijkheid, die
nimmer tot druk-doen oversloeg en de, im
mers voor het tooneel soo zeer gewenschte,
wisseling met zich bracht. Een groote rijkdom
van noanceering was er in dit spel, onder
wij herhalen een te veel". Alles deed
integendeel aan, als vanzelf tot de
nitingawijze van eene bepaalde persoons- verbeeld ing
te behooren, en was dus (daardoor) gemoti
veerd. Want dit toch was het juist: de heer
La Bargy gaf ona niet slechts den eenen kant
vaa een min-of-meer-geestigen of
niet-geestigen dialoog te hooien; hu had den meneer
van het stukje een eigen lichaam en eigen
manieren gegeven. Het waren lichaam en
manieren van den bepaalden man die de
bepaalde dingen zei. En aan het eflect van
zyn uiterlijk doen" had de tooneel speler
zeker niets van den dialoog opgeofferd. Hij
haalde ongetwijfeld uit den dialoog wat er
maar uit te halen viel.
En waren zijn geest en distinctie daarbij
niet inderdaad van een andere" soort dan die
der talrijke andere Fransche acteurs"?
Dat het stukje L? respect de l'Amour"
ten slotte toch niet meer op den toeschouwer
deed, zal veroorzaakt zijn door de oppervlak
kigheid van het werkje en door de onvol
doende bezetting van de vrouwenrol. De
vrouw speelt hier een spel met den man; de
man wordt zich daarvan eerst bewust ah de
vrouw gewonnen heeft, zeer aan het eind
van het stukje. Da vronw in de voorstelling
was echter allerminst een sterkere; waardoor
het stukje werd ontwricht.
En toen kwam Tartnfe". En dat was
mis. Zulk een grootscheepsche rol kan slechts
gespeeld worden door een groote persoon
lijkheid. Hier zal alleen de groote tooneel
speler, de groote menschen ver-beelder op
zyn plaats blijken te zyn. Hoogere gemak
kelijkheid, distinctie, schakeering, geest
wünoemden ze, deze eigenschappen van het
spel des heeren Le Birgy. En zijn spel in
bepaald werk is moeilijk te evenaren. Maar
er is toch nog weer een hoogere geest dan
die, waarmede men ean heer-yan-de-wereld
(wüzeiden en zeggen opzettelijk niet: man
van-de-wereld) op de uitnemendate wijseten
tooneele brengt.
Eu er zijn andere innerlijke eigenschappen,
die bij de ver-beelding van een figuur van
groote proporties niet mogen ontbreken.
Intusschen, had de heer Le Bargy zijn
Tartnfe" zuiver gehouden, wq bedoelan:
had hij zijne talenten niet geforceerd, zijn
Tartufa" zou wel allicht niet meer dan een
zwakke en kleine anzijdige (de N. Bott. Ct
sprak van een Tartufe-homme dn monde)
nabeeldiug geworden zijn van den Tartufe"
van Molière, maar de vergissing van den
topneelspeler zou dan toch minder ernstig,
minder... ergarlyk zijn gewetst.
De heer La Bargy heeft groot willen zijn.
Zaer waarschijnlijk heeft hij een grooten
Tartufe" in den geest gezien. Maar dan is
hij zelf niet groot genoeg gebleken, dien
Tartufe" te verwerkelijken, uit te beelden.
Ook Tartufe" had hij een eigen stem, een eigen
Job I. flomais, t
Jon. I. ROGMANS,
de vermaard) Oratoiiumzaoger.
gelaat, eigen manieren gegeven. Maar nn deed
zijn spel niet meer als echt aan. En men
herinnerde zich, dat de tegenstelling van echt
is: valscb.
Deze Tartnfe" sal ongetwijfeld het product
zijn van langdnr'ga studie, en de uiterst
bekwame tooneelspeler zal, technisch ge
sproken, zyn Tartnfe" wel in details onder
de knie hebben. Deze Tartafe" leefde
echter niet. De tooneelspeler had zy'n Tar
tnfe" een eigen stem gegeven... doch de
heer van Bruggen kon in het Handelsblad
teekenend zeggen: de heer Le Bargy had
zijn stem nn een paar octaven a f g e s c h r o e f d.
Willig bleek het gelaat van den tooneel
speler, en beschouwde men het door den
binocle, dan ging men wel bewondering ge
voelen voor men zon willen zeggen: den
opboaw van die kop. Maar zonder binocle
zag men van de expressie van het gelaat
niet veel over het voetlicht komen; de
expressie was immers niet door het Inner
lijke sterk geworden.
Wjj blyven gelooven, dat een groote creatie
slechts kan ontstaan na langdurig toegewijd
werken aan de rol. (Zeer zeker hebben
wij wel eens geniaal spel gezien bij iets
dat nauwelijks meer was dan een improvisatie.
Doch hoe waren dan volgende voorstel
lingen I 7) Wij weten, dat er geen groot spel
mogelijk is zonder volkomen beheersching
der techniek. Doch Tarlufe-Le Bargy heeft
nog eens weer bevestigd, dat slechts die
creatie als zoodanig wezenlijke waarde heeft,
welke (in een bepaalden zin; al naar den
aard van de rol) van binnen uit leeft.
FRAKS MIJNSSEW.
In een artikel, onlangs verschenen in het
Dnitsche tijdschrift die Islam" (deel 1,1910,
deel II, 1911, uitg. C.H. Becker, Straatsburg)
schrijft dr. Paul Kahle van de Universiteit
van Halle onder den titel Islamitische
achadnwspel-fignren uit Egypte" over nog
niet lang geleden door hem gevonden figuur
tjes die eenige honderde jaren geleden door
Oorlogsschip met vier masten.
de Egyptenaren gebruikt werden voor theater
tjes met schaduwbeelden: de cinema's van
toen! Deze figuurtjes er zijn erbij die uit de
llde eeuw naChristus dateeren zijn gemaakt
van speciaal geprepareerd leer en op de open
plaatsen overtrokken met dunnere, fraaige.
kleurde, doorzichtige vellletjes. Het leer ie,
gatnige zelfs de gehavende exemplaren, waarvan