Historisch Archief 1877-1940
r-W
6
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1798
i
$
l
f
irf
'*'«,.
-**>C- ."'-?? ?? ? _,
?jRSx^/' *<?? ? v.^^-^-r
V'"'" ^ M^
""''' -v ^;W'->^|i
», y '-^ * V ' fi>^*9*?i'' <^>i
""' "* *^ . ^," ) -' ^* .
/
''X
Titelblad-veraiering, voorbeeli van volkomen gebrek aan decoratief begrip.
(Verg. onderstaand artikel).
Een element ten kwade in het
openbare leven."
Het strafeestelch artikel yan den heen
Gratama in het Bouwkundig Weekblad
over het prachtige &ffi -hèvoor de
Vierjaarlijksche Tentoonstelliog" weri be
halve in dit weekblad, ook in De Telegraaf
raa 4 December overgenomen verrijkt
als men 't zoo noemen mag met een
naschrift van den heer Dake, een naschrift
dat aldus luidde:
Naschrift. Al weer een
architectenklaeht over de inrichting der 4 j tarlijk sohe.
Daaruit spreekt weer de boosheid en
zien wij of tenminste moeten wij zien,
dat aan den wal zoe'n uitstekende stuur
man staat. ~
Hat is intusschen aangenaam te ver
nemen, boa ontzettend hoog de
Nederlandsche plakkaatkunst volgens de heer
G. staat. Da architecten moeten dan
maar eens een
plakkaatkuosttentoo?stelling arrangeeren en dan die mooie (P)
Nederlandsche producten eens naast de
Duitsche, Franse hè, Italiaanscup,
Hongaarjche, enz. ex poseeren. Dan vrees ik
dat men tot de conclusie zal moeten
komen, dat het enthusiasme van den
verbolgen architect een enthousiasme
de commando" is.
B ivenstaaod stukje uit het bouwkundig
Weekblad, wijst al weer op een gelegen
heid, die aangegrepen is"!
Nu, mijnentwege gun ik het onbekende
personen wel langs het werk van anderen
wat naar boven te kruipen, als het werk
de kteine beschadigingen, die ze aan
richten, verdragen kan.
C. L. DAKE."
Gy vraagt mij nu, waarde Eedactie,
wat ik wel van dit naschrift" denk, en
ik zal u daarop antwoorden, al moet ik
bekennen dat er vele zaken zij o, waarbij
de gedachte met minder tegenzin ver
wijlt dan juist bij den heer Dake en
zij B praestaties.
Waarom, zoo zou men geneigd zijn
allereerst te vragen, heeft de permanente
commissie van de vierjaarlijksche Ten
toonstelling, aangenomen althans dat zij
het eens is met haar vice-voarzitter den
heer Dake, waarom heeft zij zich niet
gewend tot een
duitach-fransch-italiaansch of hongaarsch". decoratief kun
stenaar, wanneer de commissie in de
eerste plaats werkelijk begeerde een
schoon affiche te hebben, en zij met den
heer Dake meent dat in die landen alleen
de kunstenaar te vinden is die hun hoog
staande decoratieve inzichten kan be
vredigen? Zoo de opdracht aan een
buitenlander tot gevolg zou hebben ge
had, dat wij een kunstwerk te bewonderen
hadden gekregen, dat aan de decoratieve
kunstenaars van Holland de gelegenheid
had geboden hun inzichten te verrijken
door de bestudeering van een artistieke
oplossing die ongetwijfeld niet tot de
gemakkelijkste behoort, dan, ik ben er
van overtuigd zouden zij de commissie
daarvoor oprecht dankbaar zijn geweest.
Hoe het echter zij, het viel anders uit,
geen der hoogstaande buitenlandsche
decoratieve kunstenaars werd een op
dracht gegeven, en daardoor verzuimde
de commissie naar haar beste
aesthedsohe inzichten te handelen, hetgeen niet
alleen te betreuren is, maar in hare
positie ongetwijfeld scherp te lakem is
tevens.
De best erkende kunstenaars werden
dus niet gevraagd, in alle onschuld
zou men verwachten dat dan aangezocht
zou worden, hij, die geacht werd the
second best" te zijn.
Niet wensen ik daarmede te beweren
dat de beurt hiermede zou zijn ge
komen aan een HoIIandsch kunstenaar,
want de heer Dake zou dan, in antwoord
hierop- vermoedelijk bluff n dat hij in
Armenië, Groenland, Perziëen Patagoni
decoratieve kunstenaars kent, die eerder
voor de uitvoering ran een dergelijke op
dracht bekwaam worden geacht, dan kun
stenaars als Derkinderen, Lion Cachet,
Toorop, Nieuwenhuis en nog verschil
lende anderen, die wij in ons
provinciaalsch nationalisme vrees ik, voor vrij
eminente lithografiache vlakvercierders
houden.
Treffend blijft 't echter, nu wij het
besluit der commissie kennen, te moeten
ervaren dat 't affiohe gemaakt zal worden,
biet door een Fransen, niet door een
Duitsch, niet door een Arabisch, niet
door een Italiaansch, niet door een M
»nKO'dsch noch door een door den heer
Dake erkend Turksch kunstenaar, maar
dat 't gemaakt zal worde» door OEHN
kunstenaar.
De logiek van dit besluit is ons na
het snorkende naschrift van den heer
Dake ganschdijk duister, alleen weten
wij dat de affiche thans baar ontstaan
zal danken aan deze drie nheid van
stomp benul; lo de ontwrichting van
Rqmbrandt's vrije kunst, door deze te
misbruiken voor het vlakvercierend doel,
2o de misduiding van de meest elemen
taire beginselen van verciering, 3o <le
voorkeur van de mechanische reproductie
bo^en de levende lijn en toets.
Da heer Dake verzuimt in zijn na
schrift" al was 't maar a reden te
noemen die dit besluit van de commissie
verdedigt, verklaart of tracht aann- mei ij k
te maken, hij' weet niets anders te
schrijven dan een grof beid aan een
gansche rij van llollandsche decoratieve
kunstenaars, waarvan de zwakste zelfs
nog verre zijn meerdere is.
Zou de voltallige commissie dit na
schrift" van haar vice-voorzitter zonder
protest laten voorbijgaan, en daarmede
de taktiek van dazen heer goed keuren
die een domheid tracht te verdedigen
door er een insinuatie aan toe te voegen.
Het is te hopen en te verwachten van niet.
Hierbij zou ik het kunnen laten, waarde
Red.ac.tie, daar ik thans aan uw verzoek
heb voldaan, maar nu gij, allerminst
tot mijn genoegen, mijn gedachten g
drongen hebt naar dit onaantrekkelijk
personnage, kan ik, vergeef mij, nog niet
scheiden, thans, nu de zaak juist
eenigszins boertig begint te worden.
Mag ik u hierbij ter reproductie aan
bieden een yan des heeren Dake persoon
lijke decoratieve composities.
Nietwaar, wanneer wij er in slagen
ons in deze compositie te verzinken, hoe
ver lijkt dan Duitschland, hoe ver Frank
rijk, hoe ver al die verre cultuurlanden,
hoe langer wij turen hoe mter de gloed
volle arabesk van de vercierende hand
ons de suggestie geeft dat wij ons be
vinden in Lutjebroek of Pekela of wellicht
in Mep pel, waar, hoe zou 't anders kun
nen in deze tijden, minstens n schil
derende dilettante wordt gevonden die
bloeiende seringen trossen schildert op
werkdoozen van tante's die, nietwaar, in
Bifgekerken wonen, en geurig glanzend
ooft conterfeit op de cache-pot yan haar
lieve opoe", en nimmer daarbij vergeet
te schilderen spreuken in ganschtlijk van
de sokken vallende lettervormen.
EQ toch de heer Dake was professor",
het staat er op te leze», en had, met
weinig vrucht naar het mij voorkomt, de
decoratieve kunst van alle mogelijke en
onmogelijke landen bestudeerd en gewo
gen, n de Hollandsche decoratieve
kunst helaas toen nog niet te licht be
vonden.
Een broekje van 14 jaar dat in de
laagste klasse vandeQuellinusschooleit,
beschikt over meer elementair begrip van
vlakverciering dan deze professor, maar
dat willen wij hem niet in de eerste
plaats aanrekenen, noch dat hu talent
en inzicht mist. Maar erger is dat hij
niet vermag te doorgronden wat hem
dagelijks ter doorvoeling geboden wordt,
dat is züB onmacht als kunstenaar en als
kur stbegrijppr.
HU spreekt over grooten als waren
zij zijns gelijken, en bralt tegen zijn
meerderen als wara hy de uitverkoren
chauffeur yan A pollo's politiewagen.
Hij is ridicuul, maar hij is wat erger
is, nog iets andera tevens.
in Oatober de architecten om
de bekende redenen zich uit de com
missie van de vierjaarlijksche terug
trokken, schreef de heer Dake in De
Telegraaf van 17 October het volgende;
En toch is er een strooming ge
weest onder de architecten en onder
de zich aan de architectuur verwant
voelende schilders en beeldhouwers,
die wees op een streven om alle
beeldende kunst weer van de
architectuur afhankelijk te maken.
De architectuur is de moeder van
alle beeldende kunsten" was de leuze
en men dacht nu, dat de kinderen
zich niet van de rokken der moeder
mochten verwijderen, iets, dat dwars
tegen de natuur ingaat, daar het
leven der kinderen een steeds z;ch
verwijderen van den ouderlijken
invloed is."
Hiermede sprak de heer Dake de
meening uit, dat de vercierende kunsten
de achterblijvende kunsten waren, die
met de natte luren aan, bij moeder
architectuur waren blijven hokken.
Dit is ongetwijfeld een beschamend
geborneerd inzicht, maar het is dan toch
zoo iets dat op een inzicht lijkt, en waar
door de uitwijzing der architectuur ver
klaard kon worden.
E-tnige dagen daarna toen in den
Gemeenteraad van Amsterdam de zaak
van het koloniaal museum -besproken en
geregeld W8S, schrijft de heer Dake in
De. Telegraaf van 2) Octoaer het vol
gende : "
Maar wel wil ik er op wijzen, dat
er nu gelegenheid is om de kunst
haar deel te geven in den bouw van
het museum. Ik bedoel de decora
tieve scttilderkunst. Het spreekt van
zelf, dat in deze stichting de wanden
moeten medespreken over onze prach
tige koloniën. En dan verbeeld ik
mij, dat men in helder verlichte
vestibules en zalen, mooie schilde
ringen moet hebben, die ons de rijst
velden van Java (die prachtig zijn)
en de bossch^n en de valeien met
de vuurbergen op den achtergrond
zullen laten zien. Dit panorama's
van steden en gezichten over diepe
krutermeren ons een denkbeeld zullen
gaan geven vau het karakter van
't land in groote lijnen en krachtige
kleur.
Opdat wij, behalve do overtuiging,
dat die landen aan den e venaar nut
tige voortbrengselen opleveren, ook
een indruk krijgen van hunne schit
terende schoonheid."
Vanwaar zou men zeggen die veran
dering en dit pleiten voor architecturale
schilderkunst P
.Afgescheiden van die vraag, valt uit
het aangehaalde op te merken hoe de
professor" niet het allergeringste begrip
toont van wat architectonische schilder
kunst moet zijn, de diepe meren, DK
PANORAMA'S, 't lijkt alles meer op de
reclame voor een bioscooptheater dan
op een opgave voor den architecturalen
vlakvercierder.
Over dit gemis aan inzicht behoeven
wüniet verder te spreken, maar van
waar, herhalen wij, die verandering, en
het plotseling pleiten voor architecturale
schilderkunst ?
Het antwoord vindeïi wij, juist geteld
20 regels vroeger, waar da heer Dake
het volgende schrijft:
Veel Hollandsche schilders zijn
er nog niet in Indiëgeweest. In
het algemeen vindt men dat het
monotoon groen" was en op den
duur niet in staat te boeien.
Maar alles verandert en zoo ver
andert ook de aanschouwingswij ze
en de smaak der Nederlandsche
kunstenaars en zou het niet onmo
gelijk zijn, dat mettertijd onze
artist»n de opinie gingen deelen van
C. L. Dake Jr., die thans in Indi
werkend, mij voortdurend over de
pracht van het Javaansche landschap
schrijft."
't Is alles helder, helder als glas
maar wel van zér bedenkelijke qualiteit.
E a om nu ten slotte nog op het
naschrift'1 even terug te komen.
Da eindzin daarvan luidt:
Nu mijnentwege gua ik het onbe
kende personen wel langs het werk van
anderen wat naar boven ie kruipen, als
het werk de kleine beschadigingen die
.ze aanrichten verdragen kan".
Wie spreekt hier in het huis van den
gehangene van den stiop?
Wie toont ons i':i;x kunst werk van den
heer Dake dat hem een schijn van recht
geeft zich op den voorgrond te dringen P
Wie toont om n enkele gedachte
over kunst door hem neergeschreven, die
iets .van den gloed heef c van het waar
achtig doorvoelde, en daardoor reeds haar
bestaansrecht wint P
Wie toont ons n zin door den heer
Dake geschreven, die niet tegelijk wrak
en luidruchtig is als de stijlproeven van
een handelsreiziger.
Gij hebt hem genoemd een element
ten kwade in het openbare leven". Inder
daad zoo is het maar dan toch een
snel voorbijgaand element l «at ons hopen.
Het is een vergissing geweest dat iemand
als de heer Dake aan het hoofd werd
gesteld van een internationale tentoon
stelling uitgaande van de gemeente
Amsterdam.
Een volgende keer zal dat niet weer
gebeuren, thans is 't een vergissing die
te betreuren is. maar dan zou het een
hoon zijn den Hollandschen kunstenaars
aangedaan, en daar i) zelfs geen schijn
van reden om aan te nemen, dat het
Gemeente-B astuur van Amsterdam de
kunstenaars zou wenschen te kwetsen
op eenige wijze.
En zoo zal de heer Dake dan weer
van zelf terug gedrongen worden naar
de plaats waar hij behoort, dat is gansch
achteraan in het cultuurbewegen van
Holland, ver achter hen L og, die zoomin
als bij talent hebben, maar voor wie de
kunst dan toch immer doel is gebleven
en nimmer middel is geworden, terug
waar hij behoort en niet meer gehoord
wordt.
H December. R. N. ROI.AHI» HOLST.
Historie.
VIII.
Uit den Fransehen tijd.
Dr. H. T. COLBNBEANDEB, GfdenksiukkfM
der algemtcne gesoniedeni» van Ntdrrlatid.
Dl. VI, Le stuk. Den Haag, Ny aofi, 1911.
De natie heet het in offioiësle taal
zal zich weldra opmaken om het eeuwfeest
te vieren harer onaf hankelykhefd. Het ge 'aar
is groot, dat al wie in het officeile dacht
het al te vaak onware, het opgesmukte, het
opgeblazene, zich van dit aldus aangekondigd
feestbetoon zal afwenden. Een gevaar, o adat
hij aldus zich beroof c ook van wat er in dat
jnbiieum echt kan zyn. Het komt er maar
op aan dit echte ran het onechte te scheiden,
zuiver te weten wat voor de natie oorzaak
van vreugde zijn mag, en hier kan alleen
de wezenlijke kennis van het gebeurde ons
helpen. Het ve>heagt ons daarom, dat het
zes ie deel der Gedenkstukken, waarvan het
Ie stuk vóór on» ligt, vermoedelijk nog in
1812 compleet zal '4JD. Want het behandelt
jaist de jaren 18 O?813, de inlijving b
het Keizerrijk, gemeenlek de Fransche tyd"
genoemd ofacaoon die Franacbe tyd wezen
lijk al in 1795 begint. Misschien mag ik den
lezer met een enkel woord herinneren, dat
dezo Gedenkstukken" den tijd omvatten van
1795 tot 1840; dat zij de uitgave vormen van
tfficiëele staatsstnkken, regeeringsbesluiten,
ministeriëale bescheiden, rapporten van com
missies, brieven van gezanten, maar ook van
b.7. de briefwisseling van particulieren, die
in het gebeurende een rol hebben gespeeld
of er goal van op de hoogte waren; dat
de se stukken, ia zekere groepen verdeeld,
ons worden gegeven in de taal, waarin za
werden gesteld, met toelichtende no en van
dr. C. waar hjj dit nocdig achtte. Dm niet
de gescaiedenis zelve, maar de stof, waaruit
zÜmoet worden opgebouwd; niet een verhaal
van het gebeurde (^elyk o.a. mfj. Naoer's
O verheersching en vry wording", waarover ik
ieta schreef in dit weekblad van 3 April 1910),
maar de Ecaatmijn van materiaal, waaruit hij
duiven moet, die het gebeurde wil kennen
uit de eerste hand. Deze herinnering volsta:
over de methode van verdeeling der stokken
in deze uitgave, over de motieven der keuze
is het hier de plaats niet te spreken. Liever
vertellen wij het een et ander van den inhoud
(van het 2e stuk was dr. C. zoo hupse Q de
afgedrukte vellen ons voor een poos af te
staan), opdat den lezer blijke hoe onze kennis
er wezenlijk ryfeer en juister door wordt.
Om van Napoleon- ztlven deze maal ta
zwijgen zijne hoo<e ambtenaren, die aaar
zynen wil en in zynen geest arbeidden, komen
ons dichter by'. Voor een goed deel bet
is waar uit hun eigen stokken, wat tot
voorzichtigheid maant, maar tegelijk geven
zij zich daarin zóó eerlyk, bey veren zich zéó
den hoogen mees er de waarheid mede te
deelen, dat hunne woorden toch vertrouwen
verdienen, terwijl bovendien immers de
Hollandscbe berichten ons ter coutroleering
blijven. Merkwaardig hoe züallen de kracht
der vrijheidszucht hebben miskend: zei ven
trouw aan den keizer gehecht, geloofden zy,
dat de natie het best was order Fransch
regiment en dat, zoo er klachten waren, dit
kwam door den gestremden handel, door
niet uitbei aling van tractementen, door ...
alles behalve het gemis der
onafnankelykheid. Want (jom het meteen in n woord
te zeggen) wy aebben uit hanne handen
voortreffelijke dingen o itvangen, die wij
onszelven niet verworven hadden, maar het bleef
altijd de aand des overheerechers.
Labrun, den hoogbejaarden
GouverneurG,u., kenden wij ook van vroeger reeds als den
gematigden, oabaatzuchtigen man, die voor
ons deed wat bij kon, omtrent wien Verhuel's
voorspelling werd bewaarheid: deie respec
tabele man zal dadelijk alle harten winnen"
(741), maar die bovendien niet schroomde
zyuen vroegeren mede-consul de waarheid
te zeggen, alR bij 'r keizers besluiten te streng
vond (b.v. 922 vlg.). 0?er de beide beruchte
prefecten Da C alles en De Sraasart kunnen
wüt Hans beter en zachter oor deelen. Da Celles
was niet de wraadaaró* zonder sporen van
menscheljjkheid" (Vau der Palm) wiens naam
geschandvlekt staat" (Bossche), de Vargas
onzer dagen" (Da Cotta), u ij was niet zacht,
toonde gaarne zijne macht, maar meteen heeft
hij veel gedaan voor mi-deelden, zich in 't
algemeen een uitnemend regeerder betoond.
Maar hij kwam als Franscnman in botsing
met onze nationale ondeugden, alskeiserlük
ambtenaar met ons vrijaeid^gevoel. Hij wil
ons tot eene weerbare natie maken (631 vgl.),
maar stuit op onsen ingevreten afkeer van
tucht en discipline; hfl is bedry vig, vfjand van
sleuren treuaelen, «a h«eA te doen met amb
tenaren, dia gewoon zqn aaa eenelangsame,
omslachtige traoier van werken. Vandaar lijde
lijk verzet (462, 580), Tegelijk echter hebben
velen erkend, dat het Fransche stelsel hier
orde heeft gebracht en dat de regeeringszorg
zich gelijkelijk o ver alleingezetenen uitstrekte.
D'Alphonse, onder wien de prefecten stonden,
behoefde geen eerherstel: wükenden den
warm voor ons voelenden man, maar de
directeur-generaal van politie,
DevilliersDuterrage, gebaat om dat ppionage-stelsel,
waarvan hy de chef was, vertoont zich van
rechtschapen karakter, niet overeenkomstig
den bateiyken pos~, dien hij bekleeden moest.
Hu zegt eens, dat hu zich in ons lacd, ver
van vrou w en kinderen, bedroefder voelt dan
ooit Job op zyn mesthoop was (539), en ge
makkelijk begrijpen wij, dat des strengen
meesters dienaren geen beny'dbaar leren
hadden.
De spionnage, de censnu* en vooral het
continentaal stelsel met den aftchuweHjken
aankleve van het verbranden der aacgahaalde
goederen blijven natuurlijk met zwarte kool
geteekend. Dit geldt ook van de loteling,
voorzoover de lichtingen op verre slagvelden
voor des keizers eerzucht sterven moesten,
maar het denkbeeld van een weerbaar volk,
dat niet door gehuurde vreemdelingen voor
zich vechten laat, verdiende toejuiching, vooral
omdat ook hier naar gelijkheid voor de wet
werd gestreefd, al bleef de plaatsvervanging
voor de rijken het gaarne aan gegrepen middel
en al waren gelijk helaas nog e. e.
geestelijken vrijgesteld. Waarvan wij een
sterken indrvk krijgen is van de goede zorgen
der regeering voor landbouw, veeteelt en
ontginning. Er zijn over deze belangen niet
alleen nitnemende rapporten nitgebrach', er
is ook gehandeld. Er iyn gouden en zilveren
medalj-is uitgereikt, de kult uur h. T. van
hennep is met subsidies gesteund (774, 792,
794), voor bet heste vee zyn premies uit
geloofd (779, 1087), de schapenteelt h be
vorderd, boekweitaanplant en byeEhouden
aangemoedigd. Da beetwortelindnstrie moest
natuurlijk dienen om de Indische suiker te
vervangen. Vooral voor de ontginning van
woeste gronden, voor babossching, belangen
in vroeger tijden deerlijk verwaarloosd (want
duizenden morgens lagen braak sooais zij
sedert de schepping gelegen hadden" (357),
hedfc het Franse oe bewind veel gedaan,
tooals ook reeds koning Lidewyk beuonnen was
te doen (wet van 25 Mairt 1808 en eene
van 16 April 1809). Ia dit alles met
dankhaarheid te gedencen, hoofdzaak b ij f t, dat
Napoleon met machtige band in deze tanden,
eertijds door provincialisme verscheurd, n
heid heef c gebracht, eenheid van geldmiddelen,
van bestuur, van rechtspraak, *an posteryen,
van areaitf wezen ... en. deze zegeningen zyn
niet met hem gegaan, maar geble en in den
nen Staat der Nederlanden, waarvan, zegt
dr. Golenbrander ergens, koning Wiilem I
het goed georganiseerde bestuur slechts had
over te nemer.
Dit alles dan zij ruiterlijk erkend. Even
oprecht zij betuigd: ons ontbrak het cae
groote goed van ons zelf te mogen zyn. De
yryheid van een zelfstandig vo k, in 1795
jammeriyk prijs ge ie'en, werd te dieper
betreurd naarlnate z$ verder scheen ce vlie l en,
en in dit bageeren naar het eigene, bet
onafhankelijke hebben ten slotte de onde,
vijandige partyen elkander ontmoet. Vreemde
hulp het is waar heeft ons die vrijheid
heroverd; toch niet zonder de talentvolle en
moedige medewerking van de beste zonen
der door het lijden hereenigde natie.
Ik mag om het b y'zonder e hier nog wel
even melding maken van een brief van
Valckenaer aan koning L-mis d.d. 5 Februari
1808 (Gedenkstukken V 399 vlji.) ovsr het
paleis op den Dam, waarin by voor het
behoud ervan als stadhuis pleit, brief .die in
deze dagen kon geschreven zyo.
Leiden, 15 Nov. '11.
L. KNAPJ'EET.
Mimet in ie Hoitoafl.
Claude Debussy. Evert Coinelit.
Als er een muziekstuk zal beginnen van
Debussy slaat me een sctuik om 't hart,
daar ik er iets vreemds ontmoet en machtiga,
geen gelijkenis weet by 't geen ik hoor noch
de ontroering kan voorzien en de vrees voel
dat de klanken, welke ik op mini aars wijze
liefheb met hartstocht en edelmoedigheid,
me niet zullen trtflen. Want Debusty ver
schijnt als een nieuwe zon en een. nwuw
middelpunt, hjj begint niet alle.en de volko
men vrijwording van Wagner, doch ook van
B ach en het heele harmoniesysieem dat, in
den loop der z-sstiende en zeventiende eeuw
ontstaan, tot heden standhield. Hy eerbiedigt
geen enkele door de vorige meesters toege
paste wet, uitgezonderd die der schoonheid,
wetten waaraan zelfs de hoorder wende, zoo
moet men dus zyne kunst leeren en hare
emoties, men ziet ook geen verwantschap
pen met andere uitingen van den geest
Fiaubert en JSjrlioz, die tegelijkertijd
arbeidden aan een CartbagiBeegcb. onderwerp
in 't ze: f de timbre, Bjccaccio's Decamerone
gebouwd als de latere Italiaansche ouverture,
licht-doiiker-licht, etc. de voorbeelden zijn
legio hier tast men, en de volle omvang
de:er renaissance kan nog niet worden vast
gesteld. Gjven we ons dus over aan hare
rua*ie, die schokt en verheerlijkt, een
gemakkelyk galuk, daar zijne kunst bevat wat
Gregorius de Groote net alle onde wy'sgeeren
de goede muziek tot voorwaarde stelde: ut
nescientiona flat cognita, scientibus Urnen
non sit onerosa", zij moet de onwetenden
betooveren, de kenners bevredigen.
En hoe zal de komende ricbting zyn der
toonkunst? Dit ia ook duister Deba-sy
componeert homiphoon en men vraagt'zica
daarom af of de periode der polyphonie
wederom een einde zon bereikt hebben.
RicharJ Strauas schreef in zyn Instrumen
tatie-boek zeer ten onrechte: Da Berhoz
selbat die Art des polyphofien S.iis wie ihn
J. 8. Bach bereits znr höchster
Btreau'gebildet hat'te und die erst in Baetaovens
letzten Qmrtetten dann im Tristan und in
den Meisiersingern eine so berrliche
Wiedeigebnrt erleben darftn, innerlich fremd war..."
'Incly heeft ongelijk als by Cédar Franc k de
vinding der expressieve Fuga toedicht. Beilioz
vond ze, al bad fcy geen enkele fage gecom
poneerd dan de trenrmarech uit Romeo et
Juliette; en allen heoben we weer kannen
hooren hoe polypboon van ry thme en melodie,
in verwikkelingen, welke Wagner nooit over
trof noen Franck, Berlioz' Harold-Symphonie
bewerkt is; de wedergeboorte" na Beethoven