De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 29 oktober pagina 5

29 oktober 1911 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Na 1792 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Het feiiiime in Fiitoni, (Slot.) In de rechtswetenschap deselfde vrijheid van studie, maar wat uitoefening van het beroep be?treft, is de stand van zaken veel slechter Een groot aantal vrouwen doen in deze faculteit cekere ondergeschikte examens, die een, op verschillende kantoren verlangd, bewijs van bekwaamheid geven; doch er is eigenlijk ge zegd maar n dame, die getracht heeft de rechterlijke loopbaan te beginnen. Ofschoon ze voorzien was van de noodzakelijke ont heffingen en bewijs g'geven had van een merkwaardige energie, is haar niet toege staan, den eed van rechter af te leggen en ziet zij zich toch genoodzaakt, af te zien van haar rechtmatige eerzucht en zich tevreden te stellen met het beroep van advocaat. Na moet ik nog melding maken van een vrouwelijk beroep van groot praciisch belang, ofschoon beperkt wat Met aantal aanstellingen betreft. Naast de arbeid-inspecteurs zijn sinds 1903 inspectrices aangesteld, die dezelfde taak hebben (conti 6' e op het nakomen der ver ordeningen betreffende werktijd, enz.) a's haar mannelijke collega's, ten opzichte van de vrouwelijke arbeiders en minderjarigen, die in verschillende takken vaa indnstriejwerkzaam z\ja, zoowel tot tevredenheid der regeering als tot die van de categorieën van werkster*, die aan haar bescherming zijn toevertrouwd. Een harer is op 't oogenblik een der werkzaamste vrouwelijke leden van den Landdag, de ander is gedip'omeard ingenieur. Heeft de warmte van mijn aolidariteits gevoel me mee gesleept en mij te veel advocaat van mijn scxe doen worden? Wanneer in derdaad een te sterk feministische indruk uitgaat van m'n woorden, zal die misschien verzacht worden door het feit, dat ik voor de vronw des huizes een goede plaats aan het eind bewaard heb. Wat-komt er vaa de meisjes, die in de laboratoriums werken, college loopen en door onze straten wandelen tnsschen en met hun mannelijke collega's, terecht als kuitmoeder t f Of van de anderen, die hard werken, maar van hun geld genieten in schouwburg- of concertzaal, welke zij, evenals restaurants, bezoeken in gezelschap van vertegenwoor digen van het andere geslacht? Het spreekt vanzelf, dat er verschillende elementen onder de jeugd voorkomen, en Misschien wordt het peil van beschaafde toon en manieren door deze vrijheid van daden en gebaren wel iets verlaagd. O rerigens is dit laatste niet geheel eo al een gerolg van onzen vrijen omgang, noch van de kameraadschap, maar van de verhaaste samen smelting der klassen in onze voortreffelijke democratische gameenscaap. De schakeeringen vaa type en toon zijn dus nogal niteenloopend, maar over 'c alge meen veranderen deze jonge meines, wanneer «ij eenmaal haar echtgenoot gekoien heb ben vrij, en vreemd aan inmenging van bloedverwanten in zeer werkzame huis vrouwen. Niet eisenend, dat men haar vertroetelt in een geheel geieed nestje, doch veelmeer ge neigd het samen te bouwen, aanvaarden zij gaarne ontberingen en schikken zich dikwijls in een bescheiden levenswijze, waarin zij stndeeren en geen enkele bezigheid verm^den, terwijl z|j misschien dapperder staan tegenover de kleine tegenslagen, dan hun oudere zusters, vrouwen die alleen en uit sluitend voor het huisgezin gedresseerd zijn. Over 't algemeen hebben de vrouwen met het strijdbaar feminisme niet veel op, maar haar gevoel van onafhankelijkheid en hun sterk ontwikkeld zelfbewustzijn verzekeren UIT DB NATUUR CDIL. Perm. Het was in den tijd na de groote steetkoolperiede, datdeMiddel-EnropeescheAlpen door weer en wind letterlijk te gronde weiden gericht. Geweldig meet de regen zijn neergestroomd, en groot moet, bij droogte, de hitte geweest zijn in dien duizend een wen langen sloopingatijd. Groote rivieren, met sterk ver val, stroomden in alle richtiagen van de bergen naar de vlakten, en vulden de kloven met bergpnin, bestrooiden de dalen met groote en kleine rolateenen. Al die brokstukken verweerden op zichzelf verder op de plaatp, waar ze door de bergstroomen werden neergelegd. Groote kelen een practisch feminisme de overhand. Zij zullen het waarschijnlijk z|jn, die het eerste gedeelte van het testament onzer oudste strijdster, mej Ehrnroth ten nitvoer brengen. Onse huwelijkswetgeving, een eerwaardige Germaansche erfenis, is inderdaad te benepen. Niet dat de man-meerder beid er een strengeren vorm in aanneemt dan in andere wetten; doch wat haar pijnlijker maakt, is, dat de economische verhoudingen in het huweljk naaar op n wijze z|jn vast te stellen: die van gemeenschap van goederen, en dat de speciale voorrechten der mannen slechts geringe wijzigingen behoeven te ondergaap. Artikel 1387 van het Fransche Code civil is vreead aan den geest van onze wet. Behoeft het nog gezegd te worden, dat bij ons het moderne vrouwenleven geen plaats laat voor het melancholieke type van oude vrijster met gebroken hart? Zij, die niet huwen, volgen haar roeping of wijden zich aan eenigerlei socialen of hnmanitairen arbeid. Misschien is het hier de plaats om nog eenige woorden te zeggen over de maatechapplj-arbeid van de vrouwen, buiten haar deelname aan de prac iache politiek. De phiiantropie traditioneel veld van vrou welijke werkzaamheid is bij ons noch verwaarloosd r och overtollig. De vrouwenvereenigingen zijn werkzaam en niet zonder reden, zooals de inhoud van dit artikel kan getuigen. Maar wij hebben ook moderner organisaties van vrouwen. Om een voorbeeld te noemen: de vereeniging Eonkordia", diéjaarlijks een groot aantal beurzen beschikbaar stelt en ondersteuning rerleent aan vrouwen, die besig zijn zich te vormen roor een betrekking, of stndeeren voor een wetenschappelijk of practisch beroep. Dan de vereeniging Martha", gesticht tijdens het rampspoe dige tijdperk aan 't begin dezer eeuw, kind van oogenbliks-geestdrift voor het vaderland, en die vertakkingen heeft tot in alle uitïoeken van het land. Haar doel is het opwekken van moreele en praktische idee a onder da vrouwen en die zelfs in de schoot van 't gezin te benutten. Za moedigt zekere inlandcche industrieën aan, organiseert cursussen in koken en tuinbouw, pasklaar gemaakt voor de behoeften van het platte land, en, in vrouwelijke handwerken; zij ver eenigt de klassen van den werkenden stand in ontwikkelingsvergaderingen, zendt rei zende bibliotheken nit, enz. Het artikel, dat ik met eenige terughou ding bejon, heeft een omvang aangenomen, die mij verschrikt. Ik heb een zwak ver moeden, dat ik met de buitenlandsche lezers, voor wie het geschreven is, niet voldoende reketing heb gehouden. Ik weet, dat deze vluchtige omtrekken van onze vrouwen wereld, getrokken door een weinig geoefende hand, er noch een voldoende gelijkenis noch een volledig beeld van geven, ze maken er geen aanspraak op pikaet of vermakelijk te zijn, d)ch wei zijn ze waar. Helaingfors. EMMA SALVZUAN. (Dit het Fransche hand schrift vertaald). Heelt en seise. Waar in dit Weekblad zoo dikwijls de belangen der postambtenaren worden bespro ken, wensehte ik het volgende eens onder de aandacht te brengen. Voor de examens by de Posterijen moeten de vrouwelijke candidaten precies aan dezelfde eischen voldoen als de manlijke ambtenaren. Toch staat te lezen in het Koninklijk besluit van den 6den Juni 1900 No. 101 tot regeling van den dienst van het personeel der Poste rijen en Telegrafie aau het slot van artikel 11, sprongen in stukken of vielen uiteen tot gruis, dat weer door zwakker rivieren nog verder naar beneden werd vervoerd. Zoo vervlakte zich het land, dat tegelijkertijd langzaam begon te zinken; en wat eens een Alpenland was geweest, werd een ontzaglijke nitgeatrekta hoogvlakte met lage heuvels en ondiepe dalen. Al dat verweerde goedje, da rolkeien en het puin, de groote blokken en het fijne gruis was overtrokken met een rood poeder, in hoofdzaak een watervrüij&erroest. Dat roodegoedje ontstaat bij verweeringalleen in warme lauden, ook nu nog is het verweeringepuin en het ver tveeringstof der tropen rood; dakpank'eurig. Het draagt om die pannekleur fijn naam iatfriet.Ontzaglijk dikke har,kan van dit lateriet bezitten MiddenAf fiïa en Ind ; en die roode kleigrond is, De obelisk van versteer d hout op den driesprong in' het Ky ff hansergebergte. veor de hierna vermelde betrekkingen zullen mede vrouwen en meisjes kannen worden benoemd: 1. Directrice van een Postkantoor, van een Telegraafkantoor of van een Post en Telegraafkantoor der 7e of 8e klasse. 2. Commies der Posterijen. 3. Commies der Telegrafie. 4. Snrnnmerair en commies der Posteryen en Telegrafie. 5. Telegrafist, klerk, assistent, telefonist en brievengaarster. De later ingevoerde betrekkingen van hulptelegrafist, hulptelefonist en schrijver kunnen ook door vrouwelijke ambtenaren vervuld worden. Doch de vrouwelijke ambtenaren zijn uit gesloten van de volgende rangen: 1.Inspec teur algemeenen dienst. 2. Inspecteur der spoorwegkaatoren. 3. Inspecteur der Poste rijen en Telegrafie. 4. Adjunct-inspecteur Posterijen en der Post en Telegrafie. 5. Direc teur spoorweg-postkantoren. 6. Adjnntdirecteur. 7. Hoofdcommies der Post, der Telegrafie en der Post en Telegrafie. 8. Inge nieur en opzichter Telegrafie. 9. Verdere lagere rangen als: Conducteur der brievenmalen, hoofdbesteller, besteller, postbode, zaalwachter, lijnwachter enz. Voor de opengestelde plaatsen van snrnnmerair (die later commies wordt) wordt voor de vrouwelijke ambtenaren slechts een klein gedeelte beschikbaar gesteld. Vroeger, toen er wel eens 30 plaatsen waren slechts 4, tegenwoordig, bij een kleiner aantal (pl.m. 15) siechts 2. De kantoren zijn in 8 klassen verdeeld. De vrouwelijke ambtenaren komen dus voor de betrekking van Directrice alleen in aan merking voor de twee laagste klassen. N. M.?DE W.H. Vromen als rectors in Marotto, Een verdienstelijk kenner van Afrika heeft Marokko het land der ongelooflijkste tegen strijdigheden genoemd, en als hij daarin gelijk heeft, kan het ons niet verwonderen, dat de vreemdeling ook in de Marokkaansche vrouwen wereld sterke tegenstellingen ont moet. In een opstel in Westermanns Uonatsheften, schildert Else Mund uit eigen aanschouwing de Marokkaansche vrouwen naar de ver schillende klassen: de gracieuse haremsdame, de tobbende proletariërsvrouw, de ingeboren dienstbode büEuropeanen, de stompzinnige boerenvrouw, de wilde en wreedeMal-Ainin der woestijn-oasen, de verstandige Berber vrouw. Een bijzonder interessant type isdeArisa, de voornaamste en belangrijkste persoonlijk heid onder de vrouwen ran eene Marokkaansche stad. De Arisa heeft hare betrekking voor een welgevulde zak geld gekocht, want haar ambt ia eervoi, brengt veel op en wordt dus sterk begeerd. Hare werkzaamheid be staat in de eerste plaats daarin, dat zij de rechtzaken behandelt, waarin vrouwe a de aangeklaagden zijn. Ook is zij bestuurster van de vrouwengevangenis, die zich in haar hui j bevindt. Evenwel mag zy niet zelfstandig vonnis vellen, aangezien zij onder denKadi, den rechter, staat, die als man geen Mohamedaansche vronw in 't verhoor nemen kan. Zij moet op straat, evenals andere vrouwen, het gelaat bedekt honden en toch gaat iedereen vol respect voor haar op zij, want men her kent baar aan de onberispelijke zindelijkheid van haar gewaad een ongewoon verschijn sel in Marokko l aan haar waardigen langzamen gang en het klein gevolg van vrouwen, in eerbiedige houding, zonder het welk zij nooit uitgaat. Hare uitspraken zijn in alle vragen, die op het vrouwelijk geslacht betrekking hebben, beslissend. Zij is in 't algemeen de eenige vronw, die in 't openbaar leven van de West-Marokkaansche steden evenals bijna alle verweeringsprodncten, bijzonder vruchtbaar. De overeenkomst in kleur en samenstelling van deze verweerings-prodacten uit het eind van de steenkool-periode en het begin van de Permtijd, wettigt de onderstelling dat toen in ons werelddeel een temperatuur heeftgeheerscht, minstens even hoog, waarschijn lijk nog veel hooger, dan die van de warmste landen van tegenwoordig. Door deninvloed van deze temperatuur en van den toevloed van ijzerhondend water vooral, werden de dikke puinlagen tot vaste massa's aaneengekit; en zoo ontstond het roode ge steente, dat zelf uit een massa steenen en steentjes bestaat.en dat hoi Roodliggende wordt genoemd. Het is een zoogenaamd conglome raat of samenbaksel van rolsteeneu; een rots soort, die in navolging van de Engelscben ook Puddin giteen wordt genoemd; om de gelijkenis met Plumpndding. Ook in ons land is zulk geateente nog op ruim 1000 M. diepte aan geboord. Wie aan Eisenach een bezoek heeft ge bracht?en welk reizend Nederlander heeft dit niet,?kent ook dit roodliggende conglomeraat deze rosse puddinggesteenten met hun zwarte en witte keien, heel goed; want de Wartburg il er van opgebouwd. Als ge in Eisenach o »er de markt opgaat naar den Wartburg en eens letten wilt op de eerste treden van de uit de rots gehouwen trappen, die naar de burcht van Elisabeth en Luther voeren, dan ziet ge dit conglomeraat, dezen puddingsteen, zoo mooi ontsloten als ge maar wenschen kunt. En wie het Denkmal op den Kyffbaueer heeft bekeken, moet zich ook de vreemde roode steensoort herinneren, waaruit het gevaarte oprijst, het is een en al puddingsteen ; een zeer dankbaar en artistiek mate riaal, waaruit heel wat moois te maken is. Een rijke plantengroei heeft deze roode wereld waarschgnlijk nooit gekend, althans niet in Europa. De verweering in het gebergte ging misschien zoo snel, dat steeds weer nieuwe puinlsgen werden uitgestrooid, vóór de oude genoeg afgeslepen en verpoeierd waren, om planten steun en voedsel te kun nen geven. Toch groeiden er hooge boomen, een soort coniferen, verwant aan de Peruaaneche Arancarias, waarvan de zoogenaamde kamerdennetjes als voorbeeld in miniatuur kunnen dienen. Van deze coniferen en van e«n zaadvaren zijn nog groote brokken over gebleven; bij tientallen zijn de stammen en takken teruggevonden in de bosschen van het Kyffkansergebergte. Ze zijn geheel verkiezeld, dat wil zeggen met kiezelznur of kwarts doortrokken, dus letterlijk tot steen geworden, en wel tot een xeer harden steen ; zoo hard, dat ge er met uw zakmes vonken uit «laat. Op den weg van Frankenhansen naar de Bothenbnrg en den Ky ff banger, juist op de splitsing, staat een groote mijlpaal en weg wijzer, die tegelijk een van de zeldzaamste, merkwaardigste natuurmonumenten ia; want het recht heeft om mee te spreken, en van hare persoonlijke sympathie of antipathie hangt veel af. Daarom zoekt iedereen hare gunst. Op feestdagen wordt z|j door rijk en arm met geschenken o verladen "en ook b|j dansfeesten in haar huis brei gen de gasten gewoonlijk gaven in natura mee. Da Meorsche vrouw verlangt naar dezen dag, gelijk bij ons de jonge meisjes naar 't bal van de danscnrsns. Zjj trekt baar beste vaantje aan, maakt de oogharen en wenkbronwen zwart, steekt de dikke groote ringen in hare ooren en hult zich met kloppend hart in haar groot opperkleed, de haik. En toch wacht haar in 't huis van de Arisa niets dan groene thee en zoetigheid, een beetje kwaadsprekerij en het zien dansen van eenige vrouwen voor 't kritisch oog van de anderen. A. W. Glaten