De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 5 november pagina 10

5 november 1911 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 D E'- 'A M S T E R D A M^M ER WEEK B L A L> VO OR N5 E D ER L A N v». f i.i **C" S* v het vorig jaar. De Rte-opbrengst wordt ge?chat op ongeveer 3 ntUioen ukken, togen 2.4 millioa» h** vorig jaar; balde Staten nllan als de sehadmg uitkomt dus ongeveer l Va milUoen zakken meer opleveren. Maar hierbij dient ha aanmerking genome», dat Ln l SIP/11 Slechte een zeer kleine oogst werd verkregen, zoodat in den loop .der Torige campagne de wereldvoorraden met ongeveer 2. T millioen aakken dtj& verminderd en tot rniia 11 millioen zyn teruggegaan. Op eien voonaad moet dus op nieuw een Inroep worden gedaan van minstens l milliooa Bftkka», goodat eae verder tot ongeveer 10 millioen zakken zal verminderen. Door de enorme opbrengst van 19G6/7 was oe Jtehtbare wereldvoorraad van 9.8 millioen tot 10.3 mülioeu zakken toegenomen; men ion das aan t eind van 't tegenwoordig sei zoen teruggekeerd» zjjn tot den toestand van 1908/7, die de aanleiding van de valorisatieactie is geweest. Mflêr en zon de beteekenis en ds waarde van een wereldvoorraad van 10 millioen zak ken minder groot zjjs, dan toen. Niet alleen ia sedert dien de wereldbehoefte grooter gewordan, soa»r.?*n gewichtige omstandigheid ia het, dat het grootste detl van dezen voor raad het eigendom is van den Staat Sao Paulo, terwijl voorts volgens de algemeene opinie In Braziliëde vooruitzichten van den 1912/ tSer oogst wegens de slechte bloesems zeer on gunstig moeten worden geccht. De ramingen gaan voor Santos n), niet boven 7 millioen aakken, veeleer nog lager, en al is 't voor dergelijke betitelingen ook nog te vroeg, toch hebben de consumptie-landen, door Braziliëgealarmeerd, uit vrees voor teleurBteiHag büden e. v. oogst, zich, zooals de jongste bansEe heeft bewezen, b\j deze ver wachting neergelegd. De hausse gaat nit van de plantere, die bljjkbiar hun productie teiughouden, zoodat fhans in Santos zeer. groote hoeveelheden worden bewaard. Daar die planters echter financieel zeer sterk zqn, in de coneumptieyroag bijna overal ontoereikend is voorzien en de statistiek voer de bezitters der kcffie seer gunstig is, zon 't niet veel baten den verbruikers gerust te stellen met 't vooraitaicht of aen mogelijk spoedige instorting in BrniUë, zooals dit veto maanden reed» is geschied. Veel slimmer is 't met de feiten rekening te honden en van eventneelen teruggang gebruik te maken totdekking der consumptie. Wat de valorisatie-actie aangaat, onder de tegenwoor: <j omstandigheden mag zij als vol kom» n geslaagd worden beschouwd. , Volgens het budget van den Staat Sao Paulo waren, op 31 December 1910 van de oorspronkelijke 10.7 millioen zakken nrg 6,305,133 in het bezit van den Staat. In Apiil L', werden daarvan 1.2 millioen ver kocht, zoodat Eog5,108:133 zakken overbleven. In 1911/12 zullen hoogst waarschijnlijk weer 1.2 millioen zakken, vermoedelijk nog meer, voor de conuumptie worden verkocht, terwijl in 1912/13, indien de ongunstige oogstramirjgen ook slechts ten deel e juist Wijken te sfjn, een veel grooter quantum valorisatiekoffie voor de dekking der comsvmptie onteorwaardelijk noodig zal zq'r. Van de valorisatie-leening, oorspronkelijk 15 millioen pd. st. groot, s$n nadeifiossing «sa 8,860,000 pd. s». In den afgeloopen zomer, nog tkchts 9,317,000 pd.st. uitstaande. In v t hier voren bedoeld budget was de fccffie van den Staat ov een doorsnee» waarde Tan 53 francs aangenomen en terwijl oorapronkelyk de minimum-ver koopprya op 47 franes was bepaald, noteert de Decembertermijn te Havre thans 90 francs. Dit beteekent in vergelijking met de bo«kingsw8»rde een winst van 37 francs over 5.100.000 zakken of ruim 188 nülHoen frar.cs bruto, waarvan dan latunrlijk de belangrijke onkos'en in mindering tynte brengen, maar na aftrek waarvan bet saldo toch noch ruimschoots bevredigend i?. De valorisatie is derhalve een voordeelige eperai ie geworden zoowel voor de producenten, ate voor den Staat Sao Paulo, maar ook voor de grootspeculatie, die naar thans blijkt 4e marktpositie van 1 begin af goad bad verkend en aan welke bovendien de weers gesteldheid zeer ten goede is gekomen. Of de speculatie-manie die, tengevolge van dit gunstig verloop, in BraziliëheerEcht, een Mgen voor dit land is, mag worden betwijfeld. Menig Braziliaansch planter verteert een groot gedeelte van de hem rijkelijk toestroomende winsten te Pary>. De keflieproductie wordt verwaarloosd en kan zich, krachtens het van 1903 dagteekend verbod om nieuwe kc file-plantages aan te leggen, niet ontwikkelen zooals gewenscht zou zijn. Een induetrieel kartel kan in minder gucttige tijden door beperking van het productiequantum de markt beheerschea en zonder 'groot nadeel voor de consumptie de productie onder een zekeren druk honden. Maar iets anders is met een agrarische productie en in 't bijzonder met de koffiecnltnur, aan ge si en de boomen eer-t na 5 jaren' vruchten dragep. De keerzijde der valorisatie is het drukken van het verbruik, dat door de hooge prijzen, samenvallend met dun: te op menig ander gebied, met name dat der levensmiddelen, zich tot 't uite ste gaat beperken, zoodat het terrein meer en meer vrij komt voor de grootste verscheidenheid van surrogaten, die ??eenmaal burgerrecht verkregen hebbende niet zoo gemakkelijk weer te verdringen sullen zijn. 3/11 '11. v. D. S. ?iiiiiiiiiiiMiiiHitiiiiiiimiiiiiiiiiimiHitmiiiii iiiniiMiiimiiiiiiiHiiiiii! lafcelriicktiiE m In- en uitwendige oorzaken ^bepalen 's menschen denken en doen. Zóó werd Yon Bismarek, de Ijzeren Kanselier, onder vastheid van karakter, er toe geleid Duitschland, van een federatieven bond van over wegend Luthersche en Katholieke staten, tot een krachtige eenheid te vormen. Iets dergelijks is, in kleinere verhoudingen, aan het wankelmoedige Bestuur van den Middenstandsbond niet gelukt! De Middenstandsbond is een agglomeraat van zeer onderscheidene bestanddeelen. Hij is zelfs deelbaar op drie wijzen: Da Handeldrijvende en de Industrieele vereenigingen. De R. K., confesaioneele, en de gemengde, neutrale, vereenigingen. De enkelvoudige en de samengestelde vereenigiogen of de bonden. In elk der drie combinatiën hebben de beide deelen, naast gemeenschappelijke, ook bijzondere belangen te behartigen. En daar juist deze bij zondere belangen ket doel der oprichting van de vereenigingen is geweest, gaan deze belangen vóór, waar zij mei het geheel in botsing komen. Men beseft hieruit dat vastheid van karakter wordt vereiseat om in de actie van den Algemeeneu Bond een doelbewuste richting te bewaren. Maar men gevoelt tevens, dat dit eene onmogelijkheid wordt, zoodn» men, toe gevende aan ie bijzondere belangen ner vereeniging, zich de leidirg van het ge heel uit de handen geeft, en dat men al wat van een Bismarckiaansohe reputatie overbleef verliest, indien men dit uit de handen geven der leiding tracht te motiveeren met een reeks van gezochtheden.... Het was van algemeene bekendheM, dat de Hanzebonden, om kerkelijk politieke redenen, de behandeling van het Debiet- en het Tariefontwerp niet wilden, en algemeen werd gevoeld, dat dit de. ware reden was, waarom het Bondsbestuur zich zoo krachtig tegen een behandeling op een congres, heeft Terzet. In plaats van de ware gaf dit Bonds bestuur nu onware redenen op, die ieder tentend als zoodanig erkende, maar uit hoffelijkheid doch dan ook slechts schijn baar aanvaardde: Een buitengewoon con gres voor het Debietrecht vereischte zooveel voorbereiding en kosten." Het Tariefont werp was een politieke zet." Toen deze laatste bewering niet vol te houden bleek, liet het Bondsbestuur ze los. Nu heette het dat de belangen der Indu&trieelen en Handeldrijvenden al te zeer uiteen lieper. De voorzitter schetste dit uiteenloopen" zelfs in zulke schrille kleuren, dat, natuurlijk tegen zijn bedoeling, zijn schilderij de mee ning veraanschouwelijkte, dat een samen brengen van deze groepen in eenzelfden Bond een zeer onverstandige daad van hem is geweest! ?Doch ook dit argument van die uiteenloppetde belangen bleek niet houdbaar te zijn, want de Bond van Ner). Industriëelen had zich met de Handeldrijvenden op dit punt homogeen verklaard. Toen werd door het Bondsbestunr de Hanze een weinig losgelaten. De voor zitter beloofde aan de Arnhemsche Handelsvereeniging een buitengewoon congres te zullen uitschrijven, indien deze vereeniging en de haar steunende vereenigingen, on verhoopt er op bleven aandringen. Dit was het geven van den vinger. Want al bleef sedert dien het Bondsbestuur zijn weerzin uiten, al deed de voorzitter her haaldelijk een beroep op het gezond ver stand'1 der yereenigingeD) al trachtte hij met al de middelen, waarover zijn bevoor rechte positie in den Bond en in de Alg. Winkeliersvereeniging, te Amsterdam, hem de beschikking geeft, zulk een congres te verijdelen, de leiding was van toen af de Hanze afgenomen en aan de Arnhemsche Handelsvereeniging gegeven. Het buitengewoon congres werd dus bijeen geroepen, maar ziet, in den tusschentijd en nu eerst was het bestuur tot de ontdekking gekomen, naar het voorgaf, dat deze congresarbeid in strijd was met den geest en de letter der statuten! «Waarom het dan bijeen geroepen 'r" vraagt Het Centrum terecht. Tot zulk een spitsvondige, belachelijke" houding, gelijk het A. E. dagblad De Rot terdammer ze noemt, zou de ijzeren kanse lier (de echte) zich nooit of te Eimmer heb ben laten bewegen. Om den schijn van eensgezindheid te bevestigen zou hij va a de actie de stelschroef niet hebben uitge draaid ! ED, het mag worden gezegd, op dit con gres heeft ook de Hauze geen aantrekkelijke figuur gemaakt. Niet willende zeggen, da't ze om kerkelijk politieke redenen tegen de behandeling van het Tariefontwerp was, niet kunnende of willende mededeelen, waarom ze dit ontwerp een weldaad achtte te zijn voor hare leden, beweerde zij zonder eenigen grond, dat men haar de gelegenheid bad onthouden zich uit te spreken... Zelfs het Bondsbestuur, dat haar zoo aanhing, gaf haar een dementi. Het Tarief-ontwerp werdin zijne strekking met een verpletterende meerderheid gequalificeerd als in strijd met de belangen van den middenstand en ziet, nu heeft de Hanze van Haarlem zich van den Middenstands bond afgescheiden. Zij zou dit weldra toch hebben gedaan Reeds in haar zomer-vergadering heeft zij onlangs besloten uit den Bond te gaan, zoodra de Diocesaan bonden zullen zijn vereenigd tot een federatie, bestuurd door een Centralen Raad. Ook de Hanze van Utrecht wil zoo. Op de vergadering te Zwolle heeft de bisschop van Utrecht aansluiting bij den middenstandsbond 01 traden. Mijns inziens is dit de eenig rationeelen weg. De Hanzebonden hebben bewezen goed middenstandswerk te kunnen ver richten, onder een vastheid van leiding, welke in den Algemeenen Bond, helaas ten eenenmale ontbreekt. De Hanze kan den huidigen Middenstandsbond ontberen en de Bond zal er bij winnen zich vrijer te kunnen ontplooien, onbelemmerd doorde remmen van de coalitie-politiek der Hanze. Zeer veel katholieken zullen blijven in de gemengde vereenigingen en met dezen in den Neutralen Bond, die nu zoo verstandig moge zijn alle vraagstukken en wetsontwerpen uitsluitend te beschouwen met het oog op het vakbe lang der middenstanders. Vele katholieken zullen zich tevens aan sluiten bij de Hanze en in niet zeldzame gevallen zullen de beide federaties tezamen eene actie kunnen drijven. Elkanders vijan den behoeven ze waarlijk niet te zijn! Maar wat de jongste gebeurtenissen op nieuw krachtig hebben bewezen js dit: De Bond heeft dringend behoefte aan reorganisatie, niet van bovenaf, maar DOOR DE VEUEEXIGI5GEX ZELF. En dan moet er zijn een krachtige leiding. Zegge LEIDING! De Middenstand verbeidt zijn IJzeren Kanselier! J. KNOPTEIIS Alkmaar, 26 Oct. 1911. Bij Ola m Barton. Wie of Barbro en Ola zy'n? Twee hoogst eenvoudige, doodarme mensenkinderen die hier hoog boven Fagerlund in grote een zaamheid op een berg wonen en die dus noch door oogverblindende of maagbedervende gastvrijheid, noch door geestesgaven uitmunten; ik geloof dat ze, wat voor Noorse boeren uiterst zelden if, niet eens kunnen lezen en schrijven. En toch zal mijn bezoek tot de meest interessante herinneringen behoren van deze reis door Noorwegen. Van hun ellendig hutje op die rots in het door de Strandefjord gevormd dal heeft men een vergezicht dat hun woning tot een van de «ights" maakt voor hen die klonteren willen. Barbro was dan ook niet verbaasd. een vreemdeling by zich te zien maar wel was ik het en in hoge mate door de woorden waarmee ik begroet werd: Er frammand kar ut e og gaar?" Plof! daar zat ik midden in het meest karakteristiek-Noorse van de hele moderne Noorse literatuur, de volkssprookjes. Niet dat ik mij verbeeld of verbeeldde dit zinne'je daar ergens gelezen te hebben e a dat dit dus een citaat zou zijn l Waar zou zij 't van daan gehaild hebber, of liever: hoe zon zij 't er vandaan gehaald heboeo, daar waar het te vinden is? Hoe dit zij, op eens viel door haar woorden een heldere lichtstraal op een van die sprookjes fleuren, waartoe, dit moet ik er ter verklaring bij voegen, haar uiterlik niet weinig bijdroeg. Zy zal niet meer dan een kleine zestig zijn deuk ik, maar ziekte en gebrek «n haar uiterst vermoeiend leven deden haar zeker ver over de zeventig schijnen. Diepe rimpels in haar gezicht (n op 't voorhoofd, een schamele plunje, leunend op een stek, de gebogen neus ietwat over de mond uitstekende, stond zy daar voor my en ik vroeg mij waar ik dit gezicht vroeger al gezien had. Mechanies uitte ik in mijn verwondering een wat zeg je?", wat haar de vraag deed herhalen die in 'c Nederlands met een dergelijke literaire bijstnaak misschien 't best met 't ietwat deftig klinkende Een wandelaar op reis?" weer te geven is c f door : Ein Wanderbursch mit dem Stap in der Hand?" of iets derge lijks. Op eens gaat m\j 't gewenste licht pp en zie ik hoe dit 't type is dat, maar hél licht overdreven, tot karikatuur wordt en dan 't origineel is van een trold, de tovenares uit de welbekende illustraties van die Noorse volks verbalen. En nu was ik op eens geheel in die wereld verplaatst. Da boerenzonen die hun geluk willen beproeven om de prinses en 't halve koninkrijk te veroveren, trekken op weg en ontmoeten een lelik oud wijf" die hun om een stuïja brood vraagt. De twee oudste geren haar niets maar jagen haar weg met scbeldwoorder. 't Gevolg is dat ze des koninga hazen niet bjjeen kunnen konden en ze 's avonds voor zijne majesteit in hoogst eigen persoon moeten verschijnen, die 't wel is waar niet al te koninklik opneemt waot hij ontvangt ze in zijn slaaprok en met een lange pijp (maar met de kroon inplaats van een slaapmuts op 't hoofd) maar die toch al heel koninkliks'reng is want zij worden gegeseld, lange stukken huid worden er uit nun rug ge sneden en de woed met peper en zout bestrooid. En daarmi c kunnen ze naar Luis gaan. De jongste zoon heeft een beter hart en de beloning blijft niet uit, in de sprookjes wordt de deug i altijd beloond en de ondeugd gestraft. Hij krijgt r.1, van de goede fee zoals ze nu blijkt te zijn (en daar mee kan Barbro zich troosten als ze dit ooit onder de ogen moc-it krijgei) een fluitje ten geschenke dat de eigenschap heeft alles te kunnen verechf tien wat de eigenaar wenst. En de jongen laat dus de t a ren zich naar alle windstreken verspreiden terwijl hy lekker in 't bos gaat liggen luier er, 's avonds duit hy en ... anssesasse, sta EU sa, uist het door de struiken en alle hazen staan in 't gelid en met hun rechtervoorpoot aan han rechter oor voor hem. Da rest van dit vermakelik verhaal, hoaveel kussen de jongen nog weet te veroveren vtn hofdames, prin sessen, ja van de koningin zelf als ver koopeprijs voor 't flaitja (dat hij zich 's avonds weer terug wenst en krijgt) en hoe hij goei en wel met de jongste en schoonste prinses en met 't halve koninkrijk l ^- in 't huwelik treedt, dat leze de belangstellende maar eens ca bij Afcbjürnsen en Moe in het verbaal getiteld: At gjiuttekongens harer." Hier etond die tovenares nu in levende lyve voor my l Maar... vertelde dat haar man niet thuis was en daarmee was de tovermacht voor my verbroken en was ik weer in de weikelikheid. Zo, zo haar man was dus niet thuis, wel een wonder want door de verhalen van anderen wit t ik dat hy gewoonlik lui in bed lag en 'tdiuk had met niets doen. Niets doen? Door een of andere Ola gtïuspireerd moet de man geweest zyn die op de ernstig gemeende vraag: what is the best way to pack your bcx?" plechtig antwoordde: Sit on a ciair and se e your wife do it." Ola's opvatting van de beste manier om zjjn levenstaak te volbrengen ia in bed te liggen roken en zijn vrouw 't werk te zien doen. Ola was de bossen in cm wat hout te hakken. Maar 't duurde niet lang of hy kwam aanstrompelen. En nu kwam de conversatie in volle gang. Za hadden zeven kindereo, maar ze hadden er twee dood in Noorwegen en n getrouwd in 't land, heel ver hier vandaau, dat is maar treurig niet waar ? Die zie ik ook niet vee). En heb jij (tegen ieder een zegt de boar jij, ook tegen de Koning, dus voelde ik mij zeer vereerd) heb jy je vrouw en kinderen niet bij jg? Nae, ik had me vrouw en vooral mijn kinderen niet bij me. (Ik had een gevoel ais;f ze naar gelds waarden vroeg die ik op zak by me" moest hebben). Wel, wel! Maar zeven min drie is vier. Waar of die andere waren? O, allemaal in Amerika, wat zij met een sterke nadruk op de eerste lettergreep: Amerika" uitsprak. Daar had ze er ook twee dood, Wordaworth en zijn We are seven" in dat Amerika. O dat Amerika! Da boerenzonen zijn nog net als in de tijd van de koninklike basen. In dat verhaal schemeren reminiscenties door aan eeuwen geleden toen Koning Haakon's?Kocgstanke" nog niet zijn incarnatie in een vereenigd Noor wegen gevonden had en toen elke grote grond eigenaar op zijn goederen koninkje speelde. Had de kleine boer toen geen lust de handen uit de mouw te steken, dan trok hij ... daarginds ergens heen naar 't beloof Je land om zijn koninkrijk te veroveren. Toen lag dat aan gene zijde van de ene of andere rivier of bergrug. Nu ligt het aan gene zij de van de Atlantieee oceaan! Dat is 't hele verschil. Ola'a beloofde land, nee, voor hem is 't werkelikheid, Ola's kosinkry'k is 't bed, de prinses is zyn vrouw. Een idylle ? En is het niet karakteristiek dat ons ver haal de jongen op zy'n rug laat liggen b! a keren ? Arne Garborg heeft 't gezegd : wij liggen lui op onze zy en wachten op hulp van de goede geesten: ,,'igtrja paa latsida og lita paa trollhjx'p!" Medelijdende zielen in 't dorp hadden mrj een en ander voor de stakkers meegegeven en natuarlik zou dit niet alleen de hoofd* schotel voor hun maaltijd uitmaken maar ook van onze eonverratie. Want innig dank baar waren ze ofechoen ze han gevoelens volgens Noorse opvatting (of liever gewoonte, wanj, ze zyu 't zich wel niet bewas') ofschoon ze fitm gevoelens verborgen en er geen spier op hun gelaat vertrok; ik heb 't bijgewoond dat een vreemdeling een Ncor een geheel onverwacht Keretgeechenk kwam brengen en dat dit tot 'd mans grote verbazing zelfs niet werd uitgepakt en met een keel: o dank j a, ter zijde werd gelegd, zo als wij zonder enige emotie een vlamme'je van de kellner als iets van zelf sprekends aannemen. Alleen op 't laatst kwam er toch iets los. Ja, er zijn tcch goeie mensen op de wereld, zei hij. Ja, ja, zei zij. Ik zeg tech maar, filosofeerde Ola verder, ik zeg toch maar, een gevoel voor ekouomie zie je, dat doet 't hem. En toen ik hem «nigsins vragend aankeek : ja, zie je, ekonomie en bet kristendom, dat doet 't hem". Na mij nog wel tienmaal op'c hart gedrukt te hebbeu dat ik toch vooral de goeie gever* moest bedanken, kreeg ik voor da zoveelste maal een niet al te frisse hand tot afscheid (een aakdoek bezaten ze ciei) en de audiëntie was gedaan. De audien'i*», want wat my pas dnidelik werd toen ik op de terugweg my trachtte te herinreren waar ik Ola a) eens ontmoet kon hebben, dat schemerde my toen al voor de geest; Ik zag op eens Werenskjold's koning uit zij a beerlike illustraties van ean konings figuur voor my staan uit diezelfde Noorse sprookjes die zulk een schat uitmaken voor' 't Nooree volk en voor hen die dat zelfde Noorse volk willen keren kennen. Bij de illnstra'ie daarvan hebben de verschil lende Noorse kunstenaars iii's volle Nordische bauernieben hineingegriffan". Zet onze Ola een kroon op zij a hoofd, geef hem een lange pijp in zijn mond en doe hem een slaaprok aan en de van humor tintelende figuur van De Koning staat voor onze ogen. De audiëntie was gedaan ? Ik heb lust 't bij nader inzien zo uit te drukken dat een van de mefsïinteressante object-lessons in de Noorse litarat uur-geschiedenis die ik ooit gekregen heb, gedaan wap. Want zo is het iemand die z'jn eigen literatuur leest, toetst die aan de werkeiikheid om zich heer. Maar wij' arme stakkers die de Noorse literatuur (ils uiting van de urne Nor^égiente') willen kennen, wij gaan die eerst uit boeken bestuderen. Neen, wer einen Dichter will verstehen, der muss in dichters lande genen". Een Noor zegt: .wat heefc die Björnson zijn Synnöve, of zijn Adolf Sang of zijn Tüiond goed getekend, ik herken er die en die in. Wy moeten al blij zyn als wij zo ver komen dat wij kunnen zeggen : Wat een typies Noorse figuur gaat daar. Zo ken ik die uit Brand of Per Gynt, of zo hebben Eyolf Boot of Olav Busli of vVerensfejold ze mij getekend. H. LOGEMAN, Fagerlund, Valdres. Aug. 1911. AmstenaMcbe Straattyp, De heer J. H. Köising schreef ia zyn aan Braakensiek gewijd artikel vorige wee&o?er verdwenen Amsterdamse hèstraalt ypen. Dit gedeelte van zyn artikel is in vale bladen overgenomen en nu zendt iemand die al die \ ypen gekend het f e, aam de redactie van het Handelsblad een paar aanvullinger. Toen vroeger," schrijft hy, de Plantage nog alleen bestond uit heroergen met zitjes aan den weg en Artis nog aanmerkelijk kleiner was das nu, leverde de Middei'aan Zondags een aardig tafereel. Wat men kermislui" zou kunnen noemen, vertoonden er hun kunsten. Het was langs den geheeleu weg vroolijkLeid. Daar was het eigenlijk terrein van Malle Keea", die steenen op zyn kaal hoofd verbrijzelde. Het klonk wat gek ais hij zijn toer aankondigde, want de man kou de ?' niet uitspreken." Uat Game op het Spui" zyn beenen miste, is oijuist. Hy was blind. Als men hem te pakken wou nemen, dan liep men heel zachi voorbij. Ea hij, denkende dat het een vrouw was, riep dan: dametje, licht dametje l" tot groot vermaak van de jongens, die hem die poets bak t er. Zondags stond hy reeds 'smoigens vroeg tegen het oude ktrkje De Liefde", dat nog altijd bij het kerkhof van dien naam te vinden is. De oide klarinettist speelde zya droeve melodieën vóór een 40 jaar in gezelecaap van een paar zoons en een tweetal dochters. Een van dezen was in Engeland gehuwd en liet vader overkomen. Maar hij kreeg heimwee en zoo kwam het, dat Amsterdam hem weer zag. Aan den arm eeaer vrouw liep hy zyn klanijea af en hy had op 't laattt moeite door een paar tonen uit zyn klarinet te kennen te geven, dat bij er was om de wekelijkscüe bijdrage te oucvangen. Neen, de dienstmeisjes waren niet erg ge steld op Meijer met den baard. Alg hy z'n' schunnige, eenlettergrepige gedichten" opdreunde, had hij wel last van de jongens, die er op uit waren hem aan zyn wijden, grijjen jas te trekken en dan een vleed van minder oirbare woorden te hooren kregen. Deze zanger stond vaak op deu Vygendam, dicht bzj de Bturs. De politie ver Dood hem nogal eens met zijn reciteeren voort te gaan. Kwam nu een diender in zicht, dan scaoof Meijer een groot hangslot, dat aan een touw om zijn hals hing, vot>r zyn mond en had de lachers aan zijn zijde. Een familielid, dat zich door ij ?er had opgewerkt, had veel last van hem; en zo D herinner ik me, dat hij de gasten van het koffiehuis, dat aan zijn naam genoot en bloedverwant behoorde, eens van zijn tegenwoordigheid kennis gaf door met een steen een spiegelruit te verbrijzelen. Na de heer Kössing ook herinnerd heeft aan den hofopera-zanger" met a'n paardevoeten, wil ik even aandacht vragen voor de Paalmenzingende vrouw in den Jordaan en die op de eilanden. Dat waren al heel zonderlinge ^uren eu ze lieten tusacflen de regels der Psalmverzen vaak zulke onstich telijke woorden hoorer, indien de jongens het waagden mee te zingen, dat men al gjuw begreep, dat deze vrome zusters haar werk niet deden uit roeping. En nu ik tccb aan tet vertellen ben uit myn oude herinneringen, wil ik even iets mededeelen uit diezelfde jaren. De bedelaars waren toen al even glad als nu. Dat onder vond onze zoo populaire Hervormde predi kant Meyboom, wiens grafmonument op de oude Wester men zich wel herinnert. Da deftige dominee had de gewoonte, nu en dan een wandeling te maken in het mooie, uitgestrekte plantsoen, dat zich tntsehen den Westerdoksdök en de tegenwoordige Plancinsstraat bevond. Hu was bekend als een weldadig menscb. Op een goeden middag ziet hy een bedelaar op den grond zitten, m*t twte krukken naast sicb. D:m-nee Meyboom wil den man een aalmoes gever, doch wordt daarvan teruggehouden door een man, die hem beduidt, dat de bedelaar wel degelijk goed ter been ig. O n dit te bewijzen ontlast bij den dominee van zyn stok met kostbaren gouden knop een getcheck van een letterkundig gecootrehap en laat dit op den rug van den bedekar neerkomen. Het bleek maar al te waar: de kerel ging aan den haal, steeds achtervolgd door den man, die hem verraden had, doch ... ook deze bleef weg en ds. Meyboom zag zyn stok nist terug. Het was een goed geslaagde camedie geweest. Ook zou men in herinnering moeten brec_g«n «fea blikken dominee" van veel vroeger. En stellij ook niet mógen vergeten De pijpen-doorrookei" op de Botermarkt, die liefhebbers van bruingerookte pijpen daaraan uit zijn. rijdend rooks'.el wist te helpen." (J. S.) Tarioi. 'N tijdje geleden is 8ir Grty, een van E^ge'acds aristocraten, gestorven aan de gevol gen van zoo'n jaéht in de wildernis. Een tijger heeft hem in stuiken getchenrd. Wel, terwyl de Ergelsche c.uratten weeklaagden daarover, heb it erbij gegrinnikt vanptezier. Wat een onmenecl ben ik toch, nietwaar I My'nentweg». Ik echter voel zoo mede met de aldus verongelijkte wildernisdieren, dat ik huu zegepraal op dien ellendigen Sir Grey een bepaalde blijde boodschap heb ge? o r den l E-en lammeling is er althans minder op dewereld, door die wt Igelukta tijger verdediging En tu v, r is er een dito voornaamheid in Engeland by zoo'n lange jacht a la de hertogin d'(J j tégronde gegaan. Ean vo?, in zijn doodsangst, heefc hem een beet weten te geven, waaruit dolhe d is voortgekomen. De voorname wreedaard, na een jaar, is be zweken er aap, onder een af .ichtelijk lijden. Net goed I Er is geen ander woord voor zulke sterfgevallen dan : Net gced. ANNA I-E SAVOENIN LOHMAN. (De Hollandsche lelit). >; ong TOD icfl toni Waarom steekt een hond, als 't warm iade tong uit den mond? 'c Gewone antwoord if>, dat de hond met zyn tong zweet, omdat zijn huid ondoordringbaar zou zijn. Vakze logen en phyaioiogen behandelen Uit vraagstuk op tweeërlei manier: of zy zeggen er var, op gezag van Linnaeus: Vix tudat, canidue lirguam excerit (scodra hy zweet, steekt de hond zyn tong uit), f wat op 'tzelfde neerkomt, zy zwijgen het geval dood. Prof. D&hl te Kiel schijnt de waarheid het meest nabij te komen; bij schrijft; dit verschijnsel toe aan anatomisch-biologisch e eigenaardigheden in den bouw van de ademwerktcigen der hcnder. . Als door groote inspanning een sterk warmte-verbruik tecgevoJge van de verbranding van koolstof plaats vindt, wordt bij de meeste dieren de daarvoor noodige lucht door de neus f n den mond ingezogen. Nu toonde Prof. Dabt in de Naturw. Wochtnschrift aan, dat de hond alleen daarom zy'n tong uitsteekt, omdat die bij 't snel en krachtig ademhalen hem in den weg zit. De muil van den hond is diep gespleten, de tanden liggen betrekkelijk vrij en worden door de zijlippen s'echt a weinig bedekt. Tot inzuigen van lucht kunnen zij niet gebruikt worden, te meer omdat ook de enuit van den hond, die het belangrijke reukorgaan bevat, lang en fpiiaic. Het drin ken geechiedt dan ook bij den hond uelijk bij de ka<) niet zuigend, zooals by de andere dieren, die goed sluitende lippan hebber, maar lekkend met de tong, die by den hond zeer verlengd ie. Haar grootte heefc tot gevold1, dat zij, zoodra zij ingetrokken wordt, met haar achterste deel de keelholte geheel vult en met haar bovenwand tegen 't ge hemelte aan ligt. Bij ingetrokken tong kan de hond dus alleen door de neus ademen; wordt echter een grootere luchttoevoer vereischt. dan maakt de hond den toegang wijder, door de basis van de ton g vooruit te echni ven en de tong nit den mond te laten hangen Dit maken van een wijde opening is des te meer noodzakelijk, omdat de reukspieren in de neusholte van den hond zeer groot zy'n en den luchtaanvoer belemmeren. Dat tegelijk door de verdamping op de oppervlakte van de tong een zekere af koeling bewerkt wordt, moge waar zijn, maar 't is slechts een bg> komende omstandigheid. P. M. WA. Mooi ran Tlsdulilen. GCill. Perioditk voor het Algemeen Kunslwtztn,, afl. V: Jowf lareëls. J. O. Kronig, Een tijdelijke aanwinst van het Gemeentelijk Museum te Haarlem. H. de Boer, Aanteekeningen by Oostereehe Kunst. H. de Boer, Cornelis Kuypers. enz. ran Onzm Tijd, 12 Oct.'11: Marie Gijsen, Zusters. Enth Klop Jr?Lodewijk Mortelman». Maria Viola, Teekeningen van. Fantin Latour. Karl Rabenhof, Anti-Zelf moord-bureaux. A. Steenhcfi-Smuldere., De Tragedie eener Koninsiir. Moleschott, No. 17: Da Slijmvliesontsteking bij Jonggeborenen (Conjunctivitis Neonatornnc). Ademen door open mond en snor ken. Hoe lang mag en moet een kind slapen? Eenige wenken voor rationeele Kinderkleeding, enz. De Natuur, afl. 10 : D. J. v. d. Ven, Een kijkje in de koraal- en sponswereld. Z. P. Bonman, Het meten van Inchtweerstand. D. Stavoriiu?, Moderne Gasverbranding. D. Bieselaar, De bietiuikerfabricagp. Mimcsa, Iets over mimoseëa, enz. Bulletin da !a Librairie ancienne FUEGEESDIJK <£NIERMANSè, LETDB (Hollandt). Nouvelle serie vo. 5, 1911, American». Verslag van den Directeur van het RykeEtfenografisch Museum te Leiden over het Tijdvak van l Oct. 1909 tot 30 Sept. 1910,. 's Gravenhage, Alg. Landsdrukkerij. Gemeentebelang in, No. 3 : Iets over uitbrei dingsplannen hier en elder?. Gedwongen winkelsluiting, I. De R. K. Gemeentewerklieden-Bond S*. PAU!US en de medezeg genschap, en», enz.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl