De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 12 november pagina 1

12 november 1911 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

BV 1794 DE AMSTERDAMMER A°. 1911. WEEKBLAD YOOR NEDERLAND OncLer recLaoti© -va**. UVCr. H. 1P. L. Dit nummer bevat een bijvoegsel. Uitarevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1381 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden ? 1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling, mail 10. Afconderujke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/» Zo> 12 November. Advertentiën van l 5 regels ? 1.25, elke regel meer Advertentiën op de finantieele- en kunstpigina per regel Reclames per regel ..... . ...... J 0.25 , 0.30 * 0.40 INHOUD: TA» VERRE EN VA.N NABIJ: Galant Consoles," door J. L. S. Een element ten kwade ia het openbaar leven. ?KUILLfTON: Haar kapitaal, door J. EvaiU KONST m LETIERËN: BraakOTslek-Tentoonstelling in bat Sted. Museum, door W. 8 eemcff. Muziek in de Hoofds'ad, door Mattbfja Vermeulen. Mom<ne Nissen over Jniins Langbehn, de R°mbrandtdnitser, I, dóór Wenxel Frankemö'.l». Dr. Nolst Trenité, Het nieuwe Systeem, beoordeeld door dr. P. H. van Meerkerken Jr. BSBli'SrEN. 'HOUWENRUBRrEK: Tutti Frutti, door N. M?de W. H. H?t blauwe kleed, door Tine Linkerborst. Sr. NicoUasfcert. ALLERLEI, iior A Ugra. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. Tbéj Mann-Bouwme ester, met afb, door Jan C de Vos. Ter gelef?Bn5eld van het 40-JT g jabiletm van mavr.T; ei Mann-Bouwmeester, door Krans Mijnsseo. Potlaoiscneta Johan Braekeasiek, door Jan Voerman. Tentoon stelling in de L \renscba Kunstbande1, door W. teenhoff. Een ea ander naar aanlei ding v«n de Intern. Kunsttentoonstelling te Rome in 1911, door S. Mouljjn. Da Duifsoae Oadipns-op7oerin<?. door dr. P. H. van Moer kerke n Jr. Gevolgen va i de Tentoer stelling van Moderne Kaast, door H. van de Velde. OHA.RIVARI. FiNANClEELE EN OECO KOMISCHE KR05ISK, i or v. d. M. en v. d, 3. Bcoxsc ie Rykdem, do< r Niclu» Catbo'ica. Het. geheim in den Oirlo', door P. M. W». ING ZONDEN 80HA.A.KS°EL. OA.MRU3RIEK. ADVER TENTIEN. imiiiiiMiHiiiiiiiiMiiimiimiiiiiimiiiiMii DANKBETUIGING. Die mij zoo ondubbelzinnig sympathie en waardeering hebben betoon d bij de herdenking mijner 25-jarige werkzaamheid als teekenaar aan De Amsterdammer", betuig ik langs dezen weg mijn oprechten dank. Dj sympathie kwam van zoo velen, dat het mij onmogelijk is, ieder afzon derlijk dank te zeggen. JOHAN BRAAKENSIEK. iiiiiiiiiimiiimiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiM 11111111111111111111111111 Caveant Consules". Te midden van al de dreigende on weersbuien der laatste maanden: Ma rokko l Tripolis!, heeft onze pers voort durend een kalme en waardige houding aangenomen. Onze pers heef c daardoor veel bijgedragen tot af wering der paniek, waarvan de meeste buitenlansche beurzen gedurende dit n jaar het slachtoffer zijn geworden. Ook w&s het een geruststel lend gevoel te mogen denken, dat wij in het bezit zijn van een paar flinke ministers: van oorlog en van buitenlandsche zaken, die in de ,,ure des gevaars" behoorlijk van zich zouden af bijten en ons kleine scheepje met beleid, en kon het zijn met succes, uit de draai kolken van buicenlandsche listen en lagen zouden weten te sturen. Met verbazing en teleurstelling heeft men evenwel uit twee achtereenvolgende, zesr lakonitke perscommuniqué^ moeten vernemen, eerst dat onze Minister van bui ten landsche .zaken dit voor ons land zóó bedenkelijke tijdstip tot een uitstapj a naar Amerika uitgepikt had en ver volgens dat hij juist ca sluiting der Mnrokko-kanventie op zijn post terug gekeerd was. In ernstige tijden behoort iedereen op zyn post te zij r. Bij dreigend gevaar wordt meer dan ooit op stipte plichts betrachting en trouwe waakzaamheid van alle dienaren van den staat gerekend, zoowel van den eenvoudigen milicien, die als schildwacht op een gevaarvol punt wordt uitgezet, als van dengene die met de wacht en de zorg over onze hoogsfe staatsbelangen belast is. Men denke even aan de zware straf, die een schildwacht bij het minste ver zuim oploopt, en vrage zich dan af, c f het recbt en billijk is de handelwijze van een Minister, die in moeilijke tijden zijn post verlaat, met den mantel der liefde te bedekken. Eenige j* ren geleden heeft het geval zich voorgedaan, dat aan een minister (wij bedoelen minister Krans) werd toe gestaan voor de regeling van bizonder dringende persoonlijke belangen naar Amerika te gaan. Dit geval, dat plaats het f c gehad op een oogenblik toen geen enkele complieatie aan het departement van den heer Kraus te weezen was, maar desniettemin bij velen in den lande, van links zoowel als van recht», groote ergernis verwekt heeft, werd van regeeringswege verdedigd door te verwijzen naar het exceptioneele karakter eener verbintenis, door den heer Kraus vóór zijn optreden als minister aangegaan, en naar het Koninklijk Besluit, waarbij de positie van den afwezigen minister in overeen stemming met de eisenen van ODS staats recht geregeld werd. Zonder de houding van den Heer Kraus in bescherming te willen Hemen, dient opgemerkt te worden, dat tusechen de gevallen Kraus en de Marees groot verschil bestaat. Niemand zal het immers op deugdelijke gronden kunnen goed praten, dat ein minister zich herhaaldelijk, gedurende <Je vervulling zijner ambtsbetrekking en zonder zich daarbij in 't minst om de Btaatsrechterlijke eisenen zijner positie als afwezig minister te bekommeren, naar Amerika begeeft, zooals Minister de Marees eerst in den zomer vaa 1909 en thans gedurende de Marokko crisis op nieuw gemeend heeft te mogen doen. Bij elk minister bahoaren de belangen van den Staat zwaarder te wegen, dan particuliere eischen, hoa ernstig en drin gend deze eischen ook zijn nngen. Een minister, die van den er, st en de ver antwoordelijkheid zijner hooge positie zich volkomen bewust is, zal eerder tot afstand zijner ambtsbetrekking kunnen besluiten dan het beheer van zijn departement in troeMe of onzekere tijden over te laten aan ambtgenoten, die, hoe bekwaam ook, nimmer geacht kunnen worden evengoed of ook maar voldoende op de hoogte van zaken te zijn. Ware dit niet zoo, dan zouden wij de post van minister van BuUenlandsche Ziken voortaan gerust kunnen misser, en daarmee nog een altijd welkome bezuiniging op ons zwaar be laden budget aanbrengen bovendien. J. L. S. Een element ten kwade in het openbare leven. Voor ieder, die de wisselvallige schrif turen van den kunstcriticus-professor C. L. Dake heeft gevo'gd, vertelde de organisator der Moderne Kunst- tentoon stelling, de heer Conrad Kikkert, zeker niets nieuws, toen hij hem in het vorig num er van dit Weekblad aanklaagde van kwaden opzet. Men herinnert zich het illustra tieve f dit, waaraan onze inzender deze beschuldiging toetste: de minachtende terzijdestelling do3r den criticus" Dake van vier (met het getal genoemde) Fransche schilderijen, die op't oogenblik dat de recensie verscheen nog rustig in de on-geopende kist zate n. Da openbaring van dit feit heeft bij talrijken, waarvan wij spraken, velen van diegenen die wel mér van dan heer Dakelazeo, gén verontwaardiging, maar Eog slechts een onpleizierigen glimlach van herkenning teweeg gebracht.... juist, zeilen ze, daar heb ja hem weer! Wij voor ons gewaagden, in verband met dit novum, van de houding, door den president der Regelingscommissie van de Vierjaarlijksche Tentoonstelling (den heer Dake) tegenover zijn kunstbroe ders" van de Architectuur nog onlangs aangenomen. Wij wezen ten overvloede op den ongegeneerden draai van 190°, door dezen heer volbracht op het stuk van "de Paleis-Raadhuis-quaestie, zoodra de opinie van het Hof" bij gerucite bekend werd. Op de korte, precies omschreven aan klacht van den organisator der tentoon stelling en onze daarbij aansluitende opmerkingen, antwoordt de welbespraakte heer -Dake in het hem ten dienste staande orgaan met zeer veel lang nat", en met a zelfverdediging, die niets anders is dan een brutaal-ingekleede erkenning. Men oordeele. Wij citeeren dan uitstekenden schrijver natuurlijk in extenso: In bet sedert den dood van De Koo zoo verworden weekblad De Amster dammer" beklaagt zich de heer C Kikkert over mij als criticus. De duizenden bezoekers der tentoonstelling hebben zich mét mij kunnen overtuigen, hoe stokkerig de expositie is geweest en met welke aan brutaalheid grenzende naïveteit de organiaateurs het publiek, in gezelschap van enkele goede kunst werken, ontzettend veel smakeloos en prutser.g probeerwerk hebben willen doen genieten als... kunst. Da heer Kikkert is ondankbaar ah bij niet erkent, dat, daar ik genoodzaakt was mijn opinie over détentoonstelling on omwonden te zeggen, ik het mijne tot het groote bezoek der show niet heb bijgedragen. Daar de heer Kikkert nu evenwel tevens begrijpt, dat hij er de tweede maal het publiek niet zal do: n inloopen en het overgroote deel der bezoekers alles behalve met veel van het geëxposeerde was ingenomen, is hij geweldig boos geworden en verwijt mij te zij a een oneerlijk criticus, omdat ik mij heb vergist... door zijn schuld. Want, en di- is te vergeven als men genoodzaakt is vier of vijfmalen zulk een verbijsterende expositie te bezoeken, ik heb in mijn vierde artikel gezegd... slaan wij ook maar over het stilleven van Malliéen de vier dingen van Fauconn er. E o ziet, de vier dingen van Faucoanier waren niet op de ex positie maar stonden wel in de catalogus. Een vergissing dus. Toen ik nu mijn aanteekeningen over het laatste deel te huis rangeerde en ove schreef, zag ik nog s'aan een leege plek in mijn beschreven catalogus, waarboven de naam Fauconnier. De zin nu, slaan wij nu maar over dien Fauconnier", (dien ik nog in de catalogus vond), wilde zeggen, dat het wel dezelfde prullaria als zooveel anders zou zijn, anders had ik er wel het een en ander op de ex positie van genoteerd. Ziedaar nu waarover de heer Kikkert misbaar maakt en daarin vlijtig ge steund wordt door mr. Wiessing, den redacteur van de ^Groene." Daarover zullen nu die heeren samen eens een felle campagne tegen mij, arme, openen. Hoe krijgen zij er nog een kwart kolom van bij elkaar? Wat moet dat arme weekblad om copie verlegen zitten. Zou mijnheer Kikkert (ik heb hooren vertellen, dat hjj schilder is) niet ver standiger doen eens wa't te gaan schil deren ? Ik weet de heeren een idee te geven. Ze moeten er een plaat van laten maken. De heeren Kikkert en Wiessing als een paar blarke helden met schit terende zwaarden in de hand en dan mij onder hun halden voet krimpend en kronkelend, als een object monster, de angst op het vertrokken gelaat. Arme Braakensiek! Nu, we zullen maar overgaan tot de prdre du jour" en eens in 't voorjaar zien wat moderne kunst" is door knappe kunstenaars gemaakt en ge xposeerd op onze Amsterdamsen, vierjaarlijksche. Daar zal ook wel wat vreemds, ongewoons komen, maar de keuze der artisten is gedaan onder talentvollen. Als Lieberman, Galand) a, Tra Giacomo, Messinger, Carlos Vafquez, Léonce Bénédite, Rombaux, kunstenaars aan bevelen en ze opwekken ter inzending naar het Amsterdamsche Silon, dan kan men wat beters verwachten dan wat mijnheer Kikkert uit de Parijsche Impasses gehaald heeft. C. L. DAKE Boven dit zelfvoldane en slappe geechrijf plaatst deze publicist als een wimp3l, dien hij noodig heefc, den eer lijken naam van de Koo. In een entre filet, aau de tentoonstelling van onzen teekenaar gewijd, een stuk, waaraan het hierboven geciteerde direct voorafgaat, kooit de man dan nog eens apart aan dragen met een opvallend plotseling huldebetoou aan 't adres van de ook door ons zoo hoog geechatte... vroegere redactie van de Amsterdammer", l'auvre dme, die blijkbaar van een aard zijt, dat gij u zelf gekleineerd zoudt voelen door zulke doorzichtige achterommetj^s! Man zonder goeden smaak en zonder fijn heid van gemoed, die de nagedachteEis van een rereerden voorganger eebruikt op eene wijze, waarvoor de Koo zelf terstond (^n misschien wel scherp!) zou hebben bedankt en die nog-Ie venden een lof opdringt, een lof-als-middel (!), waarvoor men in 't algemeen past! Sjharrelige panegyrieus, gij hebt het zeker weer niet zoo bedeeld" ? Nu dan, laat ons, als dit zoo is, dan edelen boezemvriend van Lieberman, Cdlandra, TraGiacorao, Messinger, Carlos Vasquez, Léjnce Béaédite, Ilombeaux, von Prokpsfky, Bill Bufftlo en Joean Sji Kai (benevens nog vele ontzaggelijke personen, die OES niet willen te binnen schieten) op ziju eenige poging van ver weer gaan antwoorden. Ik heb'', zegt hij, me vergist. Juist omdat ik géa aanteekeningen bij de catalogusnummers van Fauconnier had gemaakt, schreef ik: slaan wij die vier dingen van Fauconnier maar over,'1 denkende: het zijn natuurlijk prullaria als zooveel andere". Daar is dus de bloote erkenning van zijn volmaakte onverschil ligheid of hij aan een der gehate modernen per ongeluk wat onrecht zou doen. Maar die erkenning, op zich zelf reeds inte ressant genoeg, maakt het zinnetje nog niet eerlijk en waacht den man niet schoon van iets ergers. Uit de te zamen meters lange opstellen van den heer* Dake blijkt n.l. duidelijk, dat hij over letterlijk alle schilderijen aanteekening gehouden Ineft, en, dit wetend, ziet ieder gemakke lijk in, dat eenrecansent ta vlijtig teatoonstelüngbezoek tcch nog met vier aanteekeninglooze nummers van schil derijen vóór zich van welker aspect hij zich absoluut niets herinneren kan, zichzelf (oude tentoonstellingen-looper, die hij is) verwoiierd heeft moéten afvra gen : wat was dit toch voor w er k? f Voor ieder, die de uitvoarige opstellen las van criticub"' Duke, en die de bovenstaande verdediging van hem zelf met aandacht leest, staat dit boren twijfel. Welnu, op zulk een oogenblik schrijft men, in een recensie van neerha l en den aard, vlak achter misprijzende woorden aan 't adres van een ander, alleen <?ai die opperste uiting van min achting f-1 aan wij die vier dingen van LT Fauconnier maar over", indien men de opzettelijke onverschil ligheid heeft van onrecht te doen. Dit schijnt ons klaar als glas. Halaas, wat zal 't helpen voor de beterschap vaa onzen groot-majoor der critiek" ?! Toen wij zijn pro-Raadhuis-artikel van F«br. 1910 op de eerste pagina van dit Weekblad afdrukten naast zijn net om gekeerd pro Paleis-artikel van Fdbr. 1911, zag niemand een blos van schaamte ter edeler plaatse waar die mocht worden verwacht: de heer Dake had er, commu ne nent gesproken, lak an". Hij vermoffelde zoo goed mogelijk waar h_et om ging, en peroreerde... zooals nu, in de lengte. Klaagden wij al over zulk een methode, veroordeelde men haar, van algemeen geachte zijde, tot i zijn eigen blad toe: niets kon hem bekeeren. Een paar maanden geleden zond een schilder (Jan Sluijters) een ingezonden stuk aan de Telegraaf. Het etuk kwam ter beantwoording in handen van den heer Dake: Hij lichtte uit hit stuk wat hem, den adagevallene (!), beviel, om het, al schimpscheutend, te .verwerken"! Natuurlijk tot onherkenbaar wordens toe. Van nu onlangs dateeren 's hoogleeraars keurige bemoeiingen ten opzichte van de Vieij larlij ksche". O^der de architecten ging maar a roep over het inhalige en onwaarachtige bedrijf, waar zij, da met eere binnengenoodigde kunst broeders van de Architectuur, door Dake's gemanoeuvreer de uitgeworpsn dupes van werden. Da zaak is, zooals men weet, dat de stad Amsterdaa gelden beschikbaar stelde voor een nieuwe Internationale Tentoonstelling, waarin ook de Buuwkunst, als Vierte i m Buade, haar plaats zou krijgen. Professor Dake, voorzitter dar perma nente regelings-commissie, vertegenwoor digde als zoodanig dus óók de houwkunstbelangen, hetgeen hij echter met zijn staf van echildargenooten aldus begreep, dat hij, zonchr te letten op de plaatsruimte in het beschikbare museum, het heele schilderende heelal tot inzenden aan spoorde. Gevolg: overstrooming van schilderijen. Tweede gevolg: verlegen heid van den hoogleeraar Dake?? Aller minst! Ia communiqué', in artikels, overal praalt en bralt de man over het reuzensuccès!... en den architecten biedt hij intusschen, alsof het de natuur lijkste zaak vin de wereld was, voor hun inzendingen de keus tusschen een volko men onbruikbaar parterre-deel en een zeer gering aantal kabinetten boven: nota bene een tiende gedeelte beslaande van de beschikbira ruimt?. Hij biedt het niet gewoon aan, maar glimlachend: u excuseert, nietwaar, ons reuzensucces? 't Is of iemand te veal vrienden ten eten noodt en dan zijn familie ver zoekt op het trappottaal zich te behelpen. Natuurlijk bedankten de architectencommissie'eden en bloc: en de Bouw kunst k uitgeschakeld uit de Vierjiarlijkscne. Dit is evenwel alljs nog maar expo sitie van het geval zelf. Tot zoo ver heeft 's heeren Dake's aanhang hem gevolgd. Maar: deze voorzitter van deRegelingscommissie is immers ook medewerker aan een groot dagblad! Geen middel van invloed most men ongebruikt laten : Dies schreef de heer Dake een commu niqué, in den stijl van al zijn stukken: geforceerd-brutaal en honigzoet daar nevens, alles met het enkele doel het publiek een rad voor de oogen te draaien. Het rtuzcnsucccs van den sch derijenaanbod werd in het cjmmuniquéb:j el en vade~i uitgemeten, de outzaggelijke, ongehoorde toastrooming uit Hoagarije, Italië, Japan, Spanje, enz. enz. enz. van schilderwerken. En dan: In verband met deze buitengewone belangstelling door de buitenlandsche beeldende kunstenaars en corporatiën ? betoond, eene Belangstelling, dia de stoutste verwachtingen van de tentoonstellings-commiggie verre ov^rtitft en derhalve niet voorzien s kunren w rden, dreigt het 8 delijk Museum te klein te zullen worden om de Vier jaarlijksche" in haar geheel onder te b engen. Het is daarom met den besten wil niet doenlijk gebleken om vóór de afdeeling bouwkunst voldoende ruimte te reser veeren, welke geschikt kan worden geacht om ook maar een eenigszins behoorlijke internationale expositie der architectuur onder te brengen, zoodat de leden-architecten in eene algemeene vergadering der regelings-commissie, den 12 Oetober ten Stadhuize gehouden, onder praesidium van den burgemeester, verklaarden te moeten persisteeren bij hun besluit om het mandaat neer te leggen en door den drang der omstandigheden daartoe- ge noopt, er in te berusten dat de afdeeling Bouwkunst ditmaal bij de Vierjaarlijksche niet zou worden op genomen." Daargelaten de raeds vermelde ongegeneer-iheid om, in plaats van elders ruimte te zoeken voor het ta veel aan schilderijen, de Bouwkunst eenvoudig weg te du wen, bevat 't bovenstaande de fltgrante onwaarheid, met volle wetenschap gedebiteerd, dat da architecten, leden der tentoonstellingscomniissie, zou den hebben b e r U.B t" in den nota bene hun opgedrongen toestand; geeft het voet aan de valscha voorstelling, a's zoude de drang der omstandigheden", als zoude het obj'.ctieve fait zelf van den aangroei der afdeeling schilderkunst als on vermijdt l j *e reden van scheiding door iedar z'ja begrepen en aanvaard. Het was een communiquéom de publieke opinie voo zich te winnen, gerechte verontwaardiging te omstrikken en te doen zwij<en, en een air van die objectiviteit aan te nemen, die inderdaad de hoogste wensen moest zijn van een voorzitter eea obj activiteit die juist, ten bate van de eigen kliek, geen seconde door dezen man was gehuldigd! Da heer Dake heet in deie lichtvaar dige wereld, die eilacie naar den uiterlijken schijn rakeit, wel ,kuastenaar" en criticus" en professor" en zelfs voorzitter"zo jals men zag, maar voorzijn inner lijk wezen zijn al die titels maar kleurige voiles, waarachter zich bergt een gewone p o l i t i k e r. Da heer Dake is, sinds j aren reeds, de kunet-députéof de kutstadvocaat van kunsthandel- en han delende kunstenaars-cóterieëa, de niet Veel ontziende Kuist Paladijn. Hij orga niseert en hij weert zich bijzonder dapper, hij is overal bij, hij spreekt vanmorgen een hooge redevoering en wandelt vanmiddag pp radactiebureaux, hij is handig en druk in de relaties", hij weet hoe men het vlugst en met het meeste succas ten bate van de leiding" der publieke opinie (!), de decors der artikels en der commuaiquéa verplaatst, gekleurde schijnsels werpt op de juiste'1 plekken, en vooral lich ten uitdraait. Hij is geen Nederlandsche fijuur. Zijn geaardheid herinnert ons aan gestalten van ver over de grenzen. D^ze homme d'affaire?, ku astenaar, hoogleeraar, journalist, deze reusachtig" veelzijdige natuur is in Nederland allerminst op haar plaats: De mooie Parijgcln boule vard strekt verlangend, strekt sehm 5htig naar hem zijn armen uit, naar hem, die nog steed» waarom ? bij one, kleinscheepsche Nederlanders, verwijlt. Zie op den boulevard Poissonn'ère het ge weldig gebouw van de Matin, door tien tallen gloeibollen beauraaoH, een krant, invloedrijker dan alle Nederlaidsche kranten te zamen, die vierjiarlijksche tentoonstellingen jaarlijks viermaal om haar pink zou windep. Daar onderhandelt men met machtige ministers en Marokkaansche grootspeculanten, daar organi seert men Europeesche vluchten, daa> dieft men als 't moet de Gioconda (of schildert er een nieuwe) en daar publi ceert men niet onware berichten per stuk (!), maar b ij tientallen! Daar jaagt de pols vaa het grootstadsche lever! Dake, Dake, men roept het u tos: Au Matin \ au Matin! Geef aan dien roepstem gehoor!

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl