De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 3 december pagina 7

3 december 1911 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Nu. 1797 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. IB EDWABD GBEY, minister van Baitenlandsehe Zaken van EaH»od, op wiens rede van Maandag 27 Nor. de aandacht van gebeel de politleeerende wereld gevestigd was. Grey beheert sedert 1905 het departement van Bnitenlandsche Zaken. Hij is liberaal afgevaardigde sedert 1882. De derde baronet van zjjn geslacht. «iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iitiiiniiiiiiiiiiniiiniiiii IIHIIIIIIIIIIIIIII pen. en gevoeligen bnnior een karakter van later tjjd. Hjj doet aan 15 d'eenwtche kluch ten en ook niet weinig aan Soakespeare's volks- en narren-typen denken. Doch wat van anachronistische band-loosheden nn een maal b3 den grooten Engelschen dichter gednid wordt ook hy onderging den modeinvloed zijns tyds dat alles schijnt minder gepast bij den dramaturg van het bejin der 20ite eeuw. Shakespeare is gevaarlek, waat ook van hem worden, ala van alle grooten, de niet-assentiëele eigenaardigheden het gre tigst nagevolgd. Dat de schrijver ons een tydbeeld, geen persoons-drama gaf, v irtroebelt, zeide ik zoo«ven, vanzelf de eenheid van handeling; het heeft het tafereelen acatige tot logisch gevolg. Vandaar dat ook de boven gedeeltelijk ge citeerde mededeeling van Ida aan Gum her, .dat aj een kind van hem verwacht, ons in bet derde bearyf, ongeveer 'éa jaar na de beide eerste, spelend, ala niet nelder genoeg voorbereid treft. Evenmin is in het 4de bedrijf de o vergang beüooriyk gemotiveerd van het 83tetooneei, aan welks slot Gnnther en pa er Botelloa in de Steenpoort verdwyuen, op het llde tooneel, waar de stadsbode aan Gunther mede deelt dat Botallna den ketter Tancuelm ver moordde. Niets maakt ons duidelijk, boe de pater op Tancoelm'd vaartuig kwam, wat toch waarlijk niet gamakkelyk was. *** Zulk een historisch beeld in den scbonwbmg te verioonen, vereiscnt andere eigenscaappen van regisseur en acteurs dan welke voor een modern tooneelspel toereikend zijn. Al moge er noen in decors, noen in coaiumeeruig naar aicheologische reproductie worden gestreeld wat voor de sfeer van het diama geenszins onontbeerljjc is, toen kan de legie niet verwachten dat de meer cruiscne toeschouwers onder aet publiek tevreden zgu. mei eenige romantiacoe cou lissen en een amakeloozen kieureucnaos van qnaai-middeieenwscne cosiuamg. Wat vooral sinds Veikade'd optreden met logisch gedach.e mise-eu-stèae en de harmomscue coatumeering der N. V. het Tooneei" van de hedendaageche tegie ;gtëi=cat mag worden, is, iia een welover wogen spel- en raimte-verdeeling, in de eerste piaaia een geoefande en zien. boren de naaisienjes- en déuoraiearssfeer verhef Jende smaac voor de aankleeding van het drama. Uy een caliuot-hiatontch werk ais 8 e m i u i's Kinderen'' zou het niet te verwundtuen zyn, als de ulp van een meer dan diieitanusca oudheidkundige werd inge roepen. ' , Uit na ia, naar ik meen te mogen onder stellen, door de Nedenandsche Tooneeivereenigmg verzuimd. Zy heeft, ondanks wat er in ue laatste jaren te loeren vidi, volaard in net geven van da onlogische traditioneele «ntcèueering, die in hei eerste bedryf tot zonderlinge verscoijuingen aanleiding geeft, ecater mede door ouacutzaamneid des auteurs. Op den binnennof van de herberg, waar zich eerst eenige voiksiooneeitjes hebben afge spoeld, verecüynen dan, zeer onwaarechyutyk, JSngelDeit van Ar tel en Godelieve, later Yiuheer Gunther en de Scaout, nog later de neele romiceiige bruidsstoet. Toen ware al dit ongeioufeiyks te voorkomen geweest mee de anuvaafdmg van net en-c aeeringgbeginisel, dat door Edaard Vertade in zyn R ome o en J n l i a met zulk een scnooueu uitslag werd toegepast: geen natnralistiscne coulissen, s.ectus aanduiding der omgeving, en du verdeeling der ucèae in vóór- en acutertooneel. Ouze lyi echter is voor riets bevreesder dan voor onoorspronkelijk" te worden ge houden in leta nieuws; men blijft liever in den ouden," onpracüacnen, BMakelooaen en oniogieC-ien sleur, daii een goeden verstandig beginsel te volgen, mo^e het dan ook navo gen siJD. JJic aiies duidt op een gebrek aan overleg; erger evenwel ia net geiuis aan zuiver kleurgevoei; na aandacatige en liefdevolle bestaaeering van de kleuren-harmonie der middeleeuwBCue wereld zou e vertooning van '* neeren VerunWs drama tot iets beiers dan een voor de oogen pynlyke maskerade zyn geworden. Ducu niet alleen de regisseur, ook de actturs zouden een ongewone voorlichting van noode nebben, om door te uringen in de historiscüe betetkeuis van nuD tol, weUe het nua waarlyk mee euvel te duiden is, zoo zy haar niot ala die van een hedendaagsca realistisch spul-van-dii-of-dat begrypen en doorgronden. Voor hei spelen van een figuur ais TaLCttelm zyn bistoriacne studie en diep begrip even onmis aar als gtooie acteuiBgaveii; voor het suggestieve nitoeeiden van den waanzinnigen Aiarik ia een psychologiscn doorvoeien noodig, c as ieder 010 m «en modern Blyspel tot zyn reent komt, nog niet Hoeft te Oozitten. Ka daar hei onzen acteurs veelal aan. zuik een voor lichting, e/eiia.s aan tyd tot eigen nitgeoitider studie, ontbreekt, ia net niet te verwonderen dat net spel in enkele belangrijke mannenrollen ontoereikend was. Maar wel bevreemdend deed het aan, dat ook eenige alledaagiehe gebaren weinig ver» «orgd waren; de waard schonk Snep'i beker met n iet j e vel; zóó gebeukt men niet. En Soep zelf behandelde met zulk een dilet tantisch zwaaien den vollen beker, dat de leegte maar al te duidelijk bleek. Zóó doet geen aangeschoten dronkaard; tóó speelt men niet na behoorlijke studie. Mej Sofia fiermse, als Ida van Zeeland, deed «eer haar beat waar zjj in aotie was; men heorde en zag uit welke school zij komt. Voor stil spel schijnt B| echter neg weinig te voelen. 19 N0V, P. H. VAN MOERKERKKN JB. Jozeflsraêls. Een ttttndkeeld voor Joz-f Israël». Allerlei probleem wordt opgeworpen naar aanlei ding van deze quaestie. Het schilder) jjke van de verscaflnmg voor den overledene wordt (door een schilder?) met vele adjec tieven beschreven. Het is mogelijk dat de figuur van Israëls voor een schilder picturaal is maat is het nut mogelyk dat een beeld houwer (een ongeslaagd beeld is nooit als bewijs van kracht I) de se verschijning even eens zoo kan vatten dat ze voor hem in schoonheid is op te lossen? Ik zie geen reden waarom dit niet eveneens het geval zon *ijn. Blijken er niet vele oplossingen mogelijk, die niet tegen een uiting van de beeldaoBwkunBt zy'n, maar zniver op haar weg ligzea? Waarom Isreëa niet zittend te geven (ge zult zeggen, een zit-beeld my wel); waarom bovenal is er niét een kop, een buste, van hem te maken, die zuiver en rijk den mensch geef d Wie dit betwisten kan, heeft nooit d < zwaarte en de kracht van het akelet gezien, van den kop, dien velen altijd te klein ondervonden I Ben portret uit den laatsten tyd wijst naar mijne meening 166 dnidelyk dezen weg uit, deze richting, dat ge geen enkel gevoel voor beeldhouwkunst moet be zitten om daarin niet allerlei mogelykhfên te vinder. Ik weat dat er, t el f s als buste, een IsraëU gemaakt is die niet deugt, maar dat gaat niet tegen de geopperde stellingen in. het gaat alleen tegen het gebrek aan vermogen van wie die vervaaidigdel In het portret dat ik bedoel is de schilder vermoeid, maar forsch. Hy is vol van ouderdom maar vol van grooter kracht dan ooit in het por tret van Veth kwam, die hem maakte tot een Duitsch intellectueel in plaats van dat wat Isr. els werd: een oud, romantisch schil der. I-traëts zelf die met zelfkennis wist, wat was, heefi den schaduw altyd over de eigen oogen gehouden, en daarin die oogen laten leven, zooala het innige leeft in zijn werk l In het peitret dat ik bedoel vindt ge den schilder niet ver van den dood, maar ge vindt het simieske (dat eoma zoo fijn in z'n handen was) vergt oot, verzwaard tot iets wat met grootheid in verband staat, en grootheid uitdrutt. In het po t'et dat ik zag, zit een larsës voor den beeldhouwer; ge tast de mogwiijbheen in iederen vorm, in ieder hoog, in ieder laag. Een ding is alleen voor my een bezwaar in al dit roeren van meeninget: Hebben wy de* beeldhouwer die dit beeld zal kunnen maken, die de grootheid zal zien van den kop, waarin echerps en onbestemds rijk zich mengelden? Dit is een vraag waarop een antwoord niet komen kan voor dat de beeldhouw ars van overal en van hier te lande, hunne voorstellingen zullen heoben ge oond, en bewezen voor een kriti-k, dii nooit te zacht zij, dat zy, kunstenaars, een andren kunstenaar kunnen ver-beelden tot nieuw schoon. PLASSCHAEET. tor iir" op 't Haiscke Stress-tel De waardeering voor Oer Rosenkavalier" hangt af van den ethos das hoorders ; zoekt oy net genoegen of dn ecaoonheid ? en deze laatste, geloof ik, wa Ricdard Strauss dichter nabij in Sa ó jie en Eiectra dan in het muzika e blijspel, zyu meest groteske divertissemento. Het is zeer jammer dat noch bij compo nisten noch by hun cruici het beginsel kunst is de allerindividueelste expressie van da allerindividueelste emotie" gelden mag; dan viel er niet lang over te twis en o»er dit tooneelftuk, waarin Strauss zicb weer onvergelijkelijk tecbniker loont, doch het oaderweip niet zag door een van nature oorspronkelijk temperament. Ie bewonder de lyrische gedeelten uit het 21e bedryf, de teedere veiklauking der zil /eren roos, en der bloeiende litile van Ootavian en Sophie, gaarne was ik er in verzonken, doctt kon niet, want alles temperde de extase, zelfs de kleur der instrumentatie. Men kan Richard Stra.isa geen hernieuwer noemen io den ech ten zin. De essence van Hector Berlioz' meloiek vindt men terug in etn motivisch fragment dat Beethoven hoogstens viermaal georuikte in zyn jiansche oeuvre en dat ver der slechts voorkomt by de contrapuatisten, die Berlios niet kende; zoo leidt men even eens Debussy's eigenaaidightden af uit nie tige en onbeduidende déails in de compe tities van Liszt. Ric ard St<auss echter wild a eerst bonwen op de volkrid van Braims' wesen, daarna op de volheid van Wagners genie. Het selukte hem, doch hy verépilde de toekomst, omdat in twee maten van Debussy's mu.it- k meer propoetie klinkt dan in al de partituren van 8trnu*s te zamec. Het tweede bedryf van den Rosenkavalier scheen my 't boeiendst en 't belangrijkst, vol Ie 'en en saanning, met een meesleependen climax. In 'c eerste miste ik de ware muzi kale atmosfeer; wellicht was er te veel hande ling, wat dan lag aan de moeilijkheden van elke expositie, misschien drongen de ac eurs bun spel te sterk naar voren (sonder even wel overdadig te worden)? Dit DedrijJ maakt een mooiere impressie by lezing der muuek. Op 'c tooneel is er schijnbaar een drukkere overvloed dan in 't orcnest en van te onbe duidende sourt. De antichambre vormt wel een geestig intermezzo maar tevens een bezwaar; zy trekt de aandacht zoo bevig weg van den dialoog tnsschen Och s en zyn notaris (de draad' ) dat man van den plotselinge^ Dons niets begrypt en onaesthetiech getroffen wordt. In 't derde omwikkelt de componist den geest met zoet vloeiende walslederen, weiker orchestratie de inventie overtreft, doch die ook als verwante ingevingen van fobann S rau«s bekoren door hun fijne zinnelijk beid. Ik geloof dat men veeleer de muziek zal liefhebben dan het lioretto, want de ontknooping is en scène evenmin klaar en pak kend als de opnt. Ik merkte bij 't hooren ook op hoe overbodig het is een werk van Siraatt leidmotivisch te ontleden en men beschoawe dit ah een re visie op myne analyse ten tyde der première, Er »y'n slechts vier motieven welke inderdaad (en niet op papier) 100 plastisch ijjn omlijnd en doorgevoerd, dat «e den indruk geven van leidmotieven: het niet heel origineele thema waarmee de ouverture begint, de zilveren roos, Ochs' quartenbas met melodie en zijn lijfsdeuntje; en zulke eenheid is zeker bewonderenswaardig. Enkele instrumentale effecten leken me wat al te theatraal of grof by desen tekst: Groote trom als Mariandl het bedgordijn wegschuift (3a act) de trompetten in de walsen van het derde bedryf; het kniksea op de naat by het triomfmarscbje der weezen; als Qaiiqnin (spreek nit op z'n Franscb) wegsnelt einde Ie act; van den text verstond men doorgaans geen syllabe, naar opera-gewoonte. Da monteering was tot in de geringste onderdeelen buitengewo n en artistiek; het Residentie-orcbest begeleidde uitstekend; Biron Ochs (Paul Bander) zong en speelde harmonisch, hy maakte een prachttype; hoe grandioos mimeerde hjj '(einde van 't tweede bedryf ? E ?a von der Oaten als O jtavian... verrukkelijk, tot in haar Weensche dialect; ik moest wennen aan de bnrleske pasjes van den dwazen Faninaal, doch het lakte, B roder s a is een groot kunstenaar als de vorigen; Minnie Kast als Sophie en Margaretha Siems als van Werdeoberg, de Maarschalkscne, magnifieke creaties;-dit moet ik getnigen van de onbeteekenende rollen, ze waren bezet door eer«te-ran^s-krachten. En om niet te rekken vermeld ik nog maar Vahaochi (Erik Wirl) en Annina (B -Ha Halbaertb) de intriganten, meesterlijk van grime en spel; hun Kcco, eccol" was geniaal. Stranss' directie is wonderlijk simpel, logisch en werkzaam. De regie en costumeering valt te pry'sen om haar kleurenmooi en smaak volle kostbaarheid. Een zoo weelderige praestatie in den Haag, de residentie van het onmuzikale" Nederland schijnt me nn nog sprookjesachtig. Eere aan de doorluchtige en enthousiaste geldschieters, al ware de zware som duurzamer besteed, 't zy met hoogachting opgemerkt, aan 't fonds van het zeer goede Haageche orchest.... MATTHIJS VERMEULBN. P. siaif-r Sr. 1841?4 Dec.?1911. De hoofdsteden van de eenigszins afgelegen provinciën hebben een op vallend eigen cachet: het zijn centra, die, van de Nederlandsche hoofdsteden voldoende verwijderd, ook buiten dier verdoezelende schaduwen staan, en dia daarom hun eigen karakter in 't volle licht toonen kunnen. Zoo Middelburg, zoo het geheel andere Leeuwarden, 200 het weer nog heelemaal an tere, diametraal andere 'a Hertogenboscü. P. Slager, die straks onder vele blyfeen van belannstellLngzy'nzeventigsten ve'jaardag viert, ia van dien goeien ouwen Bosca", dat rustige, door geen revolutie gestoorde, pro vinciale, liefelyke centrum de schilder kun stenaar. Dank ik terug aan my'n eerste passen in de haog-en-am«lle Waterstraat, naar het gry'ze bolwerkachtige bouwwerk, met trapportalen en donkere hoeken, der'k ik terug aan mijn eerste eerbiecUolle binnenkomst in de met zware gordijnen afgezette zaalacht ige ruimten, dan herinner ik bet mij, toen nog jone (en ik gioof waarachtig.de illusie koesterend om ooit het penseel met eere te voeren!) ala een kasteel van kunatvolle wanordelykbeid: voor myn kykgrage oogen de eente openbaring van de scuoone vrije gebondenheid en on bureelyken zwier: en toch trouwoartig Bosch"! Ea toch rusti?, en hoog, en besadigdl De oude heer S ager", dien ik my van dat representatieve buia niet los kan denken, i", behalve een goed burger van den Boacb, een uitstekend leermeester geweest voor velen: v or zyu zoona in de allereerste plaats, voor P. S ager Jr. en voor Frans 8:ager, van wie ook in Amsterdam en elders menigmaal werk werd tentoongesteld. De te vroeg overleden de Josse.ing de Jong if, met Slagers zonen, Slagers tiots; een ganschen waad van 'e meesters groote voorkamer, tevens atelier, heeft de dankbare leerling met een -Arabische of Noord Afrikaansche krijgsephode gevuld, ster t geteekend, zooals hi, dit kon. Slager Sr. is déschuier van Brabants hoofdstad. Hij is ook de ifflcieele kuostepaar er van. Hij is ook als zoodanig gezien. Talrijk waren de opdrachten, die hij van 't Kon. Huis ontving. Talrijk de portretten en copieën, die hij maakte. Op zijn zeventigsten verjaardag den Bosschen kunstenaar, vader en leider van kunstenaars, langs dezen weg, in oude her innering, groet en hulde. W. Een prachtii" afflcm voor ie Jierjaar luhcüb" ta AistertaiD. De Viefjaariykscbe Temoonstelling van kunstwerken van L3?enüe Meesters, welke in 1912 te Amsterdam geaouden zal worden, is een dankbaar onderwerp om m een sffic-üe te worden vertolkt. Ten eerste kan de ruim opgevatte bedoeling, namelijk een overzicht te gesen van wat in de laavste jaren in de cultuurlanden van Europa op het gebied der beeldend d kunsten ia gewrocht, een modern en be^nafd sierkunstenaar een krachtige en hooge inspiratie geven; ten twetde fceefc de moderne dtco'aueve kunst in Nederland vele knappe beoefenaars, zoodat met recht int s goeds verwacht kon morden van het aili ;he voor deze tentoonstelling. Ie geef u echter te raden wat de RegelingCommissie, die, let wel, voor het overgroot gedeelte uit kunstenaars beslaat, by meerderneid van stemmen besloten heeft als sflijhe te gebruiken, en op welke wijze zy met voorby gaan van de goede reclameplaatkunst in ons land, ja met neg tering van heel de jonge en krach ig op'loeiende hedendaageche decoratieve kunst als iets origineel.-1, ais een geniale vinding?, den fijaen kaustgeesten waardig, de Vierjaarly&üChe in baar affiche zal doHn vertegenwoordigen.... Gy raadt bet niet I Het ly'Kt ongelooflijk, ja, net is oigelotüijK, maar toch wordt net mij van de meest betrouwbare zijden verzeaerd : het affiche zal bevatten ... een sepiateekenlngetje van Bamarandt, fliuk vergroot, waarom heen het opschrift... ? l Waarde lezer, als gy van uw lachen be daard zyt, laten wy het dan met elkaar eens (Illuttration). Die bemoeien zich niet met de revolutie. zyn, dat dit geval zou zyn om te lachen, wanneer het c iet zoo treurig ware l Laten wij ons een a even goed rekenschap geven van een dergelijk affiche: Ten eerste is het bedroevend, dit de kuBMtenaara eden van deR^gelingscommisaie op deze wyze R^mbrandi's kunst schenden. Het bedoelde sepia-teekeningetje stelt voor de W es t er t oren te Amsterdam, en is, naar ik schat, + 10 bij 15 cM. groot; het behoort tot de fij u gevoelde, intieme teekeniogetjes van Beinbranit, zooals hy deze gewoonlijk maakte; het heeft natuurlijk in geen enkel opzicht iets van een decoratieve plaat, en wordt by de Doorgenomen aanmerkelijke vergro)ting,als kunstwerk geheel van karakter <ewyzigd. Men moet al neel weinig kunst begrip, beter gezegd kunstgevoel, en het daarby pa-wend gebrek aan eerbied voor' Ram Brandt hebben, om zoo iets goed te keuren. Ten tweede is ean dergelijk affiche het tegenovergestelde van ean goede, stijlvolle vlakversiering, het -egenoveriiestelde dus van een goed affiche. Om een impressionistisch schelt-j e van Rembrandt, dat uit zyn aard realistisch is in den zin van niet-ge tyleerd, voor een vlak-veraiering te gebruiken, is principieel onjuist, en in hoogeren zin vol komen onartisiier. Het is haast ongelooflijk, dat de Regelings-Commissie blykbaar zelfs het bestaan eener gezonde, krachtige, moderne rec'ameplaat-kunt-t niet kent. of de waarde er van niet begrijpt. Waarom ze f gemodderd op een gt-bied, dat men niet meester is, en waarom niet een der bek «ame Nederlandse h sierkunstenaars gevraagd, zooals byv. Roiaid Holst, die met zijn fraaie en goed opne/atte reclameplaten voor Marsyas, Lucifer, enz. te recht zoo ?eei eer heeft benaald? Ten derde zou het voor een Stedelijke, Internationale Kunst.tentoonstelling waar diger zijn geen affiche te nemen, dat be staat uit een, op de een of andere fotogrsfi-che wy e verkregen, vergrooting. Een open ij t en algemeen bekeken plaat als een affiche is, moet, vooral waar het hier een belang-ijke /kunsttentoonstelling betreft, zelf een kunstwt'k van beteekenis zijn; en in ^erbatd hiermede moet ook een kunstvak-procéd worden uitgekozen; bijv. lithografle, door den ontwerper z<-lf geteekend.. Ten vierde ia bet volkomen onbegrijpelijk, waarom deze moderne en internationale tentoonste ling als reclame een teekening van Rtmbrandt moet hebben!? Wy achten het overbodig meerdere kritiek te ge»en op een dergelijke ilïicoe, dat zija ontstaan te danken hè- ft lan het Dagelyksch Comitévan Ie Rjg. Comm., be-iaande uit de heeren C L. Dake, C. W. H. Baard, Abr. Hesselink, E. W. Moes en Garard Muller. Te hopen is, dat alsnog een andere wy .e gevolgd zal wo'den, om tot een goed aflï:he te geraden. Want anders zal deze Rsmbrandt plaat door velen bespot worden, tn in de eerste plaat i door ons. architecten, die daartoe vooral recht hebben. Itnmere, dank zij de overheersehende macQt van de impressionistische schildere in de Kigelings Commissie zij a de architecten uit deze Vierj*arlijkeche gedreven. En het is voor de architecten r." epn voldoening, dat de EC iiders met hun afli;he een ongehoorden blu der dreigen ta begaan, weUe blunder door ds architecten, r.oo zij nog in de Com missie za en, zeker met alle kracht zon zyn tegen gehouden l Eerlijkheidshalve zy vermeld, dat een zeer ster*e minderheid in de Commissie tegen dit affiche wa?. Ka uit bet brute, onrechtmatige optreden der Commissie tegm de bouwkunst, a uit genoemd sffiche blijkt ten duidelijkste, dat er meerdere personen in de Commisei" zittei», die voor hun taak onges-coikt blijken te zyn. Aan deze Vierjavlijksche is weinig meer te veranderen; maar wij drirum er ten sterkste op aan, dat by een volgende Vierjaarlyksche deze personen ut de RdgelingsCommi-sie geweerd zuilen worden (Uit het Bouwkundig Weekblad.) J. GRATAMA. Boefcen ra en idór Kinten. Ttgtn St. Nicolaaf. III. Mét Onder Beren en Boeven" is Boer Laan en zijn vrienden door H. Gras, geïl lustreerd door Jan Sluyters, uitgave IIIIIIIHIIMIIIIIMIIIIMIMIIMIIIMMIIIIMIIIMMMIIK W. Hilarins Wzn., Almelo,' het eenig feitelijk jongensooek uit den stapel. Om aantrekkelijk te zyn moet 'n boek voor jongens doorlicht zyn van veelkleurig gebeuren, van vlam mende avonturen als 'c kan. 'n Moeilijk probleem voor 'n auteur, om 'n paar snaakscae voorvallen en tchelmsche wederwaar digheden, liefst tintelend van ondeugd en raKöbiutaliteit, zuiver te honden en te be hoeden voor ontaarding tot een drukke, rammelende clownerie, grof.en zonder waar digheid. ZoLder ongenietelyk te worden is de beer Gras er m geslaagd een zekere noblesse in zijn boek ie brengen en al wordt in bly eyndt" de deugd bel ooi d en de siechtneid met magistraal gebaar uitgebannen, iets preekerigs, of tradiiioueel-braafs kon ik niet omdeknen. Vrij logisch zelfs ontwik kelen de gebeurtenissen zie a uit de karakters. 'n Eigenlijke noofdfignur ontbreekt, 't Ver haal is meer 'n aaneenscaakenng van voorval len, waarin telkens deze fde personen optre den en die daardoor verband houden, dan 'n gedegen geneel. Aan 'n overigens amusante by figuur ais de brie ven besteller Van Zy'p wordt wel wat veel plaats inge ruimd. Het gezin H ui berg, met Wouter en Simon, twéder vrienden van boer Laan" is met toewijding geteekend en ook boer Laan wordt doer do gevoelige behan deling van den echryver een sympathiek persoon. De bekeeiing van het boer je Jan B OB., de moreele ,/iorsd'otnvre" van 't boek riekt wel een weinig naar de studeerkamer, ttr*yl de geschiedenis van den verborgen schat 'n Deeije apocritf is. De snakeryen zyn met veel entrain en verve voorgedragen, en veider goed en aangenaam geecüreven, is Boer Laan en zyn vrien den een preitig jongensboek te meer daar Jan 8 i u y t e r s voor tamelyk vee), waaronder zeer goede, illustraties zorgde. Deze artist ij een rai> en geacbeveerd teekecaar, al is hy dan n dier Modernen, die volgens den kunst gelee) de Carl Dake nog teeKenen moeten l e e r e D. Tucbniek en geest heeft ty voldoende, om, ondanks 'n hier en daar tot doodecaneid voerend raffiuement, 'a plaatje te geven van gedistingeerde en gracieuse fijnheid; vooral zijn boomen en zyn gevoelig gedaan. Z'n jongens- en zyn ruw maar raak. Ziin geest is van 'n geheel ander sentiment in DO kttine Miss Fitles door Emilie Benson K. n i p e en Alden Arthur Knip e, vertaald door Fiederika Qiaijer, uitgave van L. J. Veen, Amneidam. De groote menschen vooral syn nier 't boek handelt over Amerikanen raak van humor en tyjieuring, vooral de viei oude vrij-ters, de duetuers van den cudenheer Fales. Ook deze, een verzorgd-aristocratiecbe veracayuing, be hoort tot de teikens terugkeerende mar kante figuren. De kindeifi^uurtjes sy'n wat modeplaatacntig, tenigsiins ^an 't zelfde type MIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIMinlIIII ? Teekening van Ko D<mckcr. De Rszencavalier,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl