Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR H E D E R L A K D.
Ife; 1795
om ziefc aen nieuw en hooger leven te
*0k«pp*n", zegt' euphemistiecb. de heer
de Gabernmtis, ak wilde hij ook de cham
pagne een deel geven van de schold...
Ei dan komt een beroep... op rechten ?
Neen, op aanleidingen: de Italianen, die
in Tripoli leefdtn geraakten moeilijk tot
welstand door het slechte bestuur der
Turken... Di Turken dreven door hun
wantrouwen (misplaatst!) de zachtmoe
dige Italianen tot dten oorlog... neen,
ook dat niet: tot dien .kloeken,
etoukmoftügeo, bijna gewelddadigen stap"!
Men «et wat de Vredesbeweging waard
is. Zij heeft nog niet de kracht om een
goedmetnead man, als de Ghiberaatis ons
is afgeschilderd, van de oorlogsdriften
nuchter te houden, en- wij moeien een
Tredesapostel, om het enkele fait dat
hij, zelf ook Itaü*aa is, d» borlmke
motiveeriitgen sien neerschrijven van
iaoUre. pars, die stemming" wil makes.
Hat afat is, inhoodrijk en merkwaar
dig. Do«r zelf te grijpen voorkwamen
wtf, zegt de schrijver, een Europeeschen
oaAog en... dienden des vrede. Men zou
zeggen: hoezoo? Konden Frankrijk,
Eogeiani en. Italiëde neutraliteit van
Tripoli* niet hebben, beschermd in plaats
vaa baar te schenden P E a indien
Eftgdaai en Frankrijk het
verschrrkkeHjfc vrtJeKevonfo Italiëin deze poli
tiek niet hadden wenachen te steunen,
zonde er daa geen Driefeond zijn, willig
om te helpen P Het is zeker belangwek
kend, om. te- lezen wat de Italianen voor
nMtievett opgeven, miar zal ooit iemand
getrave» dat het motieven zijn van vrede,
e» va» achting voor het recht P
Meer- aérem klonk het woord van
AHtnwd Riz», den Voorzitter der,
Tirrksche Kamer van Afgevaardigden. HU
schreef' o\ m. aan den Voorzitter van het
Intern. Sjc. Bureau, den heei van der
Velde:
Kamer van afgevaardigden.
Kabinet
van dws Voorzitter.
Eonstantinopel, 16 Oktober 1911.
Waard» Heer Vandervelde,
IQ het jongste avontuur is Italiëniet de
Benige sehuldige. Da andere mogendheden
zij» medeplichtigen omdat de daad, welke
is gepleegd, door hen is voorbereid. Hun
vertegenwoordigers zetten ons het nies op
de keel en zeggen ons dan:
jBewhon wt eer&t de inbezitneming als een
voldongen feit en dan zullen wy u helpen
de-zaak te schikken."
D«a» ongepaste houding van Europa doet
ons-- even pijnlijk aan als het verlies van
Tripoli, indien wij het zouden moeten prijs
geven^ wamt zij zal in het Oosten
wantrouwea, wanhoop en walging wekken. Dit zal
geen geloof meer hebben inde beschaving,
in bet gegeven woord, in de overeenkomsten,
door Europa geteekend. Daze tegenspraak
tuwohen woord en daad bateekent in de
oogen. der- Oosterlingen een misdaad van
raweela nwjasteitsschennis;
Ba Jong-Turksche partij, die zich zoo
oprecht beijverde Europa bij het volk be
mind te maken, het zijn vooruitgang te
doen-' overnemen en een brug te slaan
tussotea het Westen en de wereld van den
laten), zal bij dezen arbeid schipbreuk lij den
door de schuld van Europa zelf.
Thans maken, na de brutale aanranding
van Italiëmet medeweten der mogendheden,
onm binnenlandsche tegenstanders er ons
een verwijt van- de Earopeesche beschaving
zoo- te> hebben gevleid, en zoo-te hebben
geroemd op de weldaden, die er voor ons
uit zonden voortvloeien.
De president van de Kamer van
Afgevaardigden
AHMED BIZA.
Ziedaar een kreet des harten, die
Christenheid en Beschaving alsmede
het Internationale Vredes Congres te
Rome, dat men (aar lig in zyn optimisme)
tot het voorjaar" heeft uitgesteld
zich kunnen aantrekken!
Man is maar blij in deze dagen
Vredesapostel te zijn.
geen
I1IMIIIIII1IIIIII
IIMI1IIIIIIIIIIMIIIIIMIH1IIIIIIIMMIIIIII
BOITLLE.
