Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.- 1800
1. Maurice Maeterlinck: ontving den prys voor Letterkunde, 2. Prof. dr. Allvar
Gnllstrand (Stockholm) voor Ganeeaknade, 3. Prof. dr. Wilhelm Wien (Würzbnrg)
voor Natuurkunde, 4. Staatsraad Mr. T. M. C. As mr ('s-Gravenhage) de helft van
den Vredesprys, 5. Mevrouw Marie Curie?Blo do wska (Parus) den prijs voor de
Scheikunde, 6. Alfred H. Frled (Weenen) de helft van den Vredespry'e. 7. Het
ontwerp Nobeï-paleis, van de zeezy'de gezien, architect F. B ober g, S. Het ontwerp
voor de feestzaal in het Nobel-paleis. (Illuit. Zeit.)
IIIIIIIIIUHIMIIIMIMHIMMIIMIMIIIIMIMIIIItltlllllltmilMimilttmilllllllllll
Een voortreffelijk woord van
Jhr. Victor de Stuers.
(Handelingen der Tweede Kamer,
Vergadering 19 DK. 1911).
De heer De Stuers: De toestand
van het Raadhuis van Amsterdam, thans
acht dagen in het jaar Koninklijk Paleis,
herinnert aan den droevigsten tijd uit
onze geschiedenis, aan de diepste ver
nedering die een natie kan ondergaan,
nl. weggevaagd te worden uit de rij der
onafhankelijke volken.
Dat gebouw is aan de stad Amsterdam
ontfutseld, ik mag wel zeggen geroofd,
door een ons opgedrongen Koning, die
in menig opzicht iog zoo kwaad niet
was, maar die toch eigenlijk was een
Corsikaansch officier, ons als Koning
opgedrongen. De geschiedenis heeft soms
wonderlijke kronkelingen en vreemde
-wegen. Als men aan de stoere en fiere
Amsterdammers nit de 17de eeuw zou
hebben verteld, dat het raadhuis hetwelk
zq stichtten hun eens door een
Corsikaansch officier zou worden afgenomen,
zouden zij het niet hebben geloofd; en
tooh ia hst gebeurd.
Hoe het gebeurde is beschreven ge
worden in een brochure van mr. Meijers
en in een brochure die ik verleden jaar
heb uitgegeven.
Toen Willem I als Souverein Vorst
terugkwam, heeft hij het kwaad onmid
dellijk hersteld en het paleis aan de stad
Amsterdam teruggegeven. Maar daar de
stad toen ten gevolge van den twintig
jarige n druk in berooide financieeïe
omstandigheden verkeerde, heeft zij tot
den Sauvereinen Vorst gezsgd, dat het
haar op het oogeriblik slecht convenieerde,
dat gebouw weer te onttakelen e* te
restaureeren in den staat waarin het zou
behooren te verkeeren en zij heeft er
aan toegevoegd, dat het haar aangenaam
zou zijn, indien de Vorst het voorloopig
van tijd tot tijd zou willen betrekken
als hij een bezoek aan Amsterdam bracht.
Daarop heeft Willem I geantwoord, dat
dit hem steeds een groot genoegen zou zijp.
De geheele zaak was dus geschoeid
op den voet van het tijdelijke, het
provisioneele; maar als ooit blijkt, dat
niets langer duurt dan het provisioneele,
dan wel hier; want al een eeuw duurt
deze provisioneele toestand voort, zonder
dat er veel uitzicht is op iets definitiefs.
Herhaaldelijk is tegen het voortduren
van dezen ellendigen en vernederenden
toestand geprotesteerd. Zoo is in 1873
een groote beweging op touw gezet, die
echter in het zand is verloopen. In 1901,
nadat niet lang te voren een krediet van
f 60.000 gevraagd was om het tegen
woordig als raadhuis in gebruik zijnde
Prinsenhof te verbeteren, werd 2 ton
gevraagd om datzelfde gebouw te
vergrooten. Nu raakten de gemoederen in
beroering, ook in den gemeenteraad, en
werd gezegd, dat het jammer was dat
men aan het provisoneele raadhuis twee
ton zou besteden, zonder een poging
te doen om het bezit van het echte
capitool te herwinnen. Toen hebben
burgemeester en wethouders met een
effen gezicht gezegd: die twee ton zijn
absoluut noodig, maar wij zijn diligent
en wüzullen van de teruggave van het
oude raadhuis werk maken. Ik ben niet
in de geheimen van de kamer van bur
gemeester en wethouders ingewijd de
Minister glimlacht en weet er waar
schijnlijk meer van en ik weet dus
niet, wat uit dat antwoord moet worden
afgeleid. Maar uit de faiten blijkt, dat
toen zij die twee ton binnen hadden, er
geen haar op hun hoofd geweest is dat
er aan gedacht heeft om die quaestie
verder vooruit te brengen. Thans zijn
wünog precies even ver.
In 1910 is vanwege burgemeester en
wethouders een daad gedaan die den
schijn had van goeden wil uit te drukken,
men heeft ui. een commissie van 5 leden
benoemd, nl. dr. Cuypers,
Berla^Brugmans, Muysken en den directeur van
publieke werken. Aan die commissie is
de vraag voorgelegd of het paleis wel
te gebruiken ware als raadhuis. Een
naïeve vraag, want ik zou eerder be
grepen hebben dat men de vraag gesteld
had: is het raadhuis als paleis te ge
bruiken? De vraag zelf leek nog al
zonderling. De commissie is aan het
werk gegaan, heeft een mooi rapport
uitgebracht en verklaard; dat het best
ging en dat het raadhuis van Van Oara
pen nog uitmuntend kon worden hersteld
in zijn vroegere eer en uitmuntend dienst
kon doen als raadhuis. Nu zou men
denken dat burgemeester en wethouders,
gesteund door dat rapport, gedaan hadden
wat de eer van de stad en van het land
eischte P Maar neen. Naar mijn intieme
overtuiging hebben burgemeester en wet
houders volstrekt geen lust het raadhuis
terug te vragen, zij zagen er tegen op.
E a wat hebben zij toen gedaan P Zij zijn
gaan chicaneeren op dat rapport en
hebben dat rapport onderworpen aan
een nader onderzoek. Er is weder een
advies uitgebracht, dat ik niet zal be
handelen, omdat de tijd er niet voor is,
maar dat kinderachtig mag genoemd
worden. Die houding van burgemeester
en wethouders ia zoo flauw, dat ik mij
afvroeg: wat zit daar nu achter P Ik zal
het u zeggen, daar zit niets anders
achter dan pusillanimiteit, kleinzielig
heid, angst, en....
De Voorzitter: Ik moet u ver
zoeken het gemeentebestuur van Amster
dam niet op die wij se te persifleeren.
De heer De Stuers: Dan zal ik
verdere qualificaties achter houden. Ik
had er anders nog een.
Dezen indruk heb ik niet vandaag,
doch al 30 jaar geleden heb ik ean
dialoog gehad met een hooggeplaatst
Amsterdamsen heer over dezelfde quaestie
en die heeft mij toen al gezegd: .pas
toch op in die zaak van het paleis, want
als wij den Koning ontstemmen en hij
brengt aan Amsterdam niet meer zijn
jaarlijks bezoek, dan zou dit een ramp
zijn." Ik heb toen aan dien mijnheer
geantwoord dat ik het volkomen met
hem eens was, maar dat dit was een
casus non dabilis, dat dit een geval was
dat zich nooit zou voordoen, want, zeide
ik hem, als de Koning op de hooete is
gesteld van de geschiedenis van 1808 en
1814 zal Hij een onprettig gevoel krijgen
door hot besef dat Hij aan de stad haar
kapitpol onthoudt om er acht dagen te
verblijven en dat de oorsprong van dien
toestand is een roof, gepleegd in de
donkerste dagen van onze geschiedenis.
Het is ondenkbaar dat de Koning aan
Amsterdam kwalijk zou nemen dat de
stad eindelijk beleefd verzoekt haar raad
huis terug te erlangen: iet is ondenk
baar dat de Koning aan Amsterdam
dientengevolge eenigen wrevel zou
toonen en Bijn jtarlijksch bezoek zou ach
terwege laten. Niet alleen dat de Koning
te verstandig is om niet te begrijpen
dat HU zoodoende zijn populariteit in
gevaar zou brengen, maar de Koning,
die altijd openlijk verklaarde dat het
Hem oen vreugde was zich te Amster
dam te bevinden, zou die verzekering
stellig niet logenstraffen, omdat de ge
meente Amsterdam eenvoudig verzoekt
dat haar eindelijk recht worde gedaan,
en dat eindelijk* bewaarheid worde, wat
Lodewqk Napoleon zelf, die het stad
huis kaapte, reeds beloofd had, namelijk
restitutie zoodra do tijden gunstiger
waren geworden.
Het schijnt wel noodig om deze rede
neering thans te herhalen, want ik ben
overtuigd, dat het college van bu
gemtester en wethouders nog behept is
met den zelfden kinderachtigen angst die
30 jaren geleden dat college reeds be
zielde. Waaruit blijkt dat P Hieruit, dat
burgemeester en wethouders niet open
lijk durven optreden, maar den
slinkschen weg opgaan; zij durven niet te
zeggen, dat de stad haar raadhuis terug
wensch t, zij durven ook niet te zeggen,
dat de stad haar raadhuis niet
terugwenscht. Wat doen zij nu P Zij verschuilen
zich achter den rug van den Minister
van Binnenlandsche Zaken, want wat
stellen zij voor aan den raad P Om
vooraf zich te wenden tot den Minister
met de vraag:
Of er bij de hooge Regeering voor
nemens bestaan of wenschen in overwe
ging zijn, die binnen afzienbaren tijd
zouden kunnen leiden tot het onttrekken
van het Koninklijk Paleis aan zijn
tegenwoordige bestemming."
Lat wel op de redactie. Het gemeente
bestuur van Amsterdam spreekt niet van
teruggeven van het stadhuis aan .de
gemeente, naar noemt dit het onttrekken
van het Paleis aan zijn tegenwoordige
bestemming. In plaats van het woord
teruggeven op den voorgrond te stellen,
paradeert het gemeentebestuur met het
woord onttrekken. En nu komt men aan
den Minister vragen of er bij de hooge
Regeering voornemens zyn om die ver
andering teweeg te brengen. Men specu
leert er kennelijk op, dat de Minister
met een verwonderd gezicht leuk weg zal
antwoorden: lieve meuschen, ik weet
van niets." De toer is eenvoudig genoeg ;
men komt bij den gemeenteraad terug
en zegt: de Regeering weet van niets.
Ik acht die houding, ik zal haar nu
maar niet anders quali neeeren, minder
waardig. En nu is er iets, dat mij niet
erg bevalt, n.l. dat uit de Memorie van
Antwoord wellicht kan worden afgeleid,
dat er met den Minister reeds een over
leg heeft plaats gehad. In het Voorloopig
Verslag sprak men het vertrouwen uit,
dat bij eventueele pogingen in die
richting de Minister bereid zou worden
bevonden zijn medewerking te verleenen,
om Amsterdam te herstellen in het bezit
van zijn voormalig raadhuis, dat sinds een
eeuw tijdelijk als paleis wordt gebruikt.
E a in de Memorie van Antwoord wordt
zoo droog mogelijk gezegd: da onder
havige aangelegenheid verkeert niet in
een stadium, waarin de ondergeteekende
zijn gevoelen zou kunnen mededeelen.
Een sphinx zou niet onduidelijker kunnen
spreken. E a de conclusie P De baan wordt
opengehouden voor hetastucieuze voorstel
van burgemeester en wethouders.
Nu is er maar n middel om die zaak
in de rechte baan terug te brengen, n.l.
dat de gemeenteraad in beleef Jen vorm
doch onbewimpeld den volkomen ge wet
tigden wensch uitspreekt, dat eindelijk,
nadat eei eeuw lang geduld is geoefend,
het stadhuis worde teruggeven. Niemand
twijfelt er aan, dat de raad te gelijker
tijd zal te kennen geven dat hij gaarne
financieel wil medewerken om den nieu
wen toestand gemakkelijk te maken. Het
lijdt ook geen twijfel, dat oak de Regee
ring moet medewerken. Nadat toch van
Rijkswege aan het Centraalstation een
kostbaar paviljoen gebouwd is, om den
Koning bij aankomst een paar minuten
te ontvangen, daar zou de Re teering
onmogelijk kunnen beweren, dat de
woning zelf van den Koning haar niet
aangaat. Ik hoop, dat er in Amsterdam
mannen zullen worden gevonden, die
naast eerbied en liefde voor de Koningin,
ook den moed zullen hebben om, zooals
het vrijen mannen betaamt, den wensch
uit te spreken, dat eindelijk recht geschiede.
Het geldt hier meer nog dan het terug
erlangen van da beschikking over een
eigendom der stad, meer nog dan de
herstelling van het achtste wereldwonder
ia zijn oorspronkelijken luister Het
geldt hier de donkerste bladzijde uit onze
historie te scheuren; want men vergete
het c iet, het raadhuis, dat het grootsche
monument is van de glorie van Amster
dam in onze gouden eeuw, is thans het
zichtbare kenteeken van zijn diepste ver
nedering honderd jaar geleden. Het is
niet voldoende in 1863 een papier bedrukt
te hebben met een ijdele wet tot stich
ting van een Ptrlement, het is niet vol
doende in 1913 ergens een beeld op te
richten of feesten en optochten te
organiseeren. Men heeft niets gedaan, als men
dit zichtbaar teeken van den smaad,
honderd jaar geleden aan Nederland en
zjjn hoofdstad aangedaan, niet uitwischt;
daartoe behooren stadsbestuur en
landsregeering samen te werken, want het is
een nationaal belang!
(Zóó. nam het voor Amsterdam's eer
en voor Amsterdam's recht n op, die
zelf geen Amsterdammer is.
Moge zijn woord eindelijk wakker
maken. Uit den Amsterdamschen Rtad
kwam reeds het initiatief op tot een
voorstel in Jhr. de Stuers' geest. Moge
het voorstel nu spoedig aan de orde
worden gesteld,... en mogen onze leden
van den Raad... mannen blijken!)
De Vlissifi£scke toren.
HBT VLISSINOSCH GEMEENTERAADSLID: Wat
dacht je, dat wy niet uit de slof konden
schieten ? Reken eens nit 'oe 7eel maanden
'et geleden ia dat de kerk en de toren in
brand stonden ... wel ? en heer we een paar
maanden verder zyn zal je ons bezig zien
aan de bouw l
DB VRIEND VAN OUDEN DATUM: Ik ze; niet
dat de Vlissingers niet flink kunnen aan
pakken, haan-pakken, haan-pakken!
HET VLISSINUSCH GEMEENTERAADSLID : Toe,
kom je DU daérvoor naar Vlissingen ? Ik
zal op j on w verschrikkelijke 'a's letten, ik
beloof H-et je I
Mat zooveel overleg als onze toren weer
zal worden opgebouwd, dat is verbazend!
mooi en practisch. Ja weet, dat WQ 'em gaan
opbouwen zooals 'u was, nu ja, (sooals H-y
was), maar w\j weten te genieten van de
nieuwe uitvindingen ! Vanmiddag kwam onze
Burgemeester er mee: er is een
aeton-yzerfibriek, die voor 35 mille de heele toren in
gewapend beton optrekt.
DE VRIBND VAN OUDEN DATUM : In gewapend
beton? EQ de toren moest bij hoog en laag
precies lijken op de afgebrande, als twee
druppels water op de toren waar deRayter
is op geklommen l
HET VHSSINGSCH GEMEENTERAADSLID: Na
ja, maar die faorikant zal dan wel zorgen
voor een bekleeding van de betonromp heel
netjes natuurlijk, met houten ramen, met
hier en daar een stukje uitspringende balk,
met leibedekking en met een laagje rooie
baksteen over de heele hoogte van de romp,
wel zoo dun mogelijk natuurlek, maar toch
zóó, dat je niets van de beton ziet....
DE VBIEND VAN OUDEN DATUM : Een foptoren
du»....
HET VLISSIKGSCH GEMEENTERAADSLID : Een
foptoren?! Wat bedoel je daarmee?
I)E VRIEND VAN OUDEN DATUM: Een nummer
voor een openlucht-'tentoonstelling van
smaakmisleidiBg. Komen bij de herbouw geen
architecten te pas (jullie weten immers wat
dat zijn, architecten 7)
HET VLISSIKGSCH GEMEENTERAADSLID : Och,
och, denk je uu weer dat de kunst in 'et
gedrang komt l Gelocf maar dat daar by
ónze bu-gemeeeter geen gevaar voor is I En
dan hebben we immers nog een gemeente
architect. ...
DE VRIBND VAN OUDEN DATUM ; Ja, ZOOalS
ieier stadje. Zeg wanneer je een
biaonderheid doet: een bruiloftsdiner geef je b.v. (ik
wenach het ja voor binnenkort toe: gaat je
dochter niet in Januari trouwen ?), er zullen,
laat ons zeggen, ik houd je hoog zooals je
ziet, vijftig menechen komen, laat je dan je
meisje-alleen voor 't eten zorgen ?
HET VLISSISGSCH GEMEENTERAADSLID : Nee,
de kok natuurlijk, maar wat heefc dat er nu
mee te maken l Boren dien 't is tiet in
Januari. Ik wil de bruiloft in mijn eigen
huis hebben en daar moet ik dan eerst de
veranda van laten vergrooten. 't Werd ook
tyd om de veranda eens te herzien. Herinner
je je die smalle veranda nog, waar we zoo
veel lessen gerepeteerd" hebben, vioeger?
't Tochtte er in de storm maand en, die we
gehad hebben, verschrikkelijk naar binnen!
DE VRIEND VAN OUDEN DATUM: Daar zul je
dan nog pleizier van hebben als de winter
inzet!
HBT VLISSINGSCU GEMEENTERAADSLID : Nee,
nee, daar is voor gezorgd l Ik 'eb de scheur,
die in 't t 'out zit, laten stoppen en alles
laten 'erstellen, dat begrijp j«.
DB VRIEND VAN OUDEN DATUM : Dat ia soms
tog 'n 'eaie toer! Ja hebt misschien wat
stopverf gekocht, of heeft je oudate jongen
't gevalletje opgeknapt?
HET VLISSINGSCH GEMHENTIRAADSLID : Och !
zon jy dat zóó doen?.! Nee kerel, als je iets
van dien aard goed wilt gedaan hebben,
al zyn bet nog zulke kleinigheder, vooral
met stukgaande ramen, geloof me, dan moet
j a de timmerman erby halen: dat is tenminste
mijn principe, ik heb de beste timmerman
uit de stad De vent heeft me onlangs
wel door eau onhandigheid een verschrik
kelijk stomme atreek ean winkelhaak in
mijn pantalon gehaald, maar....
UB VRIEND VAN OUDEN DATUM : Ach, 6U . . .
jij bent een dandy, kameraad, van ouda
een dandy I
HET VLISSINGICH GEMIENTEKAADSLJD : ...maar
't is een knap vakman, 't is een...
DE VRIEND VAN OUDEN DATUM l Hoe komt
het toch hier, kerel, steek een sigaar op!
neem de je! hoe komt het tocb, dat jy ja
heele leven zoo keurig" bent gebleven in
je klesling? Ik dacht vrosger, dat dat voor.
bijgaand was dat het enkel hoorde bij je
beruchte ladykillery'... weet je nog wel?
Prachtige tyd! Jongen, jongen, je was onweer
staanbaar l Is heb het tot mijn eek a onder
vonden ! Maar n o u ... met groote zoons en
met een dochter, die op trouwen staat (ou
j j, zoodra de veranda is uitgebouwd!), hoe
vindt je nog tyi geregeld naar pakken te
zoeken die je goed zullen staan, daar zul je
i'i-en voor moeten romme'en in honderde
colbert», in honderde vesten en pantalons.
HET VLISSINGSCU GEMEENTERAADSLID : Naar
pakken zoeken... hou ja me nu puur voor
den mal ?
Kom... het wordt trouwens j 9 ty'd: ik
stap een eind met je op. We loop en dan nog
eens langs da resten van onze arme toren!
Zeg eens, hm,... dacht ja heujch, dat ik
mijn kleeren in confectie-magazijnen zoek?
DE VRIEND v AH OUDER DATUM : In die mooie
magazynen? Niet! Maar wat is dan het middel
om zóó in da puntjes te blaren P
H ET VLISSINGSCHE GEMEENTERAADSLID : Waar
kom je vandaan, kerel? 't Lijkt wel of je al
dien tyd op een onbewoonbaar eiland hebt
gezeten! Zyn er soms geen coupeurs in
de wereld? Dacht jy dat ik....
DE vRiiüD VAK OUDEN DATUM : Neen, ik
bedacht maar n ding. Ik bedacht dat de
Gemeenteraadsleden van Vlissingen, als se
een feestje thuis hebben, waarvoor eens
extra goed gekookt moet worden, de
gerenommeerdste kek in huis halen, d. w. r.
een erkend autoriteit in de epy's-knnde; als
ze een stel kleeren moeten hebben de beste
coupeur opsnnffelen, die ze kunnen krijgen,
d. w. z. een erkend autoriteit in de
kleedkunde ; als ze een Gebeur in een
verandaraam willen dichten, de beste timmerman,
desnoods ten koste van. winkelhaken, hun
huis inhalen, d.w.z. een erkend autoriteit in
de timmer-knnd«; maar dat diezelfde
Vlissingsche Gemeenteraadsleden, als ze over
het grootste sieraad van hun stad,
de toren, die al van verre zal worden gezien,
en eeuwen- lang Vlissingen zal mogen kronen,
en in zeker opzicht zal blijven vertegen
woordigen, moeten beschikken, niets beters
weten te doen dan met een hoogsten in
schrijver nit Voght (Noord-Br.), met een hun
ondergeschikten kleiner-gemeente-architect,
plus een beton-yzer fabrikant die erg goedkoop
is, wat te haspelen, wat te knoeien, wat te
mieren, terwül naar een erkend autoriteit
in de Bouw-kunde, laat staan naar DE erkende
autoriteiten in dat groote Kunstvak, geen
van hen vraagt l
Dat verwondert me, vriend l
HET VLISSINGSCH GEMEENTERAADSLID : Ja,
maar....
DE VRIBND VAN ouDBN DATUM: Jullie bent
sukkels, laat ik het je ronduit zeggen! Je
kunt je niet eens verse huilen achter de onbe
reikbaarheid van deskundig adviet. Je weet,
want je hebt al adressen van die menschen
ontvangen, dat de Maattchappjj ter Bevor
dering der Bouwkunst" en Architecture, et
Amicitia" en nog wel andere, kortom zonder
twijfel alle groote lichamen van erkende
autoriteit bereid zijn tot alle mogelijke
adviezen en dat wel volkomen belangeloos;
het feit, dat hier kunst en schoonheid gevaar
loopen, doet de erkende autoriteiten naar
jullie gaan in plaats van omgekeerd...
en je' wilt toch maar liever (onbegrijpelijk
en onverantwoordelijk!) ALS 'T DE
AAN'KLEEDINQ VAN JB STAD ',ELDT, dit kiezen,
waar je tot bedekking van je eigen onbe
langrijke corpus nooit of nimmer aan zondt
denken: een GEMEEN CONFECTIE-PAK,
V. D. E.
uit de leerzaal m Znlrere Reie.
ui.
61. De kern van wetenschap e» wysheid
is de leer van zuivere rede, die de zuivere
waarheid beredeneert.
2. In de leer van de waarheid wordt al
het andere weggeredsneerd; doordenken is
vér denken, en doordenken is verdenken,
is wegdenken.
53. De zuivere rede, die de wijze rede is,
laat in de waarheid, hare eigene waarheid,
alles opgaan.
54. Begrijpt men, hoa de waarheid zich
laat denken, dan weet men, hoe men moet
denken over de werkelijkheid.
55. Wie leert de waarheid, de volledige
waarheid? Hy, die alle verkeerdheid en on
waarheid tot volledige geldigheid vereenigt.
56. Da leerzaal van zuivere rede is het
vertrek, waar vreemdheden, wonderlykheden
en zei fs ergerlij kneden in het van zelf sprekende
zich oplossen.
57. De uitspraken van zuivere rede zyn
vreamd heden, die in de rede liggen, of door
de rede zelve worden medegebracht.
58. Het klinkt vreemd en spreekt van
zelf, dat de ware werkelijkheid of werkelijke
waarheid in strijd is met zichzelve, dat ze
by wijze van zelf weeratre ving en
zelfweerspreking met zich iel ve overeenkomt en
overeenstemt.
59. De werkelijkheid is ep zichzelve de
als zoodanig niet tot bewnstzyn gekomene
waarheid.
60. Werkelijkheid of waarheid en wijsheid
verhonden zich ia eenheid van begrijpelijk
en begrijpend begrip.
61. De leer der waarheid is de leer der
wijsheid, en het woord van de ware wysheid
het woord van het ware begrip, het volledige
begrip.
62. Wat is van de ware leer het begin?
Het ware begin, het begin zelf.
63. Het begin is het onontwikkelde, waarin
alles verborgen is, het volledig onontwik
kelde, het onontwikkeld volledige; zoo is het
begin het ware begin, het begin van het ware.
61. Het begin is een onmiddellijk
onbebepaald zyn, dat zich tot bepaalbaarheid
heeft te bepalen.
65. Het zyn is niets, en du a het zijn is
van zelf niet zijn te denken; de denkbaar beid
aan het zijn is van zelf niet zyn
66. Voor zicbzelve spreekt aan het begin
de onafscheidelijkheid van zyn en niet zyn,
dat is beider overgang.
67. De overgang is wording, van niets
tot ietf, en van iets tot niets of iets andere;
de grens blijkt hier niet vast te stellen.
68. I) de denkbaarheid van het worden
eene tijdelijkheid? De geldigheid van de
begrijpelijkheid is niet hare faiteiykheid.
69. Is uit zyn en niet zijn worde a af te
leiden? Het vereenigende denken gaat stel
lingen en tegenstellingen tebniten, om zijne
denkbaarheden als begry'pelg kneden te
rermenigvuldigeD.
70. Van iets is niets in iets anders, waarin
iets is weggedacht en iets wordt wérge
vonden; zoo gaat iets in iets anders over.
71. Het zyn is niet zijn, en veranderlijk;
het wezen bly'ft eenheid van het verschillende.
72. Het wezen is in schijn voorhanden.
73. Het wezenlijke ding komt niet voor.
74. Het wezenlijke en ware is geen afge
zonderd en verborgen ding of onding. Het
is het volledige, dat zich in onze af getrok
ken hei d verkeert tot het andere, waarin het
tot zichzelf komt.
75. Het ding van de werkelijkheid is een
ding in verhouding, verhouding van werke
lijkheid vol denkbaarheid en begrijpelijkheid.
G. J. P. J. BOLLAND.
Roëleff-Mtoonstelling in de LareA
Deze tentoonstelling is van zoodanig ge
halte, dat men geneigd wordt te vragen: op
welke wijze weiden deze twee-en-zeventig
schilderyen en teekeningen van Bielofs
byeengebracht en wat waien de beweegredenen
ze te ezposeeren? Het getal is aanzienlek
genoeg om er het oenvre van een meester