Historisch Archief 1877-1940
. 1795
DE AMSTEBDAMMER
A°. 1911.
WEEKBLAD YOOE NEDEKLAND
redactie -van. IMIr. HE. IP. L.
Mt nummer bevat een bijvoegsel
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1381 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden ...... f 1.50, fr. p. post ? 1.65
Toot Indiëper jaar, bq vooruitbetaling , , mail 10.
£hondflrftjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/j
Zondag 19 November.
Advertentiën van l?5 regels ? 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de fmantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel
. ?0.25
. ,0.30
. .0.40
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: HetLeidsch
Excec. De Vrede en srjne Prediking.
FBU1LLBTON: Bóitelle, naar bet FranBch
Gay de Manpassan'. KON8T EN
EREN: 'c Eerste Bedrijf,
ooraprouroman van Geen Onbekende,
beoorwa Frans Coenen. Ce
zweiftechvttt i)nette, door Aagiata van Slooten,
beoordeeld door v. d. E. Boeken van en
TOOT Kinderen, door Heasel Jongama.
Hogm»*I«: Da kinematograaf als Hervormer",
door A. Dgkgraaf. B E SIC UIEN.
VEOUWENRUBBIEK: Ellen Ker en baar
jahawe woning strand" te Alvastra, met af b.,
dflor D. Logeman-van der Willigen.
A.LLBELEI, «oor A legra. UIT DE TAEUTTR,
door E. Heiman*. Goethe't) Fanst, met afb.,
dèor C. 8. Adama van Scbelteooa, beoor
deeld door prof. dr. J. J. A. N. Frantzen.
Johannea Addens f. niet portret, door Albert
Verwey. Mevr. W. van der Horst- van der
Logt Melstrt, met portret, door Frans
MjjnsBen. I<atina lingn», dcor .Wencel
Frankentölle. OHARIVARI. FINANCIEELE
EN OECOS0MI9CHE KRO^EK. i<*ni v.
d. M. en r. d. 8. INGEZONDEN
HCHAAK8"EL. OAMRUBRIEK.
ADVER TENTIEN.
?UUimilllllIIIIIIIIIIIIIIIIIIimilllllllllHMHIMMIMMMIIimiilllllllllMIHIII
Het Leidsch Exces.
Wat vela autoriteiten steeds zooveel
mogelijk hebben getracht aan déopen
baarheid te onttrekken, de volledige
kennis van de ruwheid der
studentenzeden, is nu, zij het dan op zonderling
geheimzinnige wijze, het onderwerp van
dan dag.
?Aanleiding is geweest de meer dan
gewone zedeloosheid van het Leidsehe
groansntheater". Daar bleken jonge,
gedeeltelijk met het onderwerp, door
henzelvei behandeld, nog onbe'kende
aankomslingcn, door een op succes be
luste thaatercommissie te zijn gebruikt
ia een stuk, dat het Utrechtsch corps,
ddor het te doen belachen, vernederen
moest. Zooals men vee t zijn Utrecht en
Leiden in studentelijken adeldom en het
Bier-slaan ernstige mededingers: waar
bovendien een bijzondere aanleiding
bestond om op de Utrachtsche
grootdeeners" gebeten te zijn, kraag de
tooneelsatyre den scherpsten vorm. Nu
roemt men Utrechtenaren in de Leidsche
S udentaai schimpanderwijze voorstan
ders van die liefde, die Hat ons maar
zeggen ook bij de Grieken niet onge
acht was, en zoo kwam het groene
ntieater in het teeken der ongetolereerde
liefdesbetuiging.
Dit is zeker verregaand, doch veel
verder gaand dan hetgeen, naar de ge
tuigenis van wie het kennen, in het
Corpsleven van Leiden en Utrecht gewoonte is,
kan men zelfs dit toch eerlijk gezegd niet
noemen.... Een formalist moge zich in
't bijzonder te weer stellen tegen het
officieel" cichet hetwelk deze
comedieYBrtooning had gekregen, en een naïeve
moge zich ergeren aan de dompeling van
groenen"-OB8chuld in zulk een poel,
het corpgleven, zelfs in een «tad als Am
sterdam, was en is een leven vol onge-.
bondenheid en ruwheid: en het is geen
wonder dat het dit in driedubbele mate
is bij die agglomeraties van adellijke en
patricische zoontjes, die in Leiden en
Utrecht worden gevonden.
Da kranten weeklagen nu, of ze van
die prinsjes geen kwaad wisten... Da
kerkelijke organen maken propaganda
voor hun kerkelijkheid: en het schijnt
wel,'als men ze leest, of stuienten, die
als christenen op de bureaux van den
Burgerlijken S. t and staan ingeschreven,
met pantsers van deug i bekleed zijn en als
blatkömannen tusschen 't zwarte kroost
uit paganistische nesten zich bewegen.
Het is zelf-reclame. Ieder, die het studen
te Bleven kent, weet veel te goed, dat
wel de (zeer zeldzaam voorkomende) gods
dienstzin den van alle banden bevrijden
jongen beschermt, zooals, let wel, aller
lei eigenschappen en omstandigheden
dien invloed uitoefenen, maar dat overi
gens de kerkelijkheid als .zoodanig op
.de massa der jeugdige christenen" hoe
genaamd niets uitricht... dan
vroeggekweekte schijnheiligheid.
. Het studentenleven is overal in Neder
land bij wijlen grof... maar vooral met
woorden. Hét is het grofst waar de studie
bijzaak is :het slaat het spoedigst in d a d e n
van liederlij kheid over, waar de
fils a papa zoolang student is als hijzelf
bet wenschr, terwijl de gemakkelijke en
schitterende carrières al voor hem open
liggen, of hij -verstand heeft of niet; het
ondergaat den slechtsten invloed van
eene combinatie van weelde en
kleinsteedsch overwicht als in Leiden en
Utrecht het geval is.
Wij zullen nu niet beweren, dat het
Amstsrdamsche Studentenleven voorbeeldig
is, en dat een Leid c'a Corps, naar Am
sterdam verplaatst, direkt van zijn zonden
zou genezen l maar er behoort toch niet
zoo veel toe om intezien, dat
studentzijn temidden van den ijverigen arbeid
van eene stad van zes Honderdduizend
zieles, een suggestieven invloed heeft
van beteekenis: in het stilstaand water
van het kleinsteedsch bestaan konen de
dingen lichter tot verwording.
Het bovenstaande geeft ons aanleiding
eea vraag te stellen, die zeker wel eens
eer bij dezen of genen inwoner van ons
kleine land zal zijn opgekomen: waarom
moeten wij vier" universiteiten hebben ?
Waarom moeten, vlak naast elkaar, in
betrekkelijk kleine steden: Utrecht en
Leiden, studentengeneraties worden ge
kweekt als in te lauwe broeikassen,
waar gevaar is voor schimmel ? P
Wij hopen, dat er nog eens een regee
ring moge komen, waarin voldoende demo
cratisch inzicht aanwezig is om de
Universitejt van het tot wereldstad wederom
opgroeiende Amsterdam tot eene Rijks
instelling te maken, haar te verheffen
tot het aangewezen centrum van het
Nederlandsch Hooger Oaderwijs, en
minstens n der in Utrecht en Leiden
gevestigde hoogescbolen op te heffen
Als het ontgroeningsschandaal de ge
dachte hiervan wat meer verbreidt, zal
het tenminste ook wat goeds hebben
nagelaten.
De Vrede en zijne Prediking.
Zooals men weet was het Internationale
Vedescongres, dat dit jaar te Rome zou
worden gehouden, oorspronkelijk op
eenige dagen in de maanden October en
November bepaald. Reeds zagen de auto
riteiten van Italië's hoofdstad de voorbe
reiding van dit Vredescongres een goed
eiadweegs ge vorder J, toen da Italiaansche
inval in Tripoli aanleiding was om de
redevoeringen over den Vrede... maar
liever wat uit t» stellen. Dr. J. M. Hoog
vliet te 's-Gravenhage heeft het geluk
kige denkbeeld gehad den voorzitter van
dit uitgestelde Vredescongres om zijne
opinie over... den oorlog te vragen.
En wij danken hieraan een voor ons
Nederlanders bestemd schrijven, dat naar
waarheid wel zeer omslachtig gesteld is,
maar, als men het eenmaal heeft door
gelezen, in dubbel opzicht interessant
blijkt. Ia de eerste plaats maakt men
immers uitvoerig kennis met wat zeker
wel mag heeten: HET Italiaansche stand
punt" (Graaf Argelo de Gubernatis is,
behalve hoogleeraar aas de Universiteit
van Rome en President van het Vredes
congres, een zeer geziene Italiaansche
figuur); in de tweede plaats ziet men
nog eens op 't alltrhelderat de volkomen
machteloosheid van het Vredes-ideaal,
hetwelk dezen President van het Vredes
congres onder meer in all«n ernst in
da pan geeft: dat de Tripolitaansche
oorlog eigenlijk ... een ontzaggelijk stuk
Vrede beteekent.
Wij drukken den briefin zijn geheel af:
Rome, 29 Oktober 1911.
Waarde Heer Hoogvliet.
Het is altijd zeer moeielijk het eens te
worden omtrent een kwestie, wanneer het
gezichtspunt waarvan men uitgaat zeer
verschillend is.
De geachte buitenlandsche vredesvrienden
door wie op 't oogenblik de beweging ge
leid wordt die ons tot den vrede zou moeten
brengen, hebben hun keus bepaald tot n
enkele manier die zij geschikt achten om
haar te verwezenlijken, nl. deze, om de
regeeringen van elk land te dwingen tot
de beslechting van al haar verschilpunten
door beroep op een scheidsrechterlijk hof,
dat niet goed gevestigd en van elk dwang
middel ontbloot is, ten einde de zaken der
wereld volgens billijkheid, menschelijkheid
en rechtvaardigheid te kunnen regelen.
Byna alle hoofde n der pacifistische beweging,
terwijl zij niet ontveinsden hun spijt of
liever hun verontwaardiging, welke nu en
dan overslaat tot een woede niet goed te
begrijpen in wijze en goede persoonlijkheden
die zich uitsluitend ten doel stellen de
wereld in vrede te houden, hun veront
waardiging tegen de diplomatie der groote
mogendheden en hare beschikkingen om
dewereld te regeeren volgens bizondere in
zichten, beheerscht door het gemeenschap
pelijk belang der groote staten tot het
uitbreiden hunner werkingsfeer, onder
handhaving van het statu qiio in haar
tegenwoordig gebied, al deze
pacifiaienhoofden gaan vervolgens, in zeer kennelijke
tegenspraak hiermee, een scheidsrechterlijke
uitspraak beroepen, opdat hierdoor, to.t ver
mijding van een oorlog binnen Europa,
het statu quo toch weer wél ongeschonden
moge blijven.
En dat statu quo in Europa zou willen
zeggen, dat .de Elzassers en de Polen van
Duitschland altijd in rust zonden moeten
blijven en dat zij (tegelijk met de Finnen,
Polen en Armeniërs van Rusland, de
Bohemers, de Polen, de Ruteners, de Eroaten,
de Sjrviërs, de Rumeniërs en de Italianen
van de Oostenrij k-Hongaarsche monarchie
en- de Albanezen, Grieken en Armeniërs
van het Ottomaansche rijk, zouden moeten
afzien van het aanspraak maken op een
zelfstandigen regeeringsvorm. Nu zal echter
de toestand van vrede in Europa nooit
mogelijk zijn zoolang geen recht gedaan
zal zijn aan zooveel rechtmatige eisenen,
die geen gerechtshof van den Haag zal
kunnen vervullen, vóór alles omdat zya
bevoegdheden niet van dien aard zijn om
het vraagstuk der nationaliteiten, dat zich
aan de bevolkingen tot een vredelievende
oplossing heeft voorgedaan, met volstrekte
en gebiedende autoriteit te kunnen uit
maken, en ten tweede omdat het een ijdele
waan is zich t e verbeelden, dat de groote
mogendheden, indien ze uit zichzelve niet
inzien, dat het hun hoogste levensbelang
is de innige wenschen der hun onderworpene
volken te bevredigen, uit eigen beweging
hare zaak zonden willen overdragen aan
een internationaal gerechtshof, dat met
geenerlei souvereine bevoegdheden is be
kleed en dientengevolge ook niet de ge
ringste uitvoerende macht bezit. Daarom
blijft voor de kleine natiën, die bestendig
in Europa door de groote mogendheden
worden onderdrukt, voortdurend de nood ?
zakelijkheid bestaan zich te roeren, met
klaarblijkelijk gevaar of van oorlog of van
omwenteling.
U zou mij hier kunnen tegemoet voeren,
dat ik een weinig afdwaal van de vraag
die mij door U is gesteld, de vraag naar
myn meening in zake den
ItaliaanschTurkschen oorlog. Maar uit dat wat ik heb
laten voorafgaan, zal het mij gemakkelijk
zijn mijn betoog logisch voort te zetten en
het te leiden naar dat punt, waarop U mij a
aandacht wenscht te vestigen.
Europa heeft volkomen willen vergeten
de volstrekte rechten, fee Italiëeenmaal
op de geheele Middellandsche zee bezit.
De herinneringen van het Romeinsche rijk
lijken het al te vèrafliggend dan dat men
daarmee nu nog rekening zou kunnen
houdend Maar indien Europa voor deze
geschiedkundige herinneringen onverschillig
kan zijo, het kan en mag zich daarom
niet er over verwonderen, dat de naaste
voortzetters der Komeinsche beschaving
en geschiedenis, de Italianen, die herinne
ringen nog helder voor oogen hebben.
Ik geloof zeer stellig niet, dat het
hedendaagsch Italië, losgewikkeld uit de aan
raking der moderne beschaving, zich er toe
zou moeten bepalen op de lauweren van
het oude Rome te blijven rusten; neen,het
moet eigen krachten doen gelden, die het
den roem en het geluk van het oude Rome
kunnen waardig maken; maar het kan niet
zijn grootsche overleveringen
veronachtzamen,ennog veel minder zal het er in kunnen
berusten, dat, terwijl de wereld voortgaat
de groote eigenschappen van het Romeinsche
rijk te bewonderen en te verheffen, de tegen
woordige Italiaansche natie verder door
haar als een volk van verbasterden zou
worden behandeld. Het is in ieder opzicht
goed dat men wete hoe de vijftigjarige
gedenkfeesten van onze nationale onaf
hankelijkheid in de Italianen het bewustzijn
hunner groote levenskracht hebben
wakkergeschud. Het volk en de regeering (in vol
komen overeenstemming met onzen Koning;
het is goed dat men dit bedenke) hebben
in dit gewijde jaar onzer geschiedenis ge
zamenlijk gevoeld, hoe nog steeds in ons
land de polsslag der oude Italische levens
geesten is blijven kloppen en een zin van
edele waardigheid en fiarheid gaf aan het
feestvierend Italiëeen aandrift om zich
een nieuw en hooger leven te scheppen.
Italiëzag rondom zich om zich af te vragen,
hie het zich in zijne overvloei!'jg van levens
krachten ?ou kunnen uitbreiden. Amerika,dat
tot heden zooveel Italiaansche land
verhaizers opnam, ligt zeer ver van ons af en
de Italiaan die zijn vaderland verlaat om
zich naar Amerika te begeven verliest na
een jaar of zoo bijna elke aanraking met
onzen grond en wordt een zoon van dat
nieuwe vaderland. Nu ligt er tegenover
Italiëen bepaaldelijk tegenover Sicilië,
Calabriëen Apuliëeen uitgestrekt ongast
vrij gebied, dat de Turken gedurende zeven
honderd jaren van zeer slecht beheer bijna
geheel hebben laten verwilderen. De Ita
lianen hebben sedert verscheidene jaren
zich ingespannen om daarheen den steven
te wenden om er den grondslag te leggen
tot een burgerlijk handelsverkeer en er
nieuwe nijverheden te scheppen. De Turken
hebben hen aanhoudend gedwarsboomd en
belemmerd, en begonnen eindelijk, toen het
vermoeden zich aan hen had voorgedaan,
dat de Italianen hen zelf misschien te
eeniger tijd zouden kunnen verdringen
als bewindvoerders over het Tripolitaan
sche land, deze Italianen onder hunne
vijanden te rekenen; daar zij echter zich
zelf als de sterksten beschouwden, meen
den zij met overmacht en geweld er ge
makkelijk in te zullen slagen de Italianen
schrik aan te jagen, hen af te matten en
hen terug te drijven van den Afrikaanschen
bodem, dien zij tot nut en voordeel waren
komen aanwenden. Tevergeefs diende de
Italiaansche regeering van uit Rome hare
rechtmatige klachten te Konstantinopel in.
Met ontwijkende antwoorden en met onbe
stemde beloften, die nooit gehouden werden,
putte de Porte het geduld der Italiaansche
regeering en van het Italiaansche volk uit.
Zich sterk gevoelende door de bescher
ming, die de groote mogendheden haar uit
wellicht niet zeer fraaie beweegredenen
(zooals men wel eens drukke bezoeken
brengt en vriendelijkheden bewijst aan een
ouden rijken oom, die weldra sterven zal
en door wien men in de nalatenschap hoopt
te w.orden bedacht) scheen te beloven, had
e Porte de hebbelijkheid aangenomen
om Italiëmet minachting te behandelen,
haar beschouwende als une quantitén
gligeable, te verwaarloozen omdat ze niet te
vreezen is. Was Italiëdan niet de over
wonnene van Custoza, van Lissa en van
Adua ? Het Turksche rijk was immers zoo
veel uitgestrekter en kon bovendien in ieder
geval rekenen op de oude hulpbron der
mohammedaansche dweepzucht, een hulp
bron die het in de middeneeuwen had m
staat gesteld om weerstand -te bieden aan
de kruistochten van het geheele in verbond
vereenigde Kristelijk-Europa en daarom
aan Turkije vrij spel zou geven in een
verspreiden oorlog in Italië, welks
Adriatische-zeekusten [bijna van elke verdediging
ontbloot zijn en waar gemakkelijk gen
landing van Ottomaansche troepen zou kun
nen geschieden, zooals in de verwijderde
dagen der vermaarde inneming en slachting
van Otranto. Wanneer nu trots dit feit
de vredes vrienden zich meewarig toouen
j agens het arme zwakke en weerlooze" Tur
kije, verraderlijk aangerand en aangevallen
door Italiëmet een verrassingsoorlog, die
men zelf* een rooverskrijg"' noemt, dan
dient men hun te doen bedeuken, dat Turkije
voor dezen oorlog in 't geheel niet onvoor
bereid wa?. Het feit der ontscheping te
Tripoli, uit de Turksche stoomboot Derna,
van twaalfduizend geweren met ammunitie
en gewapende», vóór nog de door Italiëin
zijn ultimatum voor de oorlogsverklaring
gestelde termijn verloopen was, bewijst
voldingend dat Turkije reeds alles te voren be
schikt had en dat het deze geweren speciaal
bestemd had voor een oorlog tegen de
Italianen, die door de Jong-Turken voorzien
en misschien levendig begeerd werd, aan
gezien zij zich toen voor de sterkeren hiel
den. Het feit dat deze geweren te Tripoli
achtergelaten en verborgen gehouden waren
om ze te gelegener tijd aan de Arabieren
der stad te kunnen uitdeelen, nadat de
Turken zich op de bergen zouden hebben
teruggetrokken ca een aanvankelijken
zwakken schijn van weerstand tegen den
inval der Italianen, de geveinsde onder
werping der Tripolitaansche Arabieren tot
zelfs de overlevering door deze Ara
bieren aan het Italiaansche bewind van
oude geweren onder de zekerheid van te
kunnen beschikken over veel betere geweren
van nieuw model die op arglistige wijze in
de huizen van Tripoli verborgen waren,
zijn alles bewijzen dat vóór de voorziene
Italiaansche bezetting er te Constantinopel
reeds een oorlogsplan, gegrond op verraad,
inelkaargezet was, volgens welk plan de
Italianen, tusschen twee vuren gevat, een
vernietigende slachting zouden heaben
ondergaan. Indien de waarlijk buitengewone
dapperheid onzer mariniers en soldaten dit
oorlogsplan verijdeld heeft, blijft het daarom
nog niet minder bewezen, dat dit helsche
plan, te Constantinopel uitgedacht, vooraf
gegaan was aan de afgeving vah het
Italiaansche ultimatum, waardoor zooveel mee
warigheid is opgewekt. Het is dus zaak, dat
de beschuldiging, die men tegen de Itali
aansche regeering gericht heeft, verplaatst
en omgekeerd wordt, zoodat zij de tegenpartij
treft, of ia elk geval gelijkelijk tusschen
beide partijen wordt verdeeld.
Wat echter hier het meest verdient te
worden in 't licht gesteld is dit, dat de
oorlog, zooals zij door Italiëopgevat en
ondernomen en voortgovoerd i?, de beste
waarborgen oplevert voor dien vrede der
volken, die ons in bijzondere mate ter
harte gaat.
Men is spoedig gereed geweest om Itali
te beschuldigen, om het te bedreigen en
aan geringschatting prijs te geven. Dit is
o. a. op fel vijandige wijze gedaan door den
doldrii'tigen en zeer oorlogszuchtigen
vredesvrienil" W. C. Stead ; het zou wijzer zijn
als men liever eens nadacht over netgeea
had kunnen gebeuren indien niet de Ita
liaansche regeering met een stap, dien men
een edele in plaats van een lage daad
zou moeten noemen, den oorlog aan Turkije
had aangekondigd, ten einde het Tripoli
taansche en Cyrenaïsche gebied terstond te
kunnen bezetten. Er bestond hier werkelijk
periculum in moral
Het ligt in de noodlotsbestemming der
geschiedenis onzer dagen dat geheel Afrika
in aanraking moet komen met de thans
niet langer Romeinsche maar Europeesche
beschaving; in Noord-Afrika hadden zich
alleen het Tripolitaansche en het
Cyrenaïache gebied aan dezen maatschapcelij'ken
invloed nog onttrokken. De recente
Marokkpkwestie, vooral na het incident van Agadir,
had, nog meer dan ooit te voren, de Euro
peesche begeerlijkheden doen uitkomen. Het
land van Tripolis en dat van CyreHe, sedert
vele jaren aan niemand toegewezen of toe
gezegd, waren, om zoo te zeggen, wegge
legd voor Italië, dat, op het meest gele
gene oogenblik, zij a aanspraken zou kun
nen laten gelden. Maar in het jaar 1910
deed zich een groot gevaar op. Om te verhin
deren dat Duitschland vaste punten ver
wierf op de Middellandsche zee, zou wellicht
Engeland op het Tripolitaansche gebied en
Frankrijk op dat van Cyrene zyn
tusschenbeide gekomen ; en dan zou een.ware Euro
peesche verdelgingsstrijd zijn ontvlamd,
omdat Duitschland, zelfs als men mag aan
nemen dat dit rijk bij het einde van 't
spel aan Italië, indien het in het drievoudig
verbond besloten bleef, in geval van oorlog
het bezit van het Tripolitaansche en
Cyrenaüche gebied zou hebben afgestaan; waar
schijnlijk toch eenige eilanden in de Ege
sche zee en de voornaamste havens van
Klein-Aziëzou hebben bezet, terwijl Rus
land waarschijnlijk met de havens van de
Zwarte Zee en Frankrijk met Syriëhet
zelfde zou hebben gedaan. En wat zou er
dan nog zijn overgebleven van dien onge
schonden btaat, dien de huichelarij der
Europeesche diplomatie zich nog steeds
het voorkomen wil geven voor het
OUcmaansche Rijk te blijven handhaven ? Nu
heeft in plaats daarvan Italiëdoor zijn
kloeken, stoutmoediger), bijna ge welddadigen
stap, waardoor zich de vredesvrienden zoo
zeer gekrenkt ge voelden, alle verschilpunten
vereenvoudigd.
Van Engeland en Frankrijk, die reeds zoo
veel gebied aan de Middellandsche Zee beza
ten en geen andere t usechenkomst dan die van
Duitfchland te vreezen hadden, was hét niet
redelijker- of billijkerwijze te verwachten,
dat zij aan Italiëbelet zouden hebhen haar
aandeel te nemen in de taak der geeste
lijke ontginning van dit deel der
Afrikaansche kust, dat tot het oude Romein
sche gebied behoort en het naast bij Iralie
is gelegen ; de buitensluiting van Italiëuit
het Afrikaansche koloniënrijk aan de Mid
dellandsche Zee zou een ware monstroziteit
zijn geweest.
De stoutmoedige daad van Italiëop dit
ge wichtige historische tijdstip blijkt
dusnoodzakelijk te zijn geweest. De schijn van een
gewelddaad blijfc over, maar de
u-erkdijkheid, die daarboven dient te gelden, is deze,
dat, indien Italiëthans niet had durven
handelen, er iets ergers kon ontstaan zijo,
waarna inderdaad geheel Europa in de
wapenen zou zijn gekomen. Door in
plaats hiervan Italiëgeheel vrij te laten
om in Afrika met de wapenen zijn aan
spraken te doen gelden tegenover 'Turkije,
dat slechts wijken wil voor geweld, heb
ben d* groote mogendheden, die voor
ditmaal eens in de op deze wijze binnen
engere grenzan teruggebrachte kwestie haar
eigenbelang op zij zett'en, aan Europa op
een betere wijze den vrede gewaarborgd dan
gedaan wordt door de onrechtvaardige be
schuldigingen, die door de vredesvrienden
gericht worden tot Italië, dat hier tot den
strijd genoodzaakt was.
De Italiaansche regeeriog bevond zich
hier op het kruispunt van deze t wee wegen:
óf zich te laten overvleugelen eerst dcor
Turkije en daarna door de mogendheden,
die onvermijdelijk in onze plaats het
Affikaansche kustgedeelte, dat voor onze maat
schappelijke arbeid was weggelegd, voor
zich zelf zouden hebben genomen, door welke
gebeurtenis meteen ons land aan een on
vermijdelijke omwenteling zou worden bloot
gesteld, óf moed te vatten en door te tasten.
Zij heeft moed gevat en doorgetast, zonder
eenige huichelarij en zonder eenige onbe
schaamdheid, maar met vee.1 moed, met
veel vastberadenheid en veel degelijke
werkkracht. Hierbij was het aanvankelijk
haar edelmoedig streven den oorlog zooveel
mogelijk te beperken, te bekorten en
mii?der onmenschelijk te maken. Indien de
trouweloosheid en het verraad der Ara
bieren, door de Turken hiertoe geprest, haar
thans tot stappen van ruwe bestraffing
noodzaakt, is dit niet hare schuld maar die
der aanstoken van het verraad, die den
«orlog op hunne traditioneele onridderlijke
wijze wenschen voort te zetten.
Voor ons Italiaansche vredesvrienden was
op den eersten aanblik de oorlog een droe
vige verrassing. Maar nu wij eenigermate
bekend zijn met de gewichtige beweeg
redenen die tot hem geleid hebben, nu wij
er de heikame vredebewerkende uitwerk
selen van beginnen te voorzien, terwijl wij
tevens de volstrekte nutteloosheid moeten
erkennen van onverschillig welke poging,
die men had kunnen doen om een overeen
komst te bewerken met den Turk, een
overeenkomst, die nimmer oprecht en duur
zaam zou zijn geweest, nu kunnen wij als
vredesvrienden ons troosten met de gedachte
dat een kleine zeeoorlog van ons, op moe
dige wijze ondernomen en op edele wijze
gevoerd, een grooten monsteroorlog kan heb
ben voorkomen, die geheel Europa in
kramptrekking zou hebben gebracht, terwijl wij
thans in een deel van Afrika een vrucht
baar en weldadig tijdperk van vrede en
beschaving voorbereiden.
Ik wemsch deze mijne gevoelens, uitste
kende vriend, aan Uwe edele landgenooten
mede te deelen, in de hoop dat zij ze- irt
hunne wijsheid eenige overweging waard
mogen a hten en misschien ook eenige
aannemelijkheid daaraan mogen toekennen;
geloof mij met hartelijke vriendschappe
lijkheid,
Uw zeer toegenegenen
ANGELO DE GUBEBNATIS.
Aldus idealiseert dan da als president
van 't Vredescongres mag men wel zeggen
officieel meest vredelievende man in Itali
een eenvoudigen rooftocht als die naar
Tripoli... met te herinneren, wel niet
aan Adam of Nebukadnezar, maar dan
toch aan het lang verdwenen Rïme der
Consuls ea der Caesars! Dat Rome gaf
aan het feestvierend Italiëeen aandrift