Historisch Archief 1877-1940
Na 1792
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Het feiiiime in Fiitoni,
(Slot.)
In de rechtswetenschap deselfde vrijheid van
studie, maar wat uitoefening van het beroep
be?treft, is de stand van zaken veel slechter Een
groot aantal vrouwen doen in deze faculteit
cekere ondergeschikte examens, die een, op
verschillende kantoren verlangd, bewijs van
bekwaamheid geven; doch er is eigenlijk ge
zegd maar n dame, die getracht heeft de
rechterlijke loopbaan te beginnen. Ofschoon
ze voorzien was van de noodzakelijke ont
heffingen en bewijs g'geven had van een
merkwaardige energie, is haar niet toege
staan, den eed van rechter af te leggen en
ziet zij zich toch genoodzaakt, af te zien van
haar rechtmatige eerzucht en zich tevreden
te stellen met het beroep van advocaat.
Na moet ik nog melding maken van een
vrouwelijk beroep van groot praciisch
belang, ofschoon beperkt wat Met aantal
aanstellingen betreft.
Naast de arbeid-inspecteurs zijn sinds 1903
inspectrices aangesteld, die dezelfde taak
hebben (conti 6' e op het nakomen der ver
ordeningen betreffende werktijd, enz.) a's
haar mannelijke collega's, ten opzichte van
de vrouwelijke arbeiders en minderjarigen, die
in verschillende takken vaa indnstriejwerkzaam
z\ja, zoowel tot tevredenheid der regeering
als tot die van de categorieën van werkster*,
die aan haar bescherming zijn toevertrouwd.
Een harer is op 't oogenblik een der
werkzaamste vrouwelijke leden van den
Landdag, de ander is gedip'omeard ingenieur.
Heeft de warmte van mijn aolidariteits
gevoel me mee gesleept en mij te veel advocaat
van mijn scxe doen worden? Wanneer in
derdaad een te sterk feministische indruk
uitgaat van m'n woorden, zal die misschien
verzacht worden door het feit, dat ik voor
de vronw des huizes een goede plaats aan
het eind bewaard heb.
Wat-komt er vaa de meisjes, die in de
laboratoriums werken, college loopen en door
onze straten wandelen tnsschen en met hun
mannelijke collega's, terecht als kuitmoeder t f
Of van de anderen, die hard werken, maar
van hun geld genieten in schouwburg- of
concertzaal, welke zij, evenals restaurants,
bezoeken in gezelschap van vertegenwoor
digen van het andere geslacht?
Het spreekt vanzelf, dat er verschillende
elementen onder de jeugd voorkomen, en
Misschien wordt het peil van beschaafde
toon en manieren door deze vrijheid van
daden en gebaren wel iets verlaagd. O rerigens
is dit laatste niet geheel eo al een gerolg
van onzen vrijen omgang, noch van de
kameraadschap, maar van de verhaaste samen
smelting der klassen in onze voortreffelijke
democratische gameenscaap.
De schakeeringen vaa type en toon zijn
dus nogal niteenloopend, maar over 'c alge
meen veranderen deze jonge meines, wanneer
«ij eenmaal haar echtgenoot gekoien heb
ben vrij, en vreemd aan inmenging van
bloedverwanten in zeer werkzame huis
vrouwen.
Niet eisenend, dat men haar vertroetelt in
een geheel geieed nestje, doch veelmeer ge
neigd het samen te bouwen, aanvaarden zij
gaarne ontberingen en schikken zich dikwijls
in een bescheiden levenswijze, waarin zij
stndeeren en geen enkele bezigheid
verm^den, terwijl z|j misschien dapperder staan
tegenover de kleine tegenslagen, dan hun
oudere zusters, vrouwen die alleen en uit
sluitend voor het huisgezin gedresseerd zijn.
Over 't algemeen hebben de vrouwen met
het strijdbaar feminisme niet veel op, maar
haar gevoel van onafhankelijkheid en hun
sterk ontwikkeld zelfbewustzijn verzekeren
UIT DB NATUUR
CDIL. Perm.