Naar het Ffoxaeh, van GUY DE MAUPASSAST.
Vader Aitoine Boitelle was in de heele
plaats bekend als de specialiteit in onwel
riekende werkjes. Telkens als men eea gracht,
een buis, een zinkput had echoon te maken,
of eea riool of moddergat had op te ruiman,
ging m«n hem opzoeken.
Dan kwam hu mat zijn gereedschap en
zy'B vuile klompen, en begon aan zij a werk,
steeds zuchtend en steunend. Als men ham
vroeg waarom hij dat werk altyd met
teganzin detd, antwoordde hu gelaten:
Nou, ik doe 't voor ma kinderen, die
motte vóó.' alles te eten hebben."
laderdaad had hy veertien kinderen. Als
hem er nar gevraagd werd, antwoordde hij
onverschillig:
AaAt zjjn er nog thuis, een dient em vijf
syn getrouwd."
Vroeg men dan veider of ze goed ge
trouwd waren, dan hernam hjj levendig:
Ik heb ze nooit in niets tegengewerkt.
Zy zijn getrouwd zooal» ze zelf wilden. Men
moet de smaken nooit tegenwerken, dat
gaat nooit goei. Dit ik nou zoo smerig ben,
komt omdat mj§n ouders me hebben tegen
gewerkt. Zonder dat «o* ik, «venals anderen,
een. werkman zün geworden."
Ziehier waaria zijn ouders hem hadden
tegengewerkt. .
Hij wa» destijds soldaat en lag m Hüvre
in garnizoen, en hjj was niet dommer dan
een ander zoo min als boerseher en hy was
een eenvoudige jongen. Zyn grootste genoe
gen wal in zjjn vrije nren op de kade te
wandelen, waar de vogelkooplieden vereenigd
zyn. Soms alleen, soms met een landgenoot,
't EerêteBedf^f. Oorspronkelijke- Roman,
van GEEN ONBEKENDE. Uitgever: C.
Mork» Cz., Dordrecht. (19-11.)
Men zal mij nimmer doen gelooven, dat
bloot toeval alleen dit boek met eea gtotntn
omslag voorzag. Het is de kleur der hope
en der jeugd van hem, die zich zoo brutaal
Qeen O.ibektnle noemt, juist om daarachter
zy'n groene onbekendheid listig te verbergen.
Zoo jong als dit werk zich voordoet en zoo
week-liefjes... als e«n sentimeateele
\Eduiation Sentimtntale, kan het slechts e en eerste
ling zyn. Maar m-m i geen houdt wel van
fondanl als Sinterklaas nadert, van f on Jan t
met een geur ja van vergankelijkheid en
weemoed. Zoo ia indardaad de indruk, die
het eerste gedeelte maakt, het eenvoudig
geschreven verhaal van een jonjensleven in
een stemmig gezin tnsschen vader en moeder,
vaak gekruid door aardige op werkingen
vaneigen vinding,
Hier is er een over de bekoring van nieuwe
en OD ie-voorwerpen van kunst:
De nieuwe waren a's- pas geboren kin
dertjes;..
. . . . Za hadden, geen geschiedenis,- ze
sp-raken enkel tot hem door hun* schoon
heid en ze zouden pas heel interessant wor
den, als ze heel .oud waren. Maar die ou4e
dingen-, daarmee was het ander?. Die waren
ook -eens het geluk van anderen geweest,
wier oo£ op hen had gerust, zooals EU ayn
oog op hen ruitte en die anderen hadden
er ook afstand van moeten doen, ze waren
er ook met iets dat op pijn leek, van ge
scheiden.
Zoo voelde hij, dat man zich niet aan iets
hechten moet, dat men met lief nebben zeer
voorzichtig moet zijn.
De wereld was vol mooie dingen, die er
over rond wandelden evenals de menschen,
dingen, die rond wandelden met de men se hen.
De* Menschen gingen weg, da dingen bieren;
ze hadden geen leven als de merrachen en
konden dus «iet sterven als deze, L-aar de
liefde van veel menschen bleef om hen, lag
op hen als een wondere glans".
Het volgende geeft tamelijk zuiver het
kort begrip en de uiterst gematigde idea
len van net burgerlijk leren: Esn nette
woning, geregelde bezigheden, kunnen krij
gen wat men in'c redelijke mocht verlangen,
alle menscfaen op tijd kunnen betalen, geen
ernstige ziekten, een wandelingetje, af en toe
een klein reisje, een enkel avondje naar
schouwburg of concert, by ty'd en wijle een
visite brengen' of ontvangen, wat kon men
meer en beter wenöchen?''
Op b). 255 dit... Hrj eiachte zoo iets vreemds
van net leven ... Hij was g* en werkby, die
cellen bouwde, honing zamelde en dood ging.
Hy wilde wd wjrken, hij was abso'uat niet
lui, maar het werk, dat hij zou begeerd heb
ben, gaf men aan anderen, die er waarschijn
lijk minder geschikt voor waren,... omdat
zij er geen innerlykea drang toa voalden en
wat bleef er voor hem orer? Men klaagda
er over dat het kapitaal zoo slecht verdeeld
was, doch dat was het niet: de arbeid was
slecht verdeeld. Mjn werJ gedwongen tot
werk, waar men geen lust in had en dat
maakte slechte arbeiders".
Einde'ijk deze opmerkingen over vader
landsliefde en heimwee:
Ik weet wel, al die vaderlandsliefde
ia een soort ziekte. A.ls j i vader goed voor
geweest is, ben j i byna verplicht van hem
te- houden, maar als bij niet goed voor j.e
geweest is en hjj is' dood, hou l j ?» toch van
hem. Zjolang ja nog leef. geef ja op hem
af, dat 13 zoo de geweonte. Met je land i-i
't precies eender ; zoolang ja er in bent, zoo
lang je er woont, critiseer j», varwanseh ja
hel, maar als je weg bent zie ja meer het
goede daa het slechte...."
Maar, werpt een vriend tegen: je hebt
me zelf gezegd, dat j 3 j a er niet voelde, niet
op j i plaats....''
Dat ia ook zoo, ea als ik er veertien
dagen ben, zal ik hetzelfde weer zeggen,
maar ik kan er niets aan doen, het is mij te
machtig.... Mijn compagnon was, wat men
zoo noemt een mispunt en wil ja wel ge
looven, dat ik het heerlijk zou vinden hem
de hand te drukken ? Mijn viiend Jo is de
oude niet meer, zijn laatste brief was pedant,
aanmatigend en beleedigend zelf j, en ik heb
hem ook niet terug geschreven. Toch zou ik
hem alles willen vergeven, voel ik niets in me
Wit op haat of wrok gelijkt. Ik voel vriend
in immiiimiiMiiiiiiiitiiiMmitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmtJiiimmimmmii
wandelde hij langzaam vojrbij de kooien
met de amazone-papegaaien mat groenen m,?
en gelen kop, de eéaé^al-papsgaaien met
grijzen rag en rooden kop, de groots
westiadUche papagaaien, die er uitzien alsof zij
in de broeikas gekweekt zijn met hun
gaklenrden vederbos en hun kuif, de kleine,
langstaartig»; papegaaien in e'ke grootte, die
wel door eea gjddelyk geïispireerd minia
tuurschilder lijken gekleurd te zijn, enlauga
de kleine, huppelende vogeltje*, rood, geel
blauw en bontkleurig, die hun geejilp door
het geschreeuw op 'ie kade mengen. Het
luide sjilpen deier vogels, vermengd met
het lawaai van het lossen der schepen, van
voorbijgangers en rijtuigen, veroorzaakt een
doordringend, kryschend, oorverdoovend ru
moer, maar boven alles uit klinkt het voge
lenkoor.
Boitelle stond dan stil, met
geopenden mond en de oogeu wijd starend,
in varvoering lachte hij en toonde zijn
tanden aan de gevangen kakatces, die met
hun witte of gele kuif het schelle rood
van zijn nniformbroek of het koper van zij n
koppel begroetten. Als h\j een vogel ont
moette, die spreken geleerd had, deed Lij
hem vragen en als het dier goei vond hem
voor deien keer te antwoorden en met hem
een gesprek aanknoopte, was hy den gan
senen avond vroolijk en opgeruimd.
Bij dj apen sprong hij op van pret en hu
kon zich voor een ruk man g«en grooter
weelde voorstellen dan het beiit van deze
dieren inplaats van honden en katten. Deze
vreemde smaak zat hem in het bloed, zoo
als ee» ander de liefhebberij voor de jacht
of medicijnen of theologie. Hij kon niet na
laten telkens, als de poorten der kaïerne
opengingen, zijne schreden naar de kade
te richten, alsof hij er door een onzichtbare
kracht heen getrokken werd.
Op een keer nu, dat hij in vervoering
stoad te kijken voor een monsterachtigen
schap voor dea. man, die's avond* de c«ura*t
bracht en den schoenmaker, die myn schoe
nen altijd t» rum w maakte...."
....Eg' had ook. gemeend dat 6&a 't
vaderland was, waar men 't goed had, maar
nu voelde hij het: vaderlandsliefde wa? geen
fljtie, het was de liefde tot het geboortehuis,
het groot* geboortehuis' met zijn herinne
ringen aan vreugd en smart, aan val en
opstand, a*n weelde en ellende. Eerst na
eea s en kon een nieuw land- het oude
vadarland verdringen, eerst als het vol was van
gedachtenis van ons en onze vooronderb"....
Met deze cita'en, die ten minste van eigea
gevo3l8ervaring getuigen, lijkt het werk
van den Onbek.nde, die er Geen is, vrijwel
afgeroomd. Toch niet geheel. Er is ia dat
eenTondijj ( naar niet eens erg goed) vertelde
jengdrerhaal van den droomerigen j )ngen,
in het lichtdonker opwassend tusechen de
bleeke figuren zijner stille ouder?, die geur
van weemoedige vergankelijkheid, die uit
elk verhaal van onmerkbaar verwordend
en vergaand levan opstijgt, de raadsel
aehtige, niet altijd bittere, weemoed van het
leven zelf. Ia hoever een schrijver daar zelf
aan dael heeft, is niet altijd gemakkelijk uit
te maken. Dez°, legde gewis een geluk
veiteederd en peinzen! herdenken ia zijn
woerden en versterkte aldus bewust en
positief den indruk van het verloop der
simpele gebeurtenissen, op zichzelf reeds
ontroerend door hun algemeenheid.
Met of zonder veel eigen toedoen, heeft
de Fchrijrer dit echter begrepen en mag de
indruk, die het eerste deel van zijn T et h aal
maakt, hem toegakend wordt als wezenlijke
verdienste.
Maar dat heeft hij dan o A wel noodig,
dat dit op »ija crediet gebracht wordt, want
andars behalve de aardige opmerkingen,
^ air fan ik de voornaamste gaf is er niet
vee).
Het boek begint op gedempten toon, op
'c nBïive af, met heel rustige en men zou
zeggen: argeloos nauwkeurig»plaatsbeschrij
ving ... juist als Van E^den's boek Van de
Koele Meren dei Doods.
,,'c Was een groot huis met twee ramen
naast de deur en tweemaal drie ramen daar
boven.
Het was van baksteen opgetrokken, glim
mend bruine baksteenen, met witte streepjes
er tusicben van de steen fosgan. DJ
vensterkozijnen waren smetteloos geel en de drar
was bruin, maar ie s lichter dan de steenen."
In verband mét hetgeen nu verder volgt,
denkt da leier dadelijk aan een huis in een
net Hollandseh provinciestad}», waar de
dingen ieder op zichzelf propertj^s uitkomen,
elk hu's een glimmend geboend individu en
de eenaelviiheid... zelve.
L:tjr blijkt echte.' dat 't beschreven per
ceel' in Aoasterdam op de Prinsegracht stond
en dan beseft men, dat reeds in dit begin de
ware toon genrs'; is, gelijk ook in het ver
volg de eigenaardige stemming der groote
stad geheel blijkt te ontbreken.
Hat doet allea droog aan en aoader atmos
feer, als vlakke Echildeiring op een muur; er
is een slilte en a'leenigheid om dit
gezinsIsren, die van de doode provinciestad kan
zija^ waar de ocng*mBg enkel decor wordt
loidom het iadividuael bestaan, maar ni.it
van de groote stad, wier eigen, krachtig leven
voortdurend hè; persoonlijke omdruischt.
Erger is evenwel, dat da schrijver ooi
geen menschen kan maken, van binnen nief
en van buiten niet.
Ziehier een portret-poging:
Zjn vader... was een rijüj man met
glimmend zwart haar, dat aan de slapen
reeds bijna wit was. Van zijn oogen had hy
d 3 klenr nooit recht kunnen bepalen. Het
was een wisselen tnüschen grijs en bruin, af
en toe zelfi tuBschen awart en blaav. Hij
droeg baard noca knevel en schoor zich
lederen morgen aeer zorgvuldig. Oji waren
zyn boord en manchetten steeds onberispelijk
wit en aan tafel bad Frits vaak met volle
aandacht near de lange, blanke vingers zittsn
kijken en de rozige gepuate nagels,
waaroader geen spoor van vail te bekennen viel.
Hij waa altijd in 't zwart gekleed en droeg,
als hij uitging, een hoogen hoed, die spiegel
glad was opgestreken. Hy had dunne lippen,
walke meast op elkaar wa'en geklemd. Zien
lachen had hij hem haast nooit, doch zijn
oogen konden wei eens vroolrjk kgken en
't was dan of de scherpe lijnen, welke van
de mondhoeken naar de teuivleu^els
opgroefden, haar scherpte verloren en mear
een trek van ernstige goedheid dan van
strengheid werden."
Bihalve nu die allerakeligste toevoeging
van het ontbreken van nagel vuil, bewijzende
dat de auteur de verkeerdalijk suggestieve
W!imimiiimummiimi>!miiimimmil»»i»m»>mmti>uiiliiintiim
West-Indischen papagaai, die zijne veeren
had opgezet, t n door herhaaldelijk ijn kuif
op te staken de gebruikelijke eerbewijzen
uit het papsgaaieaiand scheen te brengen,
zag hy de deur van een klein koffiahuis,
dat aan den winkal van den vogelkoopman
grensde, opengaan ea een jonge negerin, mst
eene groote roode das om haar hoofd, kwam
te voorschijn en bagon de straat te vegen
De aandacht van Bjitelle werd dadelijk
verdeeld tusschan het beaat en de vrouw
en hij zou niét kunnen zeggen welke van
deze twee wezens hem het meest veivulde
van bewondering ea genoegen.
De ne.?erin. dia de straat thans rondom
gereinigd bad, sloeg d* oogen op en bleef
op haar beurt verwonderd btaaa voor do
uniform van dan soldaa^. Zoo stoei zij daar
togenoTar hem, haar bezem ia de handen,
alsof zy d i wapens voor hem had gedragen,
terwijl de papegaai voortging zich o? te blazen.
Na eenige oogenblikken werden beiden
verlegen en zachtjes, om niet den echiju
te gèvea dat hij den afcocht bllss, trok hu af.
Maar hy kwam te:u^. B'jnadagelijks ging
hij het cafévoorbij en dikwijls bemerkte hy
door de vemters de kleine zwarta, die de
glazen bier of brandewijn aan de matrozen
bracht. Dikwijls kwam ze buiten als ze hera
zag ; zelfs wisselden ze, zonder elkander ooit
gesproken te hebben, glimlachen en Boitelle
voelde zich het hart kloppen als hij eens
klaps tujachen de zwakte lippen van het
meisje de hagelwitte tanden zag. Eans trad
hy binnen en varwonderde zich, dat ay',
als ieder andar, Fransch sprak. Da flesck
limonade, waaruit zy juist wilde inschenken
bleef, by de herinnering aan het vis il vis,
markwaardig goed smaken en hy maakte het
zich tot eene gewoonte in dit kleine
havenlo^ementje alle smakelijke likeuta te komen
gebruiken die zyn beurs hem toestond.
Het was voor hem een feest, een geluk
waaraan hy onophoudelijk moest denken,
kracht van zulk een zinnetje niet voelt»
krijgt men vam 'dit portret een voorsteHinfi
die zoowat het midden houdt towchea eaa
kapper en een MepMsto en constateert d*t
gaen van beiden egealyk bedoald zijn, naar
hetgeen de auteur vervolgens van diens vaders
geest doet blijken.
Evenmin ziet men de moeder, die begint
een bekrompen materieel vrouwtje te lijken
ea eindigt als een gemoedsdiepe, lydende
figaur. Evenmin ziet men deParysche vrien
den en vriendinnen, van welke ik voar my
geloof, dat het al te zamen afleggertjes zyn
van De Murger.
Bavatte het eerste gedeelte van het werk
blykbaar veel eigen herinneringen van den
auteur en ontleende daaraan zekere beminly'ke
echtheid, in bet tweede zweven -wij op broone
vleugelen der phaataisie het Pary-che Bo
hèae-leven binnen met als reëale basis een
oppervlakkige persoonlijke bekendheii met
de beschreven plaatsen. Hier is werkelijk
niets te vinden dan da goedkoopste verbeel
ding, zonder eenige waarachtigheid van
inleven en wy behoeven er verder geen
notitia van te nemen.
Maar wel is 't merkwaardig, hoe da auteur
ter goeder trouw meent, dat dit zwakke
boemel- en lief deleven van i'.ija held moet
beschouwd worden als de logische door
trekking van de lyn in het eerste deel van
het verbaal opgezet.
Hoe hy zyn beid" zist, wij hebben er
reed j ean citaat van gegeven. Frits was geen
werkby", hij wordt voorgesteld als een fijn
gevoelige, eenzelvige jongen, wien al vroeg
de raadselen van dit leven benauwen. Dat
zyn vader, dit eigenlijk ieder, zijn dof!i
slenrwerk kan ditn en toch niet rampzalig
a'jrj, ziedaar wat hem met griezelige ver
bazing vervn't. Z)o dit gebrek aan dierlijke
levenslurt beteekent, zeker beteskent het
een grootere mate van onderscheiding en
begeerte naar bewustwording. En daar alles
hem niet sterk, maar gelijkelijk aantrekt, is
er niets dat hem bijzonder interesseert. Dis,
om zyn leven stuur te geven, besluit de
vader den zoon op zyn kantoor te nemen.
Op den duur zou allicht Frita de zegeningen
van dit weinig inspanning eiaehend«, ge
regelde werk hebben gevoeld, indien niet
zijn vader en spoedig daarra zgn moeder
gestorven war er. Alleen de zaak aanhouden
ging niet en met den nieuwen compagnon kon
hy niet overweg. Hij verkreeg da i zyn aan
deel in de afliire om heen te gaan, om een
wyder, emotioneeler leven te gaan leiden
buiten het enge sieurbestaan waarin hij
opgroeide. M*ar begrypt dan zu k een
intelligente en gevoalige jongen, wien alle
bruut p'ei zier tot nog toj verre stond,
niet dat dit enkel een vrijer leven naar den
geest kan z'ju? Of, indien hij al eenige
(aitt vele f) jonkheid alt te vieren heeft,
zal hij dan niet na veertien degen reeds tot
bssef konen, dat men -van aad-;r hout moet
zyn om in daden en emoties zijn leven uit
te leven P Mij dunkt, dat kan niet anders,
of de1 figuur is niet goed opgezet. De
amonrt j es en amouretjas in Parijs kuanen een
litflijke begeleiding zgn, het leven zelf zijn
zy nimmer voor dergelijke naturen, die nog
wat aaders zoeken dan verstrooiing en
geslad'a; hongeren naar het begrepen vau zich
zelf en de wereld.
Wat een rsre auteur is de :e On-onbekende
dan, dia de achoone en misschien zwakke
onvrede met het leren blijkt te kennen
en, ter oplossing van het raadsel, ons ont
haalt op PaiiJBche Paul ne» en Mimi's l
Zelden werd een verhaal meer duidelijk lüt
twee stemmingen geschreven en bevestigde
de leiing beslister, wat de omslag deed be
vroeden : een sop zachtaardig groene jeugd.
FRANS COBNEN.
De zwerftochten, van Minettt, door
AUQUSTAVAN SLOOTBN., gekleurd prentaaboak
met téekeningen van BENJAMIN RABIEK.
Uitgave van Holkema en Warendorf,
Amsterdam.
Benjamin RsMer, dien wy in ons land wel
kennen, ten volle te beminnen, is eigenlijk
een F<anseaa bezigheid. Da Fransehen zyn
a'gooieen en terecht beroemd om hualieder
gecompliceerdheid, maar omdat ze zoo ge
compliceerd zyn, trekt hun ook op een ongewone
manier d3 eenvoud aan. Eanvoudiger dan
Rabier kan bet wel niet. Zgn geest is louter
kicderachtig-grappig. Zjn poezen snijen zon
derlinge, re air alty'd dezelfie gezichten. Zijn
honden doen zich zonder uitzondering voor
als hondjaa van stopverf Doch met deze
zich gely'k blijvende Ribierscbe materialen
bereikt hy een koddigheid van voortdurend
wisselend karakter. Hier stroomt, als kabbels
water, vrcolijk humeurige en... kicderachti^e
om de zwarte hand van het meisje iats in
zijn glas te ziea schenken, ter ffyliaar lippen
lachten en haar fanden blonken, helderder
dan h&ar oogeu. Na verloop.van t ff e« maan
den, werd sn zij dikke vrienden en B stelle
ging hoe langer hoe inear vaa haar houden.
Esret verwonderda hjj er aich o/er, daïdj
denkbeelden der jonge negerin evenaoo waren
als die vaa (Is meisje» van zijn dorp, datzy
spaarzaam was, werkzaam, godsdienstig en
Vin goad gedrag en hij werd varliefi op haar
alsof hij op hè; puat stond haar te trouwen.
Hij deed kaar werkelijk dit voorstel en zy
sprong op van vrengde. Zj had nog wat
geld ook, haaïnagelaten door eene
koopvreu* ia oesters, die ket had opgespaard.
Zij was door aen
A/merlkaanschasheepskapitein op da kade te Hd rre achtergelaten.
Deze kapitein had haar gevondec, toen zy
ongeveer zes j aar oud was, ineengedoken op
katosnbalnn in het ruim van zijn se hip, eenige
uren na t^jn vertrek van New-York. Ta Hüvre
aangekomen, liet hij haar aan de zorgen van
dese oesterkoop vrou w achter,die met dit kleine
zwarte lichaam, waarvan hij de herkomst
niet wist, medelij den gekregen had. Dejoage
negerin werd nu na den dood der
oestervejsoopster, kelnerin in het Cifédes Colonïti.
intonie Boitelle voegde er by :
Zoo zal het wel in orde somen, als my'u
oudera er zich niet tegen verzetten. Ik zal nooit
iets tegen un zin doeo, ho >r je l Zaodraik
weer naar huis ga, sal ik er hen met een
paar woorden mee in kennis stellen l"
Wer cel ijk begaf hy zich, toodra hij de
volgende weak vierentwintig uur verlof iad
gekregen, naar zy'ne familie, die eane kleine
boerderij had te Totirteville bij Yvetot.
Hy wachtte het einde van djn maaltyd
af, het uur waarop koffie met brandewijn ds
tongen losser en de harten open maakt, en
deelde zyn bloedverwanten mee een meisje
gevonden te hebben, dat aoo goed met zyn
smaak o 'ereenstemde, dat er op de heele
geest. Gteest van «en ktndf van e«n bftdetlijk
mensch? neen,wMriyk nietïvan
UtFraMchman, v«n ee* vertellenden bon p*pa", die
pretentieloos (bwnijdbare eigenschap) weet
bezig t» ho*d«fr en dl»gtaag kinderachtig
is om er, zonder meer, eens lichtjes over te
kunnen lachen met de anderen.
Wy staan wel dikwyls vreemd tegsnover
de manier-van-zien van den buitenlander:
Om van de onwaarschijnlijke hoflf^kheid
der Chineesen en den verren lach der Japan
ners niet te gewagen, noch ras zeïf vóór t
houden, dat al de weelde van een Persisch
tapyt ons zeker slechts ten déle bereikt...
wel! zie zelfs zóó nabij als naar onze buren:
de Eagelsche drooge geest vindt laagzaam
ingang, de Fraoseh-welwillend-ironische ont
gaat ons zoo licht. Zijn wy allen, Hollanders
van ronden en de gelijken inborst, niet te
beperkt gaboren? Kibier schatten wy zeker
lager dan hy' verdient: maar hij is zóó uit
stekend, dat hy reeds bevriend is by dui
zenden Nederlandsche jongeren, onpopulair.
Minette's (poesjes) zwerf.ochten",eindigend
met de alleronwaarschijnlijkste fantasie van
het vliegende bontj 3 (aan duif in een
vossebontje gestoken, dost dit damegkleedingstük
vliegtoeren verrichten) is eennieuwe uitgave
vol uitbundige malligheden, waarover men
gemakkelijk lacht. Ejn aHergenoegelflfcst
boek.
v. B. E.
Boeien ra en Tóór H
Tegen S t. Nicolaas.
Men zou niet zeggen, dat de Ne lerlandsche
uitgevers zoo tot klagens toe de treurige
gevolgen van overvloadheid der
kinderboekmarkt ondervinden, want de winkelétalage*
zyn weer overvulèen m'n sehryftafel niet
minder. Alleen van de firma Van Holkema
& Warendorf tel ik er een tiental, die zoo
op 't oog ean onjewoon-prettigen indruk
maken. We zyn op het punt van beekbanden
niet verwend en .het zon haast een revolutie
mogen heeten, wanneer op schrijvers en uit
gevers meer en meer inwerkte de gedachte,
dat niet krnllettera en arabeskaehtige
encadrementen, niet f el- kleurige omslagplaten,
niet het goud opsnee, maar 'n fyn getint
omslag, smaakvol verdeeld, hoogstens met
'n simpel vignetje of 'n graciekvol flguw,
een kinderboek aan waarde doet winnen.
En al heeft voor een groot aantal kinde
ren, on ook voor sommige pronirgj-age ou Iers,
hét mooie- bandje" daarmee bedoeld het
schr eau wenere, kleurig», mat festoenen en
guirlandes gesmakte eeae groot» bekoring,
dan wordt het noodig ty'd dien wansmaak
den kop in te drukken en 'n zuiverder ge
voel aan te kweeken, niet j dist zoo zeer
voor 't zoogezegd schoonë, als- voor 't,
eenvoudige,
Er ij maar n platenboek, voor kin
deren van 'n jaar of acht ; de rast geeft
voornamelijk lectuur en daaronder voor
alle leeftijden, zelf* tot hooier dan da
kinderlijke
HET BBRBNBOEK,
tekst van Aigujta vaa Slooten, met platen
van Gaor^e Alfred Williams is vaa omslag
niet bijonler smakelyk, wal kleurig en lok
kend, doch platen en tekst overtreffen da
d ie -door opgewekte verwaehtiag.
P atenboet stelt wel zeer aparte eischen.
Meer dan in dan begeleidendan tekst moet
het kind de illustratiea kunnen leien". ledere
plaat moet lief et zijn een vlammend verhaai
met kleurige,, fantastische variaties ad
libitum. Dan ia 'n tekst haast overbodig, kan
hoogstens zijn 'n teelichting tot de prenten,
'n bescheiden den jeugdigen lezers tegemoet
komen, doch zonder pretentie.
De tekst van Angnsta vaa Slooten uu
staat wat den gang van 'c aceompagoeerend
verhaal betreft op 't goada eenvoudige plan.
Effl natuurlijke ongedwongenheid stuwde
helaas soms te groote-menschachtige door
gaans simpele woorden tot zinnen ea perioden
van waaraehtigen friachheid. Zonder hapering
loopt het vlotte, sprookjesachtige verhaal
van e Teddy-heertjaa en verbeeldt 'n brok j a
kinderleven van veel lichtende leut en
spruitenden luim*.
Alleen is 't milieu wal erg rijk, zoo kwistig
met auto's en motorbooten. Eigenlijk geloof
ik, dat men maar 't best doet die overdadig
heid in de lijst van de andere fantasiëa als
'n sprookjes-verzinsel ta beschouwen.
Béter dan de tekst vind ik de platen,
door hun onmiddellijk aanspreker. Verge
leken by het in kleur en lijn levende beeld
is 'n woord een trage- omschryvimg, 'n zin
een omweg.
Enkele plaatjas zyn al te bont, al te
vroolyk-kleurig en daardoor drtii,
onleeawereld geen ander bestond dat hem ooit zoo
goed kon bevallea.
D 3 ouders werdon by deze mededeelings,
dadelijk voorzichtig en vroegen nadere
bizonderheden. Hj vertelde alles, maar ver
zweeg de kleur van haar huid.
Het was een kelnerin, weliswaar zonder
groote geleerdheid, maar braaf, apaarzaam, net
jes, goed van gedrag en verstandig. D j S alles
was meer w a «d dan eene slechte huisvrouw
met geld. Bovendien had zl een paar staivera,
die haar nagelaten waren door eena vrouw,
die haar grootgebracht had, eenige groote
stuivers, bijna een bruidschat, vijftienhonderd
francs op de Spaarbank, De oadere, door
dit gesprek overwonnen en bovendïan op
zyn oordeel vertrouwend, hadden er ten
slotte vrede mee, toen bij aan het kieèche
punt was gakomen. Doch daar hy moest,
maakte hy er ziek lachend af dpor te
Er ia nog a ding, dat u in den weg
zou kunnen staan. ZLJ heeft gean vlekjs wit."
Zij begrepen niet wat hy bedoelde en hij
moest hun nauwkeurig uitleggen, vooizichtig,
oin hen niet af te schrikken, dat zy be
hoorde tot het donkere ras, waarvan zij niet
anders dan af. bee' dingen hadden gezien op
de platen van Epinal.
Tjen werden zij ongerust, bedremmeld,
vreesachtig, alsof hy hu a een verbond met
den duivel had voorgesteld.
Z;jn moeder zei: ,,Zvart? Ij ze zwart?
Overal?"
Hy antwoordde: Ja, overal, zooals u wit
bent."
Zgn vader hernam: Z^art? Zoo zwart als
de ketel?"
De zoon antwoordde: ,,X ou, misschien wel
een beetja minder! Za is wel zwart, maar
't misstaat niet. De rok van meneer pastoor is
zwart en zy ia niet leelyker dan'een witte rok."
Zijn vader zei weer: Zijn er nog meer
z varten dan zy in haar land?"