Historisch Archief 1877-1940
Na. 1792
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Johun Braskensiek in qjn atelier beiig op steen de plaat TOOT
De Amsterdammer te teekenen.
wonderen bij het ontwarren der groote
gaven van Johan Braakensiek als
portrettist, bij de portretten der Oversten
TSB de Posterijen, enz.
Johan Braakensiek had door zijn werk
de aandacht op ziek gevestigd. Justus
van Maurik wist wat hij aan ham had
en hebban kon, en stelde aan den ouden
heer Holkema voor, toen Da Amster
dammer" iedere week oen plaat zou
geven, hem tot teekenaar te benoemen,
ondanks dat anderen voor hetzelfde doel
verdienstelijke proeven zouden Ie reren.
Djor de teekeningen voor De Amster
dammer" is Johan Braakensiek naast
Oacar Ganéde populairste man in Neder
land geworden, en wordt door de Redactie
ran Da Amsterdammer" en de firma
Holkema en Warendorf naar verdienste
geschat. Onder vele mooie platen munt
ten die van het volksleven uit, even als
die waaruit gemoed spreekt, in tegen
stelling met de humoristische, die het
meerendeel vormen. Da groote techni
sche vaardigheid, de blijde zin en het
steeds geopende oog voor het komische
hebben hem de kracht gegeven om zoo
vele jaren lang de platen van Da Am
sterdammer" te teekenen, en daaren
boven nog vele teekefiingen voor andere
doeleinden.
IQ zjjn kracht is Johan Braakensiek
als hij een echt Amsterdamsche
teekening kan maken. Want in het
oudAmsterdamsche laven heeft hij zijn
grootste genot. Hij heeft dat in jongere
jaren van alle kanten meegemaakt. Als
hij op straat iets of een persoon za*.
door iets bizonders zich kenmerkend,
S f. Joris en de Draak.
Fragment van een politieke plaat in
De Amsterdammer, 20 Mei 1888.
Wjj zalen de Sociaal-democraten
vernietigen.
bleef bij er stil genietend bij staan, liep
vaak de persoon ca, om hem goed op
te nemec. Een heelen Maandag genoot
hij op het Amstelveld om daar de volks
venters en de oude Amsterdamsehe
luidjes waar te nemen, hij smulde bij
het zien van een bekendea
Amsterdamschen kiezentrekker met zijn hoogen hoed
op en gewapend met bevretten van alle
keizers en konicgen en de snuggere ge
zichten der omstanders (de aquarel is
op de teatoonstelling).
Amsterdam had in Johan
Braakensiek's jonge jaren vele typsn, vele
straatfigureü; het leven was minder eenvormig,
ook gemoedelijker, minder zelfgenoeg
zaam, het had meer een eigen karakter,
dat verdwenen is bij de invasie van
Ge'.dorsenen en Friezen, die zelfs het
eigenaardige eener bevolking als die van
h«t Kat ten burgereiland geheel hebben
doen verdwijnen, en de oude bevolking er
bij. ledere Amsterdamsche buurt en markt
had eigen typen. De Noordermarkt
Jaapie met z'n Groninger koek ... aio,
aio, of ik sla je met de koek dood"; de
donkere sluis z'n malle Kees," die een
steen op z'n kop stuk sloeg tot vermaak der
joagens; de Muntsluis z'n Jozef van
de Munt", den Joodschen schoenpoester,
die met twee handen voor ieder aansloeg,
een hoop'medailles op z'n borst, volgens
zijn vertelling verdiend, nadat hij met
Napoleon den tocht over de Baresina had
meegemaakt; in de Kal verstraat de
orgeldraaier met spuugkrullen", met
z'n dikke vrouw, een kind op den arm
en een ander op komst, de vrouw die
meesloepende minneliederen kweelde;
de Paardenpoot", welke in de
Kalverstraat psalmen zoog in den avond;
blinde Gerrit", de man zonder beenen,
die neergezet werd op het Spui met de
rug tegen een der huizen van het
Begyahof, met een mand vol doosjes
lucifers met lichte roode koppen voor
zich, ze te koop aanbiedend met den
uitroep: Allemaal lichte rooje dames,
hoeren!"; op de deftige grachten De
ouwe blinde klarinettist" met het
fatsoemIqk gezicht en twee dochters, armelijk
gegekleed, maar den indruk gevend van
freules, gekomen aan lager wal. Over
deze straattypen liepen vele verhalen,
sommigen, o. a. de Doopsgezinde predi
kant P. van der Goot, heeft klarinettist
en dochters in bater doen willen helpen,
doch zij bedankten voor de eer. Op een
goejen dag was een der beide fatsoen
lijke dochters verdwenen, en bleef de
j >ngste den vader geleiden; dan had
men Meijer, de Volksdichter" met een
mooie kop en lange baard, mantel om,
stok in de hand, parapluie boren het
hoofd, die zacht, half ringend zijne soms
nog alle pikante, zelf gemaakte liedjes
voordroeg, en steeds omringd was door
al de dienstmeisjes uit de buurt; over
Meijer gingea ook zaer romantische ver
halen; verder Joedele Saar" met haar
oud wellustig gezicht en scherp gebogen
neus, een klein kind in den omslagdoek,
ean minder klein naast haar, zij, die zelf
vertelde dat zij vroeger in zijde en fluweel
was gekleed, en haar diamanten en
paarlen betreurde, bij guitaarspel
alleraandoenlijkst zingend:
Oand oef de Barge da ist es scheen!".
Dan had men nog den oolijken, schil
derachtig gekleeden Haantje, den
planetenman", de Japaneesies", die kort
na een bezoek van een Japansch ge
zantschap in ons land opdoken. Het
waren een broer en een zuster, kinderen
van een Normandiër, donker van uiter
lijk, die met een schoenebak had gestaan
tegen de Waag op de B 3 term ark t, thans
het Rembrandtsplein tegenover de
Halvemaansteeg. Broer en Zuster hadden een
tanigen, een bijna Japansche gelaatskleur,
züwaren heel klein, en keken steeds of
ze sliepen, de broer speelde, viool, de
zuster danste met heele kleine pasjes
en tilde daarbij houterig de rokken op,
zoover de fatsoenlijkheid toeliet, en sloeg
nog houteriger set de handen tegen een
rinkelbom, dien ze echter niet altijd bij
zich had. De broer is later getrouwd
en leef Ie van het vele geld dat hij bij
elkaar gefiadeldhad, er lekker van. Broer
en zuster hebban zich ten laatste inge
kocht in een gesticht te Amersfoort, en
zijn waarschijnlijk dood en begraven.
Al deze menschen waren typen naar
Johan Braakensiek's schildershart. Hij
kende hen van binnen en van buiten.
Toen dan ook vóór enkele jaren de fiirma
Koldert en Co. da directie van De Echo,
hem vroeg om voor haar blad de
Amsterdamsehe volkstypen te teekenen, die bij
het groote Persfeest op de groote kolo
niale tentoonstelling een optocht hadden
gehouden, teekende hij die, alsof ze voor
hem geposeerd hadden, uit zijn hoofd
en naar zijn hart.
Het Amsterdamsche zat Johan Braa
kensiek zóó in het bloed, dat hij eens,
naar aanduiding van Justus van NIaurik,
een Ameterdamscbe type, sprekend ge
lijkend, geteekend heeft, die hij nooit
gezien had. Het was Heintje de
Saoeper". Hij plaatste Heintja in een door
hem zelf gecomponeerde echt
Amsterdamsche voorname winkelbuurt, de straat
druk bevolkt, in de manier van den
schilder Cornelis Springer. Da dienst
meiden met Tilanusmutsjes" op, een
jongen en de schosnpoetaer nemen
Heintja de Snoeper", den deftigen heer,
met aristocratisch gezicht, en versleten
heerenkleeding in de maling. Van
Heintje de Snoeper" wist men allerlei
verhalen, o. a. dat hij in zijn rijken tij d
zijn sigaar opstak aan een in brand
stoken briefje van tien gulden, en dat
hij in zijn deftige arremoe nog sigaren
rookt* yan tien centen.
De iin van Johan Braakensiek voor
Amsterdamsche typen en zijn sympathie
voor de kleine lui, wai zoo groot, dat
hij gespot in schipperskroegjes om daar
de lui in hun eigenaardig doen waar te
nemen en graag met oud-Amsterdamsche
vrouwen, de oude meuënen peutemeuën",
met matrozen en zeesoldatea een praatje
maakte. Maar als hij een diender of een
schutter zag dan moest hij lachen of hij
wou of niet. Hij scherpte bij al wat hij
zag, op straat en markt, z'n
waarnemingsvermogeB. Wst de meesten niet zagen,
zag h^. De teekening: De oude garde"
is daar een sterk voorbeeld van. Hij zag
den echt oud-Amsterdamschen
tooneelkunstenaar L. J. Yeltman op straat
loopen en niet ver van Yeltman af,
Judels, den ook zoo populairen acteur.
Baiden waren ver over de zeventig, maar
bijzoider kras.
In de teekening vergat hij dat krasse
niet, maar en dit is het bijzondere
hij liet door het deftige, het bijna aristo
cratische van L. J. Yeltman, en het
wereldsche, het jongelui'sachtige in klee
ding van Judele en het opzettelijk lieve,
het balletachtige in zijn groet uitkomen,
het verschil in richting tusschen beides:
de een, de deftige acteur van het Leidsche
plein, al was hu ook niet meer aan den
schouwburg aldaar verbonden, de an
dere de wereldsche acteur van de Salon
des Yariétés, het onderscheid tusschen
beider kunst: de een de acteur de tra
ditie van Andries Snoek levend houden,
de man van het treurspel; de ander
de acteur dienend het oogenblik en het
luchtige publiek, de man van het basterd
genre, de Yaudeville.
Johan Braakensiek heeft de Amster
damsche typeu naar waarheid kunnen
teekenen, omdat hij zelf een onverwoest
bare Amsterdammers is, die de
oudAmsterdammers begrijpt, welke bij na
tuurlijk gezond verstand een groote
leukheid over zich hebben, tot zelfs in
hunne taal, die P. C. Hoof c reeds al te
mal" veor de deftigheid noemde.
Amsterdam heeft in Braakensiek's tijd
geen typa gehad, of hij is ook door hem
uitgeteekend. Tot de vermaardste van
deze heeft wel behoord Izaiic van den
Dam", bij wiens beeltenis Justus van
Maurik een zijner beste verhalen schreef.
Heeft Johan Braakensiek al de ver
dwenen Amsterdamsche typen getee
kend, hij zelf heeft nog iets van het
echt oud-Amsterdamscha behouden. Hij
heeft aog de oud-Amsterdamse hèdeftig
heid over zich, hoe spoedig zijn gezicht
ook dan plooi van den lach aanneemt;
hij gaat bijna steedi als de oud-Amster
dammers in het zwart, in de deftig
gekleede jas, en kijkt als de oud-Amster
dammers met trots het leven in. Hij
bewaart bovendien in den kop dien der
oud-Amsterdamsche schilders.
J. H. Rössixa.
Hein'je de Snoeper, voorkomend in een der vorhalen van Juatua van Maarik, in 1887.
Toebereidselen voor de ontvangst van den Dnitschen
Keizer, 24 Mei 1891.
Equestrifche oefeningen van den hooge" bij de Sohuttery.
Het jabilee van onzen Braakensiek is
mij eene weikomen gelegenheid, om te
getuigen, hoe hoog ik hem acht als
kunstenaar en medeopvoeder. Wie
aan ons volk te denken geeft, voedt
het mede op, en dat heeft onze begaafde
teekenaar de jaren door in ruime mate
gedaan.
G. J. P. J.
Je ris de tout, de peur qa'il ne me
faudrait en plearer.
BEAUMAKC1IAI8
Kunstenaars zijn bevoorrechte wezens.
Terwijl het, voor gewone stervelingen,
betwistbaar is en betwist wordt, welk
der drie zielsvermogens: verstand, gevoel,
wil, de leiding heeft, staat voor den
kunstenaar dit vrij wel vast. In zijne
gewaarwordiBgeB, speelt het gevoel de
hoofdrol en niet minder, in de wijze,
waarop hij woer te geven tracat, hoe de
buitenwereld, in zijn waarneming, zich
afspiegelt. Yraag hem noch verstandelijke
berekening, noch verlangende overpein
zing. Hij zou u niet verstaan of
opbruischend, het Horatiaansche:
irritabile genus vatum, geldt nog steeds
u te gemoet treden. Wat mannen van dit
slag, van anderen onderscheidt, is de
evenwiehtsverplaatsing, die van
gevoelsheerachappij het noodwendig gevolg i?.
Zoodra de geest over han gekomen is,
hen bevangt, hen gebiedt of medetroont,
zijn zij voor niets dan voor die lokstem
toegankelijk. Met teekenstift of penseel
streek, zien zij haar slechts, da grillige
Muse, pogen een pand van haar kleed
te grijpen, schuilen weg achter haar
vlekkeloos hermelijn, volgen, als willige
lijfgarde, enkel hare vaan. Daar is, op
dit raadselachtige ondermaausche, heel
wat meer dan lijnen en tonen, heel wat
meer ook helaas! dan welluidende klan
ken. Da ku asten aar weet en ziet het wel,
maar nooit anders dan uit den eigen
gezichtskring. Hoe hij het weet, hoe hij
het ziet, vermag hij slechts uit te drukken,
in de taal zijner kunst.
Mêne quand Poiseau
marche. on sent qu'il a des
ailes.
0i)k Braakensiek behoort
tot dit gilde. Een kwart
eeuw lang, heeft hij aan
dit weekblad zijn stem ge
leend. Nu en dan, klonk zij
als eea schaterlach, om der
menschen dwaasheid, dan
weer, als een snerp ande
geeselslag om der menschen
wreedheid. Som», suist haar
licht gevederde pijl met
verborgen ernst, bijwijlen,
is, achter haar ingehoudeB
trilling, diepe verontwaar
diging merkbaar. Maar of
zij streelt en vleit, vermaant
en straft, het eigen doelwit
mist zij nooit. Zij geeft
hem, die Kuast waardeert,
dus begrijpt, te denken.
Daar zit pit en kern en ge
halte en kracht, in het luttel
aantal lijnen, dat, als werk
tuig, zy bezigt. Zij roert en
ontroert, zij grijpt en
houdt staande, zij brengt tot
bezinning en sleept mede.
Laat het lang zi|n, of kort, om het even,
in het proza des dagelijkschen levens,
klinkt haar roep met niet te misduiden
gala». Zij daagt voor de vierschaar des
gewetens het dagelijksch gebeuren. Zij
leent aan het lot der misdeelden haar
schrijnend a weeklacht. Den onverschil
lige prikkelt, den verstokte stelt zij,
zieldoorvlijmend, den plicht voor oogen.
Daardoor, vervult ook Braakensiek's
Kunst haar roeping. Wart, gelijk het
uitspansel, hoog, zich welfc boven het
stof der aarde, zoo zweeft de genius
der Kunst, hoog, boven alle menschelijk
bedrijf. Braakensiek's guitigheid steekt
menige zwaarwichtigheid naar de kroon.
Met den trak, die grift, kan het ijle,
wegstervend woord het nooit opnemen.
Dies zij het leermeesterschap zijner
Kunst nog lang ons deel.
Am s t., Oct. '11. L A. LEVY.
***
Wat is de plaat van Braakensiek?"
Wanneer dit vijf en-twintig jaren, week
aan week, van Noord tot Zuid gevraagd
werd, en dat is zoo! dan is het
bijna onbescheiden nog te vragen, hoe
de plaat van Braakensiek is.
Onbescheiden, overbodig: zoo dachten
blijkbaar ook onze kunst- en karikatuur
kenners. Andere j ournalistieke teekenaars,
Halswilder, Hahn, vonden hun schrij
vende bewenderaars; Braakensiek nog
niet.
Is daarvan niet n reden, dat Braa
kensiek's teekenkunst zoa niet-opvallend
is? Niet-opvallend in de beteekenis van
vertrouwd, gelijkmatig, gemeenzaam. Het
komt me voor, dat dit een reden is van
Braakensiek's wijd verbreide populariteit,
en tevens van de zwijgzaamheid der
kritiek.
Want in werkelijkheid valt over
Braakeusiek's platen zeer vél te zeggen.
Eerst wanneer men bij zoo'n gelegen
heid als een jubileum de dikke porte
feuilles die zijn oeuvre bevatten, gaat
naslaaa, merkt men dat recht.
Dan wordt Braafceasiek de knappe
teekenaar: ja, de teekenaar in ons land
van schilders. De steenteekenaar, die een
weinig meer beoefende techniek volkomen
beheerschte; de penteekenaar van een
oudere zwart- en witkunst, die zuivere
schetskunst is zonder vlakwerking.
Dan wordt Braakensiek de handige
arrangeer, wiens compositietalent ook
reeds opmerkelijk ia in ons land met
weinig genre-kunst. Braakensiek aan
het tooneel, zou een waardeerbaar regis
seur kunnen zijn voor groep-standeB,
tooneelschikking.
Ea dan, Braakensiek's humor. Ik ge
loof niet, dat Braakensiek ooit gebruik
maakte van charge, hoogstens iets van
typeëring. In dit opzicht stond hij dicht
bij de engelsche Punch"-teekenaars.
Ook dicht bij de oud-hollandsehe klein
meesters met hun liefde voor het grappig
détail, met hun zin voor volkshumor.
Is hiermede alles gezegd, hoe Braa
kensiek's plaat is? O neen! Maar is
het niet veel belangrijker, dat week aan
week, van Noord tot Zuid, in gansch
oms land, nog vele jaren na dezen ge
vraagd zal worden : Wat Braakensiek's
plaat is?"
Den Haag.
H. E. (iKEVB.
Oïariiari.
Ged. Staten van Zuid-Holland houden niet
van overylde besluiten. Bij hun besluit van
2 tot 4 October," schrijft de Tel., werd het
besluit vaa den R.sad goedgekeurd."
*
Een medewerker van de N. R. Ct. schrijft
in dat blad:
In alles wat ik ondernomen heb
geloof ik ieti nieuws gezegd te hebben,
heeft de componist, tot rust gekomen
de virtuozenjaren lagen vér achter hem
en zijn oevre overziende, gesproken,
zonder in 't minst mee te gaaa met La
Mara's bewering in haar feestartikel
L'szt's 100ste geboortedag geweest is
mevrouw La Mara schijnt Berlioz niet
te kennen erkennen wij gretig, dat
Litgzt waarlijk vaak nieuw geluid heeft
doen hooren."
Wij vestigen de aandacht op de schrille
tegenstelling van den tot rust gekomen Liszt
en dezen medewerker, die nog geheel
buiten adem is.
*
Alleen had hu het directe voordeel
meer naar veren hebben willen zien
gebracht." (N.B.Ct.)
Misschien zijn wy wat precies uitgevallen,
maar wij hadden dit anders hebben willen
zien gezegd.