muiltje. Een van de meest kenmerkende ver schijnselen van de tegenwoordige mode is, dat ze bisondeie zorg besteedt aan de beklee ding van den voet. Nog nimmer zijn er zulke fijne, graziense schoentje! gemaakt als tegen woordig, en de sabotiers van deze nieuwste tijden schijnen er naar te streven, het geheim te vinden van Asschepoetsters glazen muiltje. Bij 't wandeltoilet draagt men thans reeds schoenen van fluweel en zijde met garnitnur van koralen en met fraai geciieleerde zilveren gespen. Bij de baltoiletten treft men muiltjes aan van schitterend geel goudleer of open schoentjes zoo fijn en teer, dat zij op filigraanwerk gelijken. Da kor'-gedragen rok, die den voet en den enkel veel meer dan vroeger exponeert, is natuurlijk de oorzaak van deze luxe, evenals van de fijne ajour-kousen, thans met schitterende kralen opgewerkt, die steeds fraaier en steeds duurder worder, en die uit spiarag geweven schijnen. In Amerika o. a. geniet dit gedeelte van het toilet bisondere verzorging. Men vertelt van een zestienjarige wees, die den naam draagt van Van der Bilt en wier moeder Gould heette, dat ze betrekkelijk eenvoudig is opgevoed, niet zoo bizonier veeleischendis, maaralleen een groot zwak heeft voor mooie kousen. Haar opvoeders viaden het volstrekt niet erg, dat zij zich de luxe veroorlooft, elke twee dagen een paar nieuwe zijden k oasen te dragen, die gemiddeld 10 dollars per paar kosten d.w.z. 1800 dollars of vierduizend vyftonderd gulden per jaar. Ook dit nufje heeft gouden voetjes"... maar negatief. Luxe. Nog een voetengeschiedenis uit Bnsland. De Rassen, zoowel dames als heer e n, be steden buitengewoon veel zorg aan de be kleeding hunner voeten en nergens worden zulke fijne schoenen en zulke fijne kousen gedragen als in de Russische hofkringen. Het duurste en sjiekste lakwerk wordt er door de schoenmakers met gemak verkocht, en 's winters dragen in 't bizonder de dames echoenen van lak en zijde, dia met bont gevoerd en met bont gezoomd zijn. Een prijs van 100 l 150 gulden voor zulk een paar schoenen is geen zeldzaamheid. De kostbare kousen worden natuurlijk voornamelijk door de prinsessen en grootvorstinnen gedragen op soirees. De mode der met kralen opgewerkte kousen deed regelrecht uit Parijs haar intrede in St. Peters burg en vind daar een buitengewoon weel derige toepassing. Men vertelt, dat de vronw van een hoogen staatsambtenaar, de prinses Sardowski, op een hofbal verscheen met teer-gele kousen van Chineeeche zijde ge weren en waarvan de voet versierd was met bloemranken van honderden echte kleine pareltjes. Ze zijn vervaardigd op een groot deze obelisk bestaat uit eenige stammen van verkiezelde dennen, uit den tijd van Boodliggende. Ook ia en bij de restauratie, aan den voet van het Keizer Wilhelm monument, liggen verscheidene brokken van dit fossiele hout. Stammen van een meter doorsnede zijn er in het Kyffbauser-gebergte gevonden, in stukken geslagen, en aan liefhebbers, ver zamelaars en musea ver tocht. Zoo is het mooiste en het meeste van het beroemde kiezelhout uit den Kyffhausar al lang weg gehaald. Maar kleine stukjes zijn er nog wel te vinden ; en groote ook, zoo groot nog we!, dat ge ze met moeite in uw jaszak kunt bergen. Daar wij een nacht gelogeerd hebben in het hotel bij het keizer-monument, hadden wij 'a morgens gelegenheid in den tuin en in de boscbjes rondom wat te snuffelen, en wij hebben er een paar goede handstnkken van kiezelhout gevonden. Den dag daarna troffen wij het nog beter. Op een goed uur afstand van het hotel klommen wij langs een paadje dat op de kaart vergeten was, steil naar boven en kwamen op een helling, waar zoo'n roodbruin stamstuk van een versteende araucaria nït den grond opstak, of de boom pis geveld ef afgebroken wa». Het zat niet vast in den grond en wij konden het verrollen, maar van optillen was geen sprake; zoo groot was het wel. Wij hebben er nog even over gedacht, een wagen naar den voet van den berg te doen komen en dan het stamstuk van boven naar beneden te rollen. Maar het verpakken en verzenden naar Holland had te veel voeten in de aard. Te meer daar het alleen toegestaan is kleine stukjes fossielkont mee te nemen. Dit is een verkeerd verbod, want het verleidt tot stuk slaan van de mooie groote stammen. Die doen, althans in musea, meer dienst, dan de kleine stukjes, die in par ticuliere en ontoegankelijke collecties terecht komen. Wij hebben ons stamstuk niet stuk geslagen, maar een brokje er van meegeno men, dat toch afgebarsten zeu zijn. Het ligt nog tnsschen Kothenburg en Kyffhauaer te wachten op een vinder, die sterker en dich ter by huis is. Enkele van de kleine stukken hebben wij aan liefhebbers uitgedeeld, een er van ligt al in het Museum Natura Docet van Bernink in Denekamp. De groote musea hebben zelf altijd wel mooie exemplareo. Merkwaardig is het dat de structuur van dit hout zoo goed bewaard is gebleven bij de veikiezeling. Met den microscoop zyn de cel len en vaatbnndels zoo goed te zien, dat men duidelijk de familie herkend heeft en nog twee soorten heeft kunnen onderscheiden. Het is in het eerst niet gemakkelijk, deze roode hontbrokjes van den rooden onder grond te onderscheiden, maar wie er maar eerst een of twee heeft opgeraapt en het vinden van kleine stukjes is voor iemand die op de goede plaats zoekt en volhoudt, PariJBch atelier, en de prinses, die buiten gewoon kleine en sierlijke voetjes heeft, be taalde er zevenduizend roebel voor. En ze kan nochtans met recht zeggen, dat zej.niet op een grooten voet" leeft. * * 'Deftig. Het deftigste personeel van alle handels instellingen ter wereld heeft de Conrts Bank te Londen, die de deftigheid een plicht vindt, omdat de gebeele koninklijke familie tot haar vaste clandiaie behoort. Als voor schrift geldt, dat alle klerken van dit huis er onberispelijk glad-geschoren gelaat moeten hebben (baarden zijn er ten strengste ver boden); en op het beursuur moeten allen gekleed zya in zwarte gekleede jas met hoogen hoed, ean defiigheids- uniform, dat in de geheele wereldstad bekend is. Schert send zegt men in Londen, dat men büCourts met handschoenen aan bediend wordt. *** Een gumt Te Chicago is een gevangenis, die voer zijn gevangenen een zonderling recht ver wierf. Een der eerste directeuren was een hartstochtelijk liefhebber van visechen, en hjj kreeg van de autoriteiten gedaan, dat ze dit genot ook tweemaal in 't jaar aan de gevangenen zonden gunnen ter rzachting van hun bitter lot. Telkens gedurende twee dagen trekt onder flink geleide nu een gedeelte van de ge vangenen naar buiten, waar ze dengeheelen dag mogen hengelen, en zooveel baarzen, snoeken en forellen vangen als ze maar willen en kunnen. De vangst wordt dan onder streng toezicht door de misdadigers dadelijk schoongemaakt en mee naar't groote hotel genomen, waar'a middags vischdiner is. * * Tasschen. Wie 't nog waagt een reticule of een handtascbje met korten beugel of hengsels te dragen is een mijl b|j zijn tijd ten achter. Men draagt het tascbje tbai i aan een lang koord, zoodat het tot dicht b|j de voeten naar omlaag hangt. Voor een humoristisch blad is dit aanleiding ge weest, em 4e gelukkige bezitsters van zulk een modern sieraad met een dragonder-officier te vergelijken, wiens sabeltasch ongeveer op de zelfde hoogte hangt. Da vergelijking gaat echter mank, want de modevorm van het damestascbje komt In 't minst niet o vereen met het dragonder-attribuut. De damestasch heeft een oblong-vorm, ia zeer lang en zeer smal. Ik kan er me in verkneukelen, hee zij, die met onze kostelijke mode spotten, zich soms toch zoodanig ver galoppeer ec. Eén bezwaar voel ik