Historisch Archief 1877-1940
BV 1794
DE AMSTERDAMMER
A°. 1911.
WEEKBLAD YOOR NEDERLAND
OncLer recLaoti© -va**. UVCr. H. 1P. L.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Uitarevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1381 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden ? 1.50, fr. p. post ? 1.65
Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling, mail 10.
Afconderujke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/»
Zo>
12 November.
Advertentiën van l 5 regels ? 1.25, elke regel meer
Advertentiën op de finantieele- en kunstpigina per regel
Reclames per regel ..... . ......
J 0.25
, 0.30
* 0.40
INHOUD:
TA» VERRE EN VA.N NABIJ: Galant
Consoles," door J. L. S. Een element ten
kwade ia het openbaar leven.
?KUILLfTON: Haar kapitaal, door J. EvaiU
KONST m LETIERËN:
BraakOTslek-Tentoonstelling in bat Sted. Museum, door W.
8 eemcff. Muziek in de Hoofds'ad, door
Mattbfja Vermeulen. Mom<ne Nissen over
Jniins Langbehn, de R°mbrandtdnitser, I,
dóór Wenxel Frankemö'.l». Dr. Nolst
Trenité, Het nieuwe Systeem, beoordeeld
door dr. P. H. van Meerkerken Jr.
BSBli'SrEN. 'HOUWENRUBRrEK: Tutti
Frutti, door N. M?de W. H. H?t blauwe
kleed, door Tine Linkerborst. Sr.
NicoUasfcert. ALLERLEI, iior A Ugra. UIT
DE NATUUR, door E. Heimans. Tbéj
Mann-Bouwme ester, met afb, door Jan C
de Vos. Ter gelef?Bn5eld van het 40-JT g
jabiletm van mavr.T; ei Mann-Bouwmeester,
door Krans Mijnsseo. Potlaoiscneta Johan
Braekeasiek, door Jan Voerman. Tentoon
stelling in de L \renscba Kunstbande1, door
W. teenhoff. Een ea ander naar aanlei
ding v«n de Intern. Kunsttentoonstelling te
Rome in 1911, door S. Mouljjn. Da
Duifsoae Oadipns-op7oerin<?. door dr. P. H. van
Moer kerke n Jr. Gevolgen va i de Tentoer
stelling van Moderne Kaast, door H. van de
Velde. OHA.RIVARI. FiNANClEELE
EN OECO KOMISCHE KR05ISK, i or v.
d. M. en v. d, 3. Bcoxsc ie Rykdem, do< r
Niclu» Catbo'ica. Het. geheim in den
Oirlo', door P. M. W». ING ZONDEN
80HA.A.KS°EL. OA.MRU3RIEK.
ADVER TENTIEN.
imiiiiiMiHiiiiiiiiMiiimiimiiiiiimiiiiMii
DANKBETUIGING.
Die mij zoo ondubbelzinnig sympathie en waardeering hebben betoon d
bij de herdenking mijner 25-jarige werkzaamheid als teekenaar aan De
Amsterdammer", betuig ik langs dezen weg mijn oprechten dank. Dj
sympathie kwam van zoo velen, dat het mij onmogelijk is, ieder afzon
derlijk dank te zeggen.
JOHAN BRAAKENSIEK.
iiiiiiiiiimiiimiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiM 11111111111111111111111111
Caveant Consules".
Te midden van al de dreigende on
weersbuien der laatste maanden: Ma
rokko l Tripolis!, heeft onze pers voort
durend een kalme en waardige houding
aangenomen. Onze pers heef c daardoor
veel bijgedragen tot af wering der paniek,
waarvan de meeste buitenlansche beurzen
gedurende dit n jaar het slachtoffer zijn
geworden. Ook w&s het een geruststel
lend gevoel te mogen denken, dat wij
in het bezit zijn van een paar flinke
ministers: van oorlog en van
buitenlandsche zaken, die in de ,,ure des
gevaars" behoorlijk van zich zouden af bijten
en ons kleine scheepje met beleid, en
kon het zijn met succes, uit de draai
kolken van buicenlandsche listen en lagen
zouden weten te sturen.
Met verbazing en teleurstelling heeft
men evenwel uit twee achtereenvolgende,
zesr lakonitke perscommuniqué^ moeten
vernemen, eerst dat onze Minister van
bui ten landsche .zaken dit voor ons land
zóó bedenkelijke tijdstip tot een uitstapj a
naar Amerika uitgepikt had en ver
volgens dat hij juist ca sluiting der
Mnrokko-kanventie op zijn post terug
gekeerd was.
In ernstige tijden behoort iedereen op
zyn post te zij r. Bij dreigend gevaar
wordt meer dan ooit op stipte plichts
betrachting en trouwe waakzaamheid
van alle dienaren van den staat gerekend,
zoowel van den eenvoudigen milicien,
die als schildwacht op een gevaarvol
punt wordt uitgezet, als van dengene
die met de wacht en de zorg over onze
hoogsfe staatsbelangen belast is.
Men denke even aan de zware straf,
die een schildwacht bij het minste ver
zuim oploopt, en vrage zich dan af, c f
het recbt en billijk is de handelwijze
van een Minister, die in moeilijke tijden
zijn post verlaat, met den mantel der
liefde te bedekken.
Eenige j* ren geleden heeft het geval
zich voorgedaan, dat aan een minister
(wij bedoelen minister Krans) werd toe
gestaan voor de regeling van bizonder
dringende persoonlijke belangen naar
Amerika te gaan. Dit geval, dat plaats
het f c gehad op een oogenblik toen geen
enkele complieatie aan het departement
van den heer Kraus te weezen was, maar
desniettemin bij velen in den lande, van
links zoowel als van recht», groote ergernis
verwekt heeft, werd van regeeringswege
verdedigd door te verwijzen naar het
exceptioneele karakter eener verbintenis,
door den heer Kraus vóór zijn optreden
als minister aangegaan, en naar het
Koninklijk Besluit, waarbij de positie
van den afwezigen minister in overeen
stemming met de eisenen van ODS staats
recht geregeld werd.
Zonder de houding van den Heer
Kraus in bescherming te willen Hemen,
dient opgemerkt te worden, dat tusechen
de gevallen Kraus en de Marees groot
verschil bestaat.
Niemand zal het immers op deugdelijke
gronden kunnen goed praten, dat ein
minister zich herhaaldelijk, gedurende
<Je vervulling zijner ambtsbetrekking en
zonder zich daarbij in 't minst om de
Btaatsrechterlijke eisenen zijner positie
als afwezig minister te bekommeren,
naar Amerika begeeft, zooals Minister
de Marees eerst in den zomer vaa 1909
en thans gedurende de Marokko crisis
op nieuw gemeend heeft te mogen doen.
Bij elk minister bahoaren de belangen
van den Staat zwaarder te wegen, dan
particuliere eischen, hoa ernstig en drin
gend deze eischen ook zijn nngen. Een
minister, die van den er, st en de ver
antwoordelijkheid zijner hooge positie zich
volkomen bewust is, zal eerder tot afstand
zijner ambtsbetrekking kunnen besluiten
dan het beheer van zijn departement in
troeMe of onzekere tijden over te laten
aan ambtgenoten, die, hoe bekwaam ook,
nimmer geacht kunnen worden evengoed
of ook maar voldoende op de hoogte van
zaken te zijn. Ware dit niet zoo, dan
zouden wij de post van minister van
BuUenlandsche Ziken voortaan gerust
kunnen misser, en daarmee nog een altijd
welkome bezuiniging op ons zwaar be
laden budget aanbrengen bovendien.
J. L. S.
Een element ten kwade in het
openbare leven.
Voor ieder, die de wisselvallige schrif
turen van den kunstcriticus-professor
C. L. Dake heeft gevo'gd, vertelde de
organisator der Moderne Kunst- tentoon
stelling, de heer Conrad Kikkert, zeker
niets nieuws, toen hij hem in het vorig
num er van dit Weekblad aanklaagde
van kwaden opzet.
Men herinnert zich het illustra
tieve f dit, waaraan onze inzender deze
beschuldiging toetste: de minachtende
terzijdestelling do3r den criticus" Dake
van vier (met het getal genoemde)
Fransche schilderijen, die op't oogenblik
dat de recensie verscheen nog rustig
in de on-geopende kist zate n.
Da openbaring van dit feit heeft bij
talrijken, waarvan wij spraken, velen
van diegenen die wel mér van dan heer
Dakelazeo, gén verontwaardiging, maar
Eog slechts een onpleizierigen glimlach
van herkenning teweeg gebracht....
juist, zeilen ze, daar heb ja hem weer!
Wij voor ons gewaagden, in verband met
dit novum, van de houding, door den
president der Regelingscommissie van
de Vierjaarlijksche Tentoonstelling (den
heer Dake) tegenover zijn kunstbroe
ders" van de Architectuur nog onlangs
aangenomen. Wij wezen ten overvloede
op den ongegeneerden draai van
190°, door dezen heer volbracht op het
stuk van "de Paleis-Raadhuis-quaestie,
zoodra de opinie van het Hof" bij
gerucite bekend werd.
Op de korte, precies omschreven aan
klacht van den organisator der tentoon
stelling en onze daarbij aansluitende
opmerkingen, antwoordt de welbespraakte
heer -Dake in het hem ten dienste staande
orgaan met zeer veel lang nat", en met
a zelfverdediging, die niets anders is
dan een brutaal-ingekleede erkenning.
Men oordeele.
Wij citeeren dan uitstekenden schrijver
natuurlijk in extenso:
In bet sedert den dood van De Koo
zoo verworden weekblad De Amster
dammer" beklaagt zich de heer C
Kikkert over mij als criticus. De
duizenden bezoekers der tentoonstelling
hebben zich mét mij kunnen overtuigen,
hoe stokkerig de expositie is geweest
en met welke aan brutaalheid grenzende
naïveteit de organiaateurs het publiek,
in gezelschap van enkele goede kunst
werken, ontzettend veel smakeloos en
prutser.g probeerwerk hebben willen
doen genieten als... kunst. Da heer
Kikkert is ondankbaar ah bij niet
erkent, dat, daar ik genoodzaakt was
mijn opinie over détentoonstelling on
omwonden te zeggen, ik het mijne tot
het groote bezoek der show niet heb
bijgedragen. Daar de heer Kikkert nu
evenwel tevens begrijpt, dat hij er de
tweede maal het publiek niet zal do: n
inloopen en het overgroote deel der
bezoekers alles behalve met veel van
het geëxposeerde was ingenomen, is hij
geweldig boos geworden en verwijt mij
te zij a een oneerlijk criticus, omdat ik
mij heb vergist... door zijn schuld.
Want, en di- is te vergeven als men
genoodzaakt is vier of vijfmalen
zulk een verbijsterende expositie te
bezoeken, ik heb in mijn vierde artikel
gezegd... slaan wij ook maar over het
stilleven van Malliéen de vier dingen
van Fauconn er. E o ziet, de vier dingen
van Faucoanier waren niet op de ex
positie maar stonden wel in de
catalogus.
Een vergissing dus.
Toen ik nu mijn aanteekeningen
over het laatste deel te huis rangeerde
en ove schreef, zag ik nog s'aan een
leege plek in mijn beschreven catalogus,
waarboven de naam Fauconnier.
De zin nu, slaan wij nu maar over
dien Fauconnier", (dien ik nog in de
catalogus vond), wilde zeggen, dat het
wel dezelfde prullaria als zooveel anders
zou zijn, anders had ik er wel
het een en ander op de ex
positie van genoteerd.
Ziedaar nu waarover de heer Kikkert
misbaar maakt en daarin vlijtig ge
steund wordt door mr. Wiessing, den
redacteur van de ^Groene."
Daarover zullen nu die heeren samen
eens een felle campagne tegen mij,
arme, openen.
Hoe krijgen zij er nog een kwart
kolom van bij elkaar?
Wat moet dat arme weekblad om
copie verlegen zitten.
Zou mijnheer Kikkert (ik heb hooren
vertellen, dat hjj schilder is) niet ver
standiger doen eens wa't te gaan schil
deren ?
Ik weet de heeren een idee te geven.
Ze moeten er een plaat van laten
maken. De heeren Kikkert en Wiessing
als een paar blarke helden met schit
terende zwaarden in de hand en dan
mij onder hun halden voet krimpend en
kronkelend, als een object monster, de
angst op het vertrokken gelaat.
Arme Braakensiek!
Nu, we zullen maar overgaan tot de
prdre du jour" en eens in 't voorjaar
zien wat moderne kunst" is door
knappe kunstenaars gemaakt en ge
xposeerd op onze Amsterdamsen,
vierjaarlijksche.
Daar zal ook wel wat vreemds,
ongewoons komen, maar de keuze der
artisten is gedaan onder talentvollen.
Als Lieberman, Galand) a, Tra Giacomo,
Messinger, Carlos Vafquez, Léonce
Bénédite, Rombaux, kunstenaars aan
bevelen en ze opwekken ter inzending
naar het Amsterdamsche Silon, dan
kan men wat beters verwachten dan
wat mijnheer Kikkert uit de Parijsche
Impasses gehaald heeft.
C. L. DAKE
Boven dit zelfvoldane en slappe
geechrijf plaatst deze publicist als een
wimp3l, dien hij noodig heefc, den eer
lijken naam van de Koo. In een entre
filet, aau de tentoonstelling van onzen
teekenaar gewijd, een stuk, waaraan het
hierboven geciteerde direct voorafgaat,
kooit de man dan nog eens apart aan
dragen met een opvallend plotseling
huldebetoou aan 't adres van de ook
door ons zoo hoog geechatte... vroegere
redactie van de Amsterdammer", l'auvre
dme, die blijkbaar van een aard zijt, dat
gij u zelf gekleineerd zoudt voelen door
zulke doorzichtige achterommetj^s! Man
zonder goeden smaak en zonder fijn
heid van gemoed, die de nagedachteEis
van een rereerden voorganger eebruikt
op eene wijze, waarvoor de Koo zelf
terstond (^n misschien wel scherp!) zou
hebben bedankt en die nog-Ie venden
een lof opdringt, een lof-als-middel (!),
waarvoor men in 't algemeen past!
Sjharrelige panegyrieus, gij hebt het
zeker weer niet zoo bedeeld" ?
Nu dan, laat ons, als dit zoo is, dan
edelen boezemvriend van Lieberman,
Cdlandra, TraGiacorao, Messinger, Carlos
Vasquez, Léjnce Béaédite, Ilombeaux,
von Prokpsfky, Bill Bufftlo en Joean
Sji Kai (benevens nog vele ontzaggelijke
personen, die OES niet willen te binnen
schieten) op ziju eenige poging van ver
weer gaan antwoorden.
Ik heb'', zegt hij, me vergist. Juist
omdat ik géa aanteekeningen bij de
catalogusnummers van Fauconnier had
gemaakt, schreef ik: slaan wij die vier
dingen van Fauconnier maar over,'1
denkende: het zijn natuurlijk prullaria
als zooveel andere". Daar is dus de bloote
erkenning van zijn volmaakte onverschil
ligheid of hij aan een der gehate modernen
per ongeluk wat onrecht zou doen. Maar
die erkenning, op zich zelf reeds inte
ressant genoeg, maakt het zinnetje nog
niet eerlijk en waacht den man niet schoon
van iets ergers. Uit de te zamen meters
lange opstellen van den heer* Dake
blijkt n.l. duidelijk, dat hij over letterlijk
alle schilderijen aanteekening gehouden
Ineft, en, dit wetend, ziet ieder gemakke
lijk in, dat eenrecansent ta vlijtig
teatoonstelüngbezoek tcch nog met vier
aanteekeninglooze nummers van schil
derijen vóór zich van welker aspect
hij zich absoluut niets herinneren kan,
zichzelf (oude tentoonstellingen-looper,
die hij is) verwoiierd heeft moéten afvra
gen : wat was dit toch voor
w er k? f Voor ieder, die de uitvoarige
opstellen las van criticub"' Duke, en die
de bovenstaande verdediging van hem
zelf met aandacht leest, staat dit boren
twijfel. Welnu, op zulk een oogenblik
schrijft men, in een recensie van
neerha l en den aard, vlak achter misprijzende
woorden aan 't adres van een ander,
alleen <?ai die opperste uiting van min
achting f-1 aan wij die vier dingen
van LT Fauconnier maar over", indien
men de opzettelijke onverschil
ligheid heeft van onrecht te
doen.
Dit schijnt ons klaar als glas.
Halaas, wat zal 't helpen voor de
beterschap vaa onzen groot-majoor der
critiek" ?!
Toen wij zijn pro-Raadhuis-artikel van
F«br. 1910 op de eerste pagina van dit
Weekblad afdrukten naast zijn net om
gekeerd pro Paleis-artikel van Fdbr. 1911,
zag niemand een blos van schaamte ter
edeler plaatse waar die mocht worden
verwacht: de heer Dake had er, commu
ne nent gesproken, lak an". Hij
vermoffelde zoo goed mogelijk waar h_et
om ging, en peroreerde... zooals nu, in
de lengte. Klaagden wij al over zulk
een methode, veroordeelde men haar,
van algemeen geachte zijde, tot i zijn
eigen blad toe: niets kon hem bekeeren.
Een paar maanden geleden zond een
schilder (Jan Sluijters) een ingezonden
stuk aan de Telegraaf. Het etuk kwam
ter beantwoording in handen van den
heer Dake: Hij lichtte uit hit stuk wat
hem, den adagevallene (!), beviel, om
het, al schimpscheutend, te .verwerken"!
Natuurlijk tot onherkenbaar wordens toe.
Van nu onlangs dateeren 's
hoogleeraars keurige bemoeiingen ten opzichte
van de Vieij larlij ksche". O^der de
architecten ging maar a roep over het
inhalige en onwaarachtige bedrijf, waar
zij, da met eere binnengenoodigde kunst
broeders van de Architectuur, door
Dake's gemanoeuvreer de uitgeworpsn
dupes van werden. Da zaak is, zooals
men weet, dat de stad Amsterdaa
gelden beschikbaar stelde voor een
nieuwe Internationale Tentoonstelling,
waarin ook de Buuwkunst, als Vierte
i m Buade, haar plaats zou krijgen.
Professor Dake, voorzitter dar perma
nente regelings-commissie, vertegenwoor
digde als zoodanig dus óók de
houwkunstbelangen, hetgeen hij echter met zijn staf
van echildargenooten aldus begreep, dat
hij, zonchr te letten op de plaatsruimte
in het beschikbare museum, het heele
schilderende heelal tot inzenden aan
spoorde. Gevolg: overstrooming van
schilderijen. Tweede gevolg: verlegen
heid van den hoogleeraar Dake?? Aller
minst! Ia communiqué', in artikels,
overal praalt en bralt de man over het
reuzensuccès!... en den architecten
biedt hij intusschen, alsof het de natuur
lijkste zaak vin de wereld was, voor hun
inzendingen de keus tusschen een volko
men onbruikbaar parterre-deel en een
zeer gering aantal kabinetten boven:
nota bene een tiende gedeelte beslaande
van de beschikbira ruimt?. Hij biedt het
niet gewoon aan, maar glimlachend: u
excuseert, nietwaar, ons reuzensucces?
't Is of iemand te veal vrienden ten
eten noodt en dan zijn familie ver
zoekt op het trappottaal zich te behelpen.
Natuurlijk bedankten de
architectencommissie'eden en bloc: en de Bouw
kunst k uitgeschakeld uit de
Vierjiarlijkscne.
Dit is evenwel alljs nog maar expo
sitie van het geval zelf. Tot zoo ver heeft
's heeren Dake's aanhang hem gevolgd.
Maar: deze voorzitter van
deRegelingscommissie is immers ook medewerker
aan een groot dagblad! Geen middel
van invloed most men ongebruikt laten :
Dies schreef de heer Dake een commu
niqué, in den stijl van al zijn stukken:
geforceerd-brutaal en honigzoet daar
nevens, alles met het enkele doel het
publiek een rad voor de oogen te draaien.
Het rtuzcnsucccs van den sch
derijenaanbod werd in het cjmmuniquéb:j el
en vade~i uitgemeten, de outzaggelijke,
ongehoorde toastrooming uit Hoagarije,
Italië, Japan, Spanje, enz. enz. enz. van
schilderwerken. En dan:
In verband met deze buitengewone
belangstelling door de buitenlandsche
beeldende kunstenaars en corporatiën
? betoond, eene Belangstelling, dia de
stoutste verwachtingen van de
tentoonstellings-commiggie verre ov^rtitft
en derhalve niet voorzien s kunren
w rden, dreigt het 8 delijk Museum
te klein te zullen worden om de Vier
jaarlijksche" in haar geheel onder te
b engen. Het is daarom met den besten
wil niet doenlijk gebleken om vóór de
afdeeling bouwkunst voldoende ruimte
te reser veeren, welke geschikt kan
worden geacht om ook maar een
eenigszins behoorlijke internationale expositie
der architectuur onder te brengen,
zoodat de leden-architecten in eene
algemeene vergadering der
regelings-commissie, den 12 Oetober ten Stadhuize
gehouden, onder praesidium van den
burgemeester, verklaarden te moeten
persisteeren bij hun besluit om het
mandaat neer te leggen en door den
drang der omstandigheden daartoe- ge
noopt, er in te berusten dat de
afdeeling Bouwkunst ditmaal bij de
Vierjaarlijksche niet zou worden op
genomen."
Daargelaten de raeds vermelde
ongegeneer-iheid om, in plaats van elders ruimte
te zoeken voor het ta veel aan schilderijen,
de Bouwkunst eenvoudig weg te du
wen, bevat 't bovenstaande de fltgrante
onwaarheid, met volle wetenschap
gedebiteerd, dat da architecten,
leden der tentoonstellingscomniissie, zou
den hebben b e r U.B t" in den nota bene
hun opgedrongen toestand; geeft het
voet aan de valscha voorstelling, a's
zoude de drang der omstandigheden",
als zoude het obj'.ctieve fait zelf van den
aangroei der afdeeling schilderkunst
als on vermijdt l j *e reden van scheiding
door iedar z'ja begrepen en aanvaard.
Het was een communiquéom de publieke
opinie voo zich te winnen, gerechte
verontwaardiging te omstrikken en
te doen zwij<en, en een air van die
objectiviteit aan te nemen, die inderdaad
de hoogste wensen moest zijn van een
voorzitter eea obj activiteit die
juist, ten bate van de eigen kliek, geen
seconde door dezen man was gehuldigd!
Da heer Dake heet in deie lichtvaar
dige wereld, die eilacie naar den
uiterlijken schijn rakeit, wel ,kuastenaar" en
criticus" en professor" en zelfs
voorzitter"zo jals men zag, maar voorzijn inner
lijk wezen zijn al die titels maar kleurige
voiles, waarachter zich bergt een gewone
p o l i t i k e r. Da heer Dake is, sinds j aren
reeds, de kunet-députéof de
kutstadvocaat van kunsthandel- en han
delende kunstenaars-cóterieëa, de niet
Veel ontziende Kuist Paladijn. Hij orga
niseert en hij weert zich bijzonder dapper,
hij is overal bij, hij spreekt vanmorgen een
hooge redevoering en wandelt vanmiddag
pp radactiebureaux, hij is handig en druk
in de relaties", hij weet hoe men het
vlugst en met het meeste succas ten bate
van de leiding" der publieke opinie (!), de
decors der artikels en der commuaiquéa
verplaatst, gekleurde schijnsels werpt
op de juiste'1 plekken, en vooral lich
ten uitdraait. Hij is geen Nederlandsche
fijuur. Zijn geaardheid herinnert ons aan
gestalten van ver over de grenzen. D^ze
homme d'affaire?, ku astenaar, hoogleeraar,
journalist, deze reusachtig" veelzijdige
natuur is in Nederland allerminst op
haar plaats: De mooie Parijgcln boule
vard strekt verlangend, strekt sehm 5htig
naar hem zijn armen uit, naar hem, die
nog steed» waarom ? bij one,
kleinscheepsche Nederlanders, verwijlt. Zie
op den boulevard Poissonn'ère het ge
weldig gebouw van de Matin, door tien
tallen gloeibollen beauraaoH, een krant,
invloedrijker dan alle Nederlaidsche
kranten te zamen, die vierjiarlijksche
tentoonstellingen jaarlijks viermaal om
haar pink zou windep. Daar onderhandelt
men met machtige ministers en
Marokkaansche grootspeculanten, daar organi
seert men Europeesche vluchten, daa>
dieft men als 't moet de Gioconda (of
schildert er een nieuwe) en daar publi
ceert men niet onware berichten per
stuk (!), maar b ij tientallen! Daar
jaagt de pols vaa het grootstadsche lever!
Dake, Dake, men roept het u tos:
Au Matin \ au Matin!
Geef aan dien roepstem gehoor!