De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 5 november pagina 3

5 november 1911 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

D E A M 6 T E RD A M -M E R WEEKBLAD Y-0 O R- NEDERLAND. gr*»**, W «t* fe?bu»d* *«? RMf beeld vu tem i» vsAumfta «t<dtt »p ie «trilen in «a «ewoÉaig «omteast jnet de platte omcaniv. k «TM» «enigszins, 3at K|j Teel verftar «treUrnde jtenenlB*i»at ^jaboek. Een jroaplert **«M TOB gansch liet kerke lijke M «node JMM ia «en xmteris H»l-tHrfje imd «r «nti«r iqjn -pen moeten Jwt oeateale diasaa uu den oaiegrepen prediker, geflankeerd en geaccompagneerd door vei Altinere botsingen, in ?lle staeden, hoog en ba?. Hjj kende immers het stadje zoo goed. Hjj wi»*, waarfichiJBlrjk dcor eigen ervaring, W«t de armen varen, de ichnnnige bedee lingE-armerj, die kruipen en hnichelen voor wat soep «n ««n paar tnrver. En zie, hu schrei f van ken, zeer nitvoe«igljik, realistische sede-sehetsen net een nauwkeurigheid van se! f waarnemen, en beMtfcte niet dat bat geestloos werd, van dat verwerpelijk soort realisme, dat oppervlakkig «ieten opteekent, tonder eenig dieper begrip «f zelfs met een hang naar het comtekige. Haar in da adelüjke .kringen is by met 900 goed bekend. Hier roeit b\j zich ge nspireerd, als bij zonsondergangen en andere «Mbtiga Mftnorteifreelen, «n rier t zy n roman tisme den tengel. Aüweerst ten opzichte der hoogadel y'ke jlame : n^n o»der de fichoonen was te «choon ge weest, bewonderd om haar charme, de bekorende«antrckkel$kheid van haar lelieblank, de luchtige grati* *an baar gaan, de zachte zuiverheid va* baar gezicht en het fiare in jbaar ££gtallp« ? Wartt als kaar lijnen vervloeiden in sluifprwazige zijde en haar hal*, een zuil ge) ij Ir, waarop als bloemeritnil baar hoofd in donkergouden kaar wolk ptaalde meteen witte roos, dan velen blikten betooverd naar die mar merreine heerlijkheid in de donkere ver langend lachende oogen". Wie dit begiypt, mag het zeggen. Wellicht behoort na heeilijkhtid een komma te staan. Ia elk geval echt er is het zoetrokige ro mantiek. Wanneer dominee ietwat bombastische polemiek diyft, dan heet het, volstrekt zonder ironie : . . . schreef hötoch a'n geweldige woorclep, zyn vlammenvcurstaal als een goudroode gloriitbard tot heerlijkheid van den eeuwigen God." Ziehier, ten laatste, een zons3pgang, beEchreven met die soort Wikkerigen geestdrift . «la gebruikelijk was onder ve.' e dominees«nteurs in de jaren 40 en 50 der voorgaande eeuw. O* getwijfeld was er dan ergens een gevoefieBije aanweiig. Men wist alleen maar niet wat en waar. 9e sonne, een koningin, trad c var haar eerebooig van vlammende wolken naar de licbi-Wauwe oneindigheid, haar onbetreden veld, vorgtinne voorbij haar juweelen zuilen, de kltmfonkie's fonkelende boven elkaa'. de spieleen Heb*, 't jevonk. . . Ka dansten haar jonkvrcuwea aan klenrenkleedjj, 200 Mchtrood, smaettend smaragd, dat teere groen, dat vlyende violet vervluchtigde danw, geweken van de weide, nu gloeiend groen en geel, klaterende kleuren, de boeman n groen en brooze en biuine heferIgkheid van groote gullen glans . . ." enz. «n*, een heel hnishouer. Het verhaal eiidigt dan, als ik zeide, weaiecbünlijk onbedoeld flauw* jes. Terwijl de prediker langzaam stijgt in achting en consideratie der wereld, gevoelt hu zich echter niet be'er dan vroeger begrepen en na re' f s ook verlaten door irjn trouwe medesttjjdéter, zijn vrouw, die hem in de doodziekte van hun kind a iet meer volgen kon in zyn blij moedige (fferwilügheid «an God, ook van vronw en kind. De schrijver heeft ook hier niet de macht die tegenstellingen sober, ?ni«er*n krachtig manivattenéop-te zetten. Hjj dcet weer «an alledei bijBaken en voert OM) ? onver hoede 4ot het slot mn zijn verhaal, dat wy daa eok, ia vredesnaam maar nemen, aSet voor wet kat is, maar voor wat het' bedoelt te zQn, 'blijvende wjj des ecbrijver' ivoor Mjn eaggestie datkbaar en overigens van meening, -éat -zijn talent welliclt meer ia het lyrische gelegen i?. Zijn boek kan echter in theologische kringen zeer genoten worden. FRANS COINEN. Met te ie Buffels.. Felix Weingartner. De muziek is een magische kunst, zij bezit tooveikracht in den letterlyksten zin, rndit idee behoort niet enkel tot de p fantastische middeleenwen, noch tot den romantischer ttjd alleen, doch men vindt het ia de sagen van alle volkeren en landen; de Indiërs verhalen van liederen, welke den zanger, die waagde ze aan te heffen in vlammen deden opgaan De groote Akbar beval den kunstenaar Naik-Gobaul d« demonische wy's te zingen; Naik-Gpbanl stond tot den hals in den stroom Djuotna, doch verbrandde niet'.eacir. Ik kies dit voorbeeld, met opzet uit de Bueddhtvtusche legender, omdat Felix W- ingitrtner moralitt te; hu wil de menschen door middel van ds muziek zoo dicht magelyk tot het Nirwana leiJfa. De belangatellende raadplege hierover-'zy'n boekje: MDie L^hre von der Wiedergeburt uad das musikaÜEche Dram»." Dcch wie den mooien hartatccbt wil dpoden moet liever ge«n muiiek maken; het is wat onregelmatig met een lythmische kunet, welke meer maeht uitoefent op den polsslag dan de sterkste Mokka (vrij naar bldz. 2CS der Institutioni harmoniche van den ouden Zarlint) lichaam en geest op te voeren tot paEsielooze rust; -)rt wel kunsi'M want de taak verandeit natuurlijk Dij den Bengalees nit CalcuMa, die uren lang de la blies op een primitieven hobo, zooals Barlioz scbrgf*. Z»l Felix Weingartner 't echter ooit brengen tot deze Boeddhistische aaksse en celf-verloccfaening ? Dat h;j zou gelooven aan de wedergeboorte of metempt ychose kan nieaaand belachelijk vinden; het lijkt echter v el eenigreinsironiscb,' wanneer men bedenkt, boa Mendelssohns pryche misschien verhuisde naar Weingartners sterfeüjïe substantie: Mendelssohn, die om de zonden van ajjn leven uit te boeten, Wagneriaan moest worden in een later be staan. Men weet immers dat Weingarl ner in Laipzig studeerde, de residentie van het conservatisme, en toen naar Lisst trok in Weimar ? Hjj schreef een muziek-drama, Genesiw, in slechten Wagner stijl, en kcos voor zyn« eymphonie den klassieken vorm. Het is te vreezen, dat zijne ziel ter wille daarvan nog zal moeten dolen in een weer later bestaan. Weingartner schrei f een brochure over het dirigeeren, een doorzichtige zelfverheerlijking ' en «en aanval op de 01 keet-leiders-virtao;ec. | Het p'aatst er tegenover de abstinentie en wil indruk maken door eenvoud en bescheiden f graeie. Hy repeteert zich echter, wat Mengel1 berg b.v. nooit doet. Is hoorde zyn con cert tweemaal en moest het constateeren. Dit zon reeds bewijzen dat de muziek niet uit zijne ziel kom1', 't Tempo rubato verwerpt hy, wellicht verfoeit by 't, doch waar is 't meer logisch en onvermijdelijk dan in de dramatische Lsonore No. 3, want welke psssie kent ei gaat met effen gemeten schreden? Hij gif ook niet de tragedie der ouverture van Beethoven. Door abrupt in te zetten vernietigde hij de «panningr, welke hij moest wekken; by rekte de eerste vier maten buitenge woonen daarom verloor betmeiodiich inzetten der fagot alle kleur en lythmische expressie, d. w. z. plastiek. H-g' set een-een climax te bedoelen e» we merkt»! voort durende aanloopjes en de geleidelijke ver snelling van het tempo, doch het geheel mis e de intensiviteit omdat al dia détails vervaagden: den klank der hobo's beperkt hij -tot geluid sonder pcëzie te vergen van den speler. HQ schakeert de phrases doch niet de woorden en dit is p-almoiiëeren in 't groot, maar niet toepafselijk op Baethoren. En in al die aanloopjes ontbrak elk tadium, zonder welk een hoogtepunt nooit beteekenis krygt: de trompet signalen, maakten g<en indruk, vielen weg uit de compositie, er leefde geen spanning, het dramatische was hun ontnomen. De finale dirigeerde hij in een zaer snel tempo, en ongelooflijk als eenheid-van-beweging. Hij stelde z!ch hier ook wat aan, want QIS dunkt het onnoodig die grandiose violen-warreling zoo druk te illuatreerer. 't Is ook wat kwetsend voor het fijne gevoel een voor de hacd ligger.d i ff-,et zich in die mate toe te eigenen als men elders zwak blijkt. Wat' kwam er terecht van de extatisch-harts tochtelijke melodie, welke hoorns inzetten, violen doorzingen ? Weingartner behoort even als Siegmund von Hausagger tot de mac iteloozer, die het mag: se hèin de muziek niet kunnen erkeenen en bestiydeu, tot deafitamm e, in gen van fandel en Mtcdelrsohp. Zgce derde fymphonie, welke hij hier bekend maakte is knap in de hoogste mate, doch deze muzitk is onoprecht en onbezield. Weingartner kan «lies, maar zijn innerlijk leren is verstard, de psyche dood, bij bezit niet den demonischen gloed noch de IkfJp, en de hoorder die den geestelijken hartstocht zoekt, de betooveriüg, de verplettenng,-de schoonheid (den hoogsten etaos) vicdt geen fffinitelt met dezen i ucstecaar, wiens gladde bravoer berekend is op kille menschep. Hij ia dus het tegendeel van Berlioz. Overigens mag ik g»en kvaad zeggen van zijce symphonia ; ik moet ech;er baar klasti cisme onderstreepen. Dit gaat zoover dat hij in 't eerste deel de twee in'eidende maten bij de herhalirg óók repeteert en in 't Scherzo, t& het Trio v r de inleiding mede herhaalt! daar deze bet lythme schetst, aanduidt, het rythme J. ^ J , dat door de groote tromslageu vast genoeg ia 't b'oed zit, breekt hy 't ozmiddelyke, wat verslapping ten gevolge heeft. Weicga:teers thema's zijn niet triviaa1, behalve enkele uitzonderingen, maar orper soonlijk. Het walsje klinkt onbeduidend omdat, vanaf den flait-inzet, n lythmische figuur de melodie beheerscht en vormt. Mahler bouwde zija wals-thema's op de spraak-milodie. In dit opzicht is Wein gartner dus ook reactionair. Want ziet men niet uit het goddelijke dat de laattts hon derd jaar gecomponeerd werd, hoe de muziek geleidelijk vervreemdt van den schematiseerenden pruikentyd en zijn kasten lythme? Hoe Luchterer het leran, des te fantasüscher de kutst MATTD.IJS VERMEULEN. Een Wareninis-rdiian. BüMethuen & Co. Ltd te Londen is een boekje verschenen dat, zij het dan ook op een zeer zachtaincige wy'ze, een Biet onver makelijke satire geeft op het sensationeel karakter der hedendaagsche reclgm». Dat men althans als zoodanig beschouwen kan, al mag men er ook een tecdanzlooze dartele grap in zien. Het in den vorm van een autobiografie OLYMPIA Duim, I.OSDEIT 3?11 NOV. Slim Hl 161 SPIJKER AUTO'S MI111I1IIII1IUHIIIIMI IHIIIIIIIIIIllllliniMIIIIHIMMlillflIIIHMIIMimiHllt OP ZEE. Novelle van Grjy de Maupaasan*. Vertaling Emil Wegelin. Onlangs stond het volgende bericht in de dagbladen: Boulogne-sur-Mer, 22 Januar. Onze corres pondent schrijft ons: Een ontzettend ongeluk heeft onze visechersbevolking getroffen.De vieschersboot van Javel werd toen zij de haven wilde birnenloopen door de golven omgeslagen en tegen een golfbreker verbrgzeld. Ondanks alle pogingen tot redding sjjm vier man en de c cheeprjongen in de golven omgekomen. H «t ruwe weder k oudt «ar. Men vreest voor meerdere ongelukken." Wie is die Javel 7 Zon hu de broeder van den narm zijn? Wanneer die ongelukkige schipbreukeling de man is, dien ik voor my zie, dan was hij achttien jaar geleden reeds getuige van een ander drama, dat zich al even vree gelijk en eenvoudig afspeelde, als alle ijselijke ge beurtenissen op de zeeën. De oudste broeder Javel was destijds eige naar van een sloep, zooals bekend de visschersboot bij uitnemendheid. Soliede genoeg, om alle weer te trotseeren, doorkruist zij met ge \wollen zeilen onver moeid de zee en trekt een groot net met zich mede, dat langs den bodem van den cceaan s'.eept en alle visschen byeengaart. Zoodra een kalm briefje waait wordt met de viechvangst begonner. Het net ia in zjjn geheele lengte op een grooten, met yzer beslagen boomstam ge wonden, welke door middel van twee touwen afgewikkeld wordt, die over aan weerskanten van de gloep bevestigde rollen loopen. Javel had zijn jongste broeder, vier man en een scheepsjongen aan boord. Met prachtig helder weder was hij van Boulogne vertrokken om het net nit te werper. Weldra echter stak de wind op, die spoedig tot een storm aanwakkerde, welke de visschers noodzaakte te vluchten. Zij bereikten de Engelsche kost, doch het waa hen door den storm niet mogelijk een haven binnen te loopen. Zij keerden naar open zee terug en iiiiliiiiiiMiMHiimiJlliiiiüimiiMimiiiiMtiiiMMiimi kregen weldra weder de Franscbe kust in zicht. Doch de storm wa^ neg niets in kracht verminderd en onttrok alle tcevluchthavens aan ket oop. Opnieuw werd <?U3 de koers gewijzigd en de sloep weder aan de hooge zee piyegcgeven, waar aij dikwijls door het slechte weder ge dwongen werd vijf of zes dagen tusschen de teide landen rocd te dwalen, zonder ergens te kunnen l ander. Toen de boot dch nu voor de d«rde maal in open zee bevond, ging de storm liggen en gaf Javel order, ofschoon de zee nog zeer woelig was, het r et uit te werpen. Het groote toestel werd dus over boord geworpen en vier mannen, twes van voren en twee van achterer, begonnen de touwen van de rollen te wikkelen, zoodat bet aan de touwen bevestigde zware net met den met ijzer beslagen boomstam langzaam omlaag zakte. Eensklaps bereikte het den grond, een groote golf wierp de boot echter op dat oogenblik naar voren, de jorgste- Javel, die aan het voorste tcuw had medegeholpen, struikelde, en zijn arm geraakte daarbij tusschen het touw, dat door den stoot een oogenblik zeer slap hing, en h et hout waarop het gewikkeld we;d. Hij deed een vertwijfelde poging, om het touw met da andere hand een weinig op te lichten, doch het net baneden sleepte reeda over den grond en gs.f niet meer mede. Javel gilde van de ontzetteids pijn. Allen stormden naar hem toe, zij grepen het touw vast en trachtten den ai na, die meer en meer verbrijzeld werd, tebevry len. Tevergeefs. Touw doorsnijden," riep een der matrozen, terwijl bij efn groot mes uit den zak haalde, dat met twee sneden de arm gered zcu hebben. Maar doorsnijden stond gely'k met het verlies van het geheele vfcchtoeetel en het net was geld waard, veel geld, vijftienhonderd frarcs, en was eigecdom van den oudsten Javel, die zeer op zijn voordeel bedacht wa°. Vol angat riep deze dan ook uit: Neer, niet doorsnijden, wacht ever, ik zalachteiuit sturen," en meteen liep hij naar het stuur. De sloep gehoorzaamde nauwelijks1, in hare bewegingen belemmerd door het net,terwijl de kracht van wied en golven de boot mot gewe'd vooruit drongen. De jongste Javel was op de kin a ge vallen, hij had de tanden opeen geklemd en de oogen puilden uit hun kassen. Hij zeide niete. Ziju broeder kwam terug en vreesde, dat een der matrozen het touw nu toch nog zou doorsnijden en vol angst riep hij uit: Wacht nog evec, een oogenblik, snij nog niet door, ik zal het anker uitwerpen." Het anker werd uitgeworpen, desloep kon een klein weinig achteruit gebracht worder; einde ijk kwam er eenige ontspanning in het touw en konden de mannen den levenloozen arm in den bloedigen hemdsmouw er onder uit krijgen. Jarel scheen geheel buiten weeten te zyn. De kameradtn trokken zijn jas uit en toen zag men iets ontzettends een volkomen verbrijzeld s'uk vleeseh, waar het bloed van af stroomde, aleof het met een pomp werd uitgeporep''. Torn keek de man eens naar zijn arm en mompelde-: Die is vort l" Toen echter een ware zee van bloed op het dek ontstond, riep een der mannen uit: Hij bloedt nog heelemaal leeg, de arm moet afgeborden worder." En zy namen een touw, een grof, biuin, met teer besmeerd touw, bonden dat boven de wond om bet verbrijzelde lid, trokken er nit alle macht aan en legden er toen een knoop op. De bloedstroom verminderde en hield eindelijk geheel op. Javel stcnd op, de arm bungelde langs zijn zijde nsar beneden. Hy greep hem met da andere hard beet, hief hem in de hoogte, draaide hem rond en schudde hem. Alles was gebroken. Allaea de spierbundels ver bonden het stuk vleesch nog met zijn lichaam. Peinzend keek hij naar die overblijfselen, met droeve ooger. Toen ging bij op een hoop zeil zitten. Zyn makkers raadden hem aan de wotd onophoudelijk te wasEchen ea plaatsten een emmer naast hem ; en voort durend Echepte hy met eeu klein glas wat water er uit en begoot daarmede de vr;eeeIrjkp, bjandende wondf. Het zou beter zijn, indien gij beneden wat ging liggen," meende zijn broeder. Ge hoorzaam ging hy naar beneden, doch na ^n uuitje kwam hij weder boven, daar hij niet langer alleen kon blyven. Ook wilde hy lieTer in de fristche lucht. Hij ging op het zeil zitten en begon opnieuw zijn arm te bader. Toen men naar Boulogne terug wilde keerer, brak een nieuwe storm los; fn de kleine bcot werd hulpeloos heen en weder geslingerd, ver de zee ingejaagd, en de arme gewonde had er nog het meest van te ly den. geschreven verhaal van E. V. Lncas en &eo Morrow is geïllustreerd door cldché'-s, nit den catalogus van Whitely's, het enorme Wareahuiu", waar men, naar het heet, altes kan koopen, behalve melk. De titel van dit boekje is Wibat a lifei" hetgeen misschien iets te zeer de verwachting wekt van iets ergs, terwijl .de hier beschreven levensloop, vergeleken bij dien van den meest alledaagschen shilling shocker-held, beslist tam moet worden genoemd. Maar juist van een volstrekt banaal bestaan hadtcch ook weer iets heel grotesks kunnen gemaakt worder. Want het type van dit verhaal: een levensgeschiedenis geïnspireerd door zulke nuchtere begrippen als aan modeplaten, afbeeldingen van huis houdelijke artikelen en du°genaamie galan terieën vastzitten, had subliem kunnen zyn van pure gemeenplaatBelijkheid. Nu integen deel naar iets sensationeels is gezocht, is het bijna jammer dat in dit genre niet ver der is gegaan. Intusschen het plan zelf, dat hier gevolgd weri en moest worden, bergt werelden van otterny'. Zich door willekeurige onbenullige plaatjes te kunnen laten leiden, en den draad van het gebeuren te spannen (tot spannende toel) over zulke heterogene gegevens, elk op zichzelf laag by'-de-grondscb, doch door bonte schikking hoogst ramutisch-werkeud, het lijkt me voor een hekeldichter van onzen tijd een benijdenswaardige opgaaf. Ligt er niet een prachtige symboliek in dit bizar motief, denken we niet aan revues, geschreven om da nieuwste vindingen der electrische belichtingstechniek, aan opera's, gecompo neerd om de pikante anatomie eener danseuze te doen uitkomen, of aan epopeeën saamgedicht ter toepassing van de wonderen des bioacoopb ? D'ckens heeft een profeüschen blik gehad, toen hij Nichelas Nickleby een tooneelstuk liet schrijven bij een paar door den tooneeldirecteur op een veiling gekochte accessoires, een pomp en een paar bloempotten, men doet het thans groot scheep scher, maar het geniale idee is verwezenlijkt, en tot de allerdufste werkelijkheid geworcUp. Dit boet j s had erger, grilliger, onzinniger kunnen zij r. Maar een paar vondsten der auteurs ver dienen toch te worden genoteerd. Zóó hebben ze somtijds een zeer comisch gebruik weten te maken van de verbaasde blikken, aan modeplaatpopjes eigen, en vsn da gestes, niet zelden meer geschikt om de correcte ccupe eentr mouw by gebogen .zoowel als gestrekten aim tot haar recht te doen komen, dan overtuigend als uiting e er er natuurlijke gemoedsstemming. Het j onge juffertje in l et keurig geplisseerd rokje, dat in bewondering, niet onvermengd met ontsteltenis voor zich uitstaart heeft thans reden om te be vonderen en te ontstellen, sa. blikt op een afbeelding ran een op zijn hoofd staand clowntje, een stuk speelgoed natuurlijk, maar bi> r den held in zyn prille jeugd voorstellend, die cp de:e kinderlykonbedorven wijz°, door ontluikende passie jredreren, haar aandacht wenscht te trekker. Een ander modep'aatpersonag», wiens gelaat een onmukenbaren trek van afkeer vertoond, is e'n van die zonderlingen, waarvan Sfylock spreekt, die de aanwezigheid van een kat niet kunt.en duider, welke eigenschap gede monstreerd wordt door hem af te drukken naa'st een snuisterij, een eenigszins wanstaltig (xemp'aar van dit genus voorstellende. Dat een toestel voor electriiche verwarming het kerkorgel verbeeldt, waarmee de held, land heer geworden, der gemeente begiftigd, dat een been, een hoofd, een hand een arm, in den catalogus dienstdoende ter aanbeveling van voorradige kousen, kapsels, handschoenen, kanten, Lier de gruwelijke menscher:frag menten zijn, die het spoorwegougeluk ver spreidt, dat een kiezen trekkers'ang het voor de jtugd zeer emotioneel evenement bezoek bij den tandarts" illustreert, dit alles zyn aardigheden, die als voor de hand liggend kunnen worden beschouwd. Aardiger vondsten zyn de tandenborstel standaard, die als bevroren fontein fungeert, de weddenschap om een bansom" te besturen zonder teugels, die een kennis van den held aangaat, en waarbij als illustratie het echt modera stuk speelgoed is afgebeeld, natuurHet werd nacht; het weder bleef onstuimig tot aan het krieken van den da c. Toen de zon opging, kwam de Engo'sche kust weder in zicht, de c h daar de storm een klein weinig ging liggen, werd opnieuir koers genomen naar Fiankrijk. Tegen den avond riep de jongste Javel zijn makkers bij zich en toonde hun zwarte plekken, vreeselijke teekenen van o&tbindino', op der arm, welke hem niet meer lehoordf. De viaschera bekeken hem nauwkeurig en zeiden hun meening. Dit zou wel de zwarte brand kunnen zy'ii", meende de eer. Ik zcu er zout water over gieten," vond de ander. Zij brachten dus wat ze ut water en goten dit over de wonde. Javel werd doodsbleek, knarste met de tanden, wrong zich heen en weder, doch schreeuwen deed hij niet. Toen het branden had opgehouden, zeide hij tot zyn Iroeder: Geef mij jemeseers." Zyn broeder gaf het hem. Houdt mijn arm eens wat op, precies rechtuit, trek er eeis aan." De oudste deed wat hij verlangde. Toen begon hy te snijden. Langzaam en bedachtzaam sneed hy de spierbundels met t et als een scheermes zoo scherpe mei door en bezat weldra in plaats van den arm nog slechts een stompje. Toen loosde hy een diepe zucht en zeide: Dat was hoog tijd, anders was ik zelf ook nog vori". Hij echeen nu wat gekalmee:d te zijn, haalde nog eens diep adem en begon den stomp weder in hat water te baden. Het weder bletf zeer onrustig dien nacht, er was geen denken aan om aan land te gaar. Toen de dag aanbrak, nam Javel zyn afgecneden arm en onderzocht hem nauwkeurig. Hij geraakte meer en meer in een toestand van ontbinding. Ook de andere visschera bekfken hem, de arm girg van hand tot hand, zij onderzochten vau alle kanten en roken er aar. Eindelijk zeide zijn broeder: Hij moet maar dadelijk over boord." Doch toen werd de jongste Javel boos: Neen, neen; dat wil ik niet. Hy is van mij, het was immers mijn arm!" Hij pakte de arm beet en legde hem op zijn knie. Maar hij zal meer en meer vergaan," zeide de oudste. Toen kwam de gewonde op een idee. Als zij lang op zee waren, werden de visschen getrouw op die onontbeerlijke d&aili na.de detective, die roet een oqgepeiag tiet lat iet bed, een naakt ledikant, zonder meer, <mn een verdachte, niet foeetape» ie, en het enriensa hybridische k weekbeeet, waarop een ?eöloog-icollectioneur cao rechtmatig trotsoh fc- half schildpad, nalf stekelvarken, dat o wnaakmisteiding! voorspeldekmeen dient. Met dit hybridisch weien wil ik, mij op mijn beurt ook eenigszina «an -symboliek bezondigend eindigen, want het boekje heeft zelf iets tweeslachtigs, het is een satire van de reclame en zelf toch ook weer reclame. En bet zon misschien nog zoo slecht niet geiien zyn als hier ook werkelijk de grap een bedoeling had, aldus Satan met Beëlaebnb te verjagen. COENELIS VETH. TKOPISCII HOLLAND. In ons vorig nummer. brengt minister Coly'n even in herinnering de gelukkige titel-keuze van den heer Ofc. Boissevain, toen hij zijn in 1909 verschenen werk over on'.e schoone Aüatisehe bezittin gen Tropisch Nederland noemde. Niet algemeen bekend is dat in 1902 te St. Petersburg een boek is verre heten onder den titel Tropitfjeskeja Hallandia (Tropisch Hilland) door Bakunin, vroeger consul van Rus'atd te Batavia, later in dezelfde functie te Bordeaux. Het is een lijvig deel van 455 b'ad zij den met vele bijzonderheden over bet vyfjuig verbluf van den schrijver op Java en ovei cns Kijk in Indiëin het algemeen. Het wark i f opgedragen aan den (toenmaligei) Minister van Bu'.tenlandsche Zaken. Wy bedoelen met het ophalen van deze herinnering allerminst den geacht en Van dag tot dsg" schrijver van plagiaat te be-. schuldigen. NlKDWE BUITENLANDSCHE ROMAKS. Zulle» binnenkort verschijnen Der Untergang der Anna Hollmann, door Gustav Frenssenj ?Wally Satthr. Der Roman einef Kellnerin, <?oor E. Stilgebaaer; Le roman merveüleux, door P. de Cou erain en La neige sur Ui pa», door H. Bordeaux. 40 cents per regel. BOUWT te WUWSPEET. Inlichtingen bij het bouwbureau A r t i", aldaar. BEllflflLLE AUTOMOBIELEN. Hoofd- Ag«Ht TOOT Nederland : J. LEONAFD LANG, Stadhouclerwlcacle, AMSTERDAM. 5AM5DN IIIIIIIIIIHIItllllllllllflIlltlllMIMIIIII altijd gezouten in een vaatje, om ze goed te honden. En hij vroeg: Zon ik hem ook niet knnneninasuten 7" Dat is waar," zeiden de anderen. n der reeds gevulde vaatjes werd weder geleegd en daarna de arm er ingestopt. Ja rel strooide er zout over en pakte toen de visschen de een na den ander er weder bovenop. Een der kameraden begon grappen te ma ken: A's dat vaatje EU maar niet in beslag genomeu wordt l" Allen lachten, behalve de beide Javels. Het bleef inmiddels stormachtig. Ofschoon Boulogne in zicht was, was tot den volgenden morgen tien uur niet aan binnenloopen te denken. De gewonde man goot onophoudelijk water over de wond. Van tijd tot tijd stond hij op en liep van het eene einde der sloep naar het andere. Zijn broeder, die aan het stuur stond, zag hem na en schudde het hoofd. Eindelijk liepen zij de baven binnen. Een dokter onderzocht de wond en consta teerde, dat zij er goed uitzag. Hij legde een verband en beval de noodige rust. Doch Javel wilde niet rusten, voor hy zyn arm terug bad, snelde zoo spoedig mogelijk naar de haven terug en zocht het vaatje, dat hij met een kruis gemerkt had. Hij ledigde het en greep den in de zont* oplossing goed g«canserveerden arm, wik kelde ham in een daarvoor medegenomen handdoek en keerde weder naar huis terug. Vrouw en kinderen bekeken deze scherven van huns vaders arm zeer nauwkeurig, be tastten de vingers en verwijderden de onder de nagels zittende zoutkorreltje*. Toen lieten zij een schrijnwerker komen, om de maat te nemen voor een klein kistje. Dan volgenden dag volgde de geheele be manning der sloep de begrafenis. De beide broeders liepen naast' elkander en waren in d' n rouw. De koster droeg het kistje onder den arm. De jongste Javel ging sedert dien tijd niet meer naar zee. Hij kreeg een bescheiden betrekking aan de haven en wanneer hij later dezen of genen van zijn ongeluk ver telde, dan voegde hy er wel eens heel zachtjes aan toe : Wanneer mijn broeder destijds het net bad willen afsnijden, zou ik nu mijn arm. nog hebben. Maar hij was te veel op eigen voordeel bedacht."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl