Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTKRDAMMEii WEEKBLAD .VQQR NEDERLAND.
1795
Dr. Faastas, naar de ets van Rembrandt.
Goethe's Faust, eerste deel,
in.Neierlandsehe verzen vertaald, ingeleid
en toegelicht door C. S. ADAMA
VAN SCHELTEMA. Wereldbibliotheek
No. 155?156. (geen illustraties).
Dat in de 'Wereldbibliothsek', naast
de 'Ilias' en de 'Goddelijke Komedie',
?ene vertaling van Goethe'g
Fanst niet mocht ontbreken,
heeft de redactie terecht be
grepen ; en zij is zoo gelukkig
geveest, een onzer besie en
?orspronkelijkste jongere dich
ters bereid te vinden tot het
ondernemen van den
moeitevollen arbeid, waarvan het
resultaat nu vóór ons ligt.
"Wij moeten Adama van
Scheltema dankbaar zijn voor de
zelf rerloochening, waarmee hij
rijn talent in dienst heeft ge
steld ' van . Goethe's genius,
enkel en alleen bedacht op
trouwe wedergave van vorm
en inhoud van zijn voorbeeld.
Het zal voor zulk een krachtige indivi
dualiteit geeft geringe opoffering geweest
zijn, het klankbord van eigen ziel schoon
te wissen en slechts den adem van den
schepper zelf daarover te laten gaan,"
zojalshij Inlei
ding p. XXVII
zegt. Dit gevoel
van piëteit voor
het kunstwerk
dat hem ter
herschepping"
is
toavertrouwd, belet
hem, den Fiust
modern aan te
kleeden", gelijk
TenKate dertig
jaar geleden
mocht doen, en
aldus een tra
vestie in plaats
van eeri verta
ling te leveren.
Da verleiding
daartoa was anders groot,waut de poëtische
techniek van Goethe in het eetste deel van
Fauit, vooral de oudere partijen, is, van ons
?staidpunt bezien, vrij primitief en zelfs
slordig; het was dus voor een versvir
tuoos als Ten Kate, en a plas forte
raison voor iemand, die, als A. v. S., op de
hoogte der moderne techniek staat, een
kleinigheid, die te verbeteren". Aan
Naar een
olieverfportret van Goetbe,
omtrent 1773 door
een Frankforter
geschilderd.
Naar een »childerjj van
Schmeller: Goethe, zgn
secretaria dicteerend.
Weimar, 1831/34.
Ernst PoBBart als Mephisto.
die verleiding heeft A. v. 8. wakker
weerstand geboden; hij beperkte zich tot
een zoo angstvallig mogelijke
mabpotsing van... beeld, vaat, ritme, rijm,
taaleigen, woordvoorkeur, enz.'* Wanneer
men dan ook bij een stootend en
,schraalvers in zijn vertaling geneigd is te zeggen:
Dat had hij toch met weinig moeite
mooier kunnen maken." dan
viadt men st eds, dat de
schuld büGoethe ligt. Bijna
ielere regel vol<t in
rhythmus, 1) rijmsoort en woorden
keus trouw het overeenkom
stige Duitache vers na. Hoe
ontzettend moeilijk de verta
ler zich door dien zelf
opgelegden dwang zijn toch al zware
taak heeft gemaakt, kan men
licht denken, en het eischte
een taai geduld en een zeld
zame heerschappij over de
taal, om dat tot het einde toe
vol te houden, en zelfs bij
zulke doode passages, als de
Walpurgisnachtdroom, niet te
verslappen. Maar het is hem dan ook
inderdaad gelukt, den Faust te her
scheppen" in het Nederlandsch, zoo, dat
wie den Duitschen tekst in zijn hoofd
heeft, bij het lezen der vertaling bijna
overalderhythmische bewe
ging, den gang
der zinnen, den
rij m val van het
origineel be
speurt, als een
Nederlandsche
echo van
Duitsche verzen.
Het is verwon
derlijk knap.
Als bijzonder
welgeslaagd
zou ik willen
noemen: den
tweeden mono
loog van Faus*,
de Paasch wan
deling, den zang der geesten, Fausta
vloek en wat daarop volgt, den aanhef
van den 'Walpurgisnacht' met zijn
Teekeniru door Selbers
te Weim»''.
September 1826.
1) Althans
heffingen.
in het aantal lettergrepen en
natuurstemming, van 'Bosch , en Grot'
met zijn stille verhevenheid maar
ook het aai'ave, leuke en burleske:
Greetja's gekeuvel, het vlooienlied van
Mephisto. Vlekkeloos is natuurlijk ook
deze vertaling niet. Da rijmdwaig
heeft hier en daar eau minder gelukkig
woord doen kiezen, bijv. v. 190: bloe
men brak voor plukte, 864 keken, 453
bewerken, 1203 verrassen, 3296 verbloe
men, 3586 zacht. Dat er ook wel eens
een misverstand is ingeslopen, wie zal
er Scheltema een verwijt van maken?
Da Faust wemelt letterlijk van moeilijk
heden, en de talrijke commentaren, hoe
uitvoerig ook, laten den lezer toch vaak
in den steek. Een zoo nauwgezette ver
taler, als Scheltema, staat ieder
oogenblik T oor quaesties, waaraan geen Duitsch
commentator ooit heeft gedacht, hij moet
zich dan maar redden. Laat ik, uit het
geen ik aanteekende, eenige plaatsen
bespreken.
V. 150-151. '
Wer l aas t dan Stnrm zu Leidenechafien wüten?
Das Abendrot im sanften Sinne glü'in?
Wie blaast den storm tot hartstocht in een
boezem?
Laat de' avond stralen in een stil gemoed?
Dat zijn twee mooie verzen vol stem
ming, en toch geven zij de bedoeling
niet juist weer. Goethe dacht, geloof
ik, hier aan 'King Lear' en aan 'Die
Rauber'. Da storm, die over de heide
woedt, stemt in met (zu) de razernij
in den boezem van Lear, als een
accompagnemènt, en de zonsondergang
in het woud aan den Donau ver
vult het gemcéd van Earl Moor met het
somber plechtige voorgevoel van zijn
eigen dood, het gloeit 'in ernstem Sinne'
= in een sombere beteekenis. Zoo legt
de dichter verband tusschen natuur- en
men schenle ven.
232?233
Ihr wisst," anf unsern deutschen Bühnen
Probiert ein j ader, was er mag; ?
d. w. z. op ons D ai t sc h tooneel probeert
een ieder, wat hij wil; er is dus geen
vast stelsel, geen stijl, zooals in Frankrijk.
Hoe daaruit de vertaling:
Gij weet, in 't deugdelijk bedienen
Van 't Dttitsch tooneel, zijn wjj wat waard;
is ontstaan, is mij niet
duidelijk.
1969
Znr Recht?
gelehriamkeit kann ich mich
nicht beq nemen.
In rechtsgeleerdheid
kan ik actf niet geed
bekwamen.
Hier is de woordklank
te letterlijk gevolgd.
De jongeling wtl zeg
gen, dat hij geen zin
heeft in de juristerij. '"?'*
1977 beteekent *EnkeV niet 'kleinkind',
maar 'naneef'.
2037
Zum Willkomm tappt Ihr dann nach allen
Siebeneachen,
Um die ein andrer viele Jahre gtreicht,
Dan vraagt gjj daadlij k maar naar het intieme
leven,
Waarvoor een ander jaren noodigjheeft;
Het bevreemdt mij, dat het schilder
achtige 'tappt Ihr' zoo vervaagd is; ook
het verband met het volgende is daar
door verbroken; immers er staat: Bij de
eerste kennismaking tast gij reeds naar
al die dingetjes, waar een ander jaren
lang omheen draait: de pols, de heupen
enz. Dat 'Medizin' hier en elders door
'artsenij' is weergegeven, in plaats van
'medicijnen' of 'geneeskunst', is misschien
ook aan het rijm te wijten.
2819
Und riecht einem j eden Möbel an,
Hier is 'Möbel' eenvoudig ironisch
gezegd voor 'ding': het Hollandsch:
En aan elk meubel, dat ze ziet staan,
doet aan een werkelijk meubelstuk
denken
Een groot bezwaar, waarmede een
Nederlandsche vertaler yan Faust heeft
te worstelen, is het eigenaardig stijl
karakter van sommige gedeelten in
verband met den aard van het litteraire
Silhouet. Goethe
in hofnniform.
[1808/12.
De echtelieden Bchütz, de eerste Fanst en de eerste Gretchen.
Hofschouwbnrg te Brunswyk, 1829.
«orfteïttng itn herten
Zutn
.1
ii.M
i' i jt
i«t**
toon ©èt&e. ««r &ic Suönr
<P c r l" o iv f « :
. . . «t. eaSaon».
. . . 4Jt. pol-i*.
Bit.
^'.trijrtt. ' " v....v.
«?'V . u/. ,n'S'V.-i"n'.*«*:= .'?'?' ? ? Wa *««"?
til.-nlin. ;K iStutn, -ïcitJ! f'' ?*"*'??
iau Watrt!.-, i
llï'Li e*to
'-pr. Xïfrvi.
'.(?v. sifó:r.
Uiv ?*'?'««
, £r Si«"'!>"S'».
\f-i-. CclS:^.
t' i tf t '? i
.Hn..fT,-f ( S<:.-,.iv«'.j;4!(a
C.fl», :
.!>.?<.'?? l ~::";;'r ? ? ? .......
tntl.r l
w .i f ? ; : t £! r. b r i a ?! '' r ' " ........
ci?rtt,'v Si.-It. L< ? i 6ciiinny*:i unl' S t i jït r.
n j < i 3 t
I>« scri>tt>'.i Jiiifü^iten nxttcn crfuitt, an i«bon tctó il-r: 7Cbi'nn(;:'.ci'.f
* ' Rft fcct Sc9cnf(bütKr on ten
1) r t i f t bet ?}) (j 11:
e S t/iiir. iï-errm? 12 65gt. ^att«rr--SJogf 12 ©gr. Sriïet j».ii;j
r. ©tittct 9vmig ?'! r.~ allms 3 'J5v
im faufc ^ 18%:>am Brn^^a^
bsn, uttb ut i>on gRorgcnèiou&r bié?Kittai)f 3 llbr ti\lm.
v.;i,;c' |:nv nut an ttm y.a$c güUig, au nuld);m fit j,-icf;t iïi;f
i!t urn 6 llbt'un» l>aS nbc nacfy bal b H» ''^.
?u¥'mjc ttirb urn 5 Uin- ..uv^.;,:.
U n v a i; 11 t!) : pfir (Sróéer.
Het programma van de allereerste oproering, de z.g. rpremière
van den Faust: te-Brnnswyk, in Januari 1829. Eerst in Angustna
van 't zelfde j »ar volgde een opvoering te Weimar.
Nederlandsch. De jongelingen van den
Sturm-und-Drang-tijd dweepten met het
natuurlijke, eenvoudige, ongekunstelde,
en vonden dat ideaal verwezenlijkt in
de populaire poëzie der 16 ie eeuw,
waarover de schaaf der vreemde Renais
sance-kunst nog niet was gegaan. De
jonge Goethe werd vooral bekoord door
net kernachtige, leuke realisme van
Hans Sichs, en maakte zich door ijverige
lectuur diens dichtrant zoo eigen, dat
hij die ouderwetsche, 'Knittelverse' uit
zijn mouw kon schudden. Hij heeft er
dan ook bij voorkeur gebruik van ge
maakt voor zijn satiren, waarin hij aan
zijn luim den vrijen teugel laat. Die
knittelversstijl, door Goethe geschapen,
i) dus geenszins alleen uit zijn eigen
natuurlijk Duitsch, zijne familjare
omgangsstaal gesproten, maar hij is een
litterair product, archaïatisch gestileerde
volkstaal, later stereotiep geworden, even
goed als het Homerische Duitsch van
Vess. Nu kent het litterair Nederlandsch
geen dergelijke traditie, het beschikt dus
niet over zulke 'derbe', maar toch niet
onedele phraseologie, zoodat de
Nederlandsche vertaler wel genoodzaakt is,
zijn toevlucht te nemen tot de alledaagsche
spreektaal, en nolens volens triviaal
of plat schijnt, waar het Duitsch alleen
'derb' is. Wanneer dus de'gevoelswaarde'
van de Hollandsche woorden en uitdruk
kingen niet altijd' die van de Duitsche
is, dan ligt dat niet aan den vertaler, maar
aan het instrument, dat hij hanteert.
Natuurlijk mochten bij deze
Faustuitgave, die ook voor niet geletterden
is bestemd, verklarende aantéekeningen
niet ontbreken. Wat hier gegeven is,
getuigt van de ernstige studie en de
groots nauwgezetheid van den vertaler,
die hier en daar gelegenheid vindt, om
van zijn keuze in twijfelachtige gevallen
rekenschap te geven. Ook de opmerkingen
voor de Rjgie zijn van belang voor het
recht verstaan van den tekst; door de
meeste commentatoren wordt daaraan
geen aandacht geschonken.
Bijzonder genoegen verschafte mij het
Naar een groot schilderij van Kolbe:
Goethe, met den Veeimaa op den achter
grond. In 1826 voltooid.
Marie Seebach als Gretchec.
C. 8 Adama van Scheltema en zijne
vronw. Photoerafis, genomen te Tivoli
btf Rome, Mei 1911.
*
lezen der Inleiding, met name de blz.
XI?XII; XVIII-XXII, waar Schel
tema zijn oordeel over den Faust als
kunstwerk en over de figuur van Goethe
te kennen geefc. Het is voor ons
ouderen, en meer bijzonder voor ons vak
mannen, die allicht een schoolschen kijk
op de dingen krijgen, interessant te ver
nemen, hoe een door ei door modern
dichter, die in zijn levensbeschouwing
zoo ver af staat van de 'Weimarer
Excellenz', den menech en zijn werk
beschouwt. Wij weten immers, dat het
tegenwoordige geslacht heel anders
tegenover de klassieken staat, dan dat
yan veertig jaren her. Trouwens, wij
zelf voalen ons ontgroeid aan allerlei,
wat ons in hen vroeger bekoorde of
imponeerde. Kunnen wij ons nog inte
resseeren voor het hocus-pocus van de
geesten-bezweringen en verschijningen
op het tooneel, en kunnen wij er naar
kijken zonder uit de stemming te raken P
Ea ergeren wij 011 s niet o ver de litteraire
nesterijen, waarin de grootsch opgeaette
Walpurgisnacht doodloopt? Ook heeft
? de steeds dieper gaande critische ontle
ding van den F*uat ons oog gescherpt
voor de onsamenhangendheid en tegen
strijdigheid van de doelen, waaruit hij