De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 26 november pagina 6

26 november 1911 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 17»* /r-*- "V* i' jï*. Aan de Illuttr. iondon .föwf ontle-nen wy bovenstaand overzicht van Tripoli en de oase. Volgens (e nieuwste gegevens, van den bekenden oorlogscorrespondent Ashmed Birtlett in de IUu»tratian, beoben wy eenige wjjiigtngan aangebracht, <oo b.v. in de plaatsaanduiding der bronnen van B>e Meliana. Het ia verder waarschijnlijk dat het groote kerkhof ia het midden meer raar ree its ligt. De twee stralende bollen ge-en de plek aan waar de Itaiianen toekliohten hebben geplaatst voor de nachtelijke duisternis van de woestijn. 1. Grieksche en K\iholieke begraafplaatsen; 2 Het Engeleche consulaat: tnssihen het Engelsebe consulaat en een minaret xiet men den toren van het Italiaans :be klooster; vlac boven dezen toren ontwaart men den pla-ten koepel over een oad-Rom«in«chen boog; 3. De Piazza (het plein); 4 Hat Fransche consulaat; 5. Het I'aliaansche consulaat; 6. Het hospitaal; 7. Het douanekantoor: 8, De Tnrksche klokkcetoren (gebouwd in 1870); de minaret ten zuid-oosten van de klokketoren is die van d-) hoofd-moskee, Jama tl Bas ia; 9. De Serai: deze enorme gebouwen, vroeger de Spaapsche citadel, bevatten nu bartkkan, vee gerechtshoven, verscheidene g ivengenissen en gonvernementskantnren; 10. De Zuider Poort, Ba->-«l-Moeshia (oase-poort); 11. Plek waar de Arabiscne bed ie ad e, die een gewond officier af naakte, binnen tien minaten werd berecht en doodgeschoten; 12. Een deftige gelegenheid: de militair club, waar Zondags en Vrjjdaps een maciekcorps aitvoe in gen geeft of tenminste gaf; 13. De Westelijke Poort, Bab-el-Je id, achter de Joodsche wijk gelegen; een weg leidt in westelijke rchthg lat ga verscheiden < bronnen naar de groote Joodsche begraafplaats; een aadere, in noordelijke richting, naar de antieke Necropolis aan de steile kust; 14. De broodmarkt; 15. Sük-el-Tlet, een groote wekelqsschemarkt van kameelen, geiten etc.; 16. Het A ^erikaansche consulaat; 17. Tarksch hospitaal; 18. Paleis "a a den Vali; 19. Technische scholen; 20. Bnrgemeester's woning; 2 . Fnteio; 22. Barakken «n soldaten wij ken; voorstad van Dahra, door Turken, Artbiereu en Malthesers bewoond; alsmede een katholiek nonnenklooster en een weeshuis; 23. Panljoen; 24. Openbare min: Italiaanse ae troepen kampeeren bier en langs het strand. Bedonïnen vrouw. In de Jcmtlanden van Nonrd Afrika met Maghreb, door H. H. VAN KOL, gü'll. met 31 reproducties naar fotographuën en een kaart j a. Rotterdam, MCMXI, W. L. en J. Brusse. Precies op tijd. kan men zeggen. De heer Van Kol schijnt esn gelukskind, dat hij. kort vóór den inval der Italianen tn Tripolis, dit zoe weinig be reisde en ons Europeërs zoo weinig bekende gebied mocht gaan bezoeken, «n dat wel onder de gunstigste omstan digheden! Gelijk mjn weet, en de schrrjver vermeldt het in zijn boek, mocht het in de laatste dagen van AtHoel Hamid's bloedig régime don heer Van Kol gelukken een in Nederland vertoaTenden Jong-Turk, die er lezingen hield, Ahmed Riza, v«or e«n uitwijzing mitons land -te behoeden. E«n proces wagens belediging van den Turk^chen majes teit (!) haalde zich hierbij de beUneeluoze strijder v«or recht op den hals. Intuspche* keerde in Turkije de staat van zaken. Riza, banneling, op wiens hoofd een prijs stond, werd voorzitter van de Turksche volksvertegen w iordiging, en kort daarop was onze Nederlandsche sociaal-democraat de gast vaa een der eerste Turksche officieele personen: Braakensiek mooht den heer Vau Kal bij die gelegenheid no< in weelderige o ? geving met fez en waterpijp, zonder overigens ean'ge be doeling van verkettering, compleet verturken. Da hèar Vaa Kol heeft, naar men wel begrijpea kaïmet da best denkbar-* a*nbevelirigsSrie»e(i gewapend, het toen nog onweerspr ken Turksch geb;ed van Tripili" eo Ben?hazi kuone i bereizen. De opmerkingen vau den vrijuit schrij venden ingenieur en politicus, vóór den oorlog opgesteld, ov^r de toestanden iu het uitze«4trekte Tripnlitanië, hebben voor ons bijgevolg de bt koring van actua liteit bij noe ongerepte onbevangeoheid. D* heer Van Kol is geen schrijver in den eigenlijken zin v-m oHjectiveerenden penvoerder. Bsvreesd zijn lezers af te matten, zoo hij zij a relaas niet kruidde met historische, (soms zeer oud a!) beri neringen, met een enkel vers van Rostand, van Oisiao, van Lamartioe, vaa wien niet? en met gloedvolle inter mezzo's, viert hij zijn warm? gevoel den vrijen teugel en geeft ons met volle han den, naar ingeving en omsta digheid: Esn die veel gezien, veel doorleefd, veel gedaan heeft, en nu van. wel vlugge reizen als een reeds zeer goed voorbe reide, ons vertelt. Het boekwerk bevat zes hoofdstukken, waarvan het tweede lm Afrikaansch Colosseum" reeds in dit weekblad gede«ltelijk verscheen. Ook is er, zonder dat eigenlijk voor een goeden overgang is gpzorgd! het levei dige opstel over de Arabische meisjesschool ingevoegd, dat de Vrouwenrubriek" heeft gesierd en van de haad was van Van K il's dochter. Het uitgebreidst vinden wij Tripolitani behandeld. Ka de lezenswaardige algemeene beschouwingen get-ft de schrijver o as zij a oordeel over onderwijs en ge neeskundige hulp (beide, dank de JongTurksche Regaering verbeterd), de in droeven staat verkerende handel en nijverheid en de miserabele verkeers wegen en watervoorziening, verder de landbouw en veeteelt, de wetgeving enz., enz. Heel het Tripol tianBche levtn passeert de revue. Een uitstapja naar Algeciras en Mirakko, een zeer omvangrijke studie over de bevloeiing in dro^e streken door het bewaren van regenwater'1, en een hoofd stuk E«i PranBch Protectoraat" (Tunis) besluiten dit vlotges< breven en, thans vooral, zeer belangwekkende boek. Da illustraties hierbij afgedrukt zijn, met uitzondering natuurlijk van het ge zicht in vogelvlucht op 't bezette Tri poli en de oase, aan 's heeren Van Kol's boek ontleend. Om te doen zien hoe de schrij ver een levendig beeld weet te schetsen van wat hij zag, druk ik hier een paar fragmenten af. OD den woestijnwet: Nu en dan d einden in de verte geheele karavanen op, de vrouwei met een bijltje op den Bchuuder voorop, en de mannen met een lang vuurroer in de hand naast de zwaar belaste kameelen voortschrijdende, aldus tochtea doende van Wf-ken, ji, soms lange maanden. Da arme dieren, gewend aan vermoeie nissen en ontberinB, vaaknoodeloos gemarteld door hun gelei ders die gean mededoogeu kennen, schreden kalm voort, den kleinen kop waggelend aan het eind van den la> gen hals, met een geduld en een lijdzaam heid, alsof ook zij aan de wet van het fatali-ms gi-looven. Op den gro d koielend - (litrgen doet H en kameel nooit) vormt hun bruinvuile kleur j egale miss* met den bodem, waaruit m -n dan eensklaps den slangennek ziet te voorschijn komen". ?at in de Woestijn. Water draagster. De bevolking van Tripoli: Bahalve de eigenlijke be woners der stad, ziet men hier vertezen woordigers van stammen uit bijna alle oord en der Sahara rondloopen; mecschen van allerlei huids kleur met alle soorten van houfideksels en geheel ver schillend uiterlijk. Nu eens ontmo t men groote, slank en krachtig gebouwde Ara bieren m^t lichtgele gelaats kleur, statig gedrapeerd in hun witten burnous, het hoofd omwonden met een veelkleurigen tulband. Sterk ver mengd mit tal van rassen, sinds eeuwen kruisende met zwarte slavinnen, is de oorspronkelijke schoonheid dezer Sjmieton een zeldzaamheid geworden. O ^er de vrouwen, die op straat zorgvul dig het gansche gelaat verhullen, en door een wan stal t i, en zak haar vormen verbergen, valt moeielijker te oordeelen. Alleen kan men in de woestijn buiten da stad bij de karavanen de Bsdouïaen-vrouwen waarnemen, met haar goed besneden, doch eenigszins woest gelaat, dit nog hartstochtelijker lijkt door de met kohi" zwart?everfde oogl den; haar bloote armen zijn met rinjen overdekt; over den schou der dragen zij een bijltje; en zoo ziet men ze met de stevige naai te beenen do >r het zand of modderpoelen waden. D.) aristocratische Turken vrouwen zijn kenbaar door haar meer somber c>>8tuum, een a warte of bruine baracan". Prostituees warden bijna uitsluitend onder de Jodinnm g«voiden; dezen waren vroeger verplicht in een vaste wijk, de Zanga el G i ib", te wonen, en de verachte honden, die het arsenaal bewaakten, te voeden. Kijke Miorsche te Tripoli. '?Kleinere Mooren, met bleek gelaat, groote oogen, witte kleeren, een rijk ver sierd vest en de roode chéchia (fez) als hoofddeksel, slente ren langzaam door de stra ten, waar men ook vaak zeer veel militairen en brutale Koulouglis, kinderen van Turksche soldaten en inlandsche vrouwen ontmoet. Dan weer komen woestijnbewo ners voorbij, waarvan de gewapende Touaregs uit Zuid-Tripolitaniëzich door hui donkere kleur, zwarten sluier en krijgshaftig uiter lijk dadelijk onderscheiden. Velen dezer karavaan-gangers, gewend de oogleden saam te trekken, om de oogen te beschermen tegen het scherpe licht der zon op die zand vlakten, hebben straalsgewijze uitloopende rimpels om de buitenste ooghoeken, de zoogenaamde kraaienpooten". Aldus vindt men zi in de nauwe wegen der oude stad, in dp bevolkte oase en heuvelige wo3stijn. Het krioelt er van grijsaards, vaa vrouwen, van kinderen, d«n hongerdood nabij. Een eeuwen-oud ié^ioi«) van volkomen nal»tigheid heeft deze oud9 provincie der Rjoaeinen t«>t een toestand gebracht, dat Van Kol spre ken mo°t v,m dit laud van honger en dorst1'. E i toch is hier de oude en de voornaamste weg naar het groote midden van Afrika: de sleutel, waar Viotor Emmanuel nu naar grijpt! v. D. E.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl