De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 19 november pagina 2

19 november 1911 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR H E D E R L A K D. Ife; 1795 om ziefc aen nieuw en hooger leven te *0k«pp*n", zegt' euphemistiecb. de heer de Gabernmtis, ak wilde hij ook de cham pagne een deel geven van de schold... Ei dan komt een beroep... op rechten ? Neen, op aanleidingen: de Italianen, die in Tripoli leefdtn geraakten moeilijk tot welstand door het slechte bestuur der Turken... Di Turken dreven door hun wantrouwen (misplaatst!) de zachtmoe dige Italianen tot dten oorlog... neen, ook dat niet: tot dien .kloeken, etoukmoftügeo, bijna gewelddadigen stap"! Men «et wat de Vredesbeweging waard is. Zij heeft nog niet de kracht om een goedmetnead man, als de Ghiberaatis ons is afgeschilderd, van de oorlogsdriften nuchter te houden, en- wij moeien een Tredesapostel, om het enkele fait dat hij, zelf ook Itaü*aa is, d» borlmke motiveeriitgen sien neerschrijven van iaoUre. pars, die stemming" wil makes. Hat afat is, inhoodrijk en merkwaar dig. Do«r zelf te grijpen voorkwamen wtf, zegt de schrijver, een Europeeschen oaAog en... dienden des vrede. Men zou zeggen: hoezoo? Konden Frankrijk, Eogeiani en. Italiëde neutraliteit van Tripoli* niet hebben, beschermd in plaats vaa baar te schenden P E a indien Eftgdaai en Frankrijk het verschrrkkeHjfc vrtJeKevonfo Italiëin deze poli tiek niet hadden wenachen te steunen, zonde er daa geen Driefeond zijn, willig om te helpen P Het is zeker belangwek kend, om. te- lezen wat de Italianen voor nMtievett opgeven, miar zal ooit iemand getrave» dat het motieven zijn van vrede, e» va» achting voor het recht P Meer- aérem klonk het woord van AHtnwd Riz», den Voorzitter der, Tirrksche Kamer van Afgevaardigden. HU schreef' o\ m. aan den Voorzitter van het Intern. Sjc. Bureau, den heei van der Velde: Kamer van afgevaardigden. Kabinet van dws Voorzitter. Eonstantinopel, 16 Oktober 1911. Waard» Heer Vandervelde, IQ het jongste avontuur is Italiëniet de Benige sehuldige. Da andere mogendheden zij» medeplichtigen omdat de daad, welke is gepleegd, door hen is voorbereid. Hun vertegenwoordigers zetten ons het nies op de keel en zeggen ons dan: jBewhon wt eer&t de inbezitneming als een voldongen feit en dan zullen wy u helpen de-zaak te schikken." D«a» ongepaste houding van Europa doet ons-- even pijnlijk aan als het verlies van Tripoli, indien wij het zouden moeten prijs geven^ wamt zij zal in het Oosten wantrouwea, wanhoop en walging wekken. Dit zal geen geloof meer hebben inde beschaving, in bet gegeven woord, in de overeenkomsten, door Europa geteekend. Daze tegenspraak tuwohen woord en daad bateekent in de oogen. der- Oosterlingen een misdaad van raweela nwjasteitsschennis; Ba Jong-Turksche partij, die zich zoo oprecht beijverde Europa bij het volk be mind te maken, het zijn vooruitgang te doen-' overnemen en een brug te slaan tussotea het Westen en de wereld van den laten), zal bij dezen arbeid schipbreuk lij den door de schuld van Europa zelf. Thans maken, na de brutale aanranding van Italiëmet medeweten der mogendheden, onm binnenlandsche tegenstanders er ons een verwijt van- de Earopeesche beschaving zoo- te> hebben gevleid, en zoo-te hebben geroemd op de weldaden, die er voor ons uit zonden voortvloeien. De president van de Kamer van Afgevaardigden AHMED BIZA. Ziedaar een kreet des harten, die Christenheid en Beschaving alsmede het Internationale Vredes Congres te Rome, dat men (aar lig in zyn optimisme) tot het voorjaar" heeft uitgesteld zich kunnen aantrekken! Man is maar blij in deze dagen Vredesapostel te zijn. geen I1IMIIIIII1IIIIII IIMI1IIIIIIIIIIMIIIIIMIH1IIIIIIIMMIIIIII BOITLLE. Naar het Ffoxaeh, van GUY DE MAUPASSAST. Vader Aitoine Boitelle was in de heele plaats bekend als de specialiteit in onwel riekende werkjes. Telkens als men eea gracht, een buis, een zinkput had echoon te maken, of eea riool of moddergat had op te ruiman, ging m«n hem opzoeken. Dan kwam hu mat zijn gereedschap en zy'B vuile klompen, en begon aan zij a werk, steeds zuchtend en steunend. Als men ham vroeg waarom hij dat werk altyd met teganzin detd, antwoordde hu gelaten: Nou, ik doe 't voor ma kinderen, die motte vóó.' alles te eten hebben." laderdaad had hy veertien kinderen. Als hem er nar gevraagd werd, antwoordde hij onverschillig: AaAt zjjn er nog thuis, een dient em vijf syn getrouwd." Vroeg men dan veider of ze goed ge trouwd waren, dan hernam hjj levendig: Ik heb ze nooit in niets tegengewerkt. Zy zijn getrouwd zooal» ze zelf wilden. Men moet de smaken nooit tegenwerken, dat gaat nooit goei. Dit ik nou zoo smerig ben, komt omdat mj§n ouders me hebben tegen gewerkt. Zonder dat «o* ik, «venals anderen, een. werkman zün geworden." Ziehier waaria zijn ouders hem hadden tegengewerkt. . Hij wa» destijds soldaat en lag m Hüvre in garnizoen, en hjj was niet dommer dan een ander zoo min als boerseher en hy was een eenvoudige jongen. Zyn grootste genoe gen wal in zjjn vrije nren op de kade te wandelen, waar de vogelkooplieden vereenigd zyn. Soms alleen, soms met een landgenoot, 't EerêteBedf^f. Oorspronkelijke- Roman, van GEEN ONBEKENDE. Uitgever: C. Mork» Cz., Dordrecht. (19-11.) Men zal mij nimmer doen gelooven, dat bloot toeval alleen dit boek met eea gtotntn omslag voorzag. Het is de kleur der hope en der jeugd van hem, die zich zoo brutaal Qeen O.ibektnle noemt, juist om daarachter zy'n groene onbekendheid listig te verbergen. Zoo jong als dit werk zich voordoet en zoo week-liefjes... als e«n sentimeateele \Eduiation Sentimtntale, kan het slechts e en eerste ling zyn. Maar m-m i geen houdt wel van fondanl als Sinterklaas nadert, van f on Jan t met een geur ja van vergankelijkheid en weemoed. Zoo ia indardaad de indruk, die het eerste gedeelte maakt, het eenvoudig geschreven verhaal van een jonjensleven in een stemmig gezin tnsschen vader en moeder, vaak gekruid door aardige op werkingen vaneigen vinding, Hier is er een over de bekoring van nieuwe en OD ie-voorwerpen van kunst: De nieuwe waren a's- pas geboren kin dertjes;.. . . . . Za hadden, geen geschiedenis,- ze sp-raken enkel tot hem door hun* schoon heid en ze zouden pas heel interessant wor den, als ze heel .oud waren. Maar die ou4e dingen-, daarmee was het ander?. Die waren ook -eens het geluk van anderen geweest, wier oo£ op hen had gerust, zooals EU ayn oog op hen ruitte en die anderen hadden er ook afstand van moeten doen, ze waren er ook met iets dat op pijn leek, van ge scheiden. Zoo voelde hij, dat man zich niet aan iets hechten moet, dat men met lief nebben zeer voorzichtig moet zijn. De wereld was vol mooie dingen, die er over rond wandelden evenals de menschen, dingen, die rond wandelden met de men se hen. De* Menschen gingen weg, da dingen bieren; ze hadden geen leven als de merrachen en konden dus «iet sterven als deze, L-aar de liefde van veel menschen bleef om hen, lag op hen als een wondere glans". Het volgende geeft tamelijk zuiver het kort begrip en de uiterst gematigde idea len van net burgerlijk leren: Esn nette woning, geregelde bezigheden, kunnen krij gen wat men in'c redelijke mocht verlangen, alle menscfaen op tijd kunnen betalen, geen ernstige ziekten, een wandelingetje, af en toe een klein reisje, een enkel avondje naar schouwburg of concert, by ty'd en wijle een visite brengen' of ontvangen, wat kon men meer en beter wenöchen?'' Op b). 255 dit... Hrj eiachte zoo iets vreemds van net leven ... Hij was g* en werkby, die cellen bouwde, honing zamelde en dood ging. Hy wilde wd wjrken, hij was abso'uat niet lui, maar het werk, dat hij zou begeerd heb ben, gaf men aan anderen, die er waarschijn lijk minder geschikt voor waren,... omdat zij er geen innerlykea drang toa voalden en wat bleef er voor hem orer? Men klaagda er over dat het kapitaal zoo slecht verdeeld was, doch dat was het niet: de arbeid was slecht verdeeld. Mjn werJ gedwongen tot werk, waar men geen lust in had en dat maakte slechte arbeiders". Einde'ijk deze opmerkingen over vader landsliefde en heimwee: Ik weet wel, al die vaderlandsliefde ia een soort ziekte. A.ls j i vader goed voor geweest is, ben j i byna verplicht van hem te- houden, maar als bij niet goed voor j.e geweest is en hjj is' dood, hou l j ?» toch van hem. Zjolang ja nog leef. geef ja op hem af, dat 13 zoo de geweonte. Met je land i-i 't precies eender ; zoolang ja er in bent, zoo lang je er woont, critiseer j», varwanseh ja hel, maar als je weg bent zie ja meer het goede daa het slechte...." Maar, werpt een vriend tegen: je hebt me zelf gezegd, dat j 3 j a er niet voelde, niet op j i plaats....'' Dat ia ook zoo, ea als ik er veertien dagen ben, zal ik hetzelfde weer zeggen, maar ik kan er niets aan doen, het is mij te machtig.... Mijn compagnon was, wat men zoo noemt een mispunt en wil ja wel ge looven, dat ik het heerlijk zou vinden hem de hand te drukken ? Mijn viiend Jo is de oude niet meer, zijn laatste brief was pedant, aanmatigend en beleedigend zelf j, en ik heb hem ook niet terug geschreven. Toch zou ik hem alles willen vergeven, voel ik niets in me Wit op haat of wrok gelijkt. Ik voel vriend in immiiimiiMiiiiiiiitiiiMmitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmtJiiimmimmmii wandelde hij langzaam vojrbij de kooien met de amazone-papegaaien mat groenen m,? en gelen kop, de eéaé^al-papsgaaien met grijzen rag en rooden kop, de groots westiadUche papagaaien, die er uitzien alsof zij in de broeikas gekweekt zijn met hun gaklenrden vederbos en hun kuif, de kleine, langstaartig»; papegaaien in e'ke grootte, die wel door eea gjddelyk geïispireerd minia tuurschilder lijken gekleurd te zijn, enlauga de kleine, huppelende vogeltje*, rood, geel blauw en bontkleurig, die hun geejilp door het geschreeuw op 'ie kade mengen. Het luide sjilpen deier vogels, vermengd met het lawaai van het lossen der schepen, van voorbijgangers en rijtuigen, veroorzaakt een doordringend, kryschend, oorverdoovend ru moer, maar boven alles uit klinkt het voge lenkoor. Boitelle stond dan stil, met geopenden mond en de oogeu wijd starend, in varvoering lachte hij en toonde zijn tanden aan de gevangen kakatces, die met hun witte of gele kuif het schelle rood van zijn nniformbroek of het koper van zij n koppel begroetten. Als h\j een vogel ont moette, die spreken geleerd had, deed Lij hem vragen en als het dier goei vond hem voor deien keer te antwoorden en met hem een gesprek aanknoopte, was hy den gan senen avond vroolijk en opgeruimd. Bij dj apen sprong hij op van pret en hu kon zich voor een ruk man g«en grooter weelde voorstellen dan het beiit van deze dieren inplaats van honden en katten. Deze vreemde smaak zat hem in het bloed, zoo als ee» ander de liefhebberij voor de jacht of medicijnen of theologie. Hij kon niet na laten telkens, als de poorten der kaïerne opengingen, zijne schreden naar de kade te richten, alsof hij er door een onzichtbare kracht heen getrokken werd. Op een keer nu, dat hij in vervoering stoad te kijken voor een monsterachtigen schap voor dea. man, die's avond* de c«ura*t bracht en den schoenmaker, die myn schoe nen altijd t» rum w maakte...." ....Eg' had ook. gemeend dat 6&a 't vaderland was, waar men 't goed had, maar nu voelde hij het: vaderlandsliefde wa? geen fljtie, het was de liefde tot het geboortehuis, het groot* geboortehuis' met zijn herinne ringen aan vreugd en smart, aan val en opstand, a*n weelde en ellende. Eerst na eea s en kon een nieuw land- het oude vadarland verdringen, eerst als het vol was van gedachtenis van ons en onze vooronderb".... Met deze cita'en, die ten minste van eigea gevo3l8ervaring getuigen, lijkt het werk van den Onbek.nde, die er Geen is, vrijwel afgeroomd. Toch niet geheel. Er is ia dat eenTondijj ( naar niet eens erg goed) vertelde jengdrerhaal van den droomerigen j )ngen, in het lichtdonker opwassend tusechen de bleeke figuren zijner stille ouder?, die geur van weemoedige vergankelijkheid, die uit elk verhaal van onmerkbaar verwordend en vergaand levan opstijgt, de raadsel aehtige, niet altijd bittere, weemoed van het leven zelf. Ia hoever een schrijver daar zelf aan dael heeft, is niet altijd gemakkelijk uit te maken. Dez°, legde gewis een geluk veiteederd en peinzen! herdenken ia zijn woerden en versterkte aldus bewust en positief den indruk van het verloop der simpele gebeurtenissen, op zichzelf reeds ontroerend door hun algemeenheid. Met of zonder veel eigen toedoen, heeft de Fchrijrer dit echter begrepen en mag de indruk, die het eerste deel van zijn T et h aal maakt, hem toegakend wordt als wezenlijke verdienste. Maar dat heeft hij dan o A wel noodig, dat dit op »ija crediet gebracht wordt, want andars behalve de aardige opmerkingen, ^ air fan ik de voornaamste gaf is er niet vee). Het boek begint op gedempten toon, op 'c nBïive af, met heel rustige en men zou zeggen: argeloos nauwkeurig»plaatsbeschrij ving ... juist als Van E^den's boek Van de Koele Meren dei Doods. ,,'c Was een groot huis met twee ramen naast de deur en tweemaal drie ramen daar boven. Het was van baksteen opgetrokken, glim mend bruine baksteenen, met witte streepjes er tusicben van de steen fosgan. DJ vensterkozijnen waren smetteloos geel en de drar was bruin, maar ie s lichter dan de steenen." In verband mét hetgeen nu verder volgt, denkt da leier dadelijk aan een huis in een net Hollandseh provinciestad}», waar de dingen ieder op zichzelf propertj^s uitkomen, elk hu's een glimmend geboend individu en de eenaelviiheid... zelve. L:tjr blijkt echte.' dat 't beschreven per ceel' in Aoasterdam op de Prinsegracht stond en dan beseft men, dat reeds in dit begin de ware toon genrs'; is, gelijk ook in het ver volg de eigenaardige stemming der groote stad geheel blijkt te ontbreken. Hat doet allea droog aan en aoader atmos feer, als vlakke Echildeiring op een muur; er is een slilte en a'leenigheid om dit gezinsIsren, die van de doode provinciestad kan zija^ waar de ocng*mBg enkel decor wordt loidom het iadividuael bestaan, maar ni.it van de groote stad, wier eigen, krachtig leven voortdurend hè; persoonlijke omdruischt. Erger is evenwel, dat da schrijver ooi geen menschen kan maken, van binnen nief en van buiten niet. Ziehier een portret-poging: Zjn vader... was een rijüj man met glimmend zwart haar, dat aan de slapen reeds bijna wit was. Van zijn oogen had hy d 3 klenr nooit recht kunnen bepalen. Het was een wisselen tnüschen grijs en bruin, af en toe zelfi tuBschen awart en blaav. Hij droeg baard noca knevel en schoor zich lederen morgen aeer zorgvuldig. Oji waren zyn boord en manchetten steeds onberispelijk wit en aan tafel bad Frits vaak met volle aandacht near de lange, blanke vingers zittsn kijken en de rozige gepuate nagels, waaroader geen spoor van vail te bekennen viel. Hij waa altijd in 't zwart gekleed en droeg, als hij uitging, een hoogen hoed, die spiegel glad was opgestreken. Hy had dunne lippen, walke meast op elkaar wa'en geklemd. Zien lachen had hij hem haast nooit, doch zijn oogen konden wei eens vroolrjk kgken en 't was dan of de scherpe lijnen, welke van de mondhoeken naar de teuivleu^els opgroefden, haar scherpte verloren en mear een trek van ernstige goedheid dan van strengheid werden." Bihalve nu die allerakeligste toevoeging van het ontbreken van nagel vuil, bewijzende dat de auteur de verkeerdalijk suggestieve W!imimiiimummiimi>!miiimimmil»»i»m»>mmti>uiiliiintiim West-Indischen papagaai, die zijne veeren had opgezet, t n door herhaaldelijk ijn kuif op te staken de gebruikelijke eerbewijzen uit het papsgaaieaiand scheen te brengen, zag hy de deur van een klein koffiahuis, dat aan den winkal van den vogelkoopman grensde, opengaan ea een jonge negerin, mst eene groote roode das om haar hoofd, kwam te voorschijn en bagon de straat te vegen De aandacht van Bjitelle werd dadelijk verdeeld tusschan het beaat en de vrouw en hij zou niét kunnen zeggen welke van deze twee wezens hem het meest veivulde van bewondering ea genoegen. De ne.?erin. dia de straat thans rondom gereinigd bad, sloeg d* oogen op en bleef op haar beurt verwonderd btaaa voor do uniform van dan soldaa^. Zoo stoei zij daar togenoTar hem, haar bezem ia de handen, alsof zy d i wapens voor hem had gedragen, terwijl de papegaai voortging zich o? te blazen. Na eenige oogenblikken werden beiden verlegen en zachtjes, om niet den echiju te gèvea dat hij den afcocht bllss, trok hu af. Maar hy kwam te:u^. B'jnadagelijks ging hij het cafévoorbij en dikwijls bemerkte hy door de vemters de kleine zwarta, die de glazen bier of brandewijn aan de matrozen bracht. Dikwijls kwam ze buiten als ze hera zag ; zelfs wisselden ze, zonder elkander ooit gesproken te hebben, glimlachen en Boitelle voelde zich het hart kloppen als hij eens klaps tujachen de zwakte lippen van het meisje de hagelwitte tanden zag. Eans trad hy binnen en varwonderde zich, dat ay', als ieder andar, Fransch sprak. Da flesck limonade, waaruit zy juist wilde inschenken bleef, by de herinnering aan het vis il vis, markwaardig goed smaken en hy maakte het zich tot eene gewoonte in dit kleine havenlo^ementje alle smakelijke likeuta te komen gebruiken die zyn beurs hem toestond. Het was voor hem een feest, een geluk waaraan hy onophoudelijk moest denken, kracht van zulk een zinnetje niet voelt» krijgt men vam 'dit portret een voorsteHinfi die zoowat het midden houdt towchea eaa kapper en een MepMsto en constateert d*t gaen van beiden egealyk bedoald zijn, naar hetgeen de auteur vervolgens van diens vaders geest doet blijken. Evenmin ziet men de moeder, die begint een bekrompen materieel vrouwtje te lijken ea eindigt als een gemoedsdiepe, lydende figaur. Evenmin ziet men deParysche vrien den en vriendinnen, van welke ik voar my geloof, dat het al te zamen afleggertjes zyn van De Murger. Bavatte het eerste gedeelte van het werk blykbaar veel eigen herinneringen van den auteur en ontleende daaraan zekere beminly'ke echtheid, in bet tweede zweven -wij op broone vleugelen der phaataisie het Pary-che Bo hèae-leven binnen met als reëale basis een oppervlakkige persoonlijke bekendheii met de beschreven plaatsen. Hier is werkelijk niets te vinden dan da goedkoopste verbeel ding, zonder eenige waarachtigheid van inleven en wy behoeven er verder geen notitia van te nemen. Maar wel is 't merkwaardig, hoe da auteur ter goeder trouw meent, dat dit zwakke boemel- en lief deleven van i'.ija held moet beschouwd worden als de logische door trekking van de lyn in het eerste deel van het verbaal opgezet. Hoe hy zyn beid" zist, wij hebben er reed j ean citaat van gegeven. Frits was geen werkby", hij wordt voorgesteld als een fijn gevoelige, eenzelvige jongen, wien al vroeg de raadselen van dit leven benauwen. Dat zyn vader, dit eigenlijk ieder, zijn dof!i slenrwerk kan ditn en toch niet rampzalig a'jrj, ziedaar wat hem met griezelige ver bazing vervn't. Z)o dit gebrek aan dierlijke levenslurt beteekent, zeker beteskent het een grootere mate van onderscheiding en begeerte naar bewustwording. En daar alles hem niet sterk, maar gelijkelijk aantrekt, is er niets dat hem bijzonder interesseert. Dis, om zyn leven stuur te geven, besluit de vader den zoon op zyn kantoor te nemen. Op den duur zou allicht Frita de zegeningen van dit weinig inspanning eiaehend«, ge regelde werk hebben gevoeld, indien niet zijn vader en spoedig daarra zgn moeder gestorven war er. Alleen de zaak aanhouden ging niet en met den nieuwen compagnon kon hy niet overweg. Hij verkreeg da i zyn aan deel in de afliire om heen te gaan, om een wyder, emotioneeler leven te gaan leiden buiten het enge sieurbestaan waarin hij opgroeide. M*ar begrypt dan zu k een intelligente en gevoalige jongen, wien alle bruut p'ei zier tot nog toj verre stond, niet dat dit enkel een vrijer leven naar den geest kan z'ju? Of, indien hij al eenige (aitt vele f) jonkheid alt te vieren heeft, zal hij dan niet na veertien degen reeds tot bssef konen, dat men -van aad-;r hout moet zyn om in daden en emoties zijn leven uit te leven P Mij dunkt, dat kan niet anders, of de1 figuur is niet goed opgezet. De amonrt j es en amouretjas in Parijs kuanen een litflijke begeleiding zgn, het leven zelf zijn zy nimmer voor dergelijke naturen, die nog wat aaders zoeken dan verstrooiing en geslad'a; hongeren naar het begrepen vau zich zelf en de wereld. Wat een rsre auteur is de :e On-onbekende dan, dia de achoone en misschien zwakke onvrede met het leren blijkt te kennen en, ter oplossing van het raadsel, ons ont haalt op PaiiJBche Paul ne» en Mimi's l Zelden werd een verhaal meer duidelijk lüt twee stemmingen geschreven en bevestigde de leiing beslister, wat de omslag deed be vroeden : een sop zachtaardig groene jeugd. FRANS COBNEN. De zwerftochten, van Minettt, door AUQUSTAVAN SLOOTBN., gekleurd prentaaboak met téekeningen van BENJAMIN RABIEK. Uitgave van Holkema en Warendorf, Amsterdam. Benjamin RsMer, dien wy in ons land wel kennen, ten volle te beminnen, is eigenlijk een F<anseaa bezigheid. Da Fransehen zyn a'gooieen en terecht beroemd om hualieder gecompliceerdheid, maar omdat ze zoo ge compliceerd zyn, trekt hun ook op een ongewone manier d3 eenvoud aan. Eanvoudiger dan Rabier kan bet wel niet. Zgn geest is louter kicderachtig-grappig. Zjn poezen snijen zon derlinge, re air alty'd dezelfie gezichten. Zijn honden doen zich zonder uitzondering voor als hondjaa van stopverf Doch met deze zich gely'k blijvende Ribierscbe materialen bereikt hy een koddigheid van voortdurend wisselend karakter. Hier stroomt, als kabbels water, vrcolijk humeurige en... kicderachti^e om de zwarte hand van het meisje iats in zijn glas te ziea schenken, ter ffyliaar lippen lachten en haar fanden blonken, helderder dan h&ar oogeu. Na verloop.van t ff e« maan den, werd sn zij dikke vrienden en B stelle ging hoe langer hoe inear vaa haar houden. Esret verwonderda hjj er aich o/er, daïdj denkbeelden der jonge negerin evenaoo waren als die vaa (Is meisje» van zijn dorp, datzy spaarzaam was, werkzaam, godsdienstig en Vin goad gedrag en hij werd varliefi op haar alsof hij op hè; puat stond haar te trouwen. Hij deed kaar werkelijk dit voorstel en zy sprong op van vrengde. Zj had nog wat geld ook, haaïnagelaten door eene koopvreu* ia oesters, die ket had opgespaard. Zij was door aen A/merlkaanschasheepskapitein op da kade te Hd rre achtergelaten. Deze kapitein had haar gevondec, toen zy ongeveer zes j aar oud was, ineengedoken op katosnbalnn in het ruim van zijn se hip, eenige uren na t^jn vertrek van New-York. Ta Hüvre aangekomen, liet hij haar aan de zorgen van dese oesterkoop vrou w achter,die met dit kleine zwarte lichaam, waarvan hij de herkomst niet wist, medelij den gekregen had. Dejoage negerin werd nu na den dood der oestervejsoopster, kelnerin in het Cifédes Colonïti. intonie Boitelle voegde er by : Zoo zal het wel in orde somen, als my'u oudera er zich niet tegen verzetten. Ik zal nooit iets tegen un zin doeo, ho >r je l Zaodraik weer naar huis ga, sal ik er hen met een paar woorden mee in kennis stellen l" Wer cel ijk begaf hy zich, toodra hij de volgende weak vierentwintig uur verlof iad gekregen, naar zy'ne familie, die eane kleine boerderij had te Totirteville bij Yvetot. Hy wachtte het einde van djn maaltyd af, het uur waarop koffie met brandewijn ds tongen losser en de harten open maakt, en deelde zyn bloedverwanten mee een meisje gevonden te hebben, dat aoo goed met zyn smaak o 'ereenstemde, dat er op de heele geest. Gteest van «en ktndf van e«n bftdetlijk mensch? neen,wMriyk nietïvan UtFraMchman, v«n ee* vertellenden bon p*pa", die pretentieloos (bwnijdbare eigenschap) weet bezig t» ho*d«fr en dl»gtaag kinderachtig is om er, zonder meer, eens lichtjes over te kunnen lachen met de anderen. Wy staan wel dikwyls vreemd tegsnover de manier-van-zien van den buitenlander: Om van de onwaarschijnlijke hoflf^kheid der Chineesen en den verren lach der Japan ners niet te gewagen, noch ras zeïf vóór t houden, dat al de weelde van een Persisch tapyt ons zeker slechts ten déle bereikt... wel! zie zelfs zóó nabij als naar onze buren: de Eagelsche drooge geest vindt laagzaam ingang, de Fraoseh-welwillend-ironische ont gaat ons zoo licht. Zijn wy allen, Hollanders van ronden en de gelijken inborst, niet te beperkt gaboren? Kibier schatten wy zeker lager dan hy' verdient: maar hij is zóó uit stekend, dat hy reeds bevriend is by dui zenden Nederlandsche jongeren, onpopulair. Minette's (poesjes) zwerf.ochten",eindigend met de alleronwaarschijnlijkste fantasie van het vliegende bontj 3 (aan duif in een vossebontje gestoken, dost dit damegkleedingstük vliegtoeren verrichten) is eennieuwe uitgave vol uitbundige malligheden, waarover men gemakkelijk lacht. Ejn aHergenoegelflfcst boek. v. B. E. Boeien ra en Tóór H Tegen S t. Nicolaas. Men zou niet zeggen, dat de Ne lerlandsche uitgevers zoo tot klagens toe de treurige gevolgen van overvloadheid der kinderboekmarkt ondervinden, want de winkelétalage* zyn weer overvulèen m'n sehryftafel niet minder. Alleen van de firma Van Holkema & Warendorf tel ik er een tiental, die zoo op 't oog ean onjewoon-prettigen indruk maken. We zyn op het punt van beekbanden niet verwend en .het zon haast een revolutie mogen heeten, wanneer op schrijvers en uit gevers meer en meer inwerkte de gedachte, dat niet krnllettera en arabeskaehtige encadrementen, niet f el- kleurige omslagplaten, niet het goud opsnee, maar 'n fyn getint omslag, smaakvol verdeeld, hoogstens met 'n simpel vignetje of 'n graciekvol flguw, een kinderboek aan waarde doet winnen. En al heeft voor een groot aantal kinde ren, on ook voor sommige pronirgj-age ou Iers, hét mooie- bandje" daarmee bedoeld het schr eau wenere, kleurig», mat festoenen en guirlandes gesmakte eeae groot» bekoring, dan wordt het noodig ty'd dien wansmaak den kop in te drukken en 'n zuiverder ge voel aan te kweeken, niet j dist zoo zeer voor 't zoogezegd schoonë, als- voor 't, eenvoudige, Er ij maar n platenboek, voor kin deren van 'n jaar of acht ; de rast geeft voornamelijk lectuur en daaronder voor alle leeftijden, zelf* tot hooier dan da kinderlijke HET BBRBNBOEK, tekst van Aigujta vaa Slooten, met platen van Gaor^e Alfred Williams is vaa omslag niet bijonler smakelyk, wal kleurig en lok kend, doch platen en tekst overtreffen da d ie -door opgewekte verwaehtiag. P atenboet stelt wel zeer aparte eischen. Meer dan in dan begeleidendan tekst moet het kind de illustratiea kunnen leien". ledere plaat moet lief et zijn een vlammend verhaai met kleurige,, fantastische variaties ad libitum. Dan ia 'n tekst haast overbodig, kan hoogstens zijn 'n teelichting tot de prenten, 'n bescheiden den jeugdigen lezers tegemoet komen, doch zonder pretentie. De tekst van Angnsta vaa Slooten uu staat wat den gang van 'c aceompagoeerend verhaal betreft op 't goada eenvoudige plan. Effl natuurlijke ongedwongenheid stuwde helaas soms te groote-menschachtige door gaans simpele woorden tot zinnen ea perioden van waaraehtigen friachheid. Zonder hapering loopt het vlotte, sprookjesachtige verhaal van e Teddy-heertjaa en verbeeldt 'n brok j a kinderleven van veel lichtende leut en spruitenden luim*. Alleen is 't milieu wal erg rijk, zoo kwistig met auto's en motorbooten. Eigenlijk geloof ik, dat men maar 't best doet die overdadig heid in de lijst van de andere fantasiëa als 'n sprookjes-verzinsel ta beschouwen. Béter dan de tekst vind ik de platen, door hun onmiddellijk aanspreker. Verge leken by het in kleur en lijn levende beeld is 'n woord een trage- omschryvimg, 'n zin een omweg. Enkele plaatjas zyn al te bont, al te vroolyk-kleurig en daardoor drtii, onleeawereld geen ander bestond dat hem ooit zoo goed kon bevallea. D 3 ouders werdon by deze mededeelings, dadelijk voorzichtig en vroegen nadere bizonderheden. Hj vertelde alles, maar ver zweeg de kleur van haar huid. Het was een kelnerin, weliswaar zonder groote geleerdheid, maar braaf, apaarzaam, net jes, goed van gedrag en verstandig. D j S alles was meer w a «d dan eene slechte huisvrouw met geld. Bovendien had zl een paar staivera, die haar nagelaten waren door eena vrouw, die haar grootgebracht had, eenige groote stuivers, bijna een bruidschat, vijftienhonderd francs op de Spaarbank, De oadere, door dit gesprek overwonnen en bovendïan op zyn oordeel vertrouwend, hadden er ten slotte vrede mee, toen bij aan het kieèche punt was gakomen. Doch daar hy moest, maakte hy er ziek lachend af dpor te Er ia nog a ding, dat u in den weg zou kunnen staan. ZLJ heeft gean vlekjs wit." Zij begrepen niet wat hy bedoelde en hij moest hun nauwkeurig uitleggen, vooizichtig, oin hen niet af te schrikken, dat zy be hoorde tot het donkere ras, waarvan zij niet anders dan af. bee' dingen hadden gezien op de platen van Epinal. Tjen werden zij ongerust, bedremmeld, vreesachtig, alsof hy hu a een verbond met den duivel had voorgesteld. Z;jn moeder zei: ,,Zvart? Ij ze zwart? Overal?" Hy antwoordde: Ja, overal, zooals u wit bent." Zgn vader hernam: Z^art? Zoo zwart als de ketel?" De zoon antwoordde: ,,X ou, misschien wel een beetja minder! Za is wel zwart, maar 't misstaat niet. De rok van meneer pastoor is zwart en zy ia niet leelyker dan'een witte rok." Zijn vader zei weer: Zijn er nog meer z varten dan zy in haar land?"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl