Historisch Archief 1877-1940
D E A M 6 T E RD A M -M E R WEEKBLAD Y-0 O R- NEDERLAND.
gr*»**, W «t* fe?bu»d* *«? RMf beeld
vu tem i» vsAumfta «t<dtt »p ie «trilen
in «a «ewoÉaig «omteast jnet de platte
omcaniv. k «TM» «enigszins, 3at K|j Teel
verftar «treUrnde jtenenlB*i»at ^jaboek.
Een jroaplert **«M TOB gansch liet kerke
lijke M «node JMM ia «en xmteris
H»l-tHrfje imd «r «nti«r iqjn -pen moeten
Jwt oeateale diasaa uu den
oaiegrepen prediker, geflankeerd en
geaccompagneerd door vei Altinere botsingen, in
?lle staeden, hoog en ba?.
Hjj kende immers het stadje zoo goed.
Hjj wi»*, waarfichiJBlrjk dcor eigen ervaring,
W«t de armen varen, de ichnnnige bedee
lingE-armerj, die kruipen en hnichelen voor
wat soep «n ««n paar tnrver.
En zie, hu schrei f van ken, zeer
nitvoe«igljik, realistische sede-sehetsen net een
nauwkeurigheid van se! f waarnemen, en
beMtfcte niet dat bat geestloos werd, van dat
verwerpelijk soort realisme, dat oppervlakkig
«ieten opteekent, tonder eenig dieper begrip
«f zelfs met een hang naar het comtekige.
Haar in da adelüjke .kringen is by met
900 goed bekend. Hier roeit b\j zich ge
nspireerd, als bij zonsondergangen en andere
«Mbtiga Mftnorteifreelen, «n rier t zy n roman
tisme den tengel.
Aüweerst ten opzichte der hoogadel y'ke
jlame :
n^n o»der de fichoonen was te «choon ge
weest, bewonderd om haar charme, de
bekorende«antrckkel$kheid van haar lelieblank,
de luchtige grati* *an baar gaan, de zachte
zuiverheid va* baar gezicht en het fiare in
jbaar ££gtallp«
? Wartt als kaar lijnen vervloeiden in
sluifprwazige zijde en haar hal*, een zuil ge) ij Ir,
waarop als bloemeritnil baar hoofd in
donkergouden kaar wolk ptaalde meteen witte roos,
dan velen blikten betooverd naar die mar
merreine heerlijkheid in de donkere ver
langend lachende oogen".
Wie dit begiypt, mag het zeggen. Wellicht
behoort na heeilijkhtid een komma te staan.
Ia elk geval echt er is het zoetrokige ro mantiek.
Wanneer dominee ietwat bombastische
polemiek diyft, dan heet het, volstrekt zonder
ironie :
. . . schreef hötoch a'n geweldige woorclep,
zyn vlammenvcurstaal als een goudroode
gloriitbard tot heerlijkheid van den eeuwigen
God."
Ziehier, ten laatste, een zons3pgang,
beEchreven met die soort Wikkerigen geestdrift
. «la gebruikelijk was onder ve.' e
dominees«nteurs in de jaren 40 en 50 der voorgaande
eeuw. O* getwijfeld was er dan ergens een
gevoefieBije aanweiig. Men wist alleen maar
niet wat en waar.
9e sonne, een koningin, trad c var haar
eerebooig van vlammende wolken naar de
licbi-Wauwe oneindigheid, haar onbetreden
veld, vorgtinne voorbij haar juweelen zuilen,
de kltmfonkie's fonkelende boven elkaa'. de
spieleen Heb*, 't jevonk. . . Ka dansten haar
jonkvrcuwea aan klenrenkleedjj, 200
Mchtrood, smaettend smaragd, dat teere
groen, dat vlyende violet vervluchtigde
danw, geweken van de weide, nu gloeiend
groen en geel, klaterende kleuren, de boeman
n groen en brooze en biuine
heferIgkheid van groote gullen glans . . ." enz.
«n*, een heel hnishouer.
Het verhaal eiidigt dan, als ik zeide,
weaiecbünlijk onbedoeld flauw* jes. Terwijl
de prediker langzaam stijgt in achting en
consideratie der wereld, gevoelt hu zich echter
niet be'er dan vroeger begrepen en na re' f s
ook verlaten door irjn trouwe medesttjjdéter,
zijn vrouw, die hem in de doodziekte van
hun kind a iet meer volgen kon in zyn blij
moedige (fferwilügheid «an God, ook van
vronw en kind. De schrijver heeft ook hier
niet de macht die tegenstellingen sober,
?ni«er*n krachtig manivattenéop-te zetten.
Hjj dcet weer «an alledei bijBaken en voert
OM) ? onver hoede 4ot het slot mn zijn verhaal,
dat wy daa eok, ia vredesnaam maar nemen,
aSet voor wet kat is, maar voor wat het'
bedoelt te zQn, 'blijvende wjj des ecbrijver'
ivoor Mjn eaggestie datkbaar en overigens
van meening, -éat -zijn talent welliclt meer
ia het lyrische gelegen i?. Zijn boek kan
echter in theologische kringen zeer genoten
worden.
FRANS COINEN.
Met te ie Buffels..
Felix Weingartner.
De muziek is een magische kunst, zij bezit
tooveikracht in den letterlyksten zin, rndit
idee behoort niet enkel tot de p fantastische
middeleenwen, noch tot den romantischer
ttjd alleen, doch men vindt het ia de sagen
van alle volkeren en landen; de Indiërs
verhalen van liederen, welke den zanger,
die waagde ze aan te heffen in vlammen
deden opgaan De groote Akbar beval den
kunstenaar Naik-Gobaul d« demonische wy's
te zingen; Naik-Gpbanl stond tot den hals
in den stroom Djuotna, doch verbrandde
niet'.eacir.
Ik kies dit voorbeeld, met opzet uit de
Bueddhtvtusche legender, omdat Felix W-
ingitrtner moralitt te; hu wil de menschen
door middel van ds muziek zoo dicht magelyk
tot het Nirwana leiJfa. De belangatellende
raadplege hierover-'zy'n boekje: MDie L^hre
von der Wiedergeburt uad das musikaÜEche
Dram»."
Dcch wie den mooien hartatccbt wil dpoden
moet liever ge«n muiiek maken; het is wat
onregelmatig met een lythmische kunet,
welke meer maeht uitoefent op den polsslag
dan de sterkste Mokka (vrij naar bldz. 2CS
der Institutioni harmoniche van den ouden
Zarlint) lichaam en geest op te voeren tot
paEsielooze rust; -)rt wel kunsi'M want de
taak verandeit natuurlijk Dij den Bengalees
nit CalcuMa, die uren lang de la blies op
een primitieven hobo, zooals Barlioz scbrgf*.
Z»l Felix Weingartner 't echter ooit brengen
tot deze Boeddhistische aaksse en
celf-verloccfaening ?
Dat h;j zou gelooven aan de wedergeboorte
of metempt ychose kan nieaaand belachelijk
vinden; het lijkt echter v el eenigreinsironiscb,'
wanneer men bedenkt, boa Mendelssohns
pryche misschien verhuisde naar
Weingartners sterfeüjïe substantie: Mendelssohn, die
om de zonden van ajjn leven uit te boeten,
Wagneriaan moest worden in een later be
staan. Men weet immers dat Weingarl ner in
Laipzig studeerde, de residentie van het
conservatisme, en toen naar Lisst trok in
Weimar ? Hjj schreef een muziek-drama,
Genesiw, in slechten Wagner stijl, en kcos
voor zyn« eymphonie den klassieken vorm.
Het is te vreezen, dat zijne ziel ter wille
daarvan nog zal moeten dolen in een weer
later bestaan.
Weingartner schrei f een brochure over het
dirigeeren, een doorzichtige zelfverheerlijking
' en «en aanval op de 01 keet-leiders-virtao;ec.
| Het p'aatst er tegenover de abstinentie en
wil indruk maken door eenvoud en bescheiden
f graeie.
Hy repeteert zich echter, wat
Mengel1 berg b.v. nooit doet. Is hoorde zyn con
cert tweemaal en moest het constateeren.
Dit zon reeds bewijzen dat de muziek niet
uit zijne ziel kom1', 't Tempo rubato verwerpt
hy, wellicht verfoeit by 't, doch waar is 't
meer logisch en onvermijdelijk dan in de
dramatische Lsonore No. 3, want welke psssie
kent ei gaat met effen gemeten schreden?
Hij gif ook niet de tragedie der ouverture
van Beethoven. Door abrupt in te zetten
vernietigde hij de «panningr, welke hij moest
wekken; by rekte de eerste vier maten
buitenge woonen daarom verloor betmeiodiich
inzetten der fagot alle kleur en lythmische
expressie, d. w. z. plastiek. H-g' set een-een
climax te bedoelen e» we merkt»! voort
durende aanloopjes en de geleidelijke ver
snelling van het tempo, doch het geheel
mis e de intensiviteit omdat al dia détails
vervaagden: den klank der hobo's beperkt
hij -tot geluid sonder pcëzie te vergen van
den speler. HQ schakeert de phrases doch
niet de woorden en dit is p-almoiiëeren in
't groot, maar niet toepafselijk op Baethoren.
En in al die aanloopjes ontbrak elk tadium,
zonder welk een hoogtepunt nooit beteekenis
krygt: de trompet signalen, maakten g<en
indruk, vielen weg uit de compositie, er
leefde geen spanning, het dramatische was
hun ontnomen. De finale dirigeerde hij in
een zaer snel tempo, en ongelooflijk
als eenheid-van-beweging. Hij stelde z!ch
hier ook wat aan, want QIS dunkt het
onnoodig die grandiose violen-warreling zoo
druk te illuatreerer. 't Is ook wat kwetsend
voor het fijne gevoel een voor de hacd
ligger.d i ff-,et zich in die mate toe te
eigenen als men elders zwak blijkt. Wat'
kwam er terecht van de extatisch-harts
tochtelijke melodie, welke hoorns inzetten,
violen doorzingen ? Weingartner behoort even
als Siegmund von Hausagger tot de mac
iteloozer, die het mag: se hèin de muziek niet
kunnen erkeenen en bestiydeu, tot
deafitamm e, in gen van fandel en Mtcdelrsohp.
Zgce derde fymphonie, welke hij hier
bekend maakte is knap in de hoogste mate,
doch deze muzitk is onoprecht en onbezield.
Weingartner kan «lies, maar zijn innerlijk
leren is verstard, de psyche dood, bij bezit
niet den demonischen gloed noch de IkfJp,
en de hoorder die den geestelijken hartstocht
zoekt, de betooveriüg, de verplettenng,-de
schoonheid (den hoogsten etaos) vicdt geen
fffinitelt met dezen i ucstecaar, wiens gladde
bravoer berekend is op kille menschep.
Hij ia dus het tegendeel van Berlioz.
Overigens mag ik g»en kvaad zeggen van
zijce symphonia ; ik moet ech;er baar klasti
cisme onderstreepen. Dit gaat zoover dat hij
in 't eerste deel de twee in'eidende maten
bij de herhalirg óók repeteert en in 't Scherzo,
t& het Trio v r de inleiding mede herhaalt!
daar deze bet lythme schetst, aanduidt, het
rythme J. ^ J , dat door de groote
tromslageu vast genoeg ia 't b'oed zit, breekt
hy 't ozmiddelyke, wat verslapping ten
gevolge heeft.
Weicga:teers thema's zijn niet triviaa1,
behalve enkele uitzonderingen, maar orper
soonlijk. Het walsje klinkt onbeduidend
omdat, vanaf den flait-inzet, n
lythmische figuur de melodie beheerscht en vormt.
Mahler bouwde zija wals-thema's op de
spraak-milodie. In dit opzicht is Wein
gartner dus ook reactionair. Want ziet men
niet uit het goddelijke dat de laattts hon
derd jaar gecomponeerd werd, hoe de muziek
geleidelijk vervreemdt van den
schematiseerenden pruikentyd en zijn kasten lythme?
Hoe Luchterer het leran, des te fantasüscher
de kutst
MATTD.IJS VERMEULEN.
Een Wareninis-rdiian.
BüMethuen & Co. Ltd te Londen is een
boekje verschenen dat, zij het dan ook op
een zeer zachtaincige wy'ze, een Biet onver
makelijke satire geeft op het sensationeel
karakter der hedendaagsche reclgm». Dat
men althans als zoodanig beschouwen kan,
al mag men er ook een tecdanzlooze dartele
grap in zien.
Het in den vorm van een autobiografie
OLYMPIA Duim, I.OSDEIT
3?11 NOV.
Slim Hl 161
SPIJKER AUTO'S
MI111I1IIII1IUHIIIIMI
IHIIIIIIIIIIllllliniMIIIIHIMMlillflIIIHMIIMimiHllt
OP ZEE.
Novelle van Grjy de Maupaasan*.
Vertaling Emil Wegelin.
Onlangs stond het volgende bericht in de
dagbladen:
Boulogne-sur-Mer, 22 Januar. Onze corres
pondent schrijft ons: Een ontzettend ongeluk
heeft onze visechersbevolking getroffen.De
vieschersboot van Javel werd toen zij de
haven wilde birnenloopen door de golven
omgeslagen en tegen een golfbreker
verbrgzeld. Ondanks alle pogingen tot redding
sjjm vier man en de c cheeprjongen in de
golven omgekomen. H «t ruwe weder k oudt
«ar. Men vreest voor meerdere ongelukken."
Wie is die Javel 7 Zon hu de broeder van
den narm zijn?
Wanneer die ongelukkige schipbreukeling
de man is, dien ik voor my zie, dan was hij
achttien jaar geleden reeds getuige van een
ander drama, dat zich al even vree gelijk en
eenvoudig afspeelde, als alle ijselijke ge
beurtenissen op de zeeën.
De oudste broeder Javel was destijds eige
naar van een sloep, zooals bekend de
visschersboot bij uitnemendheid.
Soliede genoeg, om alle weer te trotseeren,
doorkruist zij met ge \wollen zeilen onver
moeid de zee en trekt een groot net met
zich mede, dat langs den bodem van den
cceaan s'.eept en alle visschen byeengaart.
Zoodra een kalm briefje waait wordt met
de viechvangst begonner.
Het net ia in zjjn geheele lengte op een
grooten, met yzer beslagen boomstam ge
wonden, welke door middel van twee touwen
afgewikkeld wordt, die over aan weerskanten
van de gloep bevestigde rollen loopen.
Javel had zijn jongste broeder, vier man
en een scheepsjongen aan boord. Met prachtig
helder weder was hij van Boulogne vertrokken
om het net nit te werper.
Weldra echter stak de wind op, die spoedig
tot een storm aanwakkerde, welke de visschers
noodzaakte te vluchten. Zij bereikten de
Engelsche kost, doch het waa hen door den
storm niet mogelijk een haven binnen te
loopen. Zij keerden naar open zee terug en
iiiiliiiiiiMiMHiimiJlliiiiüimiiMimiiiiMtiiiMMiimi
kregen weldra weder de Franscbe kust in
zicht. Doch de storm wa^ neg niets in kracht
verminderd en onttrok alle tcevluchthavens
aan ket oop.
Opnieuw werd <?U3 de koers gewijzigd en
de sloep weder aan de hooge zee piyegcgeven,
waar aij dikwijls door het slechte weder ge
dwongen werd vijf of zes dagen tusschen de
teide landen rocd te dwalen, zonder ergens
te kunnen l ander.
Toen de boot dch nu voor de d«rde maal
in open zee bevond, ging de storm liggen
en gaf Javel order, ofschoon de zee nog zeer
woelig was, het r et uit te werpen.
Het groote toestel werd dus over boord
geworpen en vier mannen, twes van voren
en twee van achterer, begonnen de touwen
van de rollen te wikkelen, zoodat bet aan
de touwen bevestigde zware net met den
met ijzer beslagen boomstam langzaam omlaag
zakte. Eensklaps bereikte het den grond, een
groote golf wierp de boot echter op dat
oogenblik naar voren, de jorgste- Javel, die
aan het voorste tcuw had medegeholpen,
struikelde, en zijn arm geraakte daarbij
tusschen het touw, dat door den stoot een
oogenblik zeer slap hing, en h et hout waarop
het gewikkeld we;d.
Hij deed een vertwijfelde poging, om het
touw met da andere hand een weinig op te
lichten, doch het net baneden sleepte reeda
over den grond en gs.f niet meer mede.
Javel gilde van de ontzetteids pijn. Allen
stormden naar hem toe, zij grepen het touw
vast en trachtten den ai na, die meer en meer
verbrijzeld werd, tebevry len. Tevergeefs.
Touw doorsnijden," riep een der matrozen,
terwijl bij efn groot mes uit den zak haalde,
dat met twee sneden de arm gered zcu hebben.
Maar doorsnijden stond gely'k met het verlies
van het geheele vfcchtoeetel en het net was
geld waard, veel geld, vijftienhonderd frarcs,
en was eigecdom van den oudsten Javel,
die zeer op zijn voordeel bedacht wa°.
Vol angat riep deze dan ook uit: Neer,
niet doorsnijden, wacht ever, ik zalachteiuit
sturen," en meteen liep hij naar het stuur.
De sloep gehoorzaamde nauwelijks1, in hare
bewegingen belemmerd door het net,terwijl
de kracht van wied en golven de boot mot
gewe'd vooruit drongen.
De jongste Javel was op de kin a ge
vallen, hij had de tanden opeen geklemd en
de oogen puilden uit hun kassen. Hij zeide
niete. Ziju broeder kwam terug en vreesde,
dat een der matrozen het touw nu toch nog
zou doorsnijden en vol angst riep hij uit:
Wacht nog evec, een oogenblik, snij nog
niet door, ik zal het anker uitwerpen."
Het anker werd uitgeworpen, desloep kon
een klein weinig achteruit gebracht worder;
einde ijk kwam er eenige ontspanning in het
touw en konden de mannen den levenloozen
arm in den bloedigen hemdsmouw er onder
uit krijgen.
Jarel scheen geheel buiten weeten te zyn.
De kameradtn trokken zijn jas uit en toen
zag men iets ontzettends een volkomen
verbrijzeld s'uk vleeseh, waar het bloed van
af stroomde, aleof het met een pomp werd
uitgeporep''.
Torn keek de man eens naar zijn arm en
mompelde-: Die is vort l"
Toen echter een ware zee van bloed op
het dek ontstond, riep een der mannen uit:
Hij bloedt nog heelemaal leeg, de arm moet
afgeborden worder."
En zy namen een touw, een grof, biuin,
met teer besmeerd touw, bonden dat boven
de wond om bet verbrijzelde lid, trokken er
nit alle macht aan en legden er toen een
knoop op. De bloedstroom verminderde en
hield eindelijk geheel op.
Javel stcnd op, de arm bungelde langs
zijn zijde nsar beneden. Hy greep hem met
da andere hard beet, hief hem in de hoogte,
draaide hem rond en schudde hem. Alles
was gebroken. Allaea de spierbundels ver
bonden het stuk vleesch nog met zijn lichaam.
Peinzend keek hij naar die overblijfselen,
met droeve ooger. Toen ging bij op een hoop
zeil zitten. Zyn makkers raadden hem aan
de wotd onophoudelijk te wasEchen ea
plaatsten een emmer naast hem ; en voort
durend Echepte hy met eeu klein glas wat
water er uit en begoot daarmede de
vr;eeeIrjkp, bjandende wondf.
Het zou beter zijn, indien gij beneden
wat ging liggen," meende zijn broeder. Ge
hoorzaam ging hy naar beneden, doch na
^n uuitje kwam hij weder boven, daar hij
niet langer alleen kon blyven. Ook wilde hy
lieTer in de fristche lucht. Hij ging op het
zeil zitten en begon opnieuw zijn arm te
bader.
Toen men naar Boulogne terug wilde
keerer, brak een nieuwe storm los; fn de
kleine bcot werd hulpeloos heen en weder
geslingerd, ver de zee ingejaagd, en de arme
gewonde had er nog het meest van te ly den.
geschreven verhaal van E. V. Lncas en &eo
Morrow is geïllustreerd door cldché'-s, nit
den catalogus van Whitely's, het enorme
Wareahuiu", waar men, naar het heet, altes
kan koopen, behalve melk. De titel van dit
boekje is Wibat a lifei" hetgeen misschien
iets te zeer de verwachting wekt van iets
ergs, terwijl .de hier beschreven levensloop,
vergeleken bij dien van den meest
alledaagschen shilling shocker-held, beslist tam moet
worden genoemd. Maar juist van een volstrekt
banaal bestaan hadtcch ook weer iets heel
grotesks kunnen gemaakt worder. Want het
type van dit verhaal: een levensgeschiedenis
geïnspireerd door zulke nuchtere begrippen
als aan modeplaten, afbeeldingen van huis
houdelijke artikelen en du°genaamie galan
terieën vastzitten, had subliem kunnen zyn
van pure gemeenplaatBelijkheid. Nu integen
deel naar iets sensationeels is gezocht, is
het bijna jammer dat in dit genre niet ver
der is gegaan.
Intusschen het plan zelf, dat hier gevolgd
weri en moest worden, bergt werelden van
otterny'. Zich door willekeurige onbenullige
plaatjes te kunnen laten leiden, en den draad
van het gebeuren te spannen (tot spannende
toel) over zulke heterogene gegevens, elk
op zichzelf laag by'-de-grondscb, doch door
bonte schikking hoogst ramutisch-werkeud,
het lijkt me voor een hekeldichter van onzen
tijd een benijdenswaardige opgaaf. Ligt er
niet een prachtige symboliek in dit bizar
motief, denken we niet aan revues, geschreven
om da nieuwste vindingen der electrische
belichtingstechniek, aan opera's, gecompo
neerd om de pikante anatomie eener danseuze
te doen uitkomen, of aan epopeeën
saamgedicht ter toepassing van de wonderen des
bioacoopb ?
D'ckens heeft een profeüschen blik gehad,
toen hij Nichelas Nickleby een tooneelstuk
liet schrijven bij een paar door den
tooneeldirecteur op een veiling gekochte accessoires,
een pomp en een paar bloempotten, men
doet het thans groot scheep scher, maar het
geniale idee is verwezenlijkt, en tot de
allerdufste werkelijkheid geworcUp.
Dit boet j s had erger, grilliger, onzinniger
kunnen zij r.
Maar een paar vondsten der auteurs ver
dienen toch te worden genoteerd.
Zóó hebben ze somtijds een zeer comisch
gebruik weten te maken van de verbaasde
blikken, aan modeplaatpopjes eigen, en vsn
da gestes, niet zelden meer geschikt om de
correcte ccupe eentr mouw by gebogen
.zoowel als gestrekten aim tot haar recht te
doen komen, dan overtuigend als uiting
e er er natuurlijke gemoedsstemming. Het
j onge juffertje in l et keurig geplisseerd rokje,
dat in bewondering, niet onvermengd met
ontsteltenis voor zich uitstaart heeft thans
reden om te be vonderen en te ontstellen,
sa. blikt op een afbeelding ran een op zijn
hoofd staand clowntje, een stuk speelgoed
natuurlijk, maar bi> r den held in zyn prille
jeugd voorstellend, die cp de:e
kinderlykonbedorven wijz°, door ontluikende passie
jredreren, haar aandacht wenscht te trekker.
Een ander modep'aatpersonag», wiens gelaat
een onmukenbaren trek van afkeer vertoond,
is e'n van die zonderlingen, waarvan Sfylock
spreekt, die de aanwezigheid van een kat
niet kunt.en duider, welke eigenschap gede
monstreerd wordt door hem af te drukken
naa'st een snuisterij, een eenigszins wanstaltig
(xemp'aar van dit genus voorstellende. Dat
een toestel voor electriiche verwarming het
kerkorgel verbeeldt, waarmee de held, land
heer geworden, der gemeente begiftigd,
dat een been, een hoofd, een hand een arm,
in den catalogus dienstdoende ter aanbeveling
van voorradige kousen, kapsels, handschoenen,
kanten, Lier de gruwelijke menscher:frag
menten zijn, die het spoorwegougeluk ver
spreidt, dat een kiezen trekkers'ang het
voor de jtugd zeer emotioneel evenement
bezoek bij den tandarts" illustreert, dit alles
zyn aardigheden, die als voor de hand liggend
kunnen worden beschouwd.
Aardiger vondsten zyn de tandenborstel
standaard, die als bevroren fontein fungeert,
de weddenschap om een bansom" te besturen
zonder teugels, die een kennis van den held
aangaat, en waarbij als illustratie het echt
modera stuk speelgoed is afgebeeld,
natuurHet werd nacht; het weder bleef onstuimig
tot aan het krieken van den da c. Toen de
zon opging, kwam de Engo'sche kust weder
in zicht, de c h daar de storm een klein weinig
ging liggen, werd opnieuir koers genomen
naar Fiankrijk.
Tegen den avond riep de jongste Javel
zijn makkers bij zich en toonde hun zwarte
plekken, vreeselijke teekenen van o&tbindino',
op der arm, welke hem niet meer lehoordf.
De viaschera bekeken hem nauwkeurig en
zeiden hun meening.
Dit zou wel de zwarte brand kunnen
zy'ii", meende de eer.
Ik zcu er zout water over gieten," vond
de ander.
Zij brachten dus wat ze ut water en goten
dit over de wonde. Javel werd doodsbleek,
knarste met de tanden, wrong zich heen en
weder, doch schreeuwen deed hij niet.
Toen het branden had opgehouden, zeide
hij tot zyn Iroeder: Geef mij jemeseers."
Zyn broeder gaf het hem.
Houdt mijn arm eens wat op, precies
rechtuit, trek er eeis aan."
De oudste deed wat hij verlangde.
Toen begon hy te snijden. Langzaam en
bedachtzaam sneed hy de spierbundels met
t et als een scheermes zoo scherpe mei door
en bezat weldra in plaats van den arm nog
slechts een stompje. Toen loosde hy een
diepe zucht en zeide: Dat was hoog tijd,
anders was ik zelf ook nog vori".
Hij echeen nu wat gekalmee:d te zijn,
haalde nog eens diep adem en begon den
stomp weder in hat water te baden.
Het weder bletf zeer onrustig dien nacht,
er was geen denken aan om aan land te gaar.
Toen de dag aanbrak, nam Javel zyn
afgecneden arm en onderzocht hem nauwkeurig.
Hij geraakte meer en meer in een toestand
van ontbinding. Ook de andere visschera
bekfken hem, de arm girg van hand tot
hand, zij onderzochten vau alle kanten en
roken er aar. Eindelijk zeide zijn broeder:
Hij moet maar dadelijk over boord."
Doch toen werd de jongste Javel boos:
Neen, neen; dat wil ik niet. Hy is van mij,
het was immers mijn arm!"
Hij pakte de arm beet en legde hem op
zijn knie.
Maar hij zal meer en meer vergaan," zeide
de oudste.
Toen kwam de gewonde op een idee. Als
zij lang op zee waren, werden de visschen
getrouw op die onontbeerlijke d&aili na.de
detective, die roet een oqgepeiag tiet lat
iet bed, een naakt ledikant, zonder meer,
<mn een verdachte, niet foeetape» ie, en het
enriensa hybridische k weekbeeet, waarop een
?eöloog-icollectioneur cao rechtmatig trotsoh
fc- half schildpad, nalf stekelvarken, dat
o wnaakmisteiding! voorspeldekmeen dient.
Met dit hybridisch weien wil ik, mij op
mijn beurt ook eenigszina «an -symboliek
bezondigend eindigen, want het boekje heeft
zelf iets tweeslachtigs, het is een satire van
de reclame en zelf toch ook weer reclame.
En bet zon misschien nog zoo slecht niet
geiien zyn als hier ook werkelijk de grap
een bedoeling had, aldus Satan met Beëlaebnb
te verjagen.
COENELIS VETH.
TKOPISCII HOLLAND. In ons vorig nummer.
brengt minister Coly'n even in herinnering
de gelukkige titel-keuze van den heer Ofc.
Boissevain, toen hij zijn in 1909 verschenen
werk over on'.e schoone Aüatisehe bezittin
gen Tropisch Nederland noemde.
Niet algemeen bekend is dat in 1902 te
St. Petersburg een boek is verre heten onder
den titel Tropitfjeskeja Hallandia (Tropisch
Hilland) door Bakunin, vroeger consul van
Rus'atd te Batavia, later in dezelfde functie
te Bordeaux. Het is een lijvig deel van 455
b'ad zij den met vele bijzonderheden over bet
vyfjuig verbluf van den schrijver op Java
en ovei cns Kijk in Indiëin het algemeen.
Het wark i f opgedragen aan den
(toenmaligei) Minister van Bu'.tenlandsche Zaken.
Wy bedoelen met het ophalen van deze
herinnering allerminst den geacht en Van
dag tot dsg" schrijver van plagiaat te be-.
schuldigen.
NlKDWE BUITENLANDSCHE ROMAKS. Zulle»
binnenkort verschijnen Der Untergang der
Anna Hollmann, door Gustav Frenssenj
?Wally Satthr. Der Roman einef Kellnerin,
<?oor E. Stilgebaaer; Le roman merveüleux,
door P. de Cou erain en La neige sur Ui pa»,
door H. Bordeaux.
40 cents per regel.
BOUWT te WUWSPEET.
Inlichtingen bij het bouwbureau A r t i",
aldaar.
BEllflflLLE
AUTOMOBIELEN.
Hoofd- Ag«Ht TOOT Nederland :
J. LEONAFD LANG,
Stadhouclerwlcacle,
AMSTERDAM.
5AM5DN
IIIIIIIIIIHIItllllllllllflIlltlllMIMIIIII
altijd gezouten in een vaatje, om ze goed
te honden.
En hij vroeg: Zon ik hem ook niet
knnneninasuten 7"
Dat is waar," zeiden de anderen.
n der reeds gevulde vaatjes werd weder
geleegd en daarna de arm er ingestopt. Ja rel
strooide er zout over en pakte toen de visschen
de een na den ander er weder bovenop.
Een der kameraden begon grappen te ma
ken: A's dat vaatje EU maar niet in beslag
genomeu wordt l"
Allen lachten, behalve de beide Javels.
Het bleef inmiddels stormachtig. Ofschoon
Boulogne in zicht was, was tot den volgenden
morgen tien uur niet aan binnenloopen te
denken.
De gewonde man goot onophoudelijk water
over de wond.
Van tijd tot tijd stond hij op en liep van
het eene einde der sloep naar het andere.
Zijn broeder, die aan het stuur stond, zag
hem na en schudde het hoofd.
Eindelijk liepen zij de baven binnen.
Een dokter onderzocht de wond en consta
teerde, dat zij er goed uitzag. Hij legde een
verband en beval de noodige rust. Doch Javel
wilde niet rusten, voor hy zyn arm terug
bad, snelde zoo spoedig mogelijk naar de
haven terug en zocht het vaatje, dat hij met
een kruis gemerkt had.
Hij ledigde het en greep den in de zont*
oplossing goed g«canserveerden arm, wik
kelde ham in een daarvoor medegenomen
handdoek en keerde weder naar huis terug.
Vrouw en kinderen bekeken deze scherven
van huns vaders arm zeer nauwkeurig, be
tastten de vingers en verwijderden de onder
de nagels zittende zoutkorreltje*. Toen lieten
zij een schrijnwerker komen, om de maat
te nemen voor een klein kistje.
Dan volgenden dag volgde de geheele be
manning der sloep de begrafenis. De beide
broeders liepen naast' elkander en waren in
d' n rouw. De koster droeg het kistje onder
den arm.
De jongste Javel ging sedert dien tijd niet
meer naar zee. Hij kreeg een bescheiden
betrekking aan de haven en wanneer hij
later dezen of genen van zijn ongeluk ver
telde, dan voegde hy er wel eens heel zachtjes
aan toe : Wanneer mijn broeder destijds het
net bad willen afsnijden, zou ik nu mijn arm.
nog hebben. Maar hij was te veel op eigen
voordeel bedacht."