Het was in den tijd na de groote
steetkoolperiede, datdeMiddel-EnropeescheAlpen door
weer en wind letterlijk te gronde weiden
gericht. Geweldig meet de regen zijn
neergestroomd, en groot moet, bij droogte, de hitte
geweest zijn in dien duizend een wen langen
sloopingatijd. Groote rivieren, met sterk ver
val, stroomden in alle richtiagen van de
bergen naar de vlakten, en vulden de kloven
met bergpnin, bestrooiden de dalen met
groote en kleine rolateenen.
Al die brokstukken verweerden op zichzelf
verder op de plaatp, waar ze door de
bergstroomen werden neergelegd. Groote kelen
een practisch feminisme de overhand. Zij
zullen het waarschijnlijk z|jn, die het eerste
gedeelte van het testament onzer oudste
strijdster, mej Ehrnroth ten nitvoer brengen.
Onse huwelijkswetgeving, een eerwaardige
Germaansche erfenis, is inderdaad te benepen.
Niet dat de man-meerder beid er een
strengeren vorm in aanneemt dan in andere
wetten; doch wat haar pijnlijker maakt, is,
dat de economische verhoudingen in het
huweljk naaar op n wijze z|jn vast te
stellen: die van gemeenschap van goederen,
en dat de speciale voorrechten der mannen
slechts geringe wijzigingen behoeven te
ondergaap. Artikel 1387 van het Fransche Code
civil is vreead aan den geest van onze wet.
Behoeft het nog gezegd te worden, dat bij
ons het moderne vrouwenleven geen plaats
laat voor het melancholieke type van oude
vrijster met gebroken hart? Zij, die niet
huwen, volgen haar roeping of wijden zich
aan eenigerlei socialen of hnmanitairen arbeid.
Misschien is het hier de plaats om nog
eenige woorden te zeggen over de
maatechapplj-arbeid van de vrouwen, buiten haar
deelname aan de prac iache politiek. De
phiiantropie traditioneel veld van vrou
welijke werkzaamheid is bij ons noch
verwaarloosd r och overtollig. De
vrouwenvereenigingen zijn werkzaam en niet zonder
reden, zooals de inhoud van dit artikel kan
getuigen.
Maar wij hebben ook moderner organisaties
van vrouwen. Om een voorbeeld te noemen:
de vereeniging Eonkordia", diéjaarlijks
een groot aantal beurzen beschikbaar stelt en
ondersteuning rerleent aan vrouwen, die besig
zijn zich te vormen roor een betrekking,
of stndeeren voor een wetenschappelijk
of practisch beroep. Dan de vereeniging
Martha", gesticht tijdens het rampspoe
dige tijdperk aan 't begin dezer eeuw,
kind van oogenbliks-geestdrift voor het
vaderland, en die vertakkingen heeft tot
in alle uitïoeken van het land. Haar doel
is het opwekken van moreele en praktische
idee a onder da vrouwen en die zelfs in de
schoot van 't gezin te benutten. Za moedigt
zekere inlandcche industrieën aan, organiseert
cursussen in koken en tuinbouw, pasklaar
gemaakt voor de behoeften van het platte
land, en, in vrouwelijke handwerken; zij ver
eenigt de klassen van den werkenden stand
in ontwikkelingsvergaderingen, zendt rei
zende bibliotheken nit, enz.
Het artikel, dat ik met eenige terughou
ding bejon, heeft een omvang aangenomen,
die mij verschrikt. Ik heb een zwak ver
moeden, dat ik met de buitenlandsche lezers,
voor wie het geschreven is, niet voldoende
reketing heb gehouden. Ik weet, dat deze
vluchtige omtrekken van onze vrouwen
wereld, getrokken door een weinig geoefende
hand, er noch een voldoende gelijkenis noch
een volledig beeld van geven, ze maken
er geen aanspraak op pikaet of vermakelijk
te zijn, d)ch wei zijn ze waar.
Helaingfors.
EMMA SALVZUAN.
(Dit het Fransche hand
schrift vertaald).
Heelt en seise.
Waar in dit Weekblad zoo dikwijls de
belangen der postambtenaren worden bespro
ken, wensehte ik het volgende eens onder
de aandacht te brengen.
Voor de examens by de Posterijen moeten
de vrouwelijke candidaten precies aan dezelfde
eischen voldoen als de manlijke ambtenaren.
Toch staat te lezen in het Koninklijk besluit
van den 6den Juni 1900 No. 101 tot regeling
van den dienst van het personeel der Poste
rijen en Telegrafie aau het slot van artikel 11,
sprongen in stukken of vielen uiteen tot gruis,
dat weer door zwakker rivieren nog verder
naar beneden werd vervoerd. Zoo vervlakte
zich het land, dat tegelijkertijd langzaam
begon te zinken; en wat eens een
Alpenland was geweest, werd een ontzaglijke
nitgeatrekta hoogvlakte met lage heuvels en
ondiepe dalen.
Al dat verweerde goedje, da rolkeien en
het puin, de groote blokken en het fijne
gruis was overtrokken met een rood poeder,
in hoofdzaak een watervrüij&erroest.
Dat roodegoedje ontstaat bij verweeringalleen
in warme lauden, ook nu nog is het
verweeringepuin en het ver tveeringstof der tropen
rood; dakpank'eurig. Het draagt om die
pannekleur fijn naam iatfriet.Ontzaglijk dikke
har,kan van dit lateriet bezitten
MiddenAf fiïa en Ind ; en die roode kleigrond is,
De obelisk van versteer d hout op den driesprong in' het
Ky ff hansergebergte.
veor de hierna vermelde betrekkingen zullen
mede vrouwen en meisjes kannen worden
benoemd: 1. Directrice van een Postkantoor,
van een Telegraafkantoor of van een Post
en Telegraafkantoor der 7e of 8e klasse.
2. Commies der Posterijen. 3. Commies der
Telegrafie. 4. Snrnnmerair en commies der
Posteryen en Telegrafie. 5. Telegrafist, klerk,
assistent, telefonist en brievengaarster.
De later ingevoerde betrekkingen van
hulptelegrafist, hulptelefonist en schrijver kunnen
ook door vrouwelijke ambtenaren vervuld
worden.
Doch de vrouwelijke ambtenaren zijn uit
gesloten van de volgende rangen: 1.Inspec
teur algemeenen dienst. 2. Inspecteur der
spoorwegkaatoren. 3. Inspecteur der Poste
rijen en Telegrafie. 4. Adjunct-inspecteur
Posterijen en der Post en Telegrafie. 5. Direc
teur spoorweg-postkantoren. 6.
Adjnntdirecteur. 7. Hoofdcommies der Post, der
Telegrafie en der Post en Telegrafie. 8. Inge
nieur en opzichter Telegrafie. 9. Verdere
lagere rangen als: Conducteur der
brievenmalen, hoofdbesteller, besteller, postbode,
zaalwachter, lijnwachter enz.
Voor de opengestelde plaatsen van
snrnnmerair (die later commies wordt) wordt
voor de vrouwelijke ambtenaren slechts een
klein gedeelte beschikbaar gesteld. Vroeger,
toen er wel eens 30 plaatsen waren slechts
4, tegenwoordig, bij een kleiner aantal (pl.m.
15) siechts 2.
De kantoren zijn in 8 klassen verdeeld.
De vrouwelijke ambtenaren komen dus voor
de betrekking van Directrice alleen in aan
merking voor de twee laagste klassen.
N. M.?DE W.H.
Vromen als rectors in Marotto,
Een verdienstelijk kenner van Afrika heeft
Marokko het land der ongelooflijkste tegen
strijdigheden genoemd, en als hij daarin
gelijk heeft, kan het ons niet verwonderen,
dat de vreemdeling ook in de Marokkaansche
vrouwen wereld sterke tegenstellingen ont
moet.
In een opstel in Westermanns Uonatsheften,
schildert Else Mund uit eigen aanschouwing
de Marokkaansche vrouwen naar de ver
schillende klassen: de gracieuse haremsdame,
de tobbende proletariërsvrouw, de ingeboren
dienstbode büEuropeanen, de stompzinnige
boerenvrouw, de wilde en wreedeMal-Ainin
der woestijn-oasen, de verstandige Berber
vrouw.
Een bijzonder interessant type isdeArisa,
de voornaamste en belangrijkste persoonlijk
heid onder de vrouwen ran eene
Marokkaansche stad. De Arisa heeft hare betrekking
voor een welgevulde zak geld gekocht, want
haar ambt ia eervoi, brengt veel op en wordt
dus sterk begeerd. Hare werkzaamheid be
staat in de eerste plaats daarin, dat zij de
rechtzaken behandelt, waarin vrouwe a de
aangeklaagden zijn. Ook is zij bestuurster
van de vrouwengevangenis, die zich in haar
hui j bevindt. Evenwel mag zy niet zelfstandig
vonnis vellen, aangezien zij onder denKadi,
den rechter, staat, die als man geen
Mohamedaansche vronw in 't verhoor nemen kan.
Zij moet op straat, evenals andere vrouwen,
het gelaat bedekt honden en toch gaat iedereen
vol respect voor haar op zij, want men her
kent baar aan de onberispelijke zindelijkheid
van haar gewaad een ongewoon verschijn
sel in Marokko l aan haar waardigen
langzamen gang en het klein gevolg van
vrouwen, in eerbiedige houding, zonder het
welk zij nooit uitgaat. Hare uitspraken zijn
in alle vragen, die op het vrouwelijk geslacht
betrekking hebben, beslissend. Zij is in 't
algemeen de eenige vronw, die in 't openbaar
leven van de West-Marokkaansche steden
evenals bijna alle verweeringsprodncten,
bijzonder vruchtbaar.
De overeenkomst in kleur en samenstelling
van deze verweerings-prodacten uit het eind
van de steenkool-periode en het begin van
de Permtijd, wettigt de onderstelling dat toen
in ons werelddeel een temperatuur
heeftgeheerscht, minstens even hoog, waarschijn
lijk nog veel hooger, dan die van de warmste
landen van tegenwoordig.
Door deninvloed van deze temperatuur en van
den toevloed van ijzerhondend water vooral,
werden de dikke puinlagen tot vaste massa's
aaneengekit; en zoo ontstond het roode ge
steente, dat zelf uit een massa steenen en
steentjes bestaat.en dat hoi Roodliggende wordt
genoemd. Het is een zoogenaamd conglome
raat of samenbaksel van rolsteeneu; een rots
soort, die in navolging van de Engelscben ook
Puddin giteen wordt genoemd; om de gelijkenis
met Plumpndding. Ook in ons land is zulk
geateente nog op ruim 1000 M. diepte aan
geboord.
Wie aan Eisenach een bezoek heeft ge
bracht?en welk reizend Nederlander heeft dit
niet,?kent ook dit roodliggende conglomeraat
deze rosse puddinggesteenten met hun zwarte
en witte keien, heel goed; want de Wartburg
il er van opgebouwd. Als ge in Eisenach
o »er de markt opgaat naar den Wartburg en
eens letten wilt op de eerste treden van de
uit de rots gehouwen trappen, die naar de
burcht van Elisabeth en Luther voeren, dan
ziet ge dit conglomeraat, dezen puddingsteen,
zoo mooi ontsloten als ge maar wenschen
kunt. En wie het Denkmal op den Kyffbaueer
heeft bekeken, moet zich ook de vreemde
roode steensoort herinneren, waaruit het
gevaarte oprijst, het is een en al
puddingsteen ; een zeer dankbaar en artistiek mate
riaal, waaruit heel wat moois te maken is.
Een rijke plantengroei heeft deze roode
wereld waarschgnlijk nooit gekend, althans
niet in Europa. De verweering in het gebergte
ging misschien zoo snel, dat steeds weer
nieuwe puinlsgen werden uitgestrooid, vóór
de oude genoeg afgeslepen en verpoeierd
waren, om planten steun en voedsel te kun
nen geven. Toch groeiden er hooge boomen,
een soort coniferen, verwant aan de
Peruaaneche Arancarias, waarvan de zoogenaamde
kamerdennetjes als voorbeeld in miniatuur
kunnen dienen. Van deze coniferen en van
e«n zaadvaren zijn nog groote brokken over
gebleven; bij tientallen zijn de stammen en
takken teruggevonden in de bosschen van
het Kyffkansergebergte. Ze zijn geheel
verkiezeld, dat wil zeggen met kiezelznur of
kwarts doortrokken, dus letterlijk tot steen
geworden, en wel tot een xeer harden steen ;
zoo hard, dat ge er met uw zakmes vonken
uit «laat.
Op den weg van Frankenhansen naar de
Bothenbnrg en den Ky ff banger, juist op de
splitsing, staat een groote mijlpaal en weg
wijzer, die tegelijk een van de zeldzaamste,
merkwaardigste natuurmonumenten ia; want
het recht heeft om mee te spreken, en van
hare persoonlijke sympathie of antipathie
hangt veel af. Daarom zoekt iedereen hare
gunst. Op feestdagen wordt z|j door rijk en
arm met geschenken o verladen "en ook b|j
dansfeesten in haar huis brei gen de gasten
gewoonlijk gaven in natura mee. Da Meorsche
vrouw verlangt naar dezen dag, gelijk bij
ons de jonge meisjes naar 't bal van de
danscnrsns. Zjj trekt baar beste vaantje aan,
maakt de oogharen en wenkbronwen zwart,
steekt de dikke groote ringen in hare ooren
en hult zich met kloppend hart in haar
groot opperkleed, de haik. En toch wacht
haar in 't huis van de Arisa niets dan groene
thee en zoetigheid, een beetje kwaadsprekerij
en het zien dansen van eenige vrouwen voor
't kritisch oog van de anderen.
A. W.
Glaten muiltje.
Een van de meest kenmerkende ver
schijnselen van de tegenwoordige mode is,
dat ze bisondeie zorg besteedt aan de beklee
ding van den voet. Nog nimmer zijn er zulke
fijne, graziense schoentje! gemaakt als tegen
woordig, en de sabotiers van deze nieuwste
tijden schijnen er naar te streven, het geheim
te vinden van Asschepoetsters glazen muiltje.
Bij 't wandeltoilet draagt men thans reeds
schoenen van fluweel en zijde met garnitnur
van koralen en met fraai geciieleerde zilveren
gespen. Bij de baltoiletten treft men muiltjes
aan van schitterend geel goudleer of open
schoentjes zoo fijn en teer, dat zij op
filigraanwerk gelijken. Da kor'-gedragen rok, die den
voet en den enkel veel meer dan vroeger
exponeert, is natuurlijk de oorzaak van deze
luxe, evenals van de fijne ajour-kousen,
thans met schitterende kralen opgewerkt, die
steeds fraaier en steeds duurder worder, en
die uit spiarag geweven schijnen. In Amerika
o. a. geniet dit gedeelte van het toilet
bisondere verzorging. Men vertelt van een
zestienjarige wees, die den naam draagt van
Van der Bilt en wier moeder Gould heette,
dat ze betrekkelijk eenvoudig is opgevoed,
niet zoo bizonier veeleischendis, maaralleen
een groot zwak heeft voor mooie kousen.
Haar opvoeders viaden het volstrekt niet
erg, dat zij zich de luxe veroorlooft, elke
twee dagen een paar nieuwe zijden k oasen
te dragen, die gemiddeld 10 dollars per paar
kosten d.w.z. 1800 dollars of vierduizend
vyftonderd gulden per jaar. Ook dit nufje
heeft gouden voetjes"... maar negatief.
Luxe.
Nog een voetengeschiedenis uit Bnsland.
De Rassen, zoowel dames als heer e n, be
steden buitengewoon veel zorg aan de be
kleeding hunner voeten en nergens worden
zulke fijne schoenen en zulke fijne kousen
gedragen als in de Russische hofkringen.
Het duurste en sjiekste lakwerk wordt er
door de schoenmakers met gemak verkocht,
en 's winters dragen in 't bizonder de dames
echoenen van lak en zijde, dia met bont
gevoerd en met bont gezoomd zijn. Een prijs
van 100 l 150 gulden voor zulk een paar
schoenen is geen zeldzaamheid.
De kostbare kousen worden natuurlijk
voornamelijk door de prinsessen en
grootvorstinnen gedragen op soirees. De mode
der met kralen opgewerkte kousen deed
regelrecht uit Parijs haar intrede in St. Peters
burg en vind daar een buitengewoon weel
derige toepassing. Men vertelt, dat de vronw
van een hoogen staatsambtenaar, de prinses
Sardowski, op een hofbal verscheen met
teer-gele kousen van Chineeeche zijde ge
weren en waarvan de voet versierd was met
bloemranken van honderden echte kleine
pareltjes. Ze zijn vervaardigd op een groot
deze obelisk bestaat uit eenige stammen
van verkiezelde dennen, uit den tijd van
Boodliggende.
Ook ia en bij de restauratie, aan den voet
van het Keizer Wilhelm monument, liggen
verscheidene brokken van dit fossiele hout.
Stammen van een meter doorsnede zijn
er in het Kyffbauser-gebergte gevonden, in
stukken geslagen, en aan liefhebbers, ver
zamelaars en musea ver tocht. Zoo is het
mooiste en het meeste van het beroemde
kiezelhout uit den Kyffhausar al lang weg
gehaald. Maar kleine stukjes zijn er nog wel
te vinden ; en groote ook, zoo groot nog we!,
dat ge ze met moeite in uw jaszak kunt
bergen.
Daar wij een nacht gelogeerd hebben in
het hotel bij het keizer-monument, hadden
wij 'a morgens gelegenheid in den tuin en in
de boscbjes rondom wat te snuffelen, en wij
hebben er een paar goede handstnkken van
kiezelhout gevonden.
Den dag daarna troffen wij het nog
beter. Op een goed uur afstand van het
hotel klommen wij langs een paadje
dat op de kaart vergeten was, steil naar
boven en kwamen op een helling, waar zoo'n
roodbruin stamstuk van een versteende
araucaria nït den grond opstak, of de boom
pis geveld ef afgebroken wa». Het zat niet
vast in den grond en wij konden het
verrollen, maar van optillen was geen sprake;
zoo groot was het wel.
Wij hebben er nog even over gedacht,
een wagen naar den voet van den berg
te doen komen en dan het stamstuk van
boven naar beneden te rollen. Maar het
verpakken en verzenden naar Holland had
te veel voeten in de aard. Te meer daar het
alleen toegestaan is kleine stukjes fossielkont
mee te nemen. Dit is een verkeerd verbod,
want het verleidt tot stuk slaan van de mooie
groote stammen. Die doen, althans in musea,
meer dienst, dan de kleine stukjes, die in par
ticuliere en ontoegankelijke collecties terecht
komen. Wij hebben ons stamstuk niet stuk
geslagen, maar een brokje er van meegeno
men, dat toch afgebarsten zeu zijn. Het ligt
nog tnsschen Kothenburg en Kyffhauaer te
wachten op een vinder, die sterker en dich
ter by huis is. Enkele van de kleine stukken
hebben wij aan liefhebbers uitgedeeld, een
er van ligt al in het Museum Natura Docet van
Bernink in Denekamp. De groote musea
hebben zelf altijd wel mooie exemplareo.
Merkwaardig is het dat de structuur van dit
hout zoo goed bewaard is gebleven bij de
veikiezeling. Met den microscoop zyn de cel
len en vaatbnndels zoo goed te zien, dat
men duidelijk de familie herkend heeft en
nog twee soorten heeft kunnen onderscheiden.
Het is in het eerst niet gemakkelijk, deze
roode hontbrokjes van den rooden onder
grond te onderscheiden, maar wie er maar
eerst een of twee heeft opgeraapt en het
vinden van kleine stukjes is voor iemand
die op de goede plaats zoekt en volhoudt,
PariJBch atelier, en de prinses, die buiten
gewoon kleine en sierlijke voetjes heeft, be
taalde er zevenduizend roebel voor. En ze kan
nochtans met recht zeggen, dat zej.niet op
een grooten voet" leeft.
* *
'Deftig.
Het deftigste personeel van alle handels
instellingen ter wereld heeft de Conrts Bank
te Londen, die de deftigheid een plicht
vindt, omdat de gebeele koninklijke familie
tot haar vaste clandiaie behoort. Als voor
schrift geldt, dat alle klerken van dit huis
er onberispelijk glad-geschoren gelaat moeten
hebben (baarden zijn er ten strengste ver
boden); en op het beursuur moeten allen
gekleed zya in zwarte gekleede jas met
hoogen hoed, ean defiigheids- uniform, dat
in de geheele wereldstad bekend is. Schert
send zegt men in Londen, dat men büCourts
met handschoenen aan bediend wordt.
***
Een gumt
Te Chicago is een gevangenis, die voer
zijn gevangenen een zonderling recht ver
wierf. Een der eerste directeuren was een
hartstochtelijk liefhebber van visechen, en
hjj kreeg van de autoriteiten gedaan, dat ze
dit genot ook tweemaal in 't jaar aan de
gevangenen zonden gunnen ter rzachting
van hun bitter lot.
Telkens gedurende twee dagen trekt onder
flink geleide nu een gedeelte van de ge
vangenen naar buiten, waar ze dengeheelen
dag mogen hengelen, en zooveel baarzen,
snoeken en forellen vangen als ze maar
willen en kunnen. De vangst wordt dan
onder streng toezicht door de misdadigers
dadelijk schoongemaakt en mee naar't groote
hotel genomen, waar'a middags vischdiner is.
* *
Tasschen.
Wie 't nog waagt een reticule of een
handtascbje met korten beugel of hengsels te dragen
is een mijl b|j zijn tijd ten achter. Men draagt
het tascbje tbai i aan een lang koord, zoodat het
tot dicht b|j de voeten naar omlaag hangt. Voor
een humoristisch blad is dit aanleiding ge
weest, em 4e gelukkige bezitsters van zulk een
modern sieraad met een dragonder-officier te
vergelijken, wiens sabeltasch ongeveer op de
zelfde hoogte hangt. Da vergelijking gaat
echter mank, want de modevorm van het
damestascbje komt In 't minst niet o vereen met
het dragonder-attribuut. De damestasch heeft
een oblong-vorm, ia zeer lang en zeer smal.
Ik kan er me in verkneukelen, hee zij, die
met onze kostelijke mode spotten, zich soms
toch zoodanig ver galoppeer ec. Eén bezwaar
voel ik nochtans zelf tegen 't lange koord:
een handige pie-pocket, met een deugdelijk
zakschaartje gewapend, zou op een middag
zonder heel veel moeite in de Kalverstraat
een paar dozijn tascbjes kunnen bemachtigen
7,
Dt naam.
Een merkwaardig hnwelijks-geval had
onlangs plaats in 't hartje van Parij?. Er
huwde daar in een der protest antsche kerken
een paar, dat twintig jaar geleden ook re; ds
met elkander was gehuwd geweest, maar
zich kort na de geboorte van hun kind, een
zoon, liet scheiden. De vader wilde namelijk,
dat de zoon Jean" gedoopt zou worden;
de moeder (die artistiek van aanleg is) vond
dezen naam al te banaal, en had haar klein
jongske den zoetklinkenden middel een wschen
naam Geoffroy toegedacht. Geen van beiden
wilde toegeven, het geschil liep uit op een
oorlog, waarvan de scheiding het droevig
einde was. Het kind bleef bij de moeder en
het is door zijn invloed, dat hij en z|jn ouders
na twintig-jarige eenzaamheid thans weder
tot een gelukkig trio vereenigd zijn. De
jonkman heet niettemin .... Geoffroy l
ALLIORA.
tamelijk zeker die ziet ook voortaan al op
een afstand of hij met een stuk kiezelhont
of met een roode rolkei of een porfierbrok
te doen heeft. De vorm is eenigszins
eylindrisch, met een of twee platte vlakken. Ook
de streeperigheid van de houtvezels is meestal
nog heel duidelijk.
Dit roode pnddinggesteente nu vormt den
ondergrond, de vloer of het liggende" zooals
de mijnwerkers-term is, van de andere, de
tweede serie der Perm-gesteenten; die ver
tegenwoordigen gezamenlijk het rijke legaat
van de zee hst een t ij d; een mi'lioenen eifenic,
waarvan misschien ons land ook nog eens
zijn rechtmatige deel krijgt.
In het laatst van den Roodliggende tijd was
het West- en Midden Europeesch Alpealand
al zoo geëffend en tegelijkertijd zoo diep
gezonken, dat het gevaar liep door de groote
zee verzwolgen te worden. Die stroomde toen
als een gordel om de aarde; over
MiddenAmerika, tmsschen het tegenwoordig Europa
en Afrika door naar Midden- Izië. Ook uit het
Noorden dreigde overstrooming door da zee,
die het tegenwoordige gebied vaa de Arctisch
Europa had ingenomen.
Eerst kwam de zee aan de zuidzijde niet
verder dan den rand van het
Roodliggendeplatean; de branding sloeg er de rotsen
uiteen en rolde en maalde de gesteenten uit
den ondergrond dooreen met de
puddingsteen van de hoogvlakte. In dien tijd
hadden er geweldige uitbarstingen plaats.
Vulkanen ontstonden en vergingen. Uit de
ondergrond werkte zich het vurig magma
naar boven, en door de spleten en scheuren
en barsten van het zinkend plateau dreng
het naar de oppervlakte en dekte het roode
land met dikke porphier- en bazaltlagen dicht.
Maar het land zonk nog dieper; de zeeën
drongen meer en meer vooruit. Wat er
nog boren de vlakte uitstak van de vroegere
Ardennen, OJenwald, Marz- en
Thnringerbergen, daalde nu ook onder de oppervlakte
der zee; de zechsteent|jd was aangebroken.
Een diepe zee, een oceaan werd het niet, en
een- of tweemaal moest de zee weer terug
trekken, vóór ze voor goed bezit nam van
de roodliggende heuvels. Dan ketsten de
brandingsgolven weer tegen de zuidelijke
en noordelijke rotsen, en het brandingepuin
stapelde zich op. Week de zee weer eens verder
terug dan bakte ook dit puin aaneen en dit werd
hetjzechsteenconglomeraat, dat tegenwoordig
de onderste laag vormt vande merkwaardige
serie. Op verscheiden plaatsen in de Harz en
aan de Kyffhausen komt het heel mooi aan
den dag.
Eindelijk was de zee de baas in midden
Europa en stond nog ettelijke meters hoog
boven den Broeken. En deze zee, de
zechsteenzee was het, die, toen haar beurt van
verdwijnen was gekomen, den rijken zegen
achterliet, waarover ik n al eens gespreken
heb, en waarvan ik n de volgende week nog
meer hoop te vertellen.
E. HEIMAMS.