nochtans zelf tegen 't lange koord: een handige pie-pocket, met een deugdelijk zakschaartje gewapend, zou op een middag zonder heel veel moeite in de Kalverstraat een paar dozijn tascbjes kunnen bemachtigen 7, Dt naam. Een merkwaardig hnwelijks-geval had onlangs plaats in 't hartje van Parij?. Er huwde daar in een der protest antsche kerken een paar, dat twintig jaar geleden ook re; ds met elkander was gehuwd geweest, maar zich kort na de geboorte van hun kind, een zoon, liet scheiden. De vader wilde namelijk, dat de zoon Jean" gedoopt zou worden; de moeder (die artistiek van aanleg is) vond dezen naam al te banaal, en had haar klein jongske den zoetklinkenden middel een wschen naam Geoffroy toegedacht. Geen van beiden wilde toegeven, het geschil liep uit op een oorlog, waarvan de scheiding het droevig einde was. Het kind bleef bij de moeder en het is door zijn invloed, dat hij en z|jn ouders na twintig-jarige eenzaamheid thans weder tot een gelukkig trio vereenigd zijn. De jonkman heet niettemin .... Geoffroy l ALLIORA. tamelijk zeker die ziet ook voortaan al op een afstand of hij met een stuk kiezelhont of met een roode rolkei of een porfierbrok te doen heeft. De vorm is eenigszins eylindrisch, met een of twee platte vlakken. Ook de streeperigheid van de houtvezels is meestal nog heel duidelijk. Dit roode pnddinggesteente nu vormt den ondergrond, de vloer of het liggende" zooals de mijnwerkers-term is, van de andere, de tweede serie der Perm-gesteenten; die ver tegenwoordigen gezamenlijk het rijke legaat van de zee hst een t ij d; een mi'lioenen eifenic, waarvan misschien ons land ook nog eens zijn rechtmatige deel krijgt. In het laatst van den Roodliggende tijd was het West- en Midden Europeesch Alpealand al zoo geëffend en tegelijkertijd zoo diep gezonken, dat het gevaar liep door de groote zee verzwolgen te worden. Die stroomde toen als een gordel om de aarde; over MiddenAmerika, tmsschen het tegenwoordig Europa en Afrika door naar Midden- Izië. Ook uit het Noorden dreigde overstrooming door da zee, die het tegenwoordige gebied vaa de Arctisch Europa had ingenomen. Eerst kwam de zee aan de zuidzijde niet verder dan den rand van het Roodliggendeplatean; de branding sloeg er de rotsen uiteen en rolde en maalde de gesteenten uit den ondergrond dooreen met de puddingsteen van de hoogvlakte. In dien tijd hadden er geweldige uitbarstingen plaats. Vulkanen ontstonden en vergingen. Uit de ondergrond werkte zich het vurig magma naar boven, en door de spleten en scheuren en barsten van het zinkend plateau dreng het naar de oppervlakte en dekte het roode land met dikke porphier- en bazaltlagen dicht. Maar het land zonk nog dieper; de zeeën drongen meer en meer vooruit. Wat er nog boren de vlakte uitstak van de vroegere Ardennen, OJenwald, Marz- en Thnringerbergen, daalde nu ook onder de oppervlakte der zee; de zechsteent|jd was aangebroken. Een diepe zee, een oceaan werd het niet, en een- of tweemaal moest de zee weer terug trekken, vóór ze voor goed bezit nam van de roodliggende heuvels. Dan ketsten de brandingsgolven weer tegen de zuidelijke en noordelijke rotsen, en het brandingepuin stapelde zich op. Week de zee weer eens verder terug dan bakte ook dit puin aaneen en dit werd hetjzechsteenconglomeraat, dat tegenwoordig de onderste laag vormt vande merkwaardige serie. Op verscheiden plaatsen in de Harz en aan de Kyffhausen komt het heel mooi aan den dag. Eindelijk was de zee de baas in midden Europa en stond nog ettelijke meters hoog boven den Broeken. En deze zee, de zechsteenzee was het, die, toen haar beurt van verdwijnen was gekomen, den rijken zegen achterliet, waarover ik n al eens gespreken heb, en waarvan ik n de volgende week nog meer hoop te vertellen. E. HEIMAMS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl