Historisch Archief 1877-1940
1797
DE AMSTEBDAMMBE
A°. 1911.
WEEKBLAD VOOE NEDEKLAND
M Btnjuner bevat een bflvoegseL
On.c3.er red-acti© Vsua. "M"r. H. DP. L. "W
TTItgtvers: VAN HOLKEMA & W ARENDOEF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
per 3 maanden / 1.50, fr. p. post ? 1.65
hxfil per Jaar, bij vooruitbetaling, ..... » , mail 10.
f Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/«
Zondag 3 December.
Adyertentiën van 1?5 regels ? 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de finantieele- eu kunstpagiaa per regel
Reclames per regel ,
. /0.25
. ,0.40
INHOUD:
TAN VEBKE EN VAN NABIJ: De Hege
monie. Het coltec ief ontslag aan de
Kweekschool voor Onderwijzeressen te Arn
hem. 7EUILLETOH: Een Hatarader, I,
door Cnristme Hoekstra. KONST EN
KETTEREN: Karin Michaëlit, Das Gef
irHche Alter, Tagebuch-Aufzeichrjungen n ad
Briefe be'setzt von Mathilde Mann, beoor
deeld door Frans Coenev. B B aiOHTEN.
* «OÜWENBTJBRIEK: Nieuwe Weger,
rnintr plaats, I, door Anra Polak. ALLERLEI,
door i Ipjrra. UIT DE HA TOUR, iror
K. Beimani. S^.NicolaascosmopohV, c e .
af b., door J. D. C. van Dokkum. Mr. Joti'
ncchedéf, met portret, door prof. dr. J.
Krans. Semlni's Kinderen, door dr. P. H.
van Meerkerken Jr. Tentoonstellingen,
door Plasschaer'. Der Roseica* aliei'1 op
't Haagsche Strauss-feeB»-, door Mattbys
Vermenler. P. Slager Sr., door W. _ E°n
prachtig" affiche voor da Vierjaarljjksche'
te Ameterdam, door J. Gratama.
Kerste?ing van lud'ë, door G. ORARIVARI.
WBAKCIEELE EN
OECOKOMISCHEKRO-H1EK, door v. d. M. «>n r. d. S.
8CHAAK8*EL. DAMRUBRIEK. AD
TEEN.
Hmiitiiiinifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
De Hegemonie.
De houding, die in SirEdward Grey's
redevoering domineerde, was er een van
een machtsgevoel zoo groot, dat het de
wereld, hoewel het John Buil als sterk
kent, toch een beet j B verrast heeft.
Hoe onmetelijk het Briteche Rijk ook
is, en hoe zwaar van rijkdommen wij
het ook weten, wij hadden ons ge
wend te denken aan een langzame vaar
zekere verkwjjning van den ouden
Engelschen trots, sinds de Boeren hem zoo
duchtig havenden, en later een potsier
lijke vrees voor nachtelijke Duitsche
in' vallen per bestnurbaren luchtballon het
eens groothartige Albion zelfs deed
beIftehen. Het is weer «roothartiger en
aterkvoelender dan ooit. Ui t de rustige kalm
te, waarmede Kiderlen-
Waechtere.beleedigende publicatie werd beantwoord, weer
klonk het volle gevoal vaninnigbewuste
preponderantie....
Het gbbaar van Grey scheen er ten
opzichte van Duitschlan i een te zijn van:
gij, hooggeachte vrienden, hebt verloren
spel! gelijk de veroordeelde tegen zijn
rechters, moogt gij tegen ons wel een 24
aren razen...." De Duitschers maken
van deze beminnelijke toestemming reeds
«ea volledig gebruik. Da Kölnische, de
Lokal Anzeiger brieschen Engeland tegen.
Haar eerlijke ontstemming en veront
waardiging komt de regeeringsgezinde
en vooral de jonkerpers bovendien uit
stekend te pas o aardige werkelijk
heid I met 't oog op de naderende
verkiezingen. Flink schelden op de
Britsche aanmatiging wekt nationalistische
tendenzer....
Met of zonder Rijksdagverkiezingen
wij leggen er den nadruk op, dat de
ontstemming en verontwaardiging dit
maal niet door Duitschland behoeven te
worden gehuicheld. Werd een
zienderoogen in beteekenis wassende natie en
groeiend zelfbesef wel ooit pijnlijker in
den hoek gedrongen dan nu aan onze
oostelijke buren geschied ie? Daar bruiseht
het van levenskracht en drang naar
daden, en van een daarmede evenredige
en dus ontzaggelijke fxpansiezucht, en
met geweld wordt die drang gekeerd:
op het kokend water drukt men het
deksel. Het is zeker een gevaarvol
ondernemen.
* *
*
Het jonkerdom heeft intusachen kun
nen leeren, dat het zwaard niet alles
beteekent, en dat naast een uitstekend
georganiseerd leger, met kastegeest en
kastehoogmoed, een klein beetje diplo
matiek talent niet moet worden versmaad.
Het geluid van sabelrammelen kan helder
wezen. Het gelmid van de stem dringt
soms verder docr. Het Rijksdaglid
Bassermann heeft het hun, in hun echec,
en dus op het meest geëigende o ogen
blik, uitstekend gezegd. Waar wij in
Nederland steeds tegen gewaarschuwd
hebben: de verjonkering van de diplo
matie en der hooge staatsambten, is in
Duitschland een historisch bestaande
toestand, en men plukt daar wat ons
bespaard moge blijven de vruchten
van het systeem. Terwijl de industrieele
en handeldrijvende, in kunst en weten
schappen vooraanstaande Duitsche bur
gerij talrijke, voor de diplomatie geschikta
krachten moet bergen, worden zij niet
gebruikt maar terzijde gehouden. Men
schittert met v o n 's in de groote staats
lichamen, en men wordt door den v o
nloozen Cambon afgescheept met een
Congo-moeras.
Bassermann zeide o.a.:
Yroeger mogen naam, familie, traditie
den doorslag gegeven hebben, op het
oogenblik treden groote economische
aangelegenheden op den voorgrond, en
uit ons volk stijgt eenparig het geroep
pp, dat de beste krachten der burgerij
in de diplomatie zullen medewerken.
Wij zien, dat de diplomatie, belichaamd
door de Cambpns en Barères onze
meerdere is, juist zooals Napoleon I
met zijn moderne leger de meerdere
was van de oude Friedrich-armee. Wat
zien wij op het oogenblik in onze diplo
matie? Slechts adel en nog eens adel.
Wij hopen, dat de diplomatie spoedig
betere tijden zal beleyen, doordat aan
de burgerij gelegenheid gegeven wordt
op dit gebied haar krachten te toonen.
Het is zeer bescheiden gezegd voor
een lid van dien derden stand, die toch
maar om zich heen hoeft te zien om te
?ntwaren wie tegenwoordig Duitschlani
groot maakt.
Intusschen is het leerzaam voor ons
Nederlandera in Duitschland een
bewefing in wording te zien, die naar een
pmende democratiseering wijst van zij n
diplomatie: terwijl wij, on» meer en
meer overgevend aan een bij ons
eeuwendood princiep en Pruisen nadoend in wat
het weldra zelf zal opgever, ons burger
schap ontadelen door een ver-adelijking
van ons Nederlandsen bestuur en ver
tegenwoordiging !
* *
Onze groote sympathie voor het Duit
sche volk, waarvan wij heel wat goeds kun
nen leeren, het f c ons nooit verhinderd
het Duitsche regeerstelsel en de
bagrippen der Duitsche gouvernementeele krin
gen als een langzaam werkend gevaar
voor Nederland aan te wijzen. De terug
dringing va» dien machtigen nabuur
door Frankrijk en Engeland, op koloniaal
gebied, doot ons da vraag stellen: is
zulk een terugdringing, als ze blijvend
kon wezen, in ons voordeel?
Als ze blijvend kan wezen ja,
ongetwijfeld l
De hegemonie van Eigeland in en
buiten Europa is de hegemonie van een
van koloniën en grondbezit volledig ver
zadigd Rijk. Dank u den hongerenden
Germaanschen kolos, na een oorlog met
het Brittendon, zegevierend te voorschijn
tredend, en voortaan de eerste in Europa
om rondom hem heen de wetten te stellen!
Het beeld, dat wij ons kunnen vormen
van het Hohenzollernsche Duitschland
ep dien dog, is niet geruststellend.
Wij zoudeQ spoedig kunnen zeggen:
adieu koloniën, en misschien voegt een
zwartgallige erbij: adieu wijzelf!
Zoo blijft het nog maar het verstan
digst, bij ons mogelijk meegevoel met
Duitschland, het besef te beware:", dat
meer dan alle nog zoo Kuttige militie
wetten het Engelsch-Fransche overwicht
ons onbedoeld beschermt.
Zoo heefc Grey's redevoering ook voor
ons land een groote beteekenis.
Het collectief ontslag aan de
Kweekschool van Onder
wijzeressen te Arnhem.
Op den 3en September 1910 was er groot
feest voor de bijzondere Kweekschool van
Onderwijzeressen te Arnhem. De school had
50 jaar bestaan en mocht een glorierijk
verleden herdenken, op een schoone toe
komst hopen.
Lof en eer werden door den Voorzitter
van het Bestuur gebracht ook aan het
interiaat en aan de leeraressen, door wier
samenwerking met de directrice dit groote
internaat van 60 a 8D jonge meisjes zoo
voortreffelijk was geworden. De Voorzitter
had het o. a. over het internaat, de instel
ling, die onze school boven de zuster
instellingen voor heeften waarvan de voor
deelen zoo duidelijk in het oog springen "
Als voornaamste voordeel noemde hij den
vormenden invloed van den voortdurenden
omgang met de leeraressen, die de opleiding
in de school en de karaktervorming in het
huiselijk leven tot n maakt en een ge
lukkige samenwerking tot stand brengt van
de twee hoofdfactoren eener degelijke op
voeding, n.l. het huisgezin en de school.
En in een Gedenkboek, door den directeur
van het onderwijs, den heer Bigot, ge
schreven, werd ook ieder nog e?ns gewezen
op de groote voordeelen, die blijkens de
ervaring, dit internaat met zijn
leeraressenpersoneel naar de meening van den heer
Bigot opleverde boven een ander stelsel.
Dit feest viel juist in een directriceloos
tijdperk, dat 7 maanden duurde. Gedurende
dit tijdperk werd het directriceschap onder
hartelijke medewerking van alle andera
leeraressen op uitnemende wijze waarge
nomen door de onderdirectrice, van leerares
hiertoe bevorderd in 1908.
Januari van dit jaar trad een nieuwe
directrice op, en de voorzitter van het
bestuur stelde haar het interne
leeraressenpersoneel met vleiende woorden voor.
Welk een lof voor dit nèch met waar
deering, noch met... salaris door het Be
stuur verwende personeel l
En het mooiste is, dat al die lof vol
komen verdiend, en in niets overdreven
was. Het in terne, personeel der Arnhemsche
kweekschool, bestaande uit jongeren en
ouderen, toont steeds groote liefde voor
en toewijding aan het internaat en stelt
daartegenover slechts zér bescheiden eischen
voor zich zelf.
Maar op de vorstengunst" viel niet te
bouwen. Wij willen al dadelijk zeggen, dat
het geheele interne deel der kundige en
beproefde schare"( woorden van den
Bestuursvoorzitter) uit het internaat is ontslagen
met ingang van l Februari 1912 en her
benoemd tot externe leeraressen op veel
verminderd salaris, dat het internaat
feitelijk wordt opgeheven en vervangen
door een zér groot kosthuis.
Op l Juni 1911 ontvingen de inwonende
leeraressen van het Bestuur het volgende
schrijven:
Aan de inwonende leeraressen der
Kweekschool van Onderwijzeressen
te Atnhem.
Het Bestuur der Vereeniging tot instand
houding van de Kweekschool van Onder
wijzeressen te Arnhem,
gehoord de directrice en haar wensch,
dat in het belang van het internaat de
Zaterdagsche dagregeling ten aanzien van
haar aandeel daarin en van dat der leerai es
sen gewijzigd worde;
vernomen hebbende dat door de gezamen
lijke inwonende leeraressen deze wijziging
is opgevat als iets waartoe züslechts bij
wijze van vriendelijkheid jegens de directrice
wel zoo goed zouden willen zijn tijdelijk
mede te werken;
er ep wijzende dat deze opvatting geheel
in strijd is met den geest en den inhoud
van artikel 25 en 13 der instructie voor
?het onderwijzend en verzorgend personeel
der Kweeksehool en van het internaat,
welke instructie de directrice het recht
toekent en den plicht oplegt alle maatregelen
te trtifen die zij acht in het belang van
het internaat;
er voorts op wijzende dat de inwonende
leeraressen de door de directrice gegeven
voorschriften hebben op te volgen, behou
dens beroep pp het Bestuur, en het haar
plicht is de directrice in alle opzichten te
steunen;
van oordeel dat een goede gang van zaken
in het internaat slechts kan worden be
vorderd wanneer de directrice van de zijde
dier leeraressen de medewerking en voor
komendheid ondervindt, waarop zij krach
tens hare functie aanspraak heeft, doch
zeer geschaad wordt door een bij herhaling
aangenomen houding, waarbij de positie
der directrice geheel en al wordt uit het
oog verloren;
er nadrukkelijk aan herinnerende, nu
eens voor al, dat de directrice is hoofd van
het internaat en als zoodanig cok door de
inwonende leeraressen dient te worden
bejegend en gehoorzaamd;
keurt eene houding als waarvan boven
sprake is ten sterkste af;
doet ieder der inwonende leeraressen
hierbij toekomen een exemplaar van ver
melde instructie;
geeft haar in haar eigen belang ter ernstige
overweging zich gtiptelijk volgens die
instructie te gedragen;
maakt haar in het bizonder opmerkzaam
op de zooeven aangehaalde artikelen,
en brengt te harer kennis dat bij voort
during van eene houding als bovenbedoeld,
in welken vorm en van welken aard ook,
het Bestuur niet zal terugdeinzen voor
ingrijpende en afdoende maatregelen, al
zouden deze voor de betrokken personen
hoogst onaangename gevolgen hebben.
Het Bestuur voornoemd
(w.g.) F. GOSLINGS, Voorzitter.
MICHIEI.SEN, Ie Secretaris.
Daar zij niet wisten van een ingediende
klacht der directrice bij het Bestuur, was
het haar bij het ontvangen van dien brief,
of zij het in Keulen hoorden donderen.
Hoe! Zonder op een klacht van de direc
trice ook maar gehoord te zijn, werden zij
zoo maar bedreigd met ontslag? Door een
Bestuur, wonende in dezelfde stad, ver
gaderende in het kweekschoolgebouw, in
het woonhuis zelf van de interne leeraressen ?
Wij, oudleerlingen van de Arnhemsche
Kweekschool, allen een betrekking bij het
onderwijs bekleedende of bekleed hebbende
(de ondergeteekende mfj. S. Ch. Pennink
was tot voor 3 jaar gedurende 13 jaar
directrice van het internaat der Arnhemsche
kweekschool), wij hebben getracht, het
Bestuur in deze en de volgende handelingen
te begrijpen. En we begrijpen, dat het
Bestuur heeft geredeneerd: Met een andere
directrice, die hier bijna twee jaar was, is
het niet gegaan; de directrice, die wij nu
hebben benoemd (zij het ook nog maar
tijdelijk), zullen wij met kracht steunen, en
desnoods deinzen wij niet terug voor het
ontslaan van het geheele personeel".
De directrice met kracht steunen. Dat
moest gebeuren. Want het direetriceschap
van het groote internaat der Arnhemsche
Kweekschool is een geheel exceptioneele
en daardoor moeilijke betrekking, en de
benoemde directrice, tot dusver (en feitelijk
nog, daar de betrekking voor haar wordt
opengehouden) onderwijzeres aan de ge
meentelijke leerschool te Amsterdam, is
geen oud leerling van de Arnhemsche
Kweekschool, had geen ervaring noch van
hoofdschap, noch van een internaat, noch
van kweekschoelopleiding.
Met kracht steunen. Het Bestuur had
gelijk. Maar de kolossale font van het
Bestuur wae, dat het kracht hier synoniem
stelde met geweld. Een onbegrijpelijke fout,
ah men bedenkt, dat Voorzitter van het
Bestuur is een schoolman, Dr. Goslings,
rector van het gymnasium te Arnhem,
onbegrijpelijk, tenzij men aanneemt, dat
Dr. oslings geen invloê_d deed gelden.
Het Bestuur zette onmiddellijk het eerste
beginsel der rechtvaardigheid (het hoor en
wederhoor!) op zij en trad op met geweld.
Nu, dit doet ten slotte een blaffende en
bijtende hond ook. Het Bestuur had moeten
begrijpen, dat het zich met een
gehoorzaamheidsreceptje en een dreigement de
zaak wel wat al te gemakkelijk maakte,
dat het daarmee geen opvoedingsinstituut
als dit internaat op pooten zette. Gehoor
zaamheid, die was te bevelen; maar
echte, innerlijke samenwerking bij alle ver
schil van persoonlijkheden, die kon niet
bevolen, die moest gewekt en gewonnen
worden. Hiertoe zooveel mogelijk mee te
werken, zou de kracht van het Bestuur
zijn geweest; dit zou in waarheid geweest
zijn: het gezag handhaven.
Had het Bestuur dit begrepen, het zou
hebben getracht, met flink btleid op te
treden: het zou de directrice den raad heb
ben gegeven, dien zij bleek te behoeven,
een aansporing in de eerste plaats tot ge
duld, volharding, tot waardeering van het
vele goede in het personeel, tot tact;
het zou verstandig en flink met het per
soneel hebben gesproken, om den grootst
mogelijken wil tot samenwerking te wekken.
E a als ondanks alles de noodige samen
werking niet te verkrijgen was gebleken,
dan zou de vraag gekomen zijn: Aan wie,
waaraan ligt het ?
Ea was het Bestuur dan tot de conclusie
gekomen, dat de (immers nog maar kort in
functie zijnde en tijdelijk aangestelde) direc
trice iemand was, die voldeed aan redelijke
eischen voor haar geschiktheid en tact,
maar dat er onder het personeel waren, die
desniettegenstaande en ondanks een beleid
vol optreden van het Bestuur haar niet
all directrice wilden respecteeren en steu
nen, dan zou het Bestuur o. i. volkomen
in zijn recht zijn geweest, met die
weerspannigen quand même" te ontslaan, en
dat dan niet enkel uit het internaat, dat
immers een integreerend deel van de school
uitmaakt. Wij zijn echter overtuigd, dat
een beleidvol en rechtvaardig optreden van
het Bestuur niet tot ontslag van een leerares
zou hebben geleid.
Maar dit beleid zou eerst mogelijk zijn
geweest, als er aan ten grondslag had ge
legen : begrip, begrip van de toestanden
en in 't bijzonder van de questie, waar het
om ging.
Bij de pogingen, om te b?grijpen, zou
het Bestuur zich wellicht ook eens de
vraag hebben gesteld, of niet vele strubbe
lingen een gevolg waren van het systeem
van een tweehoofdig bewind der Kweek
school : n hoofd voor het onderwijs en n
voor het internaat, bijna onafhankelijk van
elkaar, van welk systeem immers o. a.
een der gevaren is, dat de directrice van het
internaat, zich natuurlijk hierop
concentreerende, licht te weinig rekening houdt
met de gewichtige onderwijsbetrekking (het
opleiden tot onderwijzeres), die in de eerste"
plaats de taak van de leeraressen is en die
ook nog buiten de schooluren vaak veel
van haar vergt, dat zij, huiselijke plich
ten opleggende aan de leeraressen, licht te
weinig er aan denkt, dat het internaat voor
die dames is een plaats van plichten, zér
zeker; maar ook moet zijn een prettig thuis,
een plaats, waar zij zich ontspannen van
den arbeid, waar zij eens, zij het ook maar
enkele tijden, vrijheid moeten hebben,
een vrijheid, die haar zooveel mogelijk ge
waarborgd moet zijn.
Had het Bestuur dit begrepen, had
het ingezien, dat het zijn aan de Kweek
school voor de interne leeraressen haar
geheele leven is, waarin zij naast plichten,
ook rechten hebben, ook de sterkste voor
stander van gezag aan den eenen en ge
hoorzaamheid aan den anderen kant zou
dan de zaak, in 't bijzonder ook waarschijnlijk
de kleine vriendelijkheid; questie'', waar
het Bestuur over schreef, in een ander
licht hebben gezien.
Maar het Bestuur heeft er niets van be
grepen, heeft zelfs geen poging gedaan
tot begrijpen. En dit laatste is... plus
qu'une faute, c'est un crime".
Op d«n grondslag van een reusachtig
misverstand heeft het Bestuur de zaak der
directrice en der leeraressen opgezet en
bedorven.
Wij vragem ons wel eens af: Zou de
zaak ook zoo treurig verloopen zijn, als er
in dit Bestuur van een Kweekschool van
Onderwijzeressen, met een groot internaat
van jonge meisjes, met een intern personeel,
uit enkel vrouwen bestaande, eens een paar
verstandige en humane vrouwen hadden
gezeten, zooals de Arnhemsche Kweekschool
er zoovele onder haar oudleerlingen telt?"
BU zijn brief aan het personeel zond -het
Bestuur een instructie, die al een paar jaar
bestond en die het personeel eerst nu ontving.
Waarom eerst nu? Waarom anders dan
omdat nog nooit een beroep op de instructie
noodig was geweest ?
In antwoord op het schrijven van het
Bestuur van l Juni 1911 heeft het
leeraressenpersoneel den volgenden brief geschreven:
Arnhem, 3 Juni 1911.
Aan het Bestuur der Vereeniging
tot im tandhouding van de Kweek
school van Onderwijzeressen te
Arnhem.
De inwonende leeraressen der Kweek
school van Onderwijzeressen te Arnhem,
gelezen hebbande de instructie voor het
onderwijzend personeel dezer Kweekschool
en het daarbij behoorend internaa*, be
nevens den begeleidenden brief van het
Bestuur, beide ontvangen l Juni 1911,
nemen de vrijheid het volgende onder
de aandacht van het Bestuur te brengen:
dat de artikelen dezer instructie door de
inwonende leeraressen naar haar beste weten
reeds zijn nagekomen, zonder dat zij iets
van het bestaan dezer artikelen w sten,
omdat zij den inhoud daarvan als van zelf
sprekend beschouwden bij het aanvaarden
harer taak in het internaat,
dat art. 13, waarop in het bijzonder door
het Bestuur de aandacht wordt gevestigd,
c aar hare meening vergeet te melden (wat
toch van de oprichting van het internaat
af de toestand was), dat een deel der werk
zaamheden, die het internaat medebrengt,
wordt verricht door de directrice,
dat l November 1908, bij het vertrek van
mejuffrouw Tückermann, toen geen nieuwe
leerares haar plaats innam, de werkzaam
heden zoo geregeld zijn, dat de inwonende
leeraressen het maximum van haar werktijd
bereikten, dat de directrice dus bij het aan
vaarden harer taak wist, welk werk zij op
zich nam, en da*, waar wijziging der werk
zaamheden zeker een recht der directrice
i?, daaronder naar het oordeel der leerare&sen
niet kan worden verstaan, dat de directrice
haar werk steeds verlicht door dat der
leeraressen te verzwaren,
dat een dergelijke vermeerdering van
werk tijdelijk kan voorkomen en steeds
welwillend door de leeraressen werd aan
vaard,
dat zij ook op zich namen de vermeerde
ring van werkzaamheden, ontstaan doordat
de directrice 's Zaterdagsavonds voorloopig
wilde vrij zijn, maar dat de leeraressen wel
in haar recht meenen te zijn, wanneer zij
de aanvaarding dezer tijdelijke vermeerde
ring der haar opgelegde werkzaamheden
beschouwen ali eene vriendelijkheid jegens
de directrice, zooals ieder mens h voor zijne
medemenschen over heeft, maar niet als
een plicht, die de directrice van haar kan
eischen, 1)
dat ook het door het Bestuur aangehaalde
artikel 25 door de leeraressen als - zeer
billijk wordt erkend, maar dat zij van oor
deel zijn, dat naar het doel van het inter
naat, omschreven in de laatste regels van
dat artikel, en den beschaafden toon, die er
heersenen zal, toch zeker ook gestreefd
moet werden door de directrice, 2)
dat er bij de inwonende leeraressen be
zwaar bestaat tegen art. 2é, waarin de
verplichtir g tot het invullen van lessen
voor eene afwezige leerares of een afwezigen
leeraar alleen op haar schouders gelegd
wordt, immers wat het onderwijs betref*1,
staan in- en uitwonende leeraressen vol
komen gelijk in hare verplichtingen;
dat de leeraressen in het internaat het
Bestuur verzoeker, indien er omtrent het
een of ander verschil van opvatting mocht
bestaan tusschen het Bestuur en haar,
enkelen van haar of allen in de gelegenheid
te stellen in eena vergadering van het
Bestuur mondeling toelichting te geven.
(Volgen de handteekeningec).
Men zal toch moeten toestemmen, dat
in dien brief de leeraressen haar veront
waardiging goed hebben beheerscht. Was
dit nu een brief van een personeel, waar
mee niet eens te spreken viel?
Maar al weer hoorde het Bestuur het
personeel niet, ondanks het in den zooeven
opgenomen brief gedane verzoek,
(het.binnenroepen in de Bestuursvergadering van de
oader directrice, om haar een geweldige
berisping toe te dienen over het
medeonderteekenen van dezen brief der inwonende
leeraressen aan het Bestuur, kan toch be
zwaarlijk hooren van het personeel'1 wor
den genoemd l!).
Op 12 Juni d. a v. antwoordde het Bestuur
du haut de sa grandeur" het volgende:
Aan de inwonende leeraressen der
Kweekschool van Onderwijzeressen
te Arnhem.
Het Bestuur der vereeniging tot instand
houding der Kweekschool van Onderwijze
ressen te Arnhem
1) In arf. 20 der instructie staat:
Zy" (de directrici) belegt vergaderingen
van de inwonende leeraressen, zoo dikuij's
zij dit noodig acht, ff dit door lenmintte drie
harer gewenscht wordt." (De cursiveering is
van ont).
Bi^kt daaruit niet zonneklaar, dat aan de
leeraressen, volgens de instructie zelf,
medezeggingechap wordt toegekend in de zaken
van het internaat (al wordt dit
medezeggingechap niet omschreven), onder welke zakea
dan toch zeker in de eerste plaats de regeling
der werkzaamheden valt? Op dit recht be
roepen de dame» zich niet eens.
2) Het laatste gedeelte van ar*. 25 luid!:
Zg" (de leeraressen j steunen haar" (de
directrice) in alle opzichter;, opdat bet doel
van het internaat, zijnde de huiselijke
opvoeding der kweekelingen, zoo goed
moge,,'ijk bereikt wordt en de toon, die er
heejscht, die ia van een beschaafd gezin."