De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 19 november pagina 1

19 november 1911 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

. 1795 DE AMSTEBDAMMER A°. 1911. WEEKBLAD YOOE NEDEKLAND redactie -van. IMIr. HE. IP. L. Mt nummer bevat een bijvoegsel Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1381 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden ...... f 1.50, fr. p. post ? 1.65 Toot Indiëper jaar, bq vooruitbetaling , , mail 10. £hondflrftjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/j Zondag 19 November. Advertentiën van l?5 regels ? 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de fmantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel . ?0.25 . ,0.30 . .0.40 INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: HetLeidsch Excec. De Vrede en srjne Prediking. FBU1LLBTON: Bóitelle, naar bet FranBch Gay de Manpassan'. KON8T EN EREN: 'c Eerste Bedrijf, ooraprouroman van Geen Onbekende, beoorwa Frans Coenen. Ce zweiftechvttt i)nette, door Aagiata van Slooten, beoordeeld door v. d. E. Boeken van en TOOT Kinderen, door Heasel Jongama. Hogm»*I«: Da kinematograaf als Hervormer", door A. Dgkgraaf. B E SIC UIEN. VEOUWENRUBBIEK: Ellen Ker en baar jahawe woning strand" te Alvastra, met af b., dflor D. Logeman-van der Willigen. A.LLBELEI, «oor A legra. UIT DE TAEUTTR, door E. Heiman*. Goethe't) Fanst, met afb., dèor C. 8. Adama van Scbelteooa, beoor deeld door prof. dr. J. J. A. N. Frantzen. Johannea Addens f. niet portret, door Albert Verwey. Mevr. W. van der Horst- van der Logt Melstrt, met portret, door Frans MjjnsBen. I<atina lingn», dcor .Wencel Frankentölle. OHARIVARI. FINANCIEELE EN OECOS0MI9CHE KRO^EK. i<*ni v. d. M. en r. d. 8. INGEZONDEN HCHAAK8"EL. OAMRUBRIEK. ADVER TENTIEN. ?UUimilllllIIIIIIIIIIIIIIIIIIimilllllllllHMHIMMIMMMIIimiilllllllllMIHIII Het Leidsch Exces. Wat vela autoriteiten steeds zooveel mogelijk hebben getracht aan déopen baarheid te onttrekken, de volledige kennis van de ruwheid der studentenzeden, is nu, zij het dan op zonderling geheimzinnige wijze, het onderwerp van dan dag. ?Aanleiding is geweest de meer dan gewone zedeloosheid van het Leidsehe groansntheater". Daar bleken jonge, gedeeltelijk met het onderwerp, door henzelvei behandeld, nog onbe'kende aankomslingcn, door een op succes be luste thaatercommissie te zijn gebruikt ia een stuk, dat het Utrechtsch corps, ddor het te doen belachen, vernederen moest. Zooals men vee t zijn Utrecht en Leiden in studentelijken adeldom en het Bier-slaan ernstige mededingers: waar bovendien een bijzondere aanleiding bestond om op de Utrachtsche grootdeeners" gebeten te zijn, kraag de tooneelsatyre den scherpsten vorm. Nu roemt men Utrechtenaren in de Leidsche S udentaai schimpanderwijze voorstan ders van die liefde, die Hat ons maar zeggen ook bij de Grieken niet onge acht was, en zoo kwam het groene ntieater in het teeken der ongetolereerde liefdesbetuiging. Dit is zeker verregaand, doch veel verder gaand dan hetgeen, naar de ge tuigenis van wie het kennen, in het Corpsleven van Leiden en Utrecht gewoonte is, kan men zelfs dit toch eerlijk gezegd niet noemen.... Een formalist moge zich in 't bijzonder te weer stellen tegen het officieel" cichet hetwelk deze comedieYBrtooning had gekregen, en een naïeve moge zich ergeren aan de dompeling van groenen"-OB8chuld in zulk een poel, het corpgleven, zelfs in een «tad als Am sterdam, was en is een leven vol onge-. bondenheid en ruwheid: en het is geen wonder dat het dit in driedubbele mate is bij die agglomeraties van adellijke en patricische zoontjes, die in Leiden en Utrecht worden gevonden. Da kranten weeklagen nu, of ze van die prinsjes geen kwaad wisten... Da kerkelijke organen maken propaganda voor hun kerkelijkheid: en het schijnt wel,'als men ze leest, of stuienten, die als christenen op de bureaux van den Burgerlijken S. t and staan ingeschreven, met pantsers van deug i bekleed zijn en als blatkömannen tusschen 't zwarte kroost uit paganistische nesten zich bewegen. Het is zelf-reclame. Ieder, die het studen te Bleven kent, weet veel te goed, dat wel de (zeer zeldzaam voorkomende) gods dienstzin den van alle banden bevrijden jongen beschermt, zooals, let wel, aller lei eigenschappen en omstandigheden dien invloed uitoefenen, maar dat overi gens de kerkelijkheid als .zoodanig op .de massa der jeugdige christenen" hoe genaamd niets uitricht... dan vroeggekweekte schijnheiligheid. . Het studentenleven is overal in Neder land bij wijlen grof... maar vooral met woorden. Hét is het grofst waar de studie bijzaak is :het slaat het spoedigst in d a d e n van liederlij kheid over, waar de fils a papa zoolang student is als hijzelf bet wenschr, terwijl de gemakkelijke en schitterende carrières al voor hem open liggen, of hij -verstand heeft of niet; het ondergaat den slechtsten invloed van eene combinatie van weelde en kleinsteedsch overwicht als in Leiden en Utrecht het geval is. Wij zullen nu niet beweren, dat het Amstsrdamsche Studentenleven voorbeeldig is, en dat een Leid c'a Corps, naar Am sterdam verplaatst, direkt van zijn zonden zou genezen l maar er behoort toch niet zoo veel toe om intezien, dat studentzijn temidden van den ijverigen arbeid van eene stad van zes Honderdduizend zieles, een suggestieven invloed heeft van beteekenis: in het stilstaand water van het kleinsteedsch bestaan konen de dingen lichter tot verwording. Het bovenstaande geeft ons aanleiding eea vraag te stellen, die zeker wel eens eer bij dezen of genen inwoner van ons kleine land zal zijn opgekomen: waarom moeten wij vier" universiteiten hebben ? Waarom moeten, vlak naast elkaar, in betrekkelijk kleine steden: Utrecht en Leiden, studentengeneraties worden ge kweekt als in te lauwe broeikassen, waar gevaar is voor schimmel ? P Wij hopen, dat er nog eens een regee ring moge komen, waarin voldoende demo cratisch inzicht aanwezig is om de Universitejt van het tot wereldstad wederom opgroeiende Amsterdam tot eene Rijks instelling te maken, haar te verheffen tot het aangewezen centrum van het Nederlandsch Hooger Oaderwijs, en minstens n der in Utrecht en Leiden gevestigde hoogescbolen op te heffen Als het ontgroeningsschandaal de ge dachte hiervan wat meer verbreidt, zal het tenminste ook wat goeds hebben nagelaten. De Vrede en zijne Prediking. Zooals men weet was het Internationale Vedescongres, dat dit jaar te Rome zou worden gehouden, oorspronkelijk op eenige dagen in de maanden October en November bepaald. Reeds zagen de auto riteiten van Italië's hoofdstad de voorbe reiding van dit Vredescongres een goed eiadweegs ge vorder J, toen da Italiaansche inval in Tripoli aanleiding was om de redevoeringen over den Vrede... maar liever wat uit t» stellen. Dr. J. M. Hoog vliet te 's-Gravenhage heeft het geluk kige denkbeeld gehad den voorzitter van dit uitgestelde Vredescongres om zijne opinie over... den oorlog te vragen. En wij danken hieraan een voor ons Nederlanders bestemd schrijven, dat naar waarheid wel zeer omslachtig gesteld is, maar, als men het eenmaal heeft door gelezen, in dubbel opzicht interessant blijkt. Ia de eerste plaats maakt men immers uitvoerig kennis met wat zeker wel mag heeten: HET Italiaansche stand punt" (Graaf Argelo de Gubernatis is, behalve hoogleeraar aas de Universiteit van Rome en President van het Vredes congres, een zeer geziene Italiaansche figuur); in de tweede plaats ziet men nog eens op 't alltrhelderat de volkomen machteloosheid van het Vredes-ideaal, hetwelk dezen President van het Vredes congres onder meer in all«n ernst in da pan geeft: dat de Tripolitaansche oorlog eigenlijk ... een ontzaggelijk stuk Vrede beteekent. Wij drukken den briefin zijn geheel af: Rome, 29 Oktober 1911. Waarde Heer Hoogvliet. Het is altijd zeer moeielijk het eens te worden omtrent een kwestie, wanneer het gezichtspunt waarvan men uitgaat zeer verschillend is. De geachte buitenlandsche vredesvrienden door wie op 't oogenblik de beweging ge leid wordt die ons tot den vrede zou moeten brengen, hebben hun keus bepaald tot n enkele manier die zij geschikt achten om haar te verwezenlijken, nl. deze, om de regeeringen van elk land te dwingen tot de beslechting van al haar verschilpunten door beroep op een scheidsrechterlijk hof, dat niet goed gevestigd en van elk dwang middel ontbloot is, ten einde de zaken der wereld volgens billijkheid, menschelijkheid en rechtvaardigheid te kunnen regelen. Byna alle hoofde n der pacifistische beweging, terwijl zij niet ontveinsden hun spijt of liever hun verontwaardiging, welke nu en dan overslaat tot een woede niet goed te begrijpen in wijze en goede persoonlijkheden die zich uitsluitend ten doel stellen de wereld in vrede te houden, hun veront waardiging tegen de diplomatie der groote mogendheden en hare beschikkingen om dewereld te regeeren volgens bizondere in zichten, beheerscht door het gemeenschap pelijk belang der groote staten tot het uitbreiden hunner werkingsfeer, onder handhaving van het statu qiio in haar tegenwoordig gebied, al deze pacifiaienhoofden gaan vervolgens, in zeer kennelijke tegenspraak hiermee, een scheidsrechterlijke uitspraak beroepen, opdat hierdoor, to.t ver mijding van een oorlog binnen Europa, het statu quo toch weer wél ongeschonden moge blijven. En dat statu quo in Europa zou willen zeggen, dat .de Elzassers en de Polen van Duitschland altijd in rust zonden moeten blijven en dat zij (tegelijk met de Finnen, Polen en Armeniërs van Rusland, de Bohemers, de Polen, de Ruteners, de Eroaten, de Sjrviërs, de Rumeniërs en de Italianen van de Oostenrij k-Hongaarsche monarchie en- de Albanezen, Grieken en Armeniërs van het Ottomaansche rijk, zouden moeten afzien van het aanspraak maken op een zelfstandigen regeeringsvorm. Nu zal echter de toestand van vrede in Europa nooit mogelijk zijn zoolang geen recht gedaan zal zijn aan zooveel rechtmatige eisenen, die geen gerechtshof van den Haag zal kunnen vervullen, vóór alles omdat zya bevoegdheden niet van dien aard zijn om het vraagstuk der nationaliteiten, dat zich aan de bevolkingen tot een vredelievende oplossing heeft voorgedaan, met volstrekte en gebiedende autoriteit te kunnen uit maken, en ten tweede omdat het een ijdele waan is zich t e verbeelden, dat de groote mogendheden, indien ze uit zichzelve niet inzien, dat het hun hoogste levensbelang is de innige wenschen der hun onderworpene volken te bevredigen, uit eigen beweging hare zaak zonden willen overdragen aan een internationaal gerechtshof, dat met geenerlei souvereine bevoegdheden is be kleed en dientengevolge ook niet de ge ringste uitvoerende macht bezit. Daarom blijft voor de kleine natiën, die bestendig in Europa door de groote mogendheden worden onderdrukt, voortdurend de nood ? zakelijkheid bestaan zich te roeren, met klaarblijkelijk gevaar of van oorlog of van omwenteling. U zou mij hier kunnen tegemoet voeren, dat ik een weinig afdwaal van de vraag die mij door U is gesteld, de vraag naar myn meening in zake den ItaliaanschTurkschen oorlog. Maar uit dat wat ik heb laten voorafgaan, zal het mij gemakkelijk zijn mijn betoog logisch voort te zetten en het te leiden naar dat punt, waarop U mij a aandacht wenscht te vestigen. Europa heeft volkomen willen vergeten de volstrekte rechten, fee Italiëeenmaal op de geheele Middellandsche zee bezit. De herinneringen van het Romeinsche rijk lijken het al te vèrafliggend dan dat men daarmee nu nog rekening zou kunnen houdend Maar indien Europa voor deze geschiedkundige herinneringen onverschillig kan zijo, het kan en mag zich daarom niet er over verwonderen, dat de naaste voortzetters der Komeinsche beschaving en geschiedenis, de Italianen, die herinne ringen nog helder voor oogen hebben. Ik geloof zeer stellig niet, dat het hedendaagsch Italië, losgewikkeld uit de aan raking der moderne beschaving, zich er toe zou moeten bepalen op de lauweren van het oude Rome te blijven rusten; neen,het moet eigen krachten doen gelden, die het den roem en het geluk van het oude Rome kunnen waardig maken; maar het kan niet zijn grootsche overleveringen veronachtzamen,ennog veel minder zal het er in kunnen berusten, dat, terwijl de wereld voortgaat de groote eigenschappen van het Romeinsche rijk te bewonderen en te verheffen, de tegen woordige Italiaansche natie verder door haar als een volk van verbasterden zou worden behandeld. Het is in ieder opzicht goed dat men wete hoe de vijftigjarige gedenkfeesten van onze nationale onaf hankelijkheid in de Italianen het bewustzijn hunner groote levenskracht hebben wakkergeschud. Het volk en de regeering (in vol komen overeenstemming met onzen Koning; het is goed dat men dit bedenke) hebben in dit gewijde jaar onzer geschiedenis ge zamenlijk gevoeld, hoe nog steeds in ons land de polsslag der oude Italische levens geesten is blijven kloppen en een zin van edele waardigheid en fiarheid gaf aan het feestvierend Italiëeen aandrift om zich een nieuw en hooger leven te scheppen. Italiëzag rondom zich om zich af te vragen, hie het zich in zijne overvloei!'jg van levens krachten ?ou kunnen uitbreiden. Amerika,dat tot heden zooveel Italiaansche land verhaizers opnam, ligt zeer ver van ons af en de Italiaan die zijn vaderland verlaat om zich naar Amerika te begeven verliest na een jaar of zoo bijna elke aanraking met onzen grond en wordt een zoon van dat nieuwe vaderland. Nu ligt er tegenover Italiëen bepaaldelijk tegenover Sicilië, Calabriëen Apuliëeen uitgestrekt ongast vrij gebied, dat de Turken gedurende zeven honderd jaren van zeer slecht beheer bijna geheel hebben laten verwilderen. De Ita lianen hebben sedert verscheidene jaren zich ingespannen om daarheen den steven te wenden om er den grondslag te leggen tot een burgerlijk handelsverkeer en er nieuwe nijverheden te scheppen. De Turken hebben hen aanhoudend gedwarsboomd en belemmerd, en begonnen eindelijk, toen het vermoeden zich aan hen had voorgedaan, dat de Italianen hen zelf misschien te eeniger tijd zouden kunnen verdringen als bewindvoerders over het Tripolitaan sche land, deze Italianen onder hunne vijanden te rekenen; daar zij echter zich zelf als de sterksten beschouwden, meen den zij met overmacht en geweld er ge makkelijk in te zullen slagen de Italianen schrik aan te jagen, hen af te matten en hen terug te drijven van den Afrikaanschen bodem, dien zij tot nut en voordeel waren komen aanwenden. Tevergeefs diende de Italiaansche regeering van uit Rome hare rechtmatige klachten te Konstantinopel in. Met ontwijkende antwoorden en met onbe stemde beloften, die nooit gehouden werden, putte de Porte het geduld der Italiaansche regeering en van het Italiaansche volk uit. Zich sterk gevoelende door de bescher ming, die de groote mogendheden haar uit wellicht niet zeer fraaie beweegredenen (zooals men wel eens drukke bezoeken brengt en vriendelijkheden bewijst aan een ouden rijken oom, die weldra sterven zal en door wien men in de nalatenschap hoopt te w.orden bedacht) scheen te beloven, had e Porte de hebbelijkheid aangenomen om Italiëmet minachting te behandelen, haar beschouwende als une quantitén gligeable, te verwaarloozen omdat ze niet te vreezen is. Was Italiëdan niet de over wonnene van Custoza, van Lissa en van Adua ? Het Turksche rijk was immers zoo veel uitgestrekter en kon bovendien in ieder geval rekenen op de oude hulpbron der mohammedaansche dweepzucht, een hulp bron die het in de middeneeuwen had m staat gesteld om weerstand -te bieden aan de kruistochten van het geheele in verbond vereenigde Kristelijk-Europa en daarom aan Turkije vrij spel zou geven in een verspreiden oorlog in Italië, welks Adriatische-zeekusten [bijna van elke verdediging ontbloot zijn en waar gemakkelijk gen landing van Ottomaansche troepen zou kun nen geschieden, zooals in de verwijderde dagen der vermaarde inneming en slachting van Otranto. Wanneer nu trots dit feit de vredes vrienden zich meewarig toouen j agens het arme zwakke en weerlooze" Tur kije, verraderlijk aangerand en aangevallen door Italiëmet een verrassingsoorlog, die men zelf* een rooverskrijg"' noemt, dan dient men hun te doen bedeuken, dat Turkije voor dezen oorlog in 't geheel niet onvoor bereid wa?. Het feit der ontscheping te Tripoli, uit de Turksche stoomboot Derna, van twaalfduizend geweren met ammunitie en gewapende», vóór nog de door Italiëin zijn ultimatum voor de oorlogsverklaring gestelde termijn verloopen was, bewijst voldingend dat Turkije reeds alles te voren be schikt had en dat het deze geweren speciaal bestemd had voor een oorlog tegen de Italianen, die door de Jong-Turken voorzien en misschien levendig begeerd werd, aan gezien zij zich toen voor de sterkeren hiel den. Het feit dat deze geweren te Tripoli achtergelaten en verborgen gehouden waren om ze te gelegener tijd aan de Arabieren der stad te kunnen uitdeelen, nadat de Turken zich op de bergen zouden hebben teruggetrokken ca een aanvankelijken zwakken schijn van weerstand tegen den inval der Italianen, de geveinsde onder werping der Tripolitaansche Arabieren tot zelfs de overlevering door deze Ara bieren aan het Italiaansche bewind van oude geweren onder de zekerheid van te kunnen beschikken over veel betere geweren van nieuw model die op arglistige wijze in de huizen van Tripoli verborgen waren, zijn alles bewijzen dat vóór de voorziene Italiaansche bezetting er te Constantinopel reeds een oorlogsplan, gegrond op verraad, inelkaargezet was, volgens welk plan de Italianen, tusschen twee vuren gevat, een vernietigende slachting zouden heaben ondergaan. Indien de waarlijk buitengewone dapperheid onzer mariniers en soldaten dit oorlogsplan verijdeld heeft, blijft het daarom nog niet minder bewezen, dat dit helsche plan, te Constantinopel uitgedacht, vooraf gegaan was aan de afgeving vah het Italiaansche ultimatum, waardoor zooveel mee warigheid is opgewekt. Het is dus zaak, dat de beschuldiging, die men tegen de Itali aansche regeering gericht heeft, verplaatst en omgekeerd wordt, zoodat zij de tegenpartij treft, of ia elk geval gelijkelijk tusschen beide partijen wordt verdeeld. Wat echter hier het meest verdient te worden in 't licht gesteld is dit, dat de oorlog, zooals zij door Italiëopgevat en ondernomen en voortgovoerd i?, de beste waarborgen oplevert voor dien vrede der volken, die ons in bijzondere mate ter harte gaat. Men is spoedig gereed geweest om Itali te beschuldigen, om het te bedreigen en aan geringschatting prijs te geven. Dit is o. a. op fel vijandige wijze gedaan door den doldrii'tigen en zeer oorlogszuchtigen vredesvrienil" W. C. Stead ; het zou wijzer zijn als men liever eens nadacht over netgeea had kunnen gebeuren indien niet de Ita liaansche regeering met een stap, dien men een edele in plaats van een lage daad zou moeten noemen, den oorlog aan Turkije had aangekondigd, ten einde het Tripoli taansche en Cyrenaïsche gebied terstond te kunnen bezetten. Er bestond hier werkelijk periculum in moral Het ligt in de noodlotsbestemming der geschiedenis onzer dagen dat geheel Afrika in aanraking moet komen met de thans niet langer Romeinsche maar Europeesche beschaving; in Noord-Afrika hadden zich alleen het Tripolitaansche en het Cyrenaïache gebied aan dezen maatschapcelij'ken invloed nog onttrokken. De recente Marokkpkwestie, vooral na het incident van Agadir, had, nog meer dan ooit te voren, de Euro peesche begeerlijkheden doen uitkomen. Het land van Tripolis en dat van CyreHe, sedert vele jaren aan niemand toegewezen of toe gezegd, waren, om zoo te zeggen, wegge legd voor Italië, dat, op het meest gele gene oogenblik, zij a aanspraken zou kun nen laten gelden. Maar in het jaar 1910 deed zich een groot gevaar op. Om te verhin deren dat Duitschland vaste punten ver wierf op de Middellandsche zee, zou wellicht Engeland op het Tripolitaansche gebied en Frankrijk op dat van Cyrene zyn tusschenbeide gekomen ; en dan zou een.ware Euro peesche verdelgingsstrijd zijn ontvlamd, omdat Duitschland, zelfs als men mag aan nemen dat dit rijk bij het einde van 't spel aan Italië, indien het in het drievoudig verbond besloten bleef, in geval van oorlog het bezit van het Tripolitaansche en Cyrenaüche gebied zou hebben afgestaan; waar schijnlijk toch eenige eilanden in de Ege sche zee en de voornaamste havens van Klein-Aziëzou hebben bezet, terwijl Rus land waarschijnlijk met de havens van de Zwarte Zee en Frankrijk met Syriëhet zelfde zou hebben gedaan. En wat zou er dan nog zijn overgebleven van dien onge schonden btaat, dien de huichelarij der Europeesche diplomatie zich nog steeds het voorkomen wil geven voor het OUcmaansche Rijk te blijven handhaven ? Nu heeft in plaats daarvan Italiëdoor zijn kloeken, stoutmoediger), bijna ge welddadigen stap, waardoor zich de vredesvrienden zoo zeer gekrenkt ge voelden, alle verschilpunten vereenvoudigd. Van Engeland en Frankrijk, die reeds zoo veel gebied aan de Middellandsche Zee beza ten en geen andere t usechenkomst dan die van Duitfchland te vreezen hadden, was hét niet redelijker- of billijkerwijze te verwachten, dat zij aan Italiëbelet zouden hebhen haar aandeel te nemen in de taak der geeste lijke ontginning van dit deel der Afrikaansche kust, dat tot het oude Romein sche gebied behoort en het naast bij Iralie is gelegen ; de buitensluiting van Italiëuit het Afrikaansche koloniënrijk aan de Mid dellandsche Zee zou een ware monstroziteit zijn geweest. De stoutmoedige daad van Italiëop dit ge wichtige historische tijdstip blijkt dusnoodzakelijk te zijn geweest. De schijn van een gewelddaad blijfc over, maar de u-erkdijkheid, die daarboven dient te gelden, is deze, dat, indien Italiëthans niet had durven handelen, er iets ergers kon ontstaan zijo, waarna inderdaad geheel Europa in de wapenen zou zijn gekomen. Door in plaats hiervan Italiëgeheel vrij te laten om in Afrika met de wapenen zijn aan spraken te doen gelden tegenover 'Turkije, dat slechts wijken wil voor geweld, heb ben d* groote mogendheden, die voor ditmaal eens in de op deze wijze binnen engere grenzan teruggebrachte kwestie haar eigenbelang op zij zett'en, aan Europa op een betere wijze den vrede gewaarborgd dan gedaan wordt door de onrechtvaardige be schuldigingen, die door de vredesvrienden gericht worden tot Italië, dat hier tot den strijd genoodzaakt was. De Italiaansche regeeriog bevond zich hier op het kruispunt van deze t wee wegen: óf zich te laten overvleugelen eerst dcor Turkije en daarna door de mogendheden, die onvermijdelijk in onze plaats het Affikaansche kustgedeelte, dat voor onze maat schappelijke arbeid was weggelegd, voor zich zelf zouden hebben genomen, door welke gebeurtenis meteen ons land aan een on vermijdelijke omwenteling zou worden bloot gesteld, óf moed te vatten en door te tasten. Zij heeft moed gevat en doorgetast, zonder eenige huichelarij en zonder eenige onbe schaamdheid, maar met vee.1 moed, met veel vastberadenheid en veel degelijke werkkracht. Hierbij was het aanvankelijk haar edelmoedig streven den oorlog zooveel mogelijk te beperken, te bekorten en mii?der onmenschelijk te maken. Indien de trouweloosheid en het verraad der Ara bieren, door de Turken hiertoe geprest, haar thans tot stappen van ruwe bestraffing noodzaakt, is dit niet hare schuld maar die der aanstoken van het verraad, die den «orlog op hunne traditioneele onridderlijke wijze wenschen voort te zetten. Voor ons Italiaansche vredesvrienden was op den eersten aanblik de oorlog een droe vige verrassing. Maar nu wij eenigermate bekend zijn met de gewichtige beweeg redenen die tot hem geleid hebben, nu wij er de heikame vredebewerkende uitwerk selen van beginnen te voorzien, terwijl wij tevens de volstrekte nutteloosheid moeten erkennen van onverschillig welke poging, die men had kunnen doen om een overeen komst te bewerken met den Turk, een overeenkomst, die nimmer oprecht en duur zaam zou zijn geweest, nu kunnen wij als vredesvrienden ons troosten met de gedachte dat een kleine zeeoorlog van ons, op moe dige wijze ondernomen en op edele wijze gevoerd, een grooten monsteroorlog kan heb ben voorkomen, die geheel Europa in kramptrekking zou hebben gebracht, terwijl wij thans in een deel van Afrika een vrucht baar en weldadig tijdperk van vrede en beschaving voorbereiden. Ik wemsch deze mijne gevoelens, uitste kende vriend, aan Uwe edele landgenooten mede te deelen, in de hoop dat zij ze- irt hunne wijsheid eenige overweging waard mogen a hten en misschien ook eenige aannemelijkheid daaraan mogen toekennen; geloof mij met hartelijke vriendschappe lijkheid, Uw zeer toegenegenen ANGELO DE GUBEBNATIS. Aldus idealiseert dan da als president van 't Vredescongres mag men wel zeggen officieel meest vredelievende man in Itali een eenvoudigen rooftocht als die naar Tripoli... met te herinneren, wel niet aan Adam of Nebukadnezar, maar dan toch aan het lang verdwenen Rïme der Consuls ea der Caesars! Dat Rome gaf aan het feestvierend Italiëeen aandrift

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl