Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTEEDAMMEil WEEKBLAD TOOJl
Ko.' 1797
doet naar aanleiding va* den brief der
leeraressen do. 3 Juni 1911 naar veten;
dat, indien d* leerareann de artikelen
der instructie als van zrif sprekend
beschouwe», het vervolg van haar schrijven
achterwege had kannen blijven;
dat grof heden aan het adres van de
directrice dan in de pen zouden zijn
gebleven, «n de leeraressen zich zouden
hebben onthouden van met uitspreken van een
oordeel over zaken, die buiten hare
beooren dat het Bestuur thans volstaat met
een verwijzing naar zijn brief van l Juni
jl. onder bijvoeging van slechts deze
toelichting, dat met.de in dat searij ven ge
noemde maatregelen bedoeld wordt het
ontslag van een of meerdere inwonende
leerarenen.
Set Bestuur voornoemd,
(w. g.) F. GOSLINGS, Ie Voorz.
MICHIEL.SEN,. Ie Secr.
Dazen brief geven wy zonder commentaar.
Hu richte zichzelf, hij richte het Bestuur : .
kern, »t wiens geest by vloeide, hen,
difr «wegingen!
Onder de leeraressen i^jn er, lezer, die
janea l*ng »et aüe. toewyding, met ware
liefde voor haar taak e* alle
ofFervaardigkeid, de Kweekschool en haar internaat
habban gediend; n, die in Sept. JL,
50 Jaar oud, haar 25 jarige werkzaamheid
als interne leerares neen, tiet heeft
<jevierd natuurlijk (daarvoor heeft, het Bastuur
wel gezorgd), maar dan toch herdacht
in itfllan weemoed l
Het B'astnur (wij noemden de namen nog
niet) bestaat nit de volgende leden :
Dr. F. GOSLINGS, rector van het
Gymnasinm te Arnhem, Ie Voorz. ;
H. H. EBDBRINK, directeur der
Geldersche Credietvereeniging te Arnhem,
2e Voorz. ;
Mr. L. P. J. MICHIELSEN, advocaat en
procureur te Arnhem, Ie Saor. ;
B. H. DE WAAL, lid van den gemeente
raad te Arnhem, 2a secretaria;
G. K. DE WENDT, gep. luit.- kolonel te
Arnhem, penningmeester;
.Mr. W. C. THOMAS,
oud-arrondissements-schoolopziener te Arnhem ;
G. J. NEISZEN, particulier te Arnhem ;
(tijdens de behandeling van deze zaak
naar den Haag vertrokken}.
Dr. E. J. BUNING, contr 6 leerend genees
kundige van de
Rijksverzekeringsbank te Arnhem;
Dr. G. NIJHOVF, oud-predikant, school
opziener in het arrondissement
WageBingen, te Arnhem.
Wat er na dien brief aan het Bestuur
van 12 Juni 1911 verder gebeurde: pogin
gen van het personeel om gehoord te worden,
naïef geloovende, dat het Bestuur recht
zou willen doen, een zoogenaamde en
quête van sommige bestuursleden naar de
werkzaamheden in het internaat, wij
gaan dat al leg stilzwijgend voorbij.
Alleen willen wij zeggen : wij hadden
onder de oogen brieven, geschreven door
sommige laden van het personeel afzonder
lijk aan het Bastuur of aan een bestuurslid,
i?brieven, waaruit spraken nobele per
soonlijkheden, vol van een hooge opvatting
van haar taak, persoonlijkheden, ver
van alle weerspannigheid, met een grooten
wensch tot samenwerking, van
persoonlijkheden, die wel een kostbaar bezit moeten
zijn voor een internaat, dat zich de op
voeding van jonge menschen ten doelstelt.
Zij dachten maar steeds, de dames, dat
er voor het Bestuur een hooger recht zou
bestaan dan dat, van : Tut nichts, der Jude
wird verbrannt"! Zij begrepen niet, dat haar
grootste fout in de oogen van dit Bestuur
jnist moest zijn : persoonlijkheden te wezen,
au het dan ook nog zoo nobel, nog zoo
off «r vaardig. Zy konden maar niet begrij
pen, dat het Bestuur enkel automaten
wenschte.
En er was onder deze ntïef oprechte
vrouwen weer groote verbazing en veront
waardiging, toen zij op Aller heiligendag den
op Hervormingsdag geschreven volgenden
brief van het Bestuur ontvingen :
Arnhem, 31 October 1911.
Mejuffrouw .....
Weverstraat 16, Arnhem.
Ten einde tegemoet te komen aan de bij
herhaling geuite klachten der inwonende
leerare asen, als zouden de bezigheden, die
van haar, krachtens de tegenwoordige
regeling in het internaat, gevorderd worden,
haar zoodanig in beslag nemen, dat zij
voor zich zelf niet den minsten, althans
niet voldoenden vrijen tijd overhouden, en
tevens ter bevordering van een goeden gang
van zaken in het internaat, heeft het be
stuur besloten, deze leeraressen van hare
functies in het internaat te oithefl'en.
Mitsdien wordt u met ingang van l Fe
bruari 1912 eervol ontslag verleend als in
wonende leerares in ........
aan de Kweekschool van Onderwijzeressen
alhier, onder dankzegging voor de als zoo
danig bewezen diensten.
Tevens hebben wij de eer u met ingang
van dien datum te benoemen tot uitwonende
leerares in voormeld vak opeen jaarlijksch
salaris van ...... ..
De bepalingen omtrent de lyirente, bij
uw vorige aanstelling gemaakt, blijven van
kiaoht. , , _ ,, ,
Wij verzoeken van u voor i November
a.8. te mogen vernemen, of deze nieuwe
benoeming door u wordt aanvaard.
Het Bestuur der Vereeniging
tot instandhouding van de
Kweekschool van Onderwijzeressen
te Arnhem
(w. g.) F. GOSLISQS, Voorzitter.
. MICHIELSEN, Secr.
Tut nichts, der Jude wird verbrannt."
Op klachten aan het Bestuur, rechtmatig
of onrechtmatig, op beroep op het Bestuur
stond.... ontslag.
Deza ontslagbrief is een merkwaardig
stukje proza. Men vraagt zich af: Is het
Bestuur in ernst geweest, of veroorlooft het
zich te spotten met zijn slachtoffers?"
Allereerst: het heeft gedreigd met het
ontslaan van ne of meerderen en ontslaat
nu gemakshalve ongevraagd allen (zes; de
zevende had zelf verzocht externe te mogen
worden). ?
Het geeft als hoofdreden op: het^te
gemoet willen komen aan Machten. Blijkbaar
(dit -willen we constateeren) heeft de hou
ding der leeraressen dus geen reden tot
ontslag opgeleverd.
Ten einde te gemoet te komen aan
klachten." Zie, dat ia nu een merkwaardige
manier om aan klachten te gemoet te
komen": ongevraagd en ongewensoht ont
slag. E a dat, terwijl net Bestuur kon weten,
dat wel niet voor alle, maar toch voor ver
schillende teeraressea het werken in het
internaat, desnoods met opoffering van ont
spanning en vrijheid, het liefste deel van
haar betrekking is.
En dan wie heeft er eigenlijk geklaagd ?
Wa» dat de directrice of waren het de
leeraressen? .
En ais soms de leeraresset» openhartig
zeiden, wat er kaars inzietis verkeerd was
in het internaat, moest dat haar dan zóó
worden ingepeperd?
En nu willen wij eens aannemen, dat het
Bestuur werkelijk meende, een nieuwen
stand van zaken te moeten scheppen, waar
toe ontslag .van het interne personeel als
zoodanig noodig zou zijn. Hoe zou dan een
humaan en rechtvaardig Bestuur zich hebben
beijverd, om voor de dames de pil te ver
gulden, om haar in alle oprechtheid,
zonder schijttvertoon, den toestand begrij
pelijk en aannemelijk te maken, om baar
zijn alleszins gerechtvaardigde dankbaar
heid te bewijzen!
Hoe zou een alleen maar fatsoenlijk han
delend Bestuur in elk geval heboen ge
zorgd, dat de dames, toch altijd al zoo
schraal gesalarieerd, van het oatslag geen
schade in haar beurs zouden voelen l
En hoe zou het in de eerste plaats hebben
gezorgd voor de ouderen, die immers niet
gemakkelijk haar vrijkotnenden tijd produc
tief konden maken, of een anderen werk
kring vinden!
Maar neen! Ten einde te gemoet te
komen" aan uw klachten,... zetten wij u
eervol op straat; onder dankzegging voor
de bewezen diensten slaan wij u de deur
voor den neus to3. Wij zijn u zóó dank
baar, dat wij uw klein salaris nog ver
minderen.
Ds afgezette onderdirectrice met haar 25
dienstjaren aan de Kweekschool ging van
f 1000.?? plus kost en inwoning zelfs terug
tot f $00.?zonder ko\t en inwoning. Ea
daarvoor is zij dan: leerares aan de Kweek
school van Onderwijzeressen te Arnhem".
De dames schreven op 6 Nov. j.l. het
volgende
antwoord:Aan het Bestuur der Kweekschool
van Onderwijzeressen te. Arnhem.
Weledelgeboren Hecren,
De ondergeteekendeB, allea inwonend
leerares aan de Kweekschool van Onder
wijzeressen te Arnhem, hebben de eer u Mj
dezen te berichten, dat zij ieder in het
bezit gekomen zijn van een schrij yen namens
uw college dd. 31 Oer.. 1911, waarbij zij met
ingang van l Febr. 1912 eervol oatslagen
zijn als inwonend leerares der Kweek
school, ondergeteekende, E. Deibel, tevens
als" onderdirectrice van het internaat, en
waarbij zij met ingang van denzelfien
datum zijn benoemd tot uitwonend leerares
op een salaris respectievelijk van ?800.?,
?1100.?, f800.?, ?1100.?, ?1050.?en
f 1000.-;
dat zij, ondanks alle box,varen, die aan
hare taak van inwonend leerares verbonden
zijn, zich die taak met groot leedwezen
ontnomen zien;
dat, waar de haar toegewezen salarissen
zóó laag zijn, zij in do toekomst voor de
moeilijkheid zullen staan, hoe de verplichte
stortingen voof lijfrentepremie,
rijkspensioenbijdrage, inkoopprèmie voor het
rijkspensioen te blijven voldoen;
dat, waar haar het voordeel van vrij
kost en inwouing ontnomen wordt, zij recht
meenen te hebben op eeuo billijke,
daartegenoverstaande vergoeiing;
dat zij, door de noodzakelijkheid ge
dwongen worden, zich bij het besluit van
het Bestuur der Kweekschool neer te legger,
doch dat zij dit ongevraagde ontslag en
de daaruit voortvloeiende benoeming slechts
aanvaarden ondor protest, en dat zij zich
het recht voorbehouden, om in de toekomst
al die maatregelen te nemen, die haar in
haar eigen belang in dezen dienstig voor
komen.
Met verschuldigde hoogachting hebben
zij de eer te zijn,
Weledelgeboren Heeren,
(volgen de handteekeninger).
In de daarop volgende bestuursvergadering
van 7 Nov. kwam in een schrijven van
de oud-directrice mej. S. Oh. Pennink (een
der ondergeteekenden), waarin zij met een
buitengewoon gunstig rapport over de
leeraressen voor haar zaak opkwam. Wij
nemen daaruit het volgende over:
Het is waar, dat niemand beter dan ik
de bedoelde dames kan beoordeelen in hare
qualiteit van inwonend leerares : vele jaren
achtereen stonden zij mij welwillend terzijde
in mijn veelomvattenden werkkring, macht
ik met haar op de meest aangename wijze
samenwerken en heb ik leeren kennen en
waardeeren hare groote liefde voor haar
taak, hare toewijding aan haar wark, hare
getrouwe plichtsbetrachting. Nooit deed ik
te vergeefs een beroep op hare hulp, zelfs
waar ik die vroeg in haren vrijen tijd, of
waar zij persoonlijk genoegen er voor moesten
opofferen. Waar het internaat hare diensten
noodig had, werden die steeds gewillig
verleend, waar de meicjes fot haar
kwamen om raad of steun, werd haar die
nooit geweigerd, op alle uren van den
den dag en ook 's nachts, indien dit noodig
was, stonden de leeraressen voer de leer
lingen klaar; voor de meifjes was haar
geen moeite ooit te veel, of te groot, en
veel blijvende genegenheid en vriendschap
van oud leerlingen getuigen nog na jaren
van de dankbare waardeering van dit alles."
Ook de publieke opinie begon te werken.
De leerlingen uitten ondubbelzinnig haar
verontwaardiging over het gebeurde, zoo
wel jegens het Bestuur als jegens de direc
trice. Verschillende ouders en oud- leerlingen,
zér ingenomen met den opvoedenden arbeid
der leeraressen, protesteerden tegen het
gegeven ontslag.
En op 14 November d. a. v. schreef het
Bestuur aan de dames het volgende:
Weverstraat 16 Arnhem.
Mejuffrouw
Het Bestuur der Vereeniging tot instand
houding van de Kweekschool van Onder
wijzeressen te Arnhem, alsnog overwogen
hebbende het bezwarende van de kosten,
die het wonen buiten het internaat voor
de leeraressen, welke met ingang van
l Februari a s. van inwonend uitwonend
zullen worden, medebrengt, heeft besloten
haar, ter gemoetkoming in die kosten,
ieder een jaar-toelage te vorleenen van
l
? 200 (tweehonderd gulden), in te gaan
op l Februari 1912, met de bapaling,
dat deze toelage niet stilzwijgend wordt
gecontinueerd doch niet anders wordt ver
leend dan telken j are door een besluit van
het Bastuur.
.Het Bestuur voornoemd,
(w.g.} F. GOSLINÖS, Ie Voorzitter.
MICHIELSEN, Ie Secretaris.
Het Bestuur begrijpt blijkbaar, dat het
vergoeding schuldig is en het geeft. ..
?200. Maar elk jaar zal opnieuw een
besluit worden genomen. Da dames hebben
dus uiet de minste zekerheid. Als het
Bsstuur soms- redenen mocht meenen te
hebban, om de toslagen niet uit te be
talen. ...
Ons blijft geen enkele vernedering be
spaard," zoo schreef een der ontslagenen
aan een onzer.
Inderdaad: in al de handelingen van het
Bestuur in deze zaak speurt men vruchte
loos naar eenigen wezenlijken ernst, naar
eenigen tact, naar eenig gevoal van recht,
en vooral naar... eanig hart.
Aan ouders en voogden der tegenwoordige
leerlingen heeft hst Bdstuur het volgende
geschreven:
Arnhem, 16 Nov. 1911.
L: s.!
Ten einde tegemoet te komen aan de
bij herhaling geuite klachten der inwonende
leeraressen, als zouden de bezigheden, die
van haar krachtens de tegenwoordige
regeling in het internaat gevorderd
worden, haar zoodanig in beslag nemen,
dat zij voor zichzelf niet den minsten,
althans niet voldosnden vrijen tijd over
houden en tevens ter bevordering van esn
goeden gang van zaken in het internaat,
waar de verhoudingen thans niet zijn,
zooals zij wezen moeten, heeft het Bestuur
besloten deze leeraressen van hare functies
in het internaat tegen l Febr. 1912 eervol
te ontheffen en haar met ingang van
denzelf Jen datum te benoemen tot uitwonende
leeraressen in t respectievelijk dezelfde
vakken.
Voor hare vervanging- in het internaat
worden door het Bastuur maatregelen ge
troffen, die de huiselijke opvoeding der
leerlingen alleszins waarborgen.
Om verkeerde voorstellingen on gevolg
trekkingen eventueel bij voorbaat te niet te
doen, voögt het Bestuur aan bovenstaande
inededeeling uosj toa, dat het dit bssluit
volkomen onafhankelijk en zelfstandig
genomen hesft, zonder eenig overleg met
de tegenwoordige directrice.
Het lie.-itiiur
der Vereen, tul instandhouding der
l\.tceekschooi, van Onderwijzeressen,
(tr (j.) F. Gosr.iN'os. Je Voorz.
.MioiiiE[>Ex, Ie Secret.
Aan ouders en voogden van de leerlingen
van het 4de en 51e leerjiar bovendieu het
volgende:
Bij schrijven, onderteekend door de in
terne leerlingen van het 4de en 5de leerjaar,
hebben deze gemeend in die aangelegen
heid te moeten tusschenbeide treden, en
het Bastuur opheldering" vragen van zijn
besluit. Daar vermoedelijk dus ook uwe
dochter (puuil) aan dit onbetamelijk op
treden heeft deelgenomen, zou het in uw
eigen belang en dat van uwe dochter
(pupil) kunnen zijn, uw invloed bij haar
aan te wenden, opdat zij het ongepaste
inzie, en voor het vervolg zich onthoude
van ongevraagde inmenging in handelingen
van het Bestuur en opdat niet noodzake
lijkheid zich voordoe, dat tegen zoodanige
leerlingen scherper middelen worden toe
gepast dan de strenge berisping, die haar
naar aanleiding van het bovenvermelde
feit reeds door het Bastuur is toegediend.''
Toch nog1 een note gaie" ook iu deze
treurige zaak: de oudste.leorlingen ilS tot
20 jaar ou-d) hebban blijkens dit schrijven
bet Bsstuur om opheldering" gevraagd!
Wij hadden dat hooge Bestuur, z»o knap
in het handhaven van het gezag, wel eens
willen zien met dien brief van de jonge
dames in de handen....
Het ergste van alles is nu nog, wat het
Bestuur heeft misdaan aan de Kweekschool.
Het internaat zal zya karakter van inter
naat verliezen, en worden een zéi^r groot
kosthuis, onder leiding van de thans
fungeerende, nog maar tijdelijk aangestelde
directrice, geholpen door twee pas be
noemde leeraressen en drie nog te benoemen
dames, met-onderwijzeressen.
(Een oproeping van sollicitanten is reeds
geplaatst.)
Toen wij indertijd als leerlingen op de
Kweekschool kwamen, voelden wij ons ge
troffen, aangegrepen door den geest, die
daar heersuhte, en dien wij toen nog niet
wisten te omschrijven. Kr heerschte daar
een gezag, waarvan de hechtste steunpilaren
waren: liefde, waarheid en recht.
Laopoid was toen directeur, en hij leerde
ons denken, voedde ons door zijn lessen
op tot waarheid, tot ons-zelf-zijn.
Directrice was mej. Mallinekrodt, aan.
wier liefdevollen tact wij nooit zonder ont
roering kunnen terugdenken.
En de Keyser leefde nog, de man met
zyn ruimen geest, met zijn hoogachting
voor de vrouw, met zijn streven naar haar
geestelijke verheffing, waarvan zijne stich
ting, de .Arnhemsche Kweekschool, een
blijvend getuigenis aflegde.
De geest, die ons indertijd zoo trof, is
blijven leven in de Kweekschool. En het
borstbeeld van de Keyser, in een der muren
van de vestibule, is nog meer dan een
gedenkteeken voor den stichter, het is een
symbool van den geest, die in de Kweek
school steeds werd gekweekt, den geest,
waarvan een gepast vrij moedige oprecht
heid altijd een eerste kenmerk was.
Ook de nu ontslagen leeraresaen, onder
wie eenige oud-leerlingen der school, hebben
aan het bewaren van dien geest naar ver
mogen meegewerkt. Zij vallen nu
eenigszins als slachtoffers van wat de Kweekschool
zelf zich tot een plicht en een eer rekende,
in haar te wekken. En haar ongevraagd
ontslag uit het internaat op deze wijze
beteekent de nederlaag van een geest, van
den geest, die meer dan een halve eeuw de
glorie en de kracht van de Arnhemsche
Kweekschool was.
Door zijn optreden heeft het bestuur aan
de Kweekschool en aan haar schoone repu
tatie een knak gegeven, dien zij niet ge
makkelijk weer te boven zal komen.
Wij durven voorspellen, dat, als het ge
nomen besluit wurdt uitgevoerd, do oudsre
zich voortaan wel tienmaal zullen bedenken,
vóór lij hnn kinderen zenden naar een
school, waaruit de pit door de opheffing
van dit internaat grpqtendeets is wegge
nomen, waar de leiding, de willekeurige
oppermacht berust bij een Bestuur zonder
baleid, dat in deze zaak voor vrouwen, voor
leeraressen niets dan minachting heefc ge
toond, dat geesteu wil dooden in plaats
van ten leven wekken, dat gebroken heeft
met den geest, waaruit de Kweekschool ge
boren en waarin zij groot werd. Zelfs
vreezen wij, dat, wordt het besluit uitge
voerd, bij vacatures onderwijzeressen van
beteekenis niet meer zullen solliciteeren naar
een school, waar haar collega's zóó zijn be
handeld, waar ook zij zelf zullen zijn over
geleverd (zonder eenig beroep) aan een
Bastuur, dat met alle recht en humaniteit
schijnt gebroken te hebben.
Hoewel wij er in 't algemeen voor voelen,
om zijn linge sale" en familie" te
wasschen, hebben wij toch gemeend, in dit ge
val tot publiceering te moaten overgaan,
omdat hier een geheel pe'sooeel ten over
staan van het publiek in zyn positie en
zijn eer is aangetast, en dit personeel geen
hooger beroep heeft.
Wij hebben niet meer gepubliceerd, dan
wat ons bepaald noodig scheen, niet meer
dan vsststaande feiten (blijkende uit de ge
wisselde stukken), Velke feiten ieier kan
beoordeelen; wij zijn op quaesties" niet
ingegaan, hebben de persoonlijkheid van de
directrice en haar verantwoordelijkheid in
deze zaak buiten onze beschouwing gelaten.
Zullen nu werkelijk de maatregelen, waar
toe besloten is, worden doorgevoerd, de
maatregelen, die n op zich zelf, n door
hun onrechtvaardigheid en inhumaniteir,
n door hun nasleep van vele bedorven
verhoudingen de Kweekschool zullen brengen
in een donker avontuur?
Wij kunnen het i og niet gelooven, al
is men door een oproeping van sollicitanten
reeds met de uitvoering begonnen. Wij
willen blijven hopen, dat eer het te laat is,
nog een wending plaats zal hebben. Hoe
veel er ook al beiorven is, er kan ook nog
veel worden gered.
Mocht zich onze hoop niet verwezen
lijken, dan kunnen wij met vel r hulp voor
de leeraressen nog iets doen. Wij kunnen
haar financieel iets minder afhankelijk
maken van het Bestuur.
En dat willen wij, omdat wij er behoefte
aan gevoelen, omdat wij daarmee tevens
jegens de leeraressen uiting geven aan onze
sympathie, onze hulde, jegens hét Bestuur
aan ons protest tegen zijn daad.
Maar eerst willen wij nog afwachten. En
voor de leeraressen, voor bet recht en de
humaniteit, eu vooral ook voor onze goede,
oude Kweekschool willen wij nog hopen
November 1911.
CH. J. PARKET, Directrice der Middel
bare School voor meisjes te Haarlem.
S. II DE KEYSEK, Oud-leerares 8 d.
Middelba^e School voor meisjes te Arnhem.
(Dochter van den Stichter der Arn
hemsche Kweekschool, wijlen Ds. J.
P. de Keyser).
I. KOOISTRAJ Directrice der
Kijkskweekschool voor Onderwijzeressen te Apel
doorn.
A. H. M. LEYDS?BEKEXKAMI-, School
opziener i/h. arr. Doetinchem.
W. E. LO.IEXOA, oud-directrice eener
bijzondere meisjesschool te Arnhem.
S. On. PEXXIXK, Oud-directrice der
Kweekschool van Onderwijzeressen
te Arnhem.
M. Cll. ZWAAHDEMAKEU VEI
T10EF]-,Oudloerares aan de Kweekschool van
Onderwijzeressen te Arnhem.
(Allen oud-leerlingen der Arnltemsclie
Kweekschool).
KAEIN MICIIALLIS.- Das Gefiikrliche A
erTagebu.ch-Aufz'AchmMgen und Brie/e.
Aua dem Uünischen bersetzt von
MATHILDE MANN. Berlin (L911).
Das Gsfahrliche Alter", is da leeftijd
tusschen veertig en laat ons maar zeggen
zestig jaren, de overgangatüd, dat de vrouw
niet joeg en nog niet oud if. Men zegt, dat
in'die jaren, terwijl reeia de natuur inbaar
wankelt, bij een vrouw soms misschien
zelfa vior het eerst in haar leven esn
falle passie uitbreekt, met al de heftigheid
van de jengd en tegelijk al de bitterheid,
die ontgoocheld bewustzijn en levenserva
ring meebrengen. Om dan het masker
van baschouivende gelatenheid en zielerust
te behouden, dat de wereld van een
vrouwop-leeftyd eischt, zal haar een awaren strijd
kosten en menigeen zal enkel haar smart
kunnen verbijten, omdat zy haar positie in
de wereld wil behouden en zich zeer bewast
is, dat de kortzichtige menigte waartoe
wij allen behooren niets dan spot en hoon
overheeft voor wie op dezen leeftijd nog
aan haar neigingen toegeef'. Dit vertoont in
elk geral dezen redelij k en zin, dat de samen
leving, die aan het individu nog heel wat
toestaat zoolang het jong i?, door de tot
rypheid van inzicht gekomen men»ch niet in
haar gezette orde en vaste samenhang wil
gestoord zijn. Voor den eenling heeft zy
dan geen toegevendheid meer.
Wi* ia zyn jeugd verzuimde te genieten,
moet in zijn later leeftyd maar ontberen,
zegt zy, zonder het minst gevoel voor die
toch onomstootelijke feiten, dat de passies
bij velen eerst zeer laat komen, dat veel
jeugd" niet Icon genieten, en dat de
levenswysheid bij de meesten gelijk nul i».
De vrouwen kunnen zich echter in zoover
troosten, dat het met den man-o p-leeftijd niet
veel beter ge?ehapeu staat. Ook tegen hem
is de wereld" allesbehalve zacht, indien zij
ontdekken mocht, dat hij nog neigingen"
heeft, terwijl zijn haar reeds grijzende ia. Ook
hem draagt zij, nopens valens, de waardigheid
van wy'zen grijsaard," van uitgelsefden
philo?oof op, wanneer zijn zinnen vaak nog spring
levend zijp. Alleen in aoover heeft hij 't
gemakkilyker dan devrouwlijkelydensgenoot,
dat in zijn huis meerdere achterdeuren zijn,
waardoor hij stijn passie nit kan lateu, als
dan de koninklijke weg haar verboden blijft.
Er is inderdaad vael leed in de wartld,
dat siet minder leed is, wijl het sich scowat
eomkck voordoet.
De Deensche schrijfster, Karin Michaëlia,
heeft dit begrepen en getracht van een bij
zonder deel een boek te maken, dat naar
verschillende kanten veel verdienstel^jks heeft
en onbetwistbaar een geur nalaat van, zeer
zeker ietwat verwelkt en niet gezond, leven,
al doet het verhaal zich dan ook som] te
heftig romantisch voor.
Het vertelt van een vroiw, van meerdwe
vrouwen, die, van dag op dag zonder verder
nadenken voortlevend, onbekommerd voor de
toekomst den schat hunner dagen verkwis
tend, plotseling komen te bamerken, dat
hun jeugd voorbij en achter hen is wegge
gleden, dat de gansehe praal hunner ryke
en fiere vrouwelijkheid op instorten staat
en hun weg onharroepelyk afwaarts leidt
naar de rust, die zij niet begeeren en de
stilte, die zij niet verdragen kunnen. En in
de verbijstering van hou gevoel, nu zij voor
het eerst het leven ernstig in de oogen zagen
spijt, zelfineely, angst voor ouderdom en
dood in die verDysterinp, komen zy' tot
de radeloose uitersten, waarvan het verhaal
van Karin Michaelis er eenige vermeldt,
Ten minste... zy kunnen daartoe komen,
als zy vrouwen van deze soort en stand syn,
dezulken, die er kameniers en mannelijke
bedienden op na houdan en zich geregeld
door een niaaseuse laten slank wr ij ree. Maar
deze beperking van het toch wel wat over
dreven algemeen-badoalde van dan tital,
houdt dan tevens een verdienste van het
boekje in. Niet zoozeer over da vroaw in
das gefahrlicbe Alter" spreekt het, als wel
over de vrcuv in alle leef tij dep, en nog wel
zeer bepaal! over de Weltdame.
De vrouw in de hoogere kringen van den
Deeuf.chen burgerstand, hoe die er in het
begrip van Karin Miehaëiis uitziet, krijgen
wij hier te hooren en de schildering maakt
genoeg indruk, om aan haar objectiviteit te
gelooven, hetgeen dan wil zeggen, dat wijzelf
haar niet anders zouden waarnemen en
bagrijper.
En dan lijkt zij een wonderlijk product der
beschaving, deze vrouw, die jarenlang
schijnbaar gelukkig geleefd heeft met den
man, welken zij eens blootelyk om zijn geld
heeft genomen. Maar op twee en veertig
jarigen leef y'd verlaat zy hem in der minne,
om eenzaam op een villa te gaan wonen,
met niemand dan twee bedienden tot onvol
doend gezelschap. Waarom? Haar man zelf
en haar vrienden vragen het zich af, maar
begrijpen het niet. Dit is techter de reden.
S adert tien jaar had zij een jongen architect
lief, waarly'k en voor de eerste maal lief, die,
vanwege haar onaantastbare wereldsche hoog
heid selfs veroorloofde zy zich ean weinig
mat hem den spot te drij vea en het nimmer
waagde zyn liefde te verklaren.
Doch zij wist zyn liefde en hiel l hem op
een afstand. .Waarom weer? Waarly'k niet nit
kuischheid of burgerlijk plichtsgevoel. Eerder
omdat zy anders te doen geen energie genoeg
bezat, omdat de bestaande toestand haar wel
zachtkens bevredigde, omdat zij tallcoze be
zwaren had tegen een verandering, die de uu
droomige verhouding brutaal positief en on
herroepelijk werkelyk zou maken, omdat
zij met den jongen man tot geen prijs ein
Hauahah", een geregelde burgerlijke samen
leving zou willen beginnen. Altemaal redenen
van een menscb, die egoïst en gecompliceerd,
maar vooral zwak is en niet weet dat liefde
allten in toewijding en overgave dien naam
verdient. Maar dan, na tfen jaar, als zy op
de gevreesde grens is aangekomen, slaat
haar de angst om het hart. Zsl zy moeten
leveu om des wel beminden vlam nu allengs
te zien dooven? Zal zy' in zyn oogen haar
eigen vermindering moeten zien ? Tot op
een dag zij bemerken zal, hoe een jongere
vrouw zyn aandacht begint te trekken?
Zij kan de gedachte niet verdragen en
besluit te vluchten vóór de nederlaag, zich
zeer wel bewust, hoe dit de eenige manier
is om zijn liefde te behouden. Want als hij
haar niet meer ziet, zal hij haar
gaanidealiseeren en geen latere genegenheid i-al in
staat zijn den zacht weemoedigen glans van
dat herinneringsbeeld te verduisteren. Zoo
kan zjj tenminste voor altijd zyn verleden
bly'ven
Hiermede begint haar afzondering van de
wereld, die... maar een klein jaar duurt.
Want zij maakte die eenzaamheid zoo volko
men en heeft zoo weinig reisonrce" in
zichzelve, dat reeds den volgenden zomer zy' het
niet meer uithoudt en iets heel d waas onder
neemt. Maar wij, niet waar lezer? dienimmer
op een eenzame villa aan een Sond" hebben
gewoond, wy zullen gewis niet over baar
richten, als zij in een heel langen brief den
jongen architect haar liefde bekent nu,
na tien jaren en na een vlucht, alleen om
zijnentwille ondernomen! en hem smeekt
tot haar te komen. De arme ziel! Natuurlijk
haast zich de ven uk te minnaar aan het
opontbod te voldoen en dan ... geEcbiedt in
n oogopsïa? het onzegly'k wreede en trieste,
dat zij handig had meenen te ontkomen, nog
wreeder en smartelijker, wijl zy' nu geen
steun of troost harer vroegere omgeving
meer heeft en zij zelve het wae, die hem
riep. Met den oehtendtrein gekomen, gaat
hij met den avondtrein weer heen. Het waa
een andere, niet deze, in dat jaar zoo aeer
verouderde en vervallen, vrouw, die hij
liefhad. Zij valt hem tegen ea zy' ziet het
en beiden hebben een ganschec, eindeloozen
dag voor zich, om deze ellende voor elkaar
te verbergen en wanhopig vrooly'S te doen
Ea daarna doodt zij zich niet. Zg plonst zich
niet in de Sond'', noch neemt zij cyankali,
maar zy schry'ft aan haar man, cf hij niet
een beetje komen wil.... Ea dat zij, misschien,
weer by' hém komen wil.... Ook meldt zij
den jongen architect ontmoet te hebben.
Maar hij wag haar tegengevallen, bepaald
niet in zyn voordeel veranderd....
Doch ziet, ook haar man weigert te komen.
Hij heeft intnsschen een negentier jarig lief
meitje leeren kennen en de mogely'kheid is
niet uitgesloten dat binnen kort enz.
Na dezen bitter, onvocrzienen,
honenden, allerergsten slag, het afschuwelijkst,
vernederendst bankroet van haar vrouwen
leven, gaat zij ... met Couck's biljetten een
wereldreis nmken, waarschijnlijk om van den
schrik te bekomen. Het gloeiend tragische
is aanmerkelijk bekoeld, maar het beeld er
allicht niet minder levend om geworden. In
de komende jaren zal men haar op ver
schillende badplaatsen d la mode kunnen
zien, een vrouw, die met alle denkbare kunst
en andere middelen poogt het verloren terrein
te herwinnen en aldu», op tragi comische
wijze, er alle waardigheid en zelfrespect bij
inboet, een rampzalig 'ilir van das
ga