Historisch Archief 1877-1940
Ko. 1794
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Travesti. De Amsternamsche jongen. f|
«rop attent maakte: Wat
«nder.6teuB.de het expressieve spel der
actrice het spel van den
overweldigenden boer en hielp hem hetgewenschte
effect te bereiken. Want dit ook kan van
M w. Mann worden gezegd, dat zij niet,
als zoo vele sterren die uit de Roman
tische school z$n voortgekomen, alleen
nlnmlnlIIIHIHIIIIIIIIIIIMIIIIMIIIllllllmiMIlmilllMIIIIMIlnlIlllllllllllllnlIIIIMIMIIIMtMIIlmMMMItMIMHIH
het succes zoekt der eigen creatie. Het
was niet alleen in het genoemde tooneel
dat haar spel andere r spel ondersteunde
en tot het verkrijgen van een ge
heel samenwerkte. En ook: zij*weet
zich, als dit gewenscht lijkt, ter wille
van de andere rol, of de andere rollen,
te beperken. Zij zelf geeft van dit laatste
een voorbeeld in het bedoelde interview:
Natuurlijk heb je rekening te houden
met het spel van de anderen. In dat
laatste stuk van ons, De Volks t r
ibuun, sta ik als moeder tusschen Jan
C. en de zoon. Ik ben moeder; het
gaat müook aan; 't is toch mijn kind!
A.ls ik nu te keer zou gaan, in tranen
uitbarsten, Jan O. om z'n hals vallen,
lamenteeren en smeeken, was ik
volkomen verantwoord. Miar Jan C. zou al
heel gauw bij me komen, of ik het de
volgende keer wou laten, 't Bedierf zijn
spel. Met een vrouw aan z'n hala kan
hjj de scène niet spelen. Ik mag het
dus zóó niet doen. Ieder moet z'n kans
hebben, waar het licht «p h u m
v a 11. En passief blijft toch genoeg te
doen...."
Mevrouw Mann behoort tot de groote
tooneelspeelkunst, zeiden we. Niet in de
laatste plaats door haar stijl. E o in het
b;i z 9 n e r e: de bepaalde creatie,
menschharer-verbeelding, legt zij, door haar
groote persoonlijkheid, haar
groot-kunstenaarschap iets van: het algemeen e.
Hare liefhebbende vrouwen bezitten iets
van de liefhebbende vrouw of van de
l i e f d e-v r o u «v (in tal van nuances), hare
bezorgde en lijdende moeders iets van
de bezorgde en lijdende moeder. Een
Macht-van-B oosheid was hare Wassilissa
in Naeht-asy-1."
Houden wij de groote vrouw in eere!
FRANS MIJASSEN.
Kardinaal W. M. VAN ROSSUM,
sedert bijna vier eenwen de eerste Nederl.
Kardinaal. Zyn directe voorganger heette
Willem Enke voort, geboortig nit Mierlo
(N-Br.), die door zyn vriend en bescher
mer, den Nederlandichen Paus
AdriaHns VI, den lOden September 1523 tot
de waardigheid van Kardinaal werd ver
heven. Kardinaal van Rossnm is in 1854
te Zwolle geboren; hij trad in 1873 in
de orde der Redemptoristen, was leeraar
en reetor te Roermond en te Wittem,
totdat hy in 1895 naar Rome geroepen
werd om er verschillende hooge kerkelijke
waardigheden te bekleeden. Man kan in
sgn verheffing tot Kardinaal de erken
ning cien door den Pauselyken Stoel van
de tegen woord i «e beteekenis der Katho
lieken in het Nederlandsche Siaatsleven.
inirniHimniMiiiiiiMiiiiiiiiiiiriniiiHiiinriMHiiiiiirriMiniMiiiiiitiiHtrM
Tatansteliifli in de Larer.cne Knnstnanflel.
Deze tentoonstelling schijnt wel een mani
festatie te zyn van de schilders, die zich
onlangs hebben aangesloten onder de lens
van: de kunst van de Idee. Zoo bestaat er
?dan na eens een richting zonder isme" en
men zou wel kunnen zeggen: dat is 'n nieuw
idee in onzen ty'd van wispelturigheid Hit
overspanaen zelfbewustzijn. De Idee," ge
nomen dan in den meest ruimen zin, vormt
echter het merg van alle kunstwezen; want
door de kunst wel in het by zonder, getuigt
de superioriteit van den mensen als het
schepsel met rede begaafd. Bij het redelooze
dier, dat kunstige bouwself maakt of voor de
veiligheid van zijn bestaan vernuftige regelin
gen treft, ontkennen we het aanwezig zyn van
doelbewustheid en zien er slechts de onper
soonlijke redewerking van de natuur, die naar
de alganache bestendiging streeft. Maar het
dier heeft in zyn redeloosheid het op den
mensch weer vóór, dat het by de uitwerking
van zyn instincten niet verwijlt in zelf ge
noeg&ame bespiegeling; en als we een pauw
of kalkoenschen hean wel een praalbaas
noemen, weten we toch beter, is hy voor ons
het zinnebeeld van ijdel vertoon en gekun
steldheid: het zinneloos bestreven der
schoonheid.
Alle .kunst gaat dus van een Idee, of een
geheimzinnige uitwisseling van gedachte en
gevoelswerking uit, niet alleen de kunst
maar ook de wetenschap, en alle actie
waaraan het intellect deel heeft. Maar, waar
in 'C besef van de noodzakelijkheid der idee
aan wezigheid tot het voortbrengen van kunst,
dat essentieele bestanddeel kunstmatig wil ge
kweekt zyn, zichzelf opgedrongen wordt, .is
er slechts de erbarmelijke menschelyke wille
keur, die, verdwaald in de averechtsche be
wegingen van zyn bewustzijn, op den gang
der natuur wil ingrypen. Want de Idee ont
staat niet uit een maatschappelijke navraag
naar kunst, maar dese verschijnt nit het
aanwezig zyn van de Idee. Iemand, die geen
eetlust heeft, zal het niet gelnËken een
hongerigen staat te simnleeren.
Nn wil ik hiermee nog i iet beweren, dat
deze vertegenwoordigers van een zoogenaamd
allen ienwste st>coming, zelfgenoegzamen zyn
of pronkers met een boven den geest der
hedeiitijdsche kunst verheven ideaal; wél
meen ik, dat zy allicht ween oedig terug
blikkend naar kunstuitingen van grootere
geslachten, zich zelf misleiden uit
sentimenteele verlangens of persoonlijke ij versacht.
E venzoo is het zinneloos te verwachten, dat
een onder vondene vreugde uit ver leiene jaren
nog eens herleefd kan worden, al zou weer
het milieu gearrangeerd worden, geheel over
eenkomstig aan dat waarin eenmaal de vreugde
genoten werd. Dat zon een naderen zyn
aan den staat van hemelsche bevrediging .
L'appétit vient en mangeant kan hier ook
niet gelden; eerder moet by de
overprikkeling van den smaak, die. het wezen der
tegenwoordige kunst kenmerkt, de eetlust
door een streng dieet van deugdelijke en
sobere spijten weer aangewakkerd worden.
Dna, met een schouderophalen over de illnsie's
gelijk deze jongeren ze koesteren voor een
verheffing der kunst, zon men hnn willen
toevoegen: roept n niet in '( openbaar nit
tot kunstenaars van de Idee, maar tracht
eenvoudig n te toonen knnstenaaia van de
uitvoering. Baoeien da schilderkunst niet
als ware het schilderij een techniek-gebak,
bereid naar de voorec driften van een verouderd
keukenhoek; pasticheer niet den
schildersty'l van oude meesters, noch tracht te
evenaren de werking van den tyd op de
verven, die de kleuren een natuurlijken
emailglans by'zet. Haal niet nit de garderobe
eener vroegere Romantiek tooneelgerei en
gewaden te voorschyn, roestig en verfrom
meld, om er banale verbeeldingen of
conventioneele compositie's mee pp te smukken.
Een stygerend paard, een ridder naar den
eisen met degen en gepluimde barret, een
smachtende jonkvrouw in de juiste kleeding,
volgens de costunmboeken, zyn wel ge
schikte bestandeelen voor de inscèaeering
van «en romantisch tafereel, maar maak
er dan niet vertoon mee gelijk een
tooneelgezelschap uit de Jordaan, dat zoo
gewicütig met Amsterdamech dialect een
treurspel kan opvoeren. Tracht ook niet een
held te zyn in de dramatische kunst met
een voorstelling van den val der engelen of
zoo iets. Doe niet aan verheven dichterlijk
heid, aan een weienlooae idealizeering der
wezenlijkheid, die per slot niet anders is dan
een nncntere omechrjjving van de ideëele
opvattin?. Bepaal n by het streven naar uit
drukking der blygcstemdheid in een van
licht doorvloeid lente-landschap, en maak
er geen rococo-styl van door het te pronk
zetten van een naakt vrouwenfigunrije onder
een bloeienden vruchtboom. Ean ander meent
het monopolie te beaitten van een
romantizeering der werkelykneid en schildert met
een gelijkmatigheid, als besigde hy er
schab loc en voor, het eene doek na het ander,
flaitspelende hoerenkinderen nit een
Vauderille. Liefhebber niet in verheven ge
stemde, in ideeën-rijke, ia romantischekaust.
W. STBENHOFF.
Een ei aifór naar aanleiding ra de liten.
Wie met grootecne verwachtingen de inter
nationale kunsttentoonstelling te Rome be
zoekt, zal zich zeker teleurgesteld voelen.
Ue zalen aan zalen vol groote en kleine
schilderyen die van heinde en ver hierheen
zijn gebracht, bieden voor hem die in het
heden reeds grootheid in komst zich dacht,
een treurigen aanblik. Welk een verwarrende
chaos, en hoe uiterst vermoeiend is bet
tusachen zooveel banaliteit hier ea daar iets
te vinden, dat wersely'k op dan naam kunst
werk mag aanspraak maken. Voor nagenoeg
alle landen geldt nier hetzelfde; dikwijls wordt
men getroffen door schoolse ne bekwaamheid,
door het vernuft, waarmede velen achter
techBiich raffinement hnn gemis aan inhoud
wille a verbergen, doch een glorieus bereiken
of waarachtig eerlijk streven is slechts schaars
te ont lekken.
Niettegenstaande al deze bedenkingen be
hoeven wy Hollanders ten opzichte van onze
af de SUB g niet geheel onvoldaan te zijn. Im
mers, waarop wjj werkelijk trotsch mogen
zijn is, dat wij h -t werk kannen toonen v*n
een der allergrootsten van onzen tijd, n.l.
dat van Josef Israël?. Bij al het leege vernuft,
de zacht naar uiteriijken schyn, die, zooals
ik zeide, alle landen beheerscht, treft ons
des te meer het groote en diepe sentiment
dat dezen kunstenaar de meerdere doet zyn
van al zyn tydgenooten.
Wat onze ty'd te aanschouwen geeft, de
groote smart van het vereenzaamde indiridn,
de hopeloosheid van een heien, waarvoor
geen morgen meer daagt, de stille berusting
door den wij se daardoor gevonden, van de je
gevoelens heef» I^raels ons een beeld gegeven.
Dat wühet werk va a .desen, nu helaas ge
storven, groot en meester konden laten zien,
is voor ons Hollanders de grootste doch ook
eenige triomf, wat on se af deeling verder biedt
is bedroevend weinig.
Terwijl vele afieelingen van een wel vaak
opdringerig, doch bedrijvig j mg leven ge
tuigen, heeracat in de on ie een suffe
begiafenisitemnung.
Een drukkende duffe a' mosfee r beheerscht
zoozeer onze schilderijenzalen dat enkele goede
inzendingen als van Breitner en Isaaelsraele,
Voerman, Hart Niobrig, Tooien Ha verman
en een paar anderen onmogelijk tot hun
recht kunnen komen.
Dit is te meer te betreuren omdat wy in
een zoeken naar nieuwe banen waarlijk niet
ten achter staan, doch de groote font is. dat
het inrichten van buitenlandsche kunstten
toonstellingen ten onzent steeds wordt over
gelaten aan een commissie, grootendeels be
staande uit bestuursleden van de twee
voornaamste kanetgenootscbappen : Arti et
Amicniae en Paichri 8 ndio. Niet alleen heeft
in deze besturen geen enkel op den voorgrond
tredend modern voelend kunstenaar zitting,
doch door de betreurenswaardige macht dis
de kunsthandel m den laatsten tijd heeft
veroverd, aijn Arti noch Paichri
onafhinkelyk genoeg, om den invloed daarvan nit
hunne han telingen te weren.
doe ware het anders mogely'k, dat het
bijeenbrengen van een collectie schilderyen
van overladen meesters, die ter opluistering
van de Holiandsche afdeeling werd ingezon
den, overgelaten werd aan de firma B u ff a
en Zn., waarvan men uiteraard geen andere
dan commercieele overwegingen mag ver
wachter.
Ook in de Enge'sche afieeling vindt men
weinig van don invloed der moderne bewe
ging, die u!t Frankrijk afkomstig, onmis
kenbaar van zoo gruo en invloed blykt, niet
alle«n in geheel Europa, maar eelfd inCaina
en Japan.
Wat hiervan de oorzaak is, dat de aange
boren distmc ie der EotieUchen henafkeerig
doet zyn va a het onsmakelijk realisme, of
het reciatneachtiue dat deze beweging heeft
meegebracht, of dat de eerst verleden jaar
te Londen «i-houden, eerste
post-irapressioniats" tent jon -telling nog niet voldoende
haar invloed beeft doen gelden, het valt hier
te Rome moeie yk uit te maken ; zsker is,
dat wat desondanks de Engelscne afdeeling
?200 buitengemeen interessant maakt, de
JOHAN BBAAKENSIEK,
door zyn Academie-kameraad, den schilder Jan Voerman, op 18 jarigen
leefty°d geconterfeit. Potloodschets, door Voerman aan Braakensiek
op zyn jubileum ten geschenke toegezonden.
schitterende retrospectieve afdeeling is, by
welker samenstelliyg blijkbaar niet de
verkospswaarde der schilderyen heeft
voorgeieten en waar behalve de groote romantici
by'na alle prea-raphaellieten te zien zijn.
Van de overige afdeelingen ia zeker die
van Oostenrijk wel het belangrijkst. De mid
den hall van het sierlijke paviljoen wordt
geheel door Gastav Klimt in beslag genomen,
die in een reeks uitstekende werken, on i
toont waar het moderne streven heen voert.
Onmiskenbaar staat Klimt in enkele uitingen
onder invloed van Taorop, dezelfde gewrongen
vrouwefiguren die Toorop's 'werken nit een
vroegere periode typeeren, vindt men op zyn
groote middendoek, maar daarbij heelt Klimt
veel meer raffinement in zyn
klenrtegenstellingen en zyn al zyn schilderyen ook zyn
portretten, van een ongemeen decoratieve
werking. Dezelfde' frissche openheid in kleur
zonder schreeuwerig banaal te ayn,kenmerkt
de geheele Oostenryksche afdeeling; de kleine
maar keurige collectie voortbrengselen van
kunstnijverheid die een voorzaaltie siert, s
al dade'yïvan een innemend opgewekte
fleurigheid! en in hetzelfle zaaltje hangt een
uitstekende verzameling grafiiche kunst.
Bij het dporloopen der overige afdeelingen
treft ons, ik zei het hierboven reeda, zeer
weinig wat ons uitermate boeit. De bekende
niet eens heel knappe sensatie schilderyen
der Franechen, de degelijke maar zware,
gevoalige maar veelal sentiraenteele uitingen
der Dnitschers, de baarbaarich onsmakelijke
ait Sarviëen Rusland, de brillante maar op
pervlakkige der Italianen en Spanjaarden,
zelfs technisch volmaakte werken alt de por
tretten van Sargent, de vlijmscherp geobser
veerde en brutaal zeker geschilderde doeken
van Znloaga laten ons betrekkelijk kond,
tot op eens, in de met veel overmatige
drukte, modern doende Zwitserache af
deeling, wy getroffen worden door den
magistraten Houthakker" van Hodler. By
deien Zwitser en by den Oostenrijker
Klimt hooren wy waarlijk eennieuw geluid,
wel zeer verschillend en individueel, maar
beidejn, Klimt de verfijnde sensneele aristo
craat en Hadier de ruige Zwitser, hebben
een gemeenschappelijk streven naar het
stijlvolle.
De tyd il nu gelukkig voorbij dat ieder
schilder die niet volgens het bekende recept
tracht te uiten wat hem tot arbeiden bewoog,
als volslagen idioot of belust pp reclame
werd gebrandmerkt. Sedert Vincent van
Gogh'd gepassioneerde uitingen ons als een
openbaring waren, Toorop in aansluiting met
de Belgische Vingtisten zyn ultra
individseele, immer hoogst belangrijke werken schiep
en om by ons land te bly ven, der Kinderen,
voortbouwend op oude tradities, de tchildery
vorm als kunstuiting te eng werd, begonnen'
vele jongeren het pad te verlaten dat de
officieel gesanctioneerde kunst hen aangaf.
Hieruit ontstond noodzakelijkerwijs de chao
tische toestand waarvan de tentoonstelling
te Rome ons het dikwerf bedroevende heden,
maar tegely'k ook de schoon glorende toekomst
lait zien. Want niet plotseling wordt een
tijdperk van bloei, als het impressionisme
ontegenzeggelijk was. door een ander opge
volgd, langzamerhand zal met de kentering
der tijden eerst weer een nieuwe opleving
mogely'k «y'n.
Maar ook andere oorzat en werken er thans
nogtoe mede om den toestand te vertroebelen.
Het schilderij als vrye uiting uiteraard een
ding op zichzelf, werd hoe langer hoe minder
gedacht binnen de omgeving waarin het zyn
plaats behoort te vinden. Niet meer het
intieme huiselijk intérieur, maar de tentoon
stellingszaal werd de omgeving waarin het
kunstwerk beoordeeld zou worden, en op
deze plaats der vrye concurrentie wordt het
een marktgeschreeuw om slecnts attentie te
trekken, dat vaak in zinneloos brullen over
slaat. Zij die niets te vertellen hebbend, toch
'trachtten een plaats te veroveren, namen van
de modernen slechts de uiterlijke formule
over; alle werkelijk ernstige zoekers kregen
hnn leege navolgers, de passie van Vincent
werd omgezet in hysterisch kabaal, en zoo
ontstond het curiense verschijnsel, dat wat
als uiterst individualisme ter tentoonstelling
te Rome werd ingezonden, dikwerf door zyn
innerlijke armoede even onuitstaanbaar ia
als de suffe navolgingen van de Marissen,
Mauve en hun tydgenooten in de Holiandsche
afdeeling.
Ondanks deze vroege ontaarding zal toch
door de modernen de toekomst zich open
baren.
Aan het nadoen van den niterlyken vorm
ligt voor velen de ontevredenheid met het
beitaande ten grondslag; verborgen en on
bewust nemen zy in groote lijnende eischen
over, die in komende ty'den aan de kunst
gesteld zullen worden. Die eischen doen zich.
reeds thans pp een enkel ondergeschikt, doch
in onze samenleving waarlijk niet onbelang
rijk gebied gelden; voor de decoratieve
tendenzen die de moderne kunstrichting
beheerschen, is reeds een productieve toe
passing gevonden met de moderne
reclameprenten. Hier vindt men logisch toegepast
wat op schilderykunst misplaatst is, hier
wordt een aan het oog opdringen gevraagd,
zoowel door kleur als door sterk sprekende
lijnverbindingen.
Het dankt my geen toeval te zyn, dat
kunst en maatscaappjj eischen hier samen
treffen; ook andere leekenen zyn er, die er
op wysen, dat weldra de kunstenaar Biet
meer als nu buiten het maatscaappelyk ver
band zal staan, doch daaraan den luister zal
geven, evenals in vroegere bloeitydperken
der beschaving. De behoefte naar het voor
op zetten van de idee in een kunstwerk, die
nu door de beste modernen overal wordt
gevoeld, zal eerst dau haar volle bevrediging
vinden, als de maatschappij den kunstenaar
zal behoeven om grootsche ideeën te veraan
schouwelijken. Vooralsnog wordt hier te
lande zoomin als elders, den décoratieven
kunstenaar de gelegenheid geboden om zich
te uiten; 1) i de kunstenaar van nn, die zyn
tyd in zyn werk wil verbeelden, kan daarom
niet anders doen, dan voortbouwend op de
groote knnsttradities, de synthese zoeken van
wat het verleden gaf en wat de toekomst
belooft.
De Bchilderyvorm is voorloopig de eenige,
die hem ten dienste staat om zich te uiten;
hem rest dus slechts om in dezen tyd van
overgang zich van dien vorm te bedienen,
om zich voor te bereiden voor het werk
waartoe meer evenwichtige tyden hem zullen
roepen.
Het gevoel van triomf dat de aanwezigheid
van Jozef Israël's kunst in onze afdeeling der
tentoonstelling te Rome gaf, behoeft dui na
. 1) Slechts by uitzondering kan er sprake
zyn van opdrachten als Koland Holst' mooie
muurschildering in het gebouw van den Alg.
Nederl. Diamantbew. Band, waar door
bizondere omstandigheden, hier de gunstige en
voorlijke toestand waarin de
diamantbewerkersorganisetie zich bevindt, een overeen
stemming in ideeën tnsschen lastgever ea
kunstenaar kon bestaan.
JOBAN ?Ji KAI,
formeel tot minis'er-president van China
benoemd. Photogrefie tijdens de periode
van zyn ongenade door een
amiteurphotograaf genomen en aan de
Illuitiat'on afgestaan.