De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 24 december pagina 6

24 december 1911 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.- 1800 1. Maurice Maeterlinck: ontving den prys voor Letterkunde, 2. Prof. dr. Allvar Gnllstrand (Stockholm) voor Ganeeaknade, 3. Prof. dr. Wilhelm Wien (Würzbnrg) voor Natuurkunde, 4. Staatsraad Mr. T. M. C. As mr ('s-Gravenhage) de helft van den Vredesprys, 5. Mevrouw Marie Curie?Blo do wska (Parus) den prijs voor de Scheikunde, 6. Alfred H. Frled (Weenen) de helft van den Vredespry'e. 7. Het ontwerp Nobeï-paleis, van de zeezy'de gezien, architect F. B ober g, S. Het ontwerp voor de feestzaal in het Nobel-paleis. (Illuit. Zeit.) IIIIIIIIIUHIMIIIMIMHIMMIIMIMIIIIMIMIIIItltlllllltmilMimilttmilllllllllll Een voortreffelijk woord van Jhr. Victor de Stuers. (Handelingen der Tweede Kamer, Vergadering 19 DK. 1911). De heer De Stuers: De toestand van het Raadhuis van Amsterdam, thans acht dagen in het jaar Koninklijk Paleis, herinnert aan den droevigsten tijd uit onze geschiedenis, aan de diepste ver nedering die een natie kan ondergaan, nl. weggevaagd te worden uit de rij der onafhankelijke volken. Dat gebouw is aan de stad Amsterdam ontfutseld, ik mag wel zeggen geroofd, door een ons opgedrongen Koning, die in menig opzicht iog zoo kwaad niet was, maar die toch eigenlijk was een Corsikaansch officier, ons als Koning opgedrongen. De geschiedenis heeft soms wonderlijke kronkelingen en vreemde -wegen. Als men aan de stoere en fiere Amsterdammers nit de 17de eeuw zou hebben verteld, dat het raadhuis hetwelk zq stichtten hun eens door een Corsikaansch officier zou worden afgenomen, zouden zij het niet hebben geloofd; en tooh ia hst gebeurd. Hoe het gebeurde is beschreven ge worden in een brochure van mr. Meijers en in een brochure die ik verleden jaar heb uitgegeven. Toen Willem I als Souverein Vorst terugkwam, heeft hij het kwaad onmid dellijk hersteld en het paleis aan de stad Amsterdam teruggegeven. Maar daar de stad toen ten gevolge van den twintig jarige n druk in berooide financieeïe omstandigheden verkeerde, heeft zij tot den Sauvereinen Vorst gezsgd, dat het haar op het oogeriblik slecht convenieerde, dat gebouw weer te onttakelen e* te restaureeren in den staat waarin het zou behooren te verkeeren en zij heeft er aan toegevoegd, dat het haar aangenaam zou zijn, indien de Vorst het voorloopig van tijd tot tijd zou willen betrekken als hij een bezoek aan Amsterdam bracht. Daarop heeft Willem I geantwoord, dat dit hem steeds een groot genoegen zou zijp. De geheele zaak was dus geschoeid op den voet van het tijdelijke, het provisioneele; maar als ooit blijkt, dat niets langer duurt dan het provisioneele, dan wel hier; want al een eeuw duurt deze provisioneele toestand voort, zonder dat er veel uitzicht is op iets definitiefs. Herhaaldelijk is tegen het voortduren van dezen ellendigen en vernederenden toestand geprotesteerd. Zoo is in 1873 een groote beweging op touw gezet, die echter in het zand is verloopen. In 1901, nadat niet lang te voren een krediet van f 60.000 gevraagd was om het tegen woordig als raadhuis in gebruik zijnde Prinsenhof te verbeteren, werd 2 ton gevraagd om datzelfde gebouw te vergrooten. Nu raakten de gemoederen in beroering, ook in den gemeenteraad, en werd gezegd, dat het jammer was dat men aan het provisoneele raadhuis twee ton zou besteden, zonder een poging te doen om het bezit van het echte capitool te herwinnen. Toen hebben burgemeester en wethouders met een effen gezicht gezegd: die twee ton zijn absoluut noodig, maar wij zijn diligent en wüzullen van de teruggave van het oude raadhuis werk maken. Ik ben niet in de geheimen van de kamer van bur gemeester en wethouders ingewijd de Minister glimlacht en weet er waar schijnlijk meer van en ik weet dus niet, wat uit dat antwoord moet worden afgeleid. Maar uit de faiten blijkt, dat toen zij die twee ton binnen hadden, er geen haar op hun hoofd geweest is dat er aan gedacht heeft om die quaestie verder vooruit te brengen. Thans zijn wünog precies even ver. In 1910 is vanwege burgemeester en wethouders een daad gedaan die den schijn had van goeden wil uit te drukken, men heeft ui. een commissie van 5 leden benoemd, nl. dr. Cuypers, Berla^Brugmans, Muysken en den directeur van publieke werken. Aan die commissie is de vraag voorgelegd of het paleis wel te gebruiken ware als raadhuis. Een naïeve vraag, want ik zou eerder be grepen hebben dat men de vraag gesteld had: is het raadhuis als paleis te ge bruiken? De vraag zelf leek nog al zonderling. De commissie is aan het werk gegaan, heeft een mooi rapport uitgebracht en verklaard; dat het best ging en dat het raadhuis van Van Oara pen nog uitmuntend kon worden hersteld in zijn vroegere eer en uitmuntend dienst kon doen als raadhuis. Nu zou men denken dat burgemeester en wethouders, gesteund door dat rapport, gedaan hadden wat de eer van de stad en van het land eischte P Maar neen. Naar mijn intieme overtuiging hebben burgemeester en wet houders volstrekt geen lust het raadhuis terug te vragen, zij zagen er tegen op. E a wat hebben zij toen gedaan P Zij zijn gaan chicaneeren op dat rapport en hebben dat rapport onderworpen aan een nader onderzoek. Er is weder een advies uitgebracht, dat ik niet zal be handelen, omdat de tijd er niet voor is, maar dat kinderachtig mag genoemd worden. Die houding van burgemeester en wethouders ia zoo flauw, dat ik mij afvroeg: wat zit daar nu achter P Ik zal het u zeggen, daar zit niets anders achter dan pusillanimiteit, kleinzielig heid, angst, en.... De Voorzitter: Ik moet u ver zoeken het gemeentebestuur van Amster dam niet op die wij se te persifleeren. De heer De Stuers: Dan zal ik verdere qualificaties achter houden. Ik had er anders nog een. Dezen indruk heb ik niet vandaag, doch al 30 jaar geleden heb ik ean dialoog gehad met een hooggeplaatst Amsterdamsen heer over dezelfde quaestie en die heeft mij toen al gezegd: .pas toch op in die zaak van het paleis, want als wij den Koning ontstemmen en hij brengt aan Amsterdam niet meer zijn jaarlijks bezoek, dan zou dit een ramp zijn." Ik heb toen aan dien mijnheer geantwoord dat ik het volkomen met hem eens was, maar dat dit was een casus non dabilis, dat dit een geval was dat zich nooit zou voordoen, want, zeide ik hem, als de Koning op de hooete is gesteld van de geschiedenis van 1808 en 1814 zal Hij een onprettig gevoel krijgen door hot besef dat Hij aan de stad haar kapitpol onthoudt om er acht dagen te verblijven en dat de oorsprong van dien toestand is een roof, gepleegd in de donkerste dagen van onze geschiedenis. Het is ondenkbaar dat de Koning aan Amsterdam kwalijk zou nemen dat de stad eindelijk beleefd verzoekt haar raad huis terug te erlangen: iet is ondenk baar dat de Koning aan Amsterdam dientengevolge eenigen wrevel zou toonen en Bijn jtarlijksch bezoek zou ach terwege laten. Niet alleen dat de Koning te verstandig is om niet te begrijpen dat HU zoodoende zijn populariteit in gevaar zou brengen, maar de Koning, die altijd openlijk verklaarde dat het Hem oen vreugde was zich te Amster dam te bevinden, zou die verzekering stellig niet logenstraffen, omdat de ge meente Amsterdam eenvoudig verzoekt dat haar eindelijk recht worde gedaan, en dat eindelijk* bewaarheid worde, wat Lodewqk Napoleon zelf, die het stad huis kaapte, reeds beloofd had, namelijk restitutie zoodra do tijden gunstiger waren geworden. Het schijnt wel noodig om deze rede neering thans te herhalen, want ik ben overtuigd, dat het college van bu gemtester en wethouders nog behept is met den zelfden kinderachtigen angst die 30 jaren geleden dat college reeds be zielde. Waaruit blijkt dat P Hieruit, dat burgemeester en wethouders niet open lijk durven optreden, maar den slinkschen weg opgaan; zij durven niet te zeggen, dat de stad haar raadhuis terug wensch t, zij durven ook niet te zeggen, dat de stad haar raadhuis niet terugwenscht. Wat doen zij nu P Zij verschuilen zich achter den rug van den Minister van Binnenlandsche Zaken, want wat stellen zij voor aan den raad P Om vooraf zich te wenden tot den Minister met de vraag: Of er bij de hooge Regeering voor nemens bestaan of wenschen in overwe ging zijn, die binnen afzienbaren tijd zouden kunnen leiden tot het onttrekken van het Koninklijk Paleis aan zijn tegenwoordige bestemming." Lat wel op de redactie. Het gemeente bestuur van Amsterdam spreekt niet van teruggeven van het stadhuis aan .de gemeente, naar noemt dit het onttrekken van het Paleis aan zijn tegenwoordige bestemming. In plaats van het woord teruggeven op den voorgrond te stellen, paradeert het gemeentebestuur met het woord onttrekken. En nu komt men aan den Minister vragen of er bij de hooge Regeering voornemens zyn om die ver andering teweeg te brengen. Men specu leert er kennelijk op, dat de Minister met een verwonderd gezicht leuk weg zal antwoorden: lieve meuschen, ik weet van niets." De toer is eenvoudig genoeg ; men komt bij den gemeenteraad terug en zegt: de Regeering weet van niets. Ik acht die houding, ik zal haar nu maar niet anders quali neeeren, minder waardig. En nu is er iets, dat mij niet erg bevalt, n.l. dat uit de Memorie van Antwoord wellicht kan worden afgeleid, dat er met den Minister reeds een over leg heeft plaats gehad. In het Voorloopig Verslag sprak men het vertrouwen uit, dat bij eventueele pogingen in die richting de Minister bereid zou worden bevonden zijn medewerking te verleenen, om Amsterdam te herstellen in het bezit van zijn voormalig raadhuis, dat sinds een eeuw tijdelijk als paleis wordt gebruikt. E a in de Memorie van Antwoord wordt zoo droog mogelijk gezegd: da onder havige aangelegenheid verkeert niet in een stadium, waarin de ondergeteekende zijn gevoelen zou kunnen mededeelen. Een sphinx zou niet onduidelijker kunnen spreken. E a de conclusie P De baan wordt opengehouden voor hetastucieuze voorstel van burgemeester en wethouders. Nu is er maar n middel om die zaak in de rechte baan terug te brengen, n.l. dat de gemeenteraad in beleef Jen vorm doch onbewimpeld den volkomen ge wet tigden wensch uitspreekt, dat eindelijk, nadat eei eeuw lang geduld is geoefend, het stadhuis worde teruggeven. Niemand twijfelt er aan, dat de raad te gelijker tijd zal te kennen geven dat hij gaarne financieel wil medewerken om den nieu wen toestand gemakkelijk te maken. Het lijdt ook geen twijfel, dat oak de Regee ring moet medewerken. Nadat toch van Rijkswege aan het Centraalstation een kostbaar paviljoen gebouwd is, om den Koning bij aankomst een paar minuten te ontvangen, daar zou de Re teering onmogelijk kunnen beweren, dat de woning zelf van den Koning haar niet aangaat. Ik hoop, dat er in Amsterdam mannen zullen worden gevonden, die naast eerbied en liefde voor de Koningin, ook den moed zullen hebben om, zooals het vrijen mannen betaamt, den wensch uit te spreken, dat eindelijk recht geschiede. Het geldt hier meer nog dan het terug erlangen van da beschikking over een eigendom der stad, meer nog dan de herstelling van het achtste wereldwonder ia zijn oorspronkelijken luister Het geldt hier de donkerste bladzijde uit onze historie te scheuren; want men vergete het c iet, het raadhuis, dat het grootsche monument is van de glorie van Amster dam in onze gouden eeuw, is thans het zichtbare kenteeken van zijn diepste ver nedering honderd jaar geleden. Het is niet voldoende in 1863 een papier bedrukt te hebben met een ijdele wet tot stich ting van een Ptrlement, het is niet vol doende in 1913 ergens een beeld op te richten of feesten en optochten te organiseeren. Men heeft niets gedaan, als men dit zichtbaar teeken van den smaad, honderd jaar geleden aan Nederland en zjjn hoofdstad aangedaan, niet uitwischt; daartoe behooren stadsbestuur en landsregeering samen te werken, want het is een nationaal belang! (Zóó. nam het voor Amsterdam's eer en voor Amsterdam's recht n op, die zelf geen Amsterdammer is. Moge zijn woord eindelijk wakker maken. Uit den Amsterdamschen Rtad kwam reeds het initiatief op tot een voorstel in Jhr. de Stuers' geest. Moge het voorstel nu spoedig aan de orde worden gesteld,... en mogen onze leden van den Raad... mannen blijken!) De Vlissifi£scke toren. HBT VLISSINOSCH GEMEENTERAADSLID: Wat dacht je, dat wy niet uit de slof konden schieten ? Reken eens nit 'oe 7eel maanden 'et geleden ia dat de kerk en de toren in brand stonden ... wel ? en heer we een paar maanden verder zyn zal je ons bezig zien aan de bouw l DB VRIEND VAN OUDEN DATUM: Ik ze; niet dat de Vlissingers niet flink kunnen aan pakken, haan-pakken, haan-pakken! HET VLISSINUSCH GEMEENTERAADSLID : Toe, kom je DU daérvoor naar Vlissingen ? Ik zal op j on w verschrikkelijke 'a's letten, ik beloof H-et je I Mat zooveel overleg als onze toren weer zal worden opgebouwd, dat is verbazend! mooi en practisch. Ja weet, dat WQ 'em gaan opbouwen zooals 'u was, nu ja, (sooals H-y was), maar w\j weten te genieten van de nieuwe uitvindingen ! Vanmiddag kwam onze Burgemeester er mee: er is een aeton-yzerfibriek, die voor 35 mille de heele toren in gewapend beton optrekt. DE VRIBND VAN OUDEN DATUM : In gewapend beton? EQ de toren moest bij hoog en laag precies lijken op de afgebrande, als twee druppels water op de toren waar deRayter is op geklommen l HET VHSSINGSCH GEMEENTERAADSLID: Na ja, maar die faorikant zal dan wel zorgen voor een bekleeding van de betonromp heel netjes natuurlijk, met houten ramen, met hier en daar een stukje uitspringende balk, met leibedekking en met een laagje rooie baksteen over de heele hoogte van de romp, wel zoo dun mogelijk natuurlek, maar toch zóó, dat je niets van de beton ziet.... DE VBIEND VAN OUDEN DATUM : Een foptoren du».... HET VLISSIKGSCH GEMEENTERAADSLID : Een foptoren?! Wat bedoel je daarmee? I)E VRIEND VAN OUDEN DATUM: Een nummer voor een openlucht-'tentoonstelling van smaakmisleidiBg. Komen bij de herbouw geen architecten te pas (jullie weten immers wat dat zijn, architecten 7) HET VLISSIKGSCH GEMEENTERAADSLID : Och, och, denk je uu weer dat de kunst in 'et gedrang komt l Gelocf maar dat daar by ónze bu-gemeeeter geen gevaar voor is I En dan hebben we immers nog een gemeente architect. ... DE VRIBND VAN OUDEN DATUM ; Ja, ZOOalS ieier stadje. Zeg wanneer je een biaonderheid doet: een bruiloftsdiner geef je b.v. (ik wenach het ja voor binnenkort toe: gaat je dochter niet in Januari trouwen ?), er zullen, laat ons zeggen, ik houd je hoog zooals je ziet, vijftig menechen komen, laat je dan je meisje-alleen voor 't eten zorgen ? HET VLISSISGSCH GEMEENTERAADSLID : Nee, de kok natuurlijk, maar wat heefc dat er nu mee te maken l Boren dien 't is tiet in Januari. Ik wil de bruiloft in mijn eigen huis hebben en daar moet ik dan eerst de veranda van laten vergrooten. 't Werd ook tyd om de veranda eens te herzien. Herinner je je die smalle veranda nog, waar we zoo veel lessen gerepeteerd" hebben, vioeger? 't Tochtte er in de storm maand en, die we gehad hebben, verschrikkelijk naar binnen! DE VRIEND VAN OUDEN DATUM: Daar zul je dan nog pleizier van hebben als de winter inzet! HBT VLISSINGSCU GEMEENTERAADSLID : Nee, nee, daar is voor gezorgd l Ik 'eb de scheur, die in 't t 'out zit, laten stoppen en alles laten 'erstellen, dat begrijp j«. DB VRIEND VAN OUDEN DATUM : Dat ia soms tog 'n 'eaie toer! Ja hebt misschien wat stopverf gekocht, of heeft je oudate jongen 't gevalletje opgeknapt? HET VLISSINGSCH GEMHENTIRAADSLID : Och ! zon jy dat zóó doen?.! Nee kerel, als je iets van dien aard goed wilt gedaan hebben, al zyn bet nog zulke kleinigheder, vooral met stukgaande ramen, geloof me, dan moet j a de timmerman erby halen: dat is tenminste mijn principe, ik heb de beste timmerman uit de stad De vent heeft me onlangs wel door eau onhandigheid een verschrik kelijk stomme atreek ean winkelhaak in mijn pantalon gehaald, maar.... UB VRIEND VAN OUDEN DATUM : Ach, 6U . . . jij bent een dandy, kameraad, van ouda een dandy I HET VLISSINGICH GEMIENTEKAADSLJD : ...maar 't is een knap vakman, 't is een... DE VRIEND VAN OUDEN DATUM l Hoe komt het toch hier, kerel, steek een sigaar op! neem de je! hoe komt het tocb, dat jy ja heele leven zoo keurig" bent gebleven in je klesling? Ik dacht vrosger, dat dat voor. bijgaand was dat het enkel hoorde bij je beruchte ladykillery'... weet je nog wel? Prachtige tyd! Jongen, jongen, je was onweer staanbaar l Is heb het tot mijn eek a onder vonden ! Maar n o u ... met groote zoons en met een dochter, die op trouwen staat (ou j j, zoodra de veranda is uitgebouwd!), hoe vindt je nog tyi geregeld naar pakken te zoeken die je goed zullen staan, daar zul je i'i-en voor moeten romme'en in honderde colbert», in honderde vesten en pantalons. HET VLISSINGSCU GEMEENTERAADSLID : Naar pakken zoeken... hou ja me nu puur voor den mal ? Kom... het wordt trouwens j 9 ty'd: ik stap een eind met je op. We loop en dan nog eens langs da resten van onze arme toren! Zeg eens, hm,... dacht ja heujch, dat ik mijn kleeren in confectie-magazijnen zoek? DE VRIEND v AH OUDER DATUM : In die mooie magazynen? Niet! Maar wat is dan het middel om zóó in da puntjes te blaren P H ET VLISSINGSCHE GEMEENTERAADSLID : Waar kom je vandaan, kerel? 't Lijkt wel of je al dien tyd op een onbewoonbaar eiland hebt gezeten! Zyn er soms geen coupeurs in de wereld? Dacht jy dat ik.... DE vRiiüD VAK OUDEN DATUM : Neen, ik bedacht maar n ding. Ik bedacht dat de Gemeenteraadsleden van Vlissingen, als se een feestje thuis hebben, waarvoor eens extra goed gekookt moet worden, de gerenommeerdste kek in huis halen, d. w. r. een erkend autoriteit in de epy's-knnde; als ze een stel kleeren moeten hebben de beste coupeur opsnnffelen, die ze kunnen krijgen, d. w. z. een erkend autoriteit in de kleedkunde ; als ze een Gebeur in een verandaraam willen dichten, de beste timmerman, desnoods ten koste van. winkelhaken, hun huis inhalen, d.w.z. een erkend autoriteit in de timmer-knnd«; maar dat diezelfde Vlissingsche Gemeenteraadsleden, als ze over het grootste sieraad van hun stad, de toren, die al van verre zal worden gezien, en eeuwen- lang Vlissingen zal mogen kronen, en in zeker opzicht zal blijven vertegen woordigen, moeten beschikken, niets beters weten te doen dan met een hoogsten in schrijver nit Voght (Noord-Br.), met een hun ondergeschikten kleiner-gemeente-architect, plus een beton-yzer fabrikant die erg goedkoop is, wat te haspelen, wat te knoeien, wat te mieren, terwül naar een erkend autoriteit in de Bouw-kunde, laat staan naar DE erkende autoriteiten in dat groote Kunstvak, geen van hen vraagt l Dat verwondert me, vriend l HET VLISSINGSCH GEMEENTERAADSLID : Ja, maar.... DE VRIBND VAN ouDBN DATUM: Jullie bent sukkels, laat ik het je ronduit zeggen! Je kunt je niet eens verse huilen achter de onbe reikbaarheid van deskundig adviet. Je weet, want je hebt al adressen van die menschen ontvangen, dat de Maattchappjj ter Bevor dering der Bouwkunst" en Architecture, et Amicitia" en nog wel andere, kortom zonder twijfel alle groote lichamen van erkende autoriteit bereid zijn tot alle mogelijke adviezen en dat wel volkomen belangeloos; het feit, dat hier kunst en schoonheid gevaar loopen, doet de erkende autoriteiten naar jullie gaan in plaats van omgekeerd... en je' wilt toch maar liever (onbegrijpelijk en onverantwoordelijk!) ALS 'T DE AAN'KLEEDINQ VAN JB STAD ',ELDT, dit kiezen, waar je tot bedekking van je eigen onbe langrijke corpus nooit of nimmer aan zondt denken: een GEMEEN CONFECTIE-PAK, V. D. E. uit de leerzaal m Znlrere Reie. ui. 61. De kern van wetenschap e» wysheid is de leer van zuivere rede, die de zuivere waarheid beredeneert. 2. In de leer van de waarheid wordt al het andere weggeredsneerd; doordenken is vér denken, en doordenken is verdenken, is wegdenken. 53. De zuivere rede, die de wijze rede is, laat in de waarheid, hare eigene waarheid, alles opgaan. 54. Begrijpt men, hoa de waarheid zich laat denken, dan weet men, hoe men moet denken over de werkelijkheid. 55. Wie leert de waarheid, de volledige waarheid? Hy, die alle verkeerdheid en on waarheid tot volledige geldigheid vereenigt. 56. Da leerzaal van zuivere rede is het vertrek, waar vreemdheden, wonderlykheden en zei fs ergerlij kneden in het van zelf sprekende zich oplossen. 57. De uitspraken van zuivere rede zyn vreamd heden, die in de rede liggen, of door de rede zelve worden medegebracht. 58. Het klinkt vreemd en spreekt van zelf, dat de ware werkelijkheid of werkelijke waarheid in strijd is met zichzelve, dat ze by wijze van zelf weeratre ving en zelfweerspreking met zich iel ve overeenkomt en overeenstemt. 59. De werkelijkheid is ep zichzelve de als zoodanig niet tot bewnstzyn gekomene waarheid. 60. Werkelijkheid of waarheid en wijsheid verhonden zich ia eenheid van begrijpelijk en begrijpend begrip. 61. De leer der waarheid is de leer der wijsheid, en het woord van de ware wysheid het woord van het ware begrip, het volledige begrip. 62. Wat is van de ware leer het begin? Het ware begin, het begin zelf. 63. Het begin is het onontwikkelde, waarin alles verborgen is, het volledig onontwik kelde, het onontwikkeld volledige; zoo is het begin het ware begin, het begin van het ware. 61. Het begin is een onmiddellijk onbebepaald zyn, dat zich tot bepaalbaarheid heeft te bepalen. 65. Het zyn is niets, en du a het zijn is van zelf niet zijn te denken; de denkbaar beid aan het zijn is van zelf niet zyn 66. Voor zicbzelve spreekt aan het begin de onafscheidelijkheid van zyn en niet zyn, dat is beider overgang. 67. De overgang is wording, van niets tot ietf, en van iets tot niets of iets andere; de grens blijkt hier niet vast te stellen. 68. I) de denkbaarheid van het worden eene tijdelijkheid? De geldigheid van de begrijpelijkheid is niet hare faiteiykheid. 69. Is uit zyn en niet zijn worde a af te leiden? Het vereenigende denken gaat stel lingen en tegenstellingen tebniten, om zijne denkbaarheden als begry'pelg kneden te rermenigvuldigeD. 70. Van iets is niets in iets anders, waarin iets is weggedacht en iets wordt wérge vonden; zoo gaat iets in iets anders over. 71. Het zyn is niet zijn, en veranderlijk; het wezen bly'ft eenheid van het verschillende. 72. Het wezen is in schijn voorhanden. 73. Het wezenlijke ding komt niet voor. 74. Het wezenlijke en ware is geen afge zonderd en verborgen ding of onding. Het is het volledige, dat zich in onze af getrok ken hei d verkeert tot het andere, waarin het tot zichzelf komt. 75. Het ding van de werkelijkheid is een ding in verhouding, verhouding van werke lijkheid vol denkbaarheid en begrijpelijkheid. G. J. P. J. BOLLAND. Roëleff-Mtoonstelling in de LareA Deze tentoonstelling is van zoodanig ge halte, dat men geneigd wordt te vragen: op welke wijze weiden deze twee-en-zeventig schilderyen en teekeningen van Bielofs byeengebracht en wat waien de beweegredenen ze te ezposeeren? Het getal is aanzienlek genoeg om er het oenvre van een meester

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl