De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 19 november pagina 7

19 november 1911 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1795 DE 'AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. IBhOutlH gudmlttin VM WIHUI» W*«NE». «IndlA. fluliMlinigipvIl. Silhouet van C. 8. Adama van Scheltema, 1911. opgebouwd. Niet alleen, dat sommige ttffieelen bet verband van .het geheel verbrekep, maar het gebeurt zelfs, dat ^fen tooaeel uit verschillende niet goed ?lattende stukken iién is gezet, een bewerking, waarondervooraldö'Paktazene' on 'Wall und Höhle' geleden hebben. Soheltema, die blz. X7I op deze dingen wjjst heeft echter, zooals hierboven reeds IB aangeduid, nog andere aanmerkingen: de vrij slordige rbythmiek, de armoedig heid van het vers, vergeleken met de weelderig» poëzie van Sbelly, en zou ik wel denken mat hetgeen de moderne verskunst vermag en eischt. Maar dat alles belet hem niet, de grootheid van den dichter en de onvergankelijke waarde van zijn hoofdwerk te erkennen. Het doet goed te lezen, met hoeveel warmte hij de innerlijke schoonheid prijst juist van die vrije verzen: zoo menig los en levens vol ritme... de edele lij a van zoo menig hooggestemde gedachte....zoo menigen regel, die een minder bezield gedeelte plotseling overstraalt met zijn licht." Ea vooral: hij bogrijpt, dat die technische onvolmaaktheden in het niet zinken bij de grootsche eenheid van levensgevoel, waaruit Faust is voortge komen, Uit het eerste deel van den Faust zegt hjj, flglanzen de wijsheid en de liefde als de twee kostbaarste gaven. De wijs heid^ van zooveel diepe, algemeen manBcheljjke woorden...", die het eigendom der menschheid zjjn geworden, en de liefde in de onsterfelijke figuur van Gretchen, deze aardsche Maria der zondige ontvangenis!" O rer de eenheid van den Faust is heel wat geredeneerd. Hartstochtelijke Goethevereerders, zooals Biumgarten Valentin, hebben zich uitgesloofd, om die tegenover de critiek te verdedigen. Als men hen hoort, is de opbouw van het geheel, de samenhang der deelen onberispelijk, en sluit alles als een bus; zelfs de litteraire allotria van de Walpurgisnaeht zijn daar volkomen op hun plaats! Het is echter verwonderlijk, welk een stortvloed van woorden, en wat een spitsvondigheid nOodig is, om het zoover te brengen. Wanneer men eenige bladzijden moet lliiiliiiiiiiiiMiiiijiii iiinliiiii min iiimiiliiiiiiiiiiii|iiiii i ui mum nu iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiin De oorkonde door tooneelschryfaters en -schrijvers Mevrouw ThéD Mann Bouwmeester ter gelegenheid van haar veertigjarig tooneeljnbileum vereerd. Gekleurde teekening van Albert Hahn. L t Maandag 13 dezer overleed te Krenznacn, waar hu woonde, Johannes Addens, een merkwaardig Nederlander in het buitenland. Geboortig uit Winschoten, waar hu een tyd ?lang lei gaf aan de Zeevaartschool het was in de jaren toen ook Dr. Doorenbosnog te Winschoten vertoefde was hy later als scheikundige aan verschillende fabrieken Werkzaam, eerst in de provincie Groningen, daarna in Dnittchland en Rusland, om zich tem slotte in Finland, te Helsingfors, te JOHANHES ADDBNS. f vestigen. Hy nam daar als consul de Neder landsche belangen waar. Maar merkwaardig aan hem was de belangstelling waarmee hij onafgebroken kennis bleef nemen van het Nederlandsche geestesleven. Hy trad in brief wisseling met Job. van Vloten, leerde hem persoonlijk kennen en heeft ook een enkel . artikel bijgedragen tot zyn Levensbede. Dit was begrypely'k, omdat hy, als jongere tijd genoot, Van Vloten's theologischen stryd deelde en, evenals deze, by Spinoza vrede vond. Merkwaardiger was dat hy al de twintig jaar dat ik hem kende, en terwijl zyn eigen gedachten dus sints lang gevormd waren, niet moede werd alles te lezen wat hjj zich aan geschriften van beteekenis nit Nederland verschaffen kon. Minder door de boeken dan door zyn eigen ervaring was hy een aanhanger van Marx en Engels ge ivorden, en een uitgebreide socialistische literatuur maakte deel van zyn boekerij uit, maar dit belette niet dat hy een bundel nieuwere Nederlandsche gedichten, een roman van Van Eeden of een pasverschenen werk van prof. Bolland even gretig las als een opstel van Van der Goes. Hy was een man van een buitengewoon scherpen geest en hy had in het voordragen van zyn gedachten even veel gemak als onrervaardheid. Maar als vreemdeling in Duitjchland onthield hy zich van openlijke uiting. Alleen zijn vrienden kenden hem. Moge het dan een van hen vrij staan, nn hy gestorven is, hem in zij a vaderland te huldigen. ALBERT VER WE Y. Noordwijk a. Zee, 14 Nov. '11. volpraten, ont tnsschen twee opeenvol gende verzen verband te leggen, dan is oat tooh een veeg teeken! Den Faust zóó te willen lezen, dunkt mij een onbe gonnen werk. Men kan aan dit gedicht, «at Goethe zelf,incommen8urabel' noemde, niet den gewonen maatstaf leggen. Het is niet anders dan historisch te begrijpen, in verband met 's dichters leven. Het oudste ontwerp, de ,Urfauat', bestaat nit eenige onsamenhangende stukken en het liefje-treurspel, in drie jaren van,Stnrm und Drang' met horten «n stooten ge boren uit den ontzachlijken levens- en scheppings drang van een genialen jonge ling, die uiting zocht voor al wat in hem woelde en gistte: zijn mystiek natuur gevoel, zijne extases en vertwijfelingen, zijn titanisch verzet teeen alle beperking, zijn haat tegen den philiste r, zij n gloeiende erotiek met haar hooge ideale vluchten haar diepen val in het stof?tegenstrijdig heid en toch eenheid van levensgevoel! Goed en kwaad, geestelijkheid en zinne lijkheid zijn twee noodzakelijke zijden der natuur, die n is, en zoo is ook Mephistopheies oiet de duivel Ier ou ie sage, maar een natuurgeest, vertegenwoordigende het latg-zinnelijke element en het aardsohe, nuchtere verstand. Dat Faust de geliefde in het verderf stort, is het lot van den daemonischenmensDh,gedoemd,het kleine, zwakke, dat hij op zijn weg ontmoet, te verpletteren, om dan misschien zelf te gronde te gaan. Toen Goethe, meer dan twintig jaar later, den arbeid her vatte, was hij reeds lang «oven die levensstemming uitgegroeid: den dat m on in zij n borst had hij bedwongen, leven en kunst aan wet [en regel onderworpen. Zao zal hij dan de losse tooneelen tot eene dramaIIIIIIHIIIIIIIIIHItlllllllllllimillllllltlllllllllllinilHIIIIIIIIIIIHIIIIIliHIIIH Mevr. W. v. d. Horst ala^o in Heyermans' Op Hoop van Zegen". Men, ?, Tan der Eorst-Yaa tór Lntt lelssrt. Mevrouw W. van der Horst?Van der Lngt Melsert viert haar 25-jarig tooneelfeest, en acittien, negentien jaar is het geleden, dat w\j haar, die t oen nog op de program ma's Mej. van der Lngt hee:te, voor het eerst zagen spelen en meteen een blyvenden indruk ontvingen van dat spel. Het was in den allereersten tyd van De Nederlandsche Toonee rereeniging" ; L. H. Cariapyn voerde op voortrefl(j*e wyze de Begie ; . het stuk dat werd opgevoerd, was Jeugd", Max Halbe's eerste en ook nog niet vergeten werk. Wat ons toen zoo trof, was, buiten het expressieve gelaat mn het jonge, bly'e, enthou siaste en straks zoo doodelyk- bedroef de meisje, de wy souden willen zeggen: ziel van de stem, die onmiddellijk tot ons eigen Innerlijk ging. Hier ontlook mét de Lante een jong menschenleven; het werd oni vertrouwd, zijn aandoenlijke jeugd ont roerde ons; in zy'n smart wekte het in letterlijken zia ons mede-lyden. Mevrouw van der Horst speelt met haar hart. Niet lang ha het jontte-meiRJa uit Jeugd", kreeg zij de Kathe Vockerath in Hanpt manu's Eenzamen" te spelen, en daar mee de eerste harer reeks jonge.vrouwen, die een schat van toegewijde liefde hadden vermogen te geven, indien zjj niet door de omstandigheden, in vele gevallen: een ongelukkig huwelijk, waartegen zij inner lijk niet opkonden, werden gebroken. Onvergetelijk blijft ran deze Katae o. a. het oogenblik, dat zij, die na veel stryd-enverzoening niet meer aan een innerlijk samenleven met haar man gelooft, zich toch weer in zijne geopende armen werpt, in vol komen overgave en onnadenkende liefde; zich klein maakt tegenover dan zwakke, omdat zy in haar liefde niet anders k&3. Mevrouw van der Horst speelt met haar hart; na vyf-en-twintig tooaeeljaren schitte ren de oogen, trillen de lippen als z$ speelt; heeft de stem de echte accenten behouden, die ons zoo zeer trcfian. Niet als zoove.en heeft zij een manier" gevonden en speelt sy op die manier. Eene creatie uit later jaren: de jonge vrouw uit Heyermans' De Meid". De angst deser vrouw, haar wanhoop, de afsctiufr voor haar daad, de liefde voor en afhankelijkheid van haar man, het werd al op eer e zeer ontroerende wyze uitgebeeld. De kunstenares zou ons de daad van deze vrouw byna waarecbynlyk miken: omdat zy ons aan aare troosttlooze innerlyte een zaamheid heeft doen gelooven. Er protes teert niets in ons, wanneer haar man zoo goed als onmiddellijk blijkt te kunnen ver geven: tegenover dit leed, dit uiteenliggende leven, staat hy immers machteloos. Zou de opmerking onbillijk we «n, dat da tooneelapeelster nog meer onderling verschil kon brengen tuaachen hare lydende vronwen? Wy gelooven het niet. Maar wy kennen van haar ook: de lach. De lach van Jo, da tische handeling trachten te verbinden, zjjn Faust zal niet meer den ,Sturm und Drang' zijner jeugd, maar den do >r dwa lingen opwaarts strevenden mensen ver beelden, en de innerlijke tweespalt der natuur wordt de strijd van twee boven natuurlijke machten, God en Satan, om de menschenzi»!. Aldus wordt onder den invloed der philosophie en van Schiller eene idee in het drama ge legd, en het realistische spel van den ,TTrfaust' wordt zinnebeeldig. Orerweegt men dit alles, dan zal men er van af zien, in den Faust, zooals hij ten slotte geworden is, eene ,einheitliche' drama tische conceptie te zoeken. Het is een levensbeeld, en aaa de daden en woorden van den held mag men niet d m maatstaf van een reëele [persoonlijkheid leggen. Faust heeft dan ook als dramatische figuur iets vaags, en de tooneelkunst heeft van hem geen vast karakteristiek type kunnen maken. Das te scherper echter zijn Mephistepheles en Gretchen getypeerd, onsterfelijke kinderen van Goethe's jonge phantasie, zóó vol intens leven, dat zij, evenals Hamlet, Falstaff, Tartuffe, iets reëels voor ons gekregen hebben. Dank zij het stoute initiatief van Royaards en de zrjnei zullen wij weldra Goethe's geniale schepping, in unser geliebtes Niederlaadisch bertragen," op het tooneel kunnen zien. Zal het hun gelukken, de ontzachlijke moeilijkheden van tponeelschikking en uitbeelding te overwinnen, de we'bekende figuren voor ons publiek te doen leven, en zoo den Faust tot een blijvende aanwinst voor ons tooneel te maken P Wij hopen het van harte.. frissche, ook: wnlpsche visachersdeern uit Op Hoop van Zegen", en de lach om de lach: in Langendjjk's Wederzy'dtch Hnwelyksbedrog" en Molière'e Ingebeelde zieke". Wy kennen pok die menschelijke creatie: haar Sytske" in Ora et Labora", eveneens van Heyermans (Mw. van der Horst heeft veel aan Heyermans te danken, zooals Hey ermans aan haar), de door de materieele misère afgestompte,verworden schippersoaeid, die haar jongen uitscheldt en wegjaagt omdat hij een daad beging, die zyne liefde en me delijden hem hadden ingegeven. * ** Wy hadden een paar maal gelegenheid by De Nederlandsche Tooneelvereeniging" ren stak te zien instudeeren en M w. van der Horst haar spel te zien voorbereiden. Op de lezing" las zy haar rol met halve stem, schijnbaar min-of-meer onverschillig, in elk geval zonder de geringste bedoeling in de stem iets te vertoonen.van wat er innerlijk nog niet was. Maar telkens sprankte toch reeds voor een oogenblik: het leven. Het komt maar al te dikwijls voor by' de instndeering van een tooneelwerk, dat men teleurgesteld wordt over de praestatie van een acteur; omdat deze de voorbereiding wel met juist begrip en gevoel begon, doch de bepaalde gevoelens niet levend kon honden en nu langzamerhand gaat spelen op zyn techniek". Hier geschiedde het tegenovergestelde: het was merkwaardig en verblijdend, de creatie by elke repetitie meer te zien groei es. Tel kens ver d wen m swakke plekken, meer en meer brak het leven door, en reeds vóór de première gaf de tooneelspeeleter dieptreffend spel. Een toegewijde aan haar kunst is Mevrouw van der Horst; een toegewijde ook in dien zia, dat zy niet te zeer acht geeft op de vraag of het stuk het wel sal doen"; of zij succes zal hebben van haar werk of niet. FRANS MIJNSSBN. Latioa liopa. In No. 1793 (5 Nov. 1911) vraagt Plasschaert in zyn bespreking der tentoonstelling in den Bosch naar aanleiding van een schilderij van Hnib Luns: Het Latijn van zijn schilderij: vader, moeder en znster, is dat in orde ?" Ik heb reeds in het begin van het j aar'onzes Heren 1910 in het Weekblad De Kunit het volgende geschreven: Als de kunstenaar Luns even slecht schilderde als bij de latynse taal machtig is, hij schrijft by v.: imago mater Dr. Faustns en de leerling. Teekening van Bamberg. Inmiddels verheugen wij ons, dat het eerste deel van den Faust binnen het bereik is gebracht van breedere kringen van het Nederlandsche volk, voor wie het origineel min of meer een gesloten boek was. Moge het licht der wijsheid en het vuur der liefde van den dichter uitstralen op velen! Utrecht. J. J. A. A. FRANTZEN. iiiiiiiiiiiiiliniiiMiiilliimiiimiiiliiiiiiiiililiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiililli mei dan had ik hem niet besproken." De zon dit niet releveren, als de aanblik yaa die latjjnse doodzonde haast niet aanleiding ge worden was tot een bedroevende katastrofe. Op een andere tentoonstelling, ongeveer een jaar later, gempette ik voor de tweede maal het betreffende schilderij van Lmns en het opschrift was hetzelfde.gehlevon. Nu wilde het toeval, dat my een duitse Gymnaiialprofessor begeleidde. Toen dwe geleerde man voor het bedoelde schilderij had plaats ge nomen, stiet hy znlk een alschuwlike schreeuw nit, dat ik ontsteld toelopen kwam, in de mening, dat de treffelike geleerde door een beroerte getroffen was. Op mijn zenuwachtige vragen antwoordde hu ten slotte stotterend: Das BO etwas nicht polizeilich verboten istl" Ik keek naar het schilderij en ontdekte direkt het volgens de professor Polizeiwidrige" en de zorg voor het weliijn des professors kon myn diep gevoel van schaamte niet verdrij ver. De professor vertrok met de eerste de beste trein nit het land, waar eine derartige unglaubliche Kulturbarbarei" mogelik was. Het is dus wel geen gewaagde mening, als ik leg, dat dit ongelukkige opschrift van Luns al genoeg kwaad berokkend heeft. Verbeeld je, als dit specimen der dnitse wetenschap eens een werkelike beroerte gekregen had l En nn lees ik tot mijn schrik, dat de schilder Luns zo van de voortreffelikheid van de klassiciteit van zyn opschrift overtuigd is, dat het nog immer zijn schilderij siert. En dit betekende alle» nog niets, als de ongelukkige dit schilderij maar niet elk dozijn etmalen opnieuw een euvel, dat hy met zyn meeste schilderende landgenoten gemeen heeft ergens expo seerde. In naam van de hollandse natie be zweer ik Huib Luns geloof te slaan aan het volgende: de genitief van mater isnietmaier maar malrit en daar tot dasver bij alle volken en ten alle tijden het woord voor moeder iets absoluut vrouweliks aanduidt, moet ook de genitief van het beaittelik pronomen daar mede in overeenstemming sy'n en luidt dus niet mei maar mcae. Als deze bezwering niet. helpt, dan stel ik voor hoofdkommissaris Hordy'k in het geval te betrekken. En als deze zich incompetent acht, wat ik niet ge loof, want deze heer gelooft zich in alles competent, dan huur ik de Nachtwacht-snij der, als hy los komt, en draag hem op by de eerstvolgende expositie van het onheilvolle schilderij het in stukjes te snijden. De taal van catium mag niet voor ons een nationale schande worden I WENZKL FRAKKEMÖLLB. HET STIPPKLGRIJS DUIDT DB TWEE INVLOEDSSFEREN AAN, DIB AAN PANJE IN MAROCCO ZIJN TOEGEWEZEN BIJ HET GEHEIM FBANSCH?SPAANBCH ACCOORD VAN 3 OCT. 19U4. Het weekblad L'Illuitration geef c do3r bovenstaand kaartje duidelijk aan op wat wyze de huid van baar Marocco reeds verdeeld werd, vóór dat het beest geschoten" was. Ia 1901, slechts eenige maanden na het tot standkomen van het Engelach-Fransck Mirocco accjord sloDt Dalcassó mada op aanstichten van Engeland, het geheim t raciaal, deiar dajea in da Ifatin gepubliceerd. Op het bovenstaande kaartje on ieracheidt mea ten Noord Oastan ea ten Zaid- Wasten een aanduiding der grensen van aes Cderifijaactie Ruk. Tan Ziid^n is da aanduiding daarvan eenvoudig wagge'aten, daar taan? Miroco aaa die zyde werdt gerekend met Fransch Noord-Afrika n gaoiad te vormau. Zioals man zici herinnert is tijdens de Frausch Oniteche vertvikKelingtti van dezan zooier Spanje plotseling van den Atlantischen Oceaan (Lirach-i) tot El Kaar voortgarukt. Dase, zonier da by accoord rereisehte waarscauwing aaa Fraakryk, volvoerde besatting zal in de a.s. Fransch-Spaansche onderhandelingen ter gp -ake koman, evenals da natuurlijk gewichtiger vraag, wat Spanje aan Fraakryk zal moatea gavea of toajtaaa, on dit laad schadeloos te stellen voor h«t zoet houden van Duitacaland mat ean stuk van dan Fransstien Cangb.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl