De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 12 november pagina 7

12 november 1911 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Ko. 1794 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Travesti. De Amsternamsche jongen. f| «rop attent maakte: Wat «nder.6teuB.de het expressieve spel der actrice het spel van den overweldigenden boer en hielp hem hetgewenschte effect te bereiken. Want dit ook kan van M w. Mann worden gezegd, dat zij niet, als zoo vele sterren die uit de Roman tische school z$n voortgekomen, alleen nlnmlnlIIIHIHIIIIIIIIIIIMIIIIMIIIllllllmiMIlmilllMIIIIMIlnlIlllllllllllllnlIIIIMIMIIIMtMIIlmMMMItMIMHIH het succes zoekt der eigen creatie. Het was niet alleen in het genoemde tooneel dat haar spel andere r spel ondersteunde en tot het verkrijgen van een ge heel samenwerkte. En ook: zij*weet zich, als dit gewenscht lijkt, ter wille van de andere rol, of de andere rollen, te beperken. Zij zelf geeft van dit laatste een voorbeeld in het bedoelde interview: Natuurlijk heb je rekening te houden met het spel van de anderen. In dat laatste stuk van ons, De Volks t r ibuun, sta ik als moeder tusschen Jan C. en de zoon. Ik ben moeder; het gaat müook aan; 't is toch mijn kind! A.ls ik nu te keer zou gaan, in tranen uitbarsten, Jan O. om z'n hals vallen, lamenteeren en smeeken, was ik volkomen verantwoord. Miar Jan C. zou al heel gauw bij me komen, of ik het de volgende keer wou laten, 't Bedierf zijn spel. Met een vrouw aan z'n hala kan hjj de scène niet spelen. Ik mag het dus zóó niet doen. Ieder moet z'n kans hebben, waar het licht «p h u m v a 11. En passief blijft toch genoeg te doen...." Mevrouw Mann behoort tot de groote tooneelspeelkunst, zeiden we. Niet in de laatste plaats door haar stijl. E o in het b;i z 9 n e r e: de bepaalde creatie, menschharer-verbeelding, legt zij, door haar groote persoonlijkheid, haar groot-kunstenaarschap iets van: het algemeen e. Hare liefhebbende vrouwen bezitten iets van de liefhebbende vrouw of van de l i e f d e-v r o u «v (in tal van nuances), hare bezorgde en lijdende moeders iets van de bezorgde en lijdende moeder. Een Macht-van-B oosheid was hare Wassilissa in Naeht-asy-1." Houden wij de groote vrouw in eere! FRANS MIJASSEN. Kardinaal W. M. VAN ROSSUM, sedert bijna vier eenwen de eerste Nederl. Kardinaal. Zyn directe voorganger heette Willem Enke voort, geboortig nit Mierlo (N-Br.), die door zyn vriend en bescher mer, den Nederlandichen Paus AdriaHns VI, den lOden September 1523 tot de waardigheid van Kardinaal werd ver heven. Kardinaal van Rossnm is in 1854 te Zwolle geboren; hij trad in 1873 in de orde der Redemptoristen, was leeraar en reetor te Roermond en te Wittem, totdat hy in 1895 naar Rome geroepen werd om er verschillende hooge kerkelijke waardigheden te bekleeden. Man kan in sgn verheffing tot Kardinaal de erken ning cien door den Pauselyken Stoel van de tegen woord i «e beteekenis der Katho lieken in het Nederlandsche Siaatsleven. inirniHimniMiiiiiiMiiiiiiiiiiiriniiiHiiinriMHiiiiiirriMiniMiiiiiitiiHtrM Tatansteliifli in de Larer.cne Knnstnanflel. Deze tentoonstelling schijnt wel een mani festatie te zyn van de schilders, die zich onlangs hebben aangesloten onder de lens van: de kunst van de Idee. Zoo bestaat er ?dan na eens een richting zonder isme" en men zou wel kunnen zeggen: dat is 'n nieuw idee in onzen ty'd van wispelturigheid Hit overspanaen zelfbewustzijn. De Idee," ge nomen dan in den meest ruimen zin, vormt echter het merg van alle kunstwezen; want door de kunst wel in het by zonder, getuigt de superioriteit van den mensen als het schepsel met rede begaafd. Bij het redelooze dier, dat kunstige bouwself maakt of voor de veiligheid van zijn bestaan vernuftige regelin gen treft, ontkennen we het aanwezig zyn van doelbewustheid en zien er slechts de onper soonlijke redewerking van de natuur, die naar de alganache bestendiging streeft. Maar het dier heeft in zyn redeloosheid het op den mensch weer vóór, dat het by de uitwerking van zyn instincten niet verwijlt in zelf ge noeg&ame bespiegeling; en als we een pauw of kalkoenschen hean wel een praalbaas noemen, weten we toch beter, is hy voor ons het zinnebeeld van ijdel vertoon en gekun steldheid: het zinneloos bestreven der schoonheid. Alle .kunst gaat dus van een Idee, of een geheimzinnige uitwisseling van gedachte en gevoelswerking uit, niet alleen de kunst maar ook de wetenschap, en alle actie waaraan het intellect deel heeft. Maar, waar in 'C besef van de noodzakelijkheid der idee aan wezigheid tot het voortbrengen van kunst, dat essentieele bestanddeel kunstmatig wil ge kweekt zyn, zichzelf opgedrongen wordt, .is er slechts de erbarmelijke menschelyke wille keur, die, verdwaald in de averechtsche be wegingen van zyn bewustzijn, op den gang der natuur wil ingrypen. Want de Idee ont staat niet uit een maatschappelijke navraag naar kunst, maar dese verschijnt nit het aanwezig zyn van de Idee. Iemand, die geen eetlust heeft, zal het niet gelnËken een hongerigen staat te simnleeren. Nn wil ik hiermee nog i iet beweren, dat deze vertegenwoordigers van een zoogenaamd allen ienwste st>coming, zelfgenoegzamen zyn of pronkers met een boven den geest der hedeiitijdsche kunst verheven ideaal; wél meen ik, dat zy allicht ween oedig terug blikkend naar kunstuitingen van grootere geslachten, zich zelf misleiden uit sentimenteele verlangens of persoonlijke ij versacht. E venzoo is het zinneloos te verwachten, dat een onder vondene vreugde uit ver leiene jaren nog eens herleefd kan worden, al zou weer het milieu gearrangeerd worden, geheel over eenkomstig aan dat waarin eenmaal de vreugde genoten werd. Dat zon een naderen zyn aan den staat van hemelsche bevrediging . L'appétit vient en mangeant kan hier ook niet gelden; eerder moet by de overprikkeling van den smaak, die. het wezen der tegenwoordige kunst kenmerkt, de eetlust door een streng dieet van deugdelijke en sobere spijten weer aangewakkerd worden. Dna, met een schouderophalen over de illnsie's gelijk deze jongeren ze koesteren voor een verheffing der kunst, zon men hnn willen toevoegen: roept n niet in '( openbaar nit tot kunstenaars van de Idee, maar tracht eenvoudig n te toonen knnstenaaia van de uitvoering. Baoeien da schilderkunst niet als ware het schilderij een techniek-gebak, bereid naar de voorec driften van een verouderd keukenhoek; pasticheer niet den schildersty'l van oude meesters, noch tracht te evenaren de werking van den tyd op de verven, die de kleuren een natuurlijken emailglans by'zet. Haal niet nit de garderobe eener vroegere Romantiek tooneelgerei en gewaden te voorschyn, roestig en verfrom meld, om er banale verbeeldingen of conventioneele compositie's mee pp te smukken. Een stygerend paard, een ridder naar den eisen met degen en gepluimde barret, een smachtende jonkvrouw in de juiste kleeding, volgens de costunmboeken, zyn wel ge schikte bestandeelen voor de inscèaeering van «en romantisch tafereel, maar maak er dan niet vertoon mee gelijk een tooneelgezelschap uit de Jordaan, dat zoo gewicütig met Amsterdamech dialect een treurspel kan opvoeren. Tracht ook niet een held te zyn in de dramatische kunst met een voorstelling van den val der engelen of zoo iets. Doe niet aan verheven dichterlijk heid, aan een weienlooae idealizeering der wezenlijkheid, die per slot niet anders is dan een nncntere omechrjjving van de ideëele opvattin?. Bepaal n by het streven naar uit drukking der blygcstemdheid in een van licht doorvloeid lente-landschap, en maak er geen rococo-styl van door het te pronk zetten van een naakt vrouwenfigunrije onder een bloeienden vruchtboom. Ean ander meent het monopolie te beaitten van een romantizeering der werkelykneid en schildert met een gelijkmatigheid, als besigde hy er schab loc en voor, het eene doek na het ander, flaitspelende hoerenkinderen nit een Vauderille. Liefhebber niet in verheven ge stemde, in ideeën-rijke, ia romantischekaust. W. STBENHOFF. Een ei aifór naar aanleiding ra de liten. Wie met grootecne verwachtingen de inter nationale kunsttentoonstelling te Rome be zoekt, zal zich zeker teleurgesteld voelen. Ue zalen aan zalen vol groote en kleine schilderyen die van heinde en ver hierheen zijn gebracht, bieden voor hem die in het heden reeds grootheid in komst zich dacht, een treurigen aanblik. Welk een verwarrende chaos, en hoe uiterst vermoeiend is bet tusachen zooveel banaliteit hier ea daar iets te vinden, dat wersely'k op dan naam kunst werk mag aanspraak maken. Voor nagenoeg alle landen geldt nier hetzelfde; dikwijls wordt men getroffen door schoolse ne bekwaamheid, door het vernuft, waarmede velen achter techBiich raffinement hnn gemis aan inhoud wille a verbergen, doch een glorieus bereiken of waarachtig eerlijk streven is slechts schaars te ont lekken. Niettegenstaande al deze bedenkingen be hoeven wy Hollanders ten opzichte van onze af de SUB g niet geheel onvoldaan te zijn. Im mers, waarop wjj werkelijk trotsch mogen zijn is, dat wij h -t werk kannen toonen v*n een der allergrootsten van onzen tijd, n.l. dat van Josef Israël?. Bij al het leege vernuft, de zacht naar uiteriijken schyn, die, zooals ik zeide, alle landen beheerscht, treft ons des te meer het groote en diepe sentiment dat dezen kunstenaar de meerdere doet zyn van al zyn tydgenooten. Wat onze ty'd te aanschouwen geeft, de groote smart van het vereenzaamde indiridn, de hopeloosheid van een heien, waarvoor geen morgen meer daagt, de stille berusting door den wij se daardoor gevonden, van de je gevoelens heef» I^raels ons een beeld gegeven. Dat wühet werk va a .desen, nu helaas ge storven, groot en meester konden laten zien, is voor ons Hollanders de grootste doch ook eenige triomf, wat on se af deeling verder biedt is bedroevend weinig. Terwijl vele afieelingen van een wel vaak opdringerig, doch bedrijvig j mg leven ge tuigen, heeracat in de on ie een suffe begiafenisitemnung. Een drukkende duffe a' mosfee r beheerscht zoozeer onze schilderijenzalen dat enkele goede inzendingen als van Breitner en Isaaelsraele, Voerman, Hart Niobrig, Tooien Ha verman en een paar anderen onmogelijk tot hun recht kunnen komen. Dit is te meer te betreuren omdat wy in een zoeken naar nieuwe banen waarlijk niet ten achter staan, doch de groote font is. dat het inrichten van buitenlandsche kunstten toonstellingen ten onzent steeds wordt over gelaten aan een commissie, grootendeels be staande uit bestuursleden van de twee voornaamste kanetgenootscbappen : Arti et Amicniae en Paichri 8 ndio. Niet alleen heeft in deze besturen geen enkel op den voorgrond tredend modern voelend kunstenaar zitting, doch door de betreurenswaardige macht dis de kunsthandel m den laatsten tijd heeft veroverd, aijn Arti noch Paichri onafhinkelyk genoeg, om den invloed daarvan nit hunne han telingen te weren. doe ware het anders mogely'k, dat het bijeenbrengen van een collectie schilderyen van overladen meesters, die ter opluistering van de Holiandsche afdeeling werd ingezon den, overgelaten werd aan de firma B u ff a en Zn., waarvan men uiteraard geen andere dan commercieele overwegingen mag ver wachter. Ook in de Enge'sche afieeling vindt men weinig van don invloed der moderne bewe ging, die u!t Frankrijk afkomstig, onmis kenbaar van zoo gruo en invloed blykt, niet alle«n in geheel Europa, maar eelfd inCaina en Japan. Wat hiervan de oorzaak is, dat de aange boren distmc ie der EotieUchen henafkeerig doet zyn va a het onsmakelijk realisme, of het reciatneachtiue dat deze beweging heeft meegebracht, of dat de eerst verleden jaar te Londen «i-houden, eerste post-irapressioniats" tent jon -telling nog niet voldoende haar invloed beeft doen gelden, het valt hier te Rome moeie yk uit te maken ; zsker is, dat wat desondanks de Engelscne afdeeling ?200 buitengemeen interessant maakt, de JOHAN BBAAKENSIEK, door zyn Academie-kameraad, den schilder Jan Voerman, op 18 jarigen leefty°d geconterfeit. Potloodschets, door Voerman aan Braakensiek op zyn jubileum ten geschenke toegezonden. schitterende retrospectieve afdeeling is, by welker samenstelliyg blijkbaar niet de verkospswaarde der schilderyen heeft voorgeieten en waar behalve de groote romantici by'na alle prea-raphaellieten te zien zijn. Van de overige afdeelingen ia zeker die van Oostenrijk wel het belangrijkst. De mid den hall van het sierlijke paviljoen wordt geheel door Gastav Klimt in beslag genomen, die in een reeks uitstekende werken, on i toont waar het moderne streven heen voert. Onmiskenbaar staat Klimt in enkele uitingen onder invloed van Taorop, dezelfde gewrongen vrouwefiguren die Toorop's 'werken nit een vroegere periode typeeren, vindt men op zyn groote middendoek, maar daarbij heelt Klimt veel meer raffinement in zyn klenrtegenstellingen en zyn al zyn schilderyen ook zyn portretten, van een ongemeen decoratieve werking. Dezelfde' frissche openheid in kleur zonder schreeuwerig banaal te ayn,kenmerkt de geheele Oostenryksche afdeeling; de kleine maar keurige collectie voortbrengselen van kunstnijverheid die een voorzaaltie siert, s al dade'yïvan een innemend opgewekte fleurigheid! en in hetzelfle zaaltje hangt een uitstekende verzameling grafiiche kunst. Bij het dporloopen der overige afdeelingen treft ons, ik zei het hierboven reeda, zeer weinig wat ons uitermate boeit. De bekende niet eens heel knappe sensatie schilderyen der Franechen, de degelijke maar zware, gevoalige maar veelal sentiraenteele uitingen der Dnitschers, de baarbaarich onsmakelijke ait Sarviëen Rusland, de brillante maar op pervlakkige der Italianen en Spanjaarden, zelfs technisch volmaakte werken alt de por tretten van Sargent, de vlijmscherp geobser veerde en brutaal zeker geschilderde doeken van Znloaga laten ons betrekkelijk kond, tot op eens, in de met veel overmatige drukte, modern doende Zwitserache af deeling, wy getroffen worden door den magistraten Houthakker" van Hodler. By deien Zwitser en by den Oostenrijker Klimt hooren wy waarlijk eennieuw geluid, wel zeer verschillend en individueel, maar beidejn, Klimt de verfijnde sensneele aristo craat en Hadier de ruige Zwitser, hebben een gemeenschappelijk streven naar het stijlvolle. De tyd il nu gelukkig voorbij dat ieder schilder die niet volgens het bekende recept tracht te uiten wat hem tot arbeiden bewoog, als volslagen idioot of belust pp reclame werd gebrandmerkt. Sedert Vincent van Gogh'd gepassioneerde uitingen ons als een openbaring waren, Toorop in aansluiting met de Belgische Vingtisten zyn ultra individseele, immer hoogst belangrijke werken schiep en om by ons land te bly ven, der Kinderen, voortbouwend op oude tradities, de tchildery vorm als kunstuiting te eng werd, begonnen' vele jongeren het pad te verlaten dat de officieel gesanctioneerde kunst hen aangaf. Hieruit ontstond noodzakelijkerwijs de chao tische toestand waarvan de tentoonstelling te Rome ons het dikwerf bedroevende heden, maar tegely'k ook de schoon glorende toekomst lait zien. Want niet plotseling wordt een tijdperk van bloei, als het impressionisme ontegenzeggelijk was. door een ander opge volgd, langzamerhand zal met de kentering der tijden eerst weer een nieuwe opleving mogely'k «y'n. Maar ook andere oorzat en werken er thans nogtoe mede om den toestand te vertroebelen. Het schilderij als vrye uiting uiteraard een ding op zichzelf, werd hoe langer hoe minder gedacht binnen de omgeving waarin het zyn plaats behoort te vinden. Niet meer het intieme huiselijk intérieur, maar de tentoon stellingszaal werd de omgeving waarin het kunstwerk beoordeeld zou worden, en op deze plaats der vrye concurrentie wordt het een marktgeschreeuw om slecnts attentie te trekken, dat vaak in zinneloos brullen over slaat. Zij die niets te vertellen hebbend, toch 'trachtten een plaats te veroveren, namen van de modernen slechts de uiterlijke formule over; alle werkelijk ernstige zoekers kregen hnn leege navolgers, de passie van Vincent werd omgezet in hysterisch kabaal, en zoo ontstond het curiense verschijnsel, dat wat als uiterst individualisme ter tentoonstelling te Rome werd ingezonden, dikwerf door zyn innerlijke armoede even onuitstaanbaar ia als de suffe navolgingen van de Marissen, Mauve en hun tydgenooten in de Holiandsche afdeeling. Ondanks deze vroege ontaarding zal toch door de modernen de toekomst zich open baren. Aan het nadoen van den niterlyken vorm ligt voor velen de ontevredenheid met het beitaande ten grondslag; verborgen en on bewust nemen zy in groote lijnende eischen over, die in komende ty'den aan de kunst gesteld zullen worden. Die eischen doen zich. reeds thans pp een enkel ondergeschikt, doch in onze samenleving waarlijk niet onbelang rijk gebied gelden; voor de decoratieve tendenzen die de moderne kunstrichting beheerschen, is reeds een productieve toe passing gevonden met de moderne reclameprenten. Hier vindt men logisch toegepast wat op schilderykunst misplaatst is, hier wordt een aan het oog opdringen gevraagd, zoowel door kleur als door sterk sprekende lijnverbindingen. Het dankt my geen toeval te zyn, dat kunst en maatscaappjj eischen hier samen treffen; ook andere leekenen zyn er, die er op wysen, dat weldra de kunstenaar Biet meer als nu buiten het maatscaappelyk ver band zal staan, doch daaraan den luister zal geven, evenals in vroegere bloeitydperken der beschaving. De behoefte naar het voor op zetten van de idee in een kunstwerk, die nu door de beste modernen overal wordt gevoeld, zal eerst dau haar volle bevrediging vinden, als de maatschappij den kunstenaar zal behoeven om grootsche ideeën te veraan schouwelijken. Vooralsnog wordt hier te lande zoomin als elders, den décoratieven kunstenaar de gelegenheid geboden om zich te uiten; 1) i de kunstenaar van nn, die zyn tyd in zyn werk wil verbeelden, kan daarom niet anders doen, dan voortbouwend op de groote knnsttradities, de synthese zoeken van wat het verleden gaf en wat de toekomst belooft. De Bchilderyvorm is voorloopig de eenige, die hem ten dienste staat om zich te uiten; hem rest dus slechts om in dezen tyd van overgang zich van dien vorm te bedienen, om zich voor te bereiden voor het werk waartoe meer evenwichtige tyden hem zullen roepen. Het gevoel van triomf dat de aanwezigheid van Jozef Israël's kunst in onze afdeeling der tentoonstelling te Rome gaf, behoeft dui na . 1) Slechts by uitzondering kan er sprake zyn van opdrachten als Koland Holst' mooie muurschildering in het gebouw van den Alg. Nederl. Diamantbew. Band, waar door bizondere omstandigheden, hier de gunstige en voorlijke toestand waarin de diamantbewerkersorganisetie zich bevindt, een overeen stemming in ideeën tnsschen lastgever ea kunstenaar kon bestaan. JOBAN ?Ji KAI, formeel tot minis'er-president van China benoemd. Photogrefie tijdens de periode van zyn ongenade door een amiteurphotograaf genomen en aan de Illuitiat'on afgestaan.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl