Historisch Archief 1877-1940
DE A^MSÏJERDAMMKR ^W E E K l L AJD
'
E
ui
Ne. 1801
T
W
s-,
F- *
E
l >
P'
s-;
a"
g
JL*
i.
l
fev
,me««* '***den ~om lle mol<
.m"aélyk te makem."
Min 1$| gaat «enter en
,1» doestelling van v. A.
?wettelijk de vaarie va» den arbeider in
de proBaktie verminderende is, dat de
arbeid versimpelt, de menschelijke
arbeidskracht ontbeerlyker wordt, juist, dan zou
het volkomen in overeenstemming
daarmeie zyn, dat de positie van de klasse
dergeneo. dfe diaffi minèerwaardige rol in
de jrodnktie vervullen, in de.maatschapp
.?een minder vaardige positie is. En gaat
«dat versimpelingsproces door, dan moet
worden* Versimpelende arbeid moet
versimpelende arbeiders leveren."
Deae (fceschou wingen. schjjoen ons in meer
dan een opzicht onhoudbaar. Yooreerst wordt
te veel uit ? het oog verloren, dat y. d.
ftfandmb «faatoag lïep oror de verminde
rende behoefte aan vakbekwaamheid. Dit
behoeft nog niet in zich te sluiten een
veiffliBdeEfl&de mate aan kennis en
algemeane .ontwikkeling 4). In tegendeel. De
mo3»m» badï&OJCganisatie en de moderne
afbei3sBeÜioden stellen aan een zeer groote
catagoiae arbeiders eischen, die met
vakhekiüuunnhaid weinig of niet* Ie makan
hehfce*..Z4J .moeien kunnen lezen ensohr
TOD, orders "begrüpen en uitvoeran, in een
ilug taswo weiken. Ben gaketpe blik, groote
oplettendheid en gezond verstand zya voor
hen *<« aanbeveling. Reeds daarom gaat
de jconèluaie njet oj>. Maar buitendien, al
-jt nieihataeval, danjwu de groeiende
iouoecl van de politieke beweging, de
vakorgmrimtie «n al wat daarmede samenhangt,
nar .Bekar in «laat zijn om dien
neerdrukkendan imvleefi van den arbeid, waar die
hertaai, ie Jiauiraliseereu. Dit klemt te meer,
omdat door de verkorting van denwerkdag
da verhouding tnsschen arbeidstijd en tijd
bohen de fabriek doorgebracht, steeds
gun«fiser voedt.
fiat is daarom .absurd om de toekomst
an Se arbeidersklasse op te hangen aan
den a*rd en démate van den handenarbeid.
Hoe deae criticus net klaar zal spelen om
de juistheid zijner zeer positieve en zeer
vér-strekkende stellingen te bewijzen de
enkele zinnetjes die hjj hier en daar uit
T. d. "Waerden's boek beeft gelicht, kunnen
als bewijsmateriaal geen dienst doan
blijft af te wachter. 5)
.Hét is inmiddels de verdienste van v. d.
Waerden's boek, dat ook ten onzent de
aandacht in meerdere mate op dit onderwerp
is gewuBÜgd. Het is te hopen, dat het aan
leiding moge z\jn tot nadere bestudeering
van hét vraagstuk. Want uitgeput is het
onder werp met de ondejhavige studie na
tuurlijk in g«en enkel opzicht, zij geeft
slechts «en .breed overzicht : een uitgebreid
veld vóór detail studie in verschillende
ohüng wacht op bewerking.
P. BAKKER SCITCT, c. i.
J.) I« de rede, getiteld: Bevordering der
nj) e'tieid", waarmede bij zijne colleges aan
da X.cjniache Hoogescbool opende, zei 'e
puf. .K P. de Vo:yj w. i. o /er het auto
matigen werk talg:
B^veadien bracht de natuurkracht de kans
van wat bet autamititehe genoemd worrdf.
Het ideaal v*ji bet werktuig werd een
esmmatel, «aarnwde een gewenschte bewerking
aiat alleen onafgebroken kon geschieden, maar
seifiJHM-dar eanig ingtüpen van den arbeider.
$it ideaal is nog verre van verwezenlijkt,
al i» de .richting daarheen in alk mechanische
vtduttriM waar te Kimen. (CarBireering der
laateta vaarden van ons.)
2) Htl Volk van 18 en 19 Ojt. 1911.
3i E m discussie o 'er de maehinb", in Htt
Wvsktdad'So*. 130?133,
4) De eereïgeciteerde zin is trouwens niet
dnidelifk. Het eene oograblik wordt gesproken
van 4e <wn dan arbeider gestelde eisehen",
onmiddellijk daarop van bet
ontwikkelingspeil der arbei Iers".
5) Eau van de stellingen, waarvan bet
bew$i met cjjfers en feiten ongetwijfeld interes
Eaot «al zijn, ia vervat in den volgenden zin :
Van der Waerdeu bepatlt zich tot de
industrie. De snelste toename van arbeiders
vindt men echter ia de moderne staten bij
de transportbedrijven. Daar wordt juist de
ongeschoolde arbeid meer en meer door de
machine verdrongen."
uitmiinitiiiiniiiiiiiiiiiiiiuiiiiiumtiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii ...... i ....... iii
J" E
Naar het Tran'.ch
-A. HST.
van A. COUKLANDKE.
I.
Thé:e deed zelf open.
Gaeien avond, Mathieu," zei ze met de
heldere stem die Mathieu altij d deed denken
aam de klokjes die de goede l:'êavan St.Lys
ten vesper liepsn in het kleine kerkje op
den heuvel
Mathieu kleurde en scheen verrast Taérèse
te zien.
It e ," begon hu. Is Jehan niet
rais?"
Neen," antwoordde zü. Maar wil je nie4
binnen komen?' zei ze, terwijl ze op zij
gin* w» de deu-, noodend, wijder opende.
Mathieu aarzelde. Hij keek de smalle straat
rechts en links af, het straatje c* at ge?ormi
werd door de bouwvallige huisjss waarinde
visschers. woonden; toen keek hy' naar de
hobbelige steezen en daarna naar de luchA
Z>j herbaalde haar nitnoodiginp.
Neen, dank je wel," zei Mathieu eindelijk.
Ik wou Jehan spreken, maar 't komt er
niet op aan 't is niks bslangrykg."
Jehan kan ieder oogenblik thuiskomen.
't Zon hem spijten als hij je niet trof."
Zou 't J"
Tk ben net aan 't kcffie zetten ; je zult
misschien wel 'n kopje willen?"
Nee, ik moest toch maar liever doorgaan.
Zie je," zei hu, ik zou graag 'n boodschap
van Jehan overbreHgen."
H8 keek haar aan met zijn opsa blauwe
oogen, waarin iets ultdagenda lag.
Jehaa verwachtte je boodschap al, geloof
ik," sei Thérêse, het hoofd afwendende. Hy
zei dat ik, als er iemand kwam, hem niet
moest laten weggaan."
Mathiea keek aangenaam verratt. O, dat
is iets anders, Daa zal ik binnen zoo lang
. wachter."
Het b*gi>üpelüke is bet war*. Ei
het ondenkbare ding is het onware ding.
77. Het ware ding is het begrijpelijke
onding.
78. Het ding op zichzelf is vreemd aan
de waarheid, aan eigene waarheid; het is
het weaealgke onding. Het ware onding is
de w aar t ei i zei re.
79. Het ding op zichzelf ia bet ondenk
bare ding. Bn welke denkbare waarheid heef s
het ondenkbare? Geen andere dan verkeerde;
als ding op zichzelf k het ware niet U
denken.
80. Het ding van de werkelijkheid ver
keert nkt in die werkelijkheid, on op
zich?elf stand te houden ; het verkeert «ich ge
heel, in z$n .geheel, in Lé: geheel,
ai. Mem ia iets voor anderea en voor
zichzelf. Maar wat k men óp zichrolf? De
mogelgkbeid sslv« van wat voor anderenen
omszelve onze werkelijkheid ip.
82. De werkelijkheid is bestendig piodnct
van veiauéerJijka f AC twen.
83. De waarheid is gee&e waarheid tan
?en ding op ziobcelf. En aij i) geane waar
heid van een ik op zichzelf. Z'j is werkelijk
heid van begrip, waarin dingen est ondingen
een blij ken.
84. Oja tot het begrip te komen, moet
sic h het wezen vergeestelijken, moet in het
wezen het ding zelf zich tot begrip
vergeeatelijkap.
85. Het oaasale is ffiactkf, en iet «ff
.ctiere causaal; op ziciaelve gsldt gaeae
oornkeUükheid.
8 i Verstandig is het onderscheiden tu
sehen het bewerkende en het bewenkte.
Maar beiden «ijn in w«d«rkerrigbeid te
begrepen als dt nkbaarheden «en«r zelfde
werkelijkheid.
87. DJ waarheid zelve ia op zichiel.ve
niets, hoewel cf omdat zy de tenheid <an
alles is; als het volledige is ook het ware
en rechte niets op lichzelf.
88. Als het ware en het rechte verhonden
zich idee en ideaal; het ideaal is het rechte,
dat verkeerdelijk nog komen moe*.
89. Het werkelijke rechte is het volledig
menachelijke, dat er ie, volledig is, en Liet
alleen toekomend is; het rechte is nog niet
voorbanden tn niet ophander.
90. Het ideaal is het werkelük onmogelij ke,
waardoor ons leven moge l ij K blijft.
91. Gjd heeft geen e idea'cc. Maar Gid
doet in de werkelijkheid uie; mede; in zijne
waarheid is God de oneindige werkelijkheid
of werkelijke en ware oneindigheid Btilre.
92. De natuur U op zicazela hal v« waar
heid. Ea de volledige nataorlder volledige
eenzijdigheid.
93. .A. 's de zelfb$atendig;n^ en de ze
fverkering der natuur verhouden zich da
ruimte en de tijd; de na'uur'.ije-tid vanden
tijd laat zich niet meer vccratelleo.
9 i. Ia hunne zwaarte zoeken de lichamen
de eeuwige eenheid, die niet lichamelijk
wordt gevonden; de licharuelijke natuur
moet zie ti vernietigen f o' een ik, opdat als
htt oneindige andere Gjd worde bedacht.
95. De natuur is allereerst levenloos en
op haar b<st nog zielig; natuurvorgodicg is
ondoordachtheid.
96. Dd na'nur kan argiivekkand, niet
eigenlijk ontzagwekkend zijn; ontzag wekken d
is de machtige geest, de geestelijke macht.
07. De natuur b verkeerdbeid van het
goddelijke en be^ oügodde'ijie wezen ia
eenen; zonder verkeerdheid is &ij niet te
derker.
98. De vraag blijft: wat is G>d7 BaGjd
is het bekende, dat a!b het ontzagwekkende
ongekende vere rd wordt, het mEchtige ware,
dat ala het ondoordachte gewaande voor de
gevoelvolle verbeelding zweef;.
99. De godgeleerdheid is de geen stand
houdende wetenschap van hetgean God als
het ware heeten mag, hoewel cf omdat God
in geenerlei bepaaldheid bestaat of be
vangen ip.
100. Wie aan een goddelijk doel gelooft,
begry'pt noch ksnt, maar voelt, de w'aarheid.
G. J. P. J. BCLLAND.
HO volgde Thé.èie, hetsaialle gangetje af
naar het woonvertrek, waar het gezellig was
door 'i heldere vnur en de armstoelen.
Thé: se ging naar de kast en haalde er kopjes
uit. 'Hy keek terloops raar haar knappe
gestalte en bewonderde de linten van baar
helder gesteven schort en witte mat?, van
waaronderuit de krulletjes op haar voorhoofd
vielei'. Hij kende ieder krulletje.
Zij ging, op haar Slotsinde k'ompsc, van
de kast naar de taf al en vandaar naar het
vuur en Math&u volgde al haar bewegingen.
Eenmaal wendde zij zich plotseling om en
zag dat hy naar haar keeir. Hij s'oeg de
oogen neer en staarde naar de vlammende
kolen.
Na eenige minuten swijgens begon hy
onrustig te worden.
Denk je dat Jjhan EO^ lang wegblijft?"
vroeg hij.
It denk 't niet."
Wederom stilte. Thé-è'e ging zitten. Hij
merkte voor 't eerst teen het lamplicht op
haar gelaat viel, dat haar rechter oog dik
en bont waf. Het moest al eeuige dagen oud
zyr>. Hy beriünerde z'ch wat hij van Jehan
had hooren vertellen en huiverde.
Heb js 't kond?" vrceg Türèse. Kom
dan wat dichter by 'c vuur."
Nee, ik ben niet koud." Hy keek onruïti^
om zich heen, alsof hij verwachtte dat er
iemand binnen zou komea. AJa Jahan niet
gauw komt, ga ik maar heen."
Maar je hev.>t nog geen vyf minuten
gawacht," lachte zij.
Ik i* gelocf dat ik hisr eigen'ijk niet
moest ajjn," zei by ten laatste.
Waarom niet ? Wüwaren toch altijd goeia
vrienden met a'n drifëa."
Ja maar doordat jij Jehan koo?, ia 't
natuurlyk f.ndns geworder.'
Tfcé.èse zuchtte. Toen bedekte KB plotse
ling 't gericht met de Landec en snikte zacht.
Matbieu wist met wat te doen. Hij draaide
zjjn pet rond tujechea -djv. vingers, ra hoopte
dat se gauw &m\ opUemie.s n?at hai;«c.
Thérèsel Trérèse:"' r.A Lij aimafir,
var.waar hij zat naiir haar kakend.
Rdnixrt ie Vot, Hit het
"middal-neJterlandsch hetEchrereB, door STJIJN
PTKBD ELS, opgeluisterd met
te»kenm?en door GTIBTAAF VAN DB WOESIHJNB.
U.tjegeven dx>orL. J. ^ee», Amsterdam.
Ik kan me voorstellen dat Streuyels, onder
iet hBMchrijj*n"-van dit
ber&amiVlaamBchmiddeneeuwsch dierea^po?, -een oprecht en
aanhoudend genot heeft gesmaakt. Het lag
da ir, al? getaB-'pt" voor hem, en, zooals het
onder zijn hand in deze nieuwe bewerking
geworden is, zoo bed hij het zelf, van meet
af aan, kunnen uitvinden en d ohten.
Is heb moedwillig, vooraleer mijn leaing
te beginnen, het oud gedicht willen vergeten;
en grtracht my te verplaatsen ia den Rees»
en de gemoedsstemming van hen voor wie
deze nieuwe bewerking beatemd is.
Voor wie is ze dan eigenlijk bestemd?
Strfuyels zegt het ons in lyn voorrede:
Te myner verontschuld ging, oaidat ik
het eer bied weer dig, oude kutbtatuk durfde
aan te raken bran? ik in: dat mijn eenig
doel wai, die kennismaking wat te verge
makkelijken door er eene hedendaagache en
gebruikelijke lezing van te maken; het
om te schrijven zóó dat bat werd tot een
levend boek in de handen van alle vlaaiingen
die het kunstwerk in den eigen
middeleeiiTsohen dichttrant niat genieten kunnen."
Na deze verklaring zou het wel zeer on
billijk syn het nieuwe mat het oude te gaan
vergelijken. Men moet er willen tegenover
staan alsof nat oud oorspronkelijke niet be
stond, en zich ook op geen hooirer intellec
tueel peil gaan steller, dan dit dar toehoor
ders die tot het genieten van 't verbaal
werden genood. En din bly'ft er waarlijk nog
genoeg van over om een p»ar prettige avon
den mee door te brengrE.
lïEtel My voor: een ouderwetpcbe,
vlaamsche boardarij, by winteravond. Baitenishet
guur en donker en giert de wind om de een
zame hoeve. Alle dagwerk is geëindigd, de
beesten liggen tu-itig in hun stallen, de waak
hond slaapt in zyn hok. Alles rust tot den
volgenden dag. Maar daarbinnen, iu de
bruingerookte kcnkec, waar de oude ktshorloge
ais een stokoud mensen met
menechen-aangezicht droomerig-tikkend in een hoek staat;
waar het tin en koper rustig glimt tegen de
wandsn en deur en luiken dicht gesloten zgn,
i3 hit, gezellig warm om dea breaden, zwarten
haard, waarin het houtmar daosand laait en
krettert. Daar zit de oude boer in zyn leun
stoel, pyprookend, daar zit ds boann nut
haar b'rei- of Tfrselwerk; daar sitten de
zonen en de d-.c'iterf; daar zi ten de knechts
en de meiden; en n is er die hardop voor
leest ttit een boek, tay 'c schijnsel van eer-.
lampji op een tsfjltj--.
riij leest voor van Ry.raeit di Vos en zijn
dongciatestreeken. Ea zie, ze zy'n allen zoo
innig geboe:d, ze lachen en genieten, se voe
len zich heeleaiaal thuis in het aardig en
koddig verhaal, 'c Ii alsof het zich in hun
dagelyksche, welbekende omgaving afspeelde.
'c I) dat vele van die dieren hun intiam
bekenden zijn. Hoe soo? Door aloude over
levering, door de aa:e, door da vertellingen
buriter ocd«s en voorouders, door B jinaerf,
ja, door het oad^ volk^biek zelf dui, dat dg
aieuECjei ut d a ty'd we! degelijk gsleaen
en begrepen haddjr. Iets daarvan is in 't
geheugen der opvol?ec<ia geslachten b'ijven
hangtn: grootmoeder spras soms nog van
G.-imbert de das, van Bruin'j i de beer, van
Isagrim de wolf en Hereinde zyn vrouw, van
Cuwawf, Cnnteclaer en Tybaert en niet alleen
vertalde zy erran zooals men doet Tan dieren,
maar ook no^ wel alsof het menBcaeD, be
kerde menschen uH haar omgeving waren.
Een of andare slimme, bedriegBlyke boer
noemde zij Ennaert, die cf gene valsche,
ruwa kerel Isagrim, ea?. en?..; ea de kinderen
en kleinkinderen zeiden het ba»r m en zet
ten ds doar da jirea wel wat nitgswisohte,
maar toch nog levende trad tie voort Zioas
Streuvals zeer terecht in zyn voorreds op
merkt: Ga maar eens na hoeveel dieren
namen uit het gedicht onze eigen familie
namen geworden en gebleven aijn tot heden
toe."
Zio is ons vlaan--che volk van het platte
land dus onbewuit, door de oude traditie,
gansuh ontvankelijk voorbereid orn van een
boek ala dit met groote belangstellirg en
liefde te genieter. Zsl dat gebeuren ? Isvreea
er voor. Jk vrees dat mijn illusie, ea wel
licht ook de illuïie van Strenvels de
geselligeavoad- voorlezing, 's winters inde een
zame boerderijen, niet verwezenlijkt zal wor
den. Ik denk dat ook dit boek, evenals 2
)cEr klonk een zware trad in de gang en
het volgende oogenblik stond Jehan in ae
deuropinicg. Hy was een krachtig man mat
een zwarte snor on eenige jaren ondsr dan
Mathieu. Hij zette zijn pst niet af, tsaar
bleef met zijn handsn in de zakken naar
Théièe staan kijken, die haar hoofd op
tafdl liet rusten en naar Mathieu bij het
vuur. Hy ging met groote passen naar
T ie 39 en scbulde haar ruw bij den arro.
Waar giien je nou weer ona?" vroag hij
grommecd. Mathku stond op. Jahan greep
hem by de schouders en keek hem onder
zoekend in de oog3u. Mathieu beantwoordde
zyn blik aocder een oogenblik aarzelen.
Ik moet weg," sei hy. Ik kwam je maar
zeggen, dat B srtet me gevraagd heeft j m !e
gaan neggen dat hy' morgenmiddag op de
kade op j i zal wachter."
DjEk j 3 wsï, Mathieu," zei Jshan. ,,Miar
je hebt toch KOO'U haast niet, j ingen. Sedert
m'n trouwen ii dit ds eerste raaal dat j i
hier komt." Hij kstk naar TüfU:e, die m«t
huilen was opcohoukn en drak by' 'c vuur
bezig wae. Zi grient altijd,'1 vo ?g'.H hij ar
vertroaweïijk bij. I< dos m's. best" hij
spreidde de haiidpalr^on uit en h»&!do de
schouders op M^ar \ gecfc niks ze
huilt altijd."
Vroeger lachte 23 altijd", zei Mathieu
neerslashtig.
Hoewel Jdban aasdi'ong d»t hy blij 7911
zon, gicg hij toch heer. Hij ging naar huig,
ongelukkig eu zocdar Ve gedachte ^an aich
te kunnen afietteri hoovse! geluk hij Tisé/è^
hal kunnen geven als aij ^em iapiaaïa va;?
Jahaa gnomen had.
IL
veel at der e, nog het genot tal moeten sjn
van lezws voor wie het niet bestemd i». Wat
leest tceh d* vlaamsche boer, heden ten dag*?
Niets. Of least by wel iets, dan is 't een of
ander hambal ceatenblaadj*, dat vol staat
met aanrandingen, branden, rampen, moord
en diefata', dat is zyn hopeloos
geestesvoedse). Dé,; ea verhandelingen ovar
aller-kleinzieligste dorpspoliflek. Wat een veld ligt daar
neg braak in Vlaanderen! Wie brengt daar
ooit eanig licht van onpartijdige gerc'iiedenis,
van elementair geestelijke opvoeding, van
wetenschap en kunstgenot? Wie doet dea
vlaamseben boer ro^ esns oolijk glimlachen
en gezond lachen om di sluwe, zoo
echtmenechelyfee streeken van een Eainaert?
Den konstenaar kan het niet bakoren. Hy
ro'.brengt ga^eteBsvol de taak waarvoor hy
zich geschapen voalt. Hy gooit met milde
hand zyn rijkdom om zich heen en kan
slechts met leeda oogen toeaien a's zy, voar
wie sijn gif.en bestemd zya, zelf* hit gebaar
vergeten hebbfn, waarmede zy die schatten
moeten tot zich halen.
Reinaert i-i zeer ve/makelgk opgeluisterd
door de teekeningen van Gustaaf van de
Woesty'ce. In een wereld waar de dieren
als mèn:chen spreken, heef; de teekenaar van
pas gevoeld, dat de gezichten van diedi'ran
ook wel een ietwatmenecheiijke uitdrukking
mochten hebber. Zjn gekroonde koning
Nobel zet dan ook een zeer huoiaan
leeuwengezicht met rimpels van echt koninklijke
zorg, en by de begrafdnis van Coppefc'areien
de kippen echte cui'-wy'Jsntranen. Ook het
landschap is van een allergrappigat Sim
plisme." De zon straalt spaken uit als van
een wagenwiel, de naalden van de sparre
boompjes kan men teil» n en een heuvel is
een heuvel; iet? dat zoo uit den grond
opry4 en zoo w«ej iu den grond verzinkt.
Werkelijk (en alleraardigst boek voor de
Vlaamsche boeren, die 'c helaas! niet zullen
lezer.
CYEIEL BÜYSSE.
IIHIIIillMIIMIIIUIMMIImi
MA en
Mijnheer de Rtdacteurl
Ia het jaar 1902 had ik een betrekking a's
onderwyser aan e*n openbare school in een
klein dorp in de P u'sifche provincie S
eeswy'k-Holstein.Opeen goeden dag verspreidden
twee, mij om bizoniere redenen vijandig ge
zinde boaren het garacht, dat ik tf gen som
mige myner vrouwelyka leerliüg'n van ±14
jaar welke dagelyks buiten schooltijd, als
kinderen van baren, in mijn klein gei n uit- en
ingingen (i.v. om af en toe een piar minuten
met oos eenig pasgeboren dochtenj 3 te speler)
te verregaand vriendelijk zou geweest zijn. Let
wtl, van eenigszins lage intimiteit met de
meisjes welke soort handelingen naar my'n
eigen meening streng moeten gestraft worden
was gean sprake en kon geen sprake zyn.
Hoe ZDU ik anders, wanteer het om gameene
handelingen gicg, den moed vinden sedert
5 a 6 j jar met geweld mijn zaak in het heldere
dagiictlt ta willen trekker. Dj twee bosren
gingen nog verder dan het verspreiden der
geruchten. Geheel uit zichzelven gingen zij
het was op den llddH Jali 1902 naarden
schoolopziener toe. de in het naby gelegen
dorp dominéwas, en brachten daar, hoawel
niet geheal in den vorm, een aanklacht tegen
my' in. De jonge ea weinig ervaren domin
kwam onmiddellijk op de fi^ts bij my, nadat
de school op dezen Zaterdagmiddag gesloten
was, en stuurde, in zyn opgewondenheid,
voor by van iets naders wist, al vast
een boodschap in het dorp, dat met
dezen dag de z9mer-7acattie van vyf weken
duur zou ingaan. Tegelijk gaf hy' my
wjlwillend, maar wel wat erg haastig, den raa 1,
op grond van mija zeer nerveus gestel en
mijntoenemenden, hem van vroeger bekenden
afkeer tegen my'a baroep, ontslag te vragen;
hij, van zyn kant, zou ambtelijk in dezen geest
aan de regeering Ecbrij ven, daarmede zon dan
oak tt>ge!y'k een c ff ar gebracht zyn aan da
publieke opinie", die n.', voorloopig slechts
uit de twee haatdiaaende aank'agarj bestond.
Nu, het was een feit, dat ik maar een kleine
aanleiding noodïg had om aan mijn
afbeuleaden werkkring, met zijn zser lage salaris,
een eind te maken. Enkel de aanspraak
op pecs'oan (± ?150). jaf ik (a«t een
waar harf) p/ijs. Het verzoek om ontslag
werd in myn overmatige nervositeit door
mij (en den domiré) afgezonder,maar ik moest
voor haar, maar Jshan naa baar mee naar
de kermis te L>roux, op eenige mijlen
afatand en to >nda haar krachttoeren die hare
bewondering wekten.
Het was he&rlijk te siea hoe hij den houten
hamer met ny'n jjroote armen omhoog hiaf
en hem djed nserJtomen met een smak die
den wijzer deed opvliegen naar 't hoogête
puat, aooilat ht-t belletje pingelde.
Zsodat, to9üJ^hau sei dat hij haar wilde
trouwen want zoo zei hy' hst voelde
zij z'c\ trots en gestreeld en vergat Mithieu
Jsbaa had volkomen gal'yfc toen bij se;,
dat hij zijn best dseJ cm T:é.èJ.a gslukkig
:e mafeen, maar Iiij ker.de gees twdorb;ii
sri zacht gasprokej .Tcurdje?, Toen i h
Jsba
dat
te ^.?..^^ ?* ... .,-_!..?». v.~
en zacht gasprokej .Tcurdje?, Toen
n s'ar laar dnn^, WUB :;i] bakoord ge wc
(ïojr KÜa ru-pe va::: :n-;j.', o-a BCO
i af:..tRk bij Ma!-!iiea'.-. kfcl.ue iiti!
i kcü'ii koralen hü;s;E^erin en
Dat was onieveer drie maanden geleien
en vai dssr d<ig van haar trouwen had ?ij
geen gelu'ikig oo^enbiik gekend.
Matfiieu had niaïs g^iegd toen ze hem
vertelde dat ze met Jihan ging trouwen.
Hy had zich omgedraaid en was snel
weggeloopen, t n ae haJ hem niet weergesien
vóó- den a: ona tosn hij die boodschap voor
Jaban bifio:;t.
Z? had vsr.i Lem gehoord oirdat Jahssa
dik wij s O7f.r heTi sp'-ak. Za vorrcden beiden
daal vaa de bamanticg van dsaelfdu trawier.
Is wou wsi c s svbïen -vaarorii M^tJieu uiet
viker aakomt", pi?.cht hy tot Taérèse te
a d?,n autwonrdde Tjérèae: Ji, dat won
ik ook wei edn-i «-ettin!" Want Jahan wist
niet dst ij en M»thiea vrctger niet elkaar
vsrkeerd hadJoE.
m.
I) 3F. vn',ï-fc(iJr-t! d*i; was het :a:ukt,)ag te
S.. I.V3. Itet vitivkante mii.»kfplfeia in hal
CrBtr'ïtn dor &t»d was 70! vaa
Lch-Jaajzaamvooi'tbs wegende men;cheE.
T jr wij i twee vrouwen aan het e:-n:l8 der
j Ptor.aea *o praten, kwarüTierene
mot ijaav mand (wn dea arm.
nataarlijk wachten, hoe daarop beschikt
zon worden. Er gebeurde echter in de
volgeade week niet het minste. Toen werd myn
v ar woeden ouden vijanden den tjjd lang en
zij zonden een anonym&n brief het in
Pruisen overvloedig gebezigde en haast onfeil
bare middel aan de regeering in S eeswy'k, en
deze in plaats van het minste eigen onder
zoek te laten iistellen, waar het toch even
tueel om het levenslot van een harer
b3ambten met uitmuntende getuigschriften en
van goeden naam, ging, gaf aan het O. M.
last de iaak in handen U nemen.
Op den oden Sept. 1902 werden vier door
de twee boeren aangewezen meisjes, wier
oudars zich van bagin af buiten de zaak hadden
gehouden, door een rechter van instructie ge
hoord. Wat zy destijds gezegd hebben, hoorde
ik nooit; er gebeurde echter in de volgende
2 3 weken weer tiets nieuws. Niettemin
waren ook deze weken voor ons een verschrik
kelijke ty'd, want, om maar ieU te noemen,
werd, nu ik onder verdenking" leefde l
on ie nog niet geheel afbetaalde inboedel door
den verkooper uit ons huis gehaald, een nieuwe
bittere schande l Deze toestand, die op mjj
een indruk maakte, die ik niet ka i omschrij
ven, da ie onzekerheid omtrent mijn toekomst,
EU reeds 9 weken durende, dreef my op een
goeden da? het was den 22tten Sspt.
er toe den schoolopziener-dominéwee r op te
zoeken en hem, in vertwijfeling, om raad en
troosi te vragen. Ik trof den man echter in
een naar het niterly k nog veel grootere opge
wondenheid aan, dan wauin ik zelf verkeerde,
en al zyn dringend gegaven raad kwam daarop
neer, aan de voor alle betrokken personen
zoo pijnlijke zaak daardoor een einde te maken,
dat ik naar 'c buitenland ging en wel het best
naar Holland, waar het my goed kon gelukken,
b.v. met les geren in de Duitsche taal een
vél beter positie te veroveren dan ik des
tijds had. Wat hy' als schoolopziener niet
mocht zeggen, dat sprak hy als tielzprgei" uit
en wel op onstuimige, dringende wy'ze. Eeret
verzette ik mij tegen het verrassende plan,
voornamelijk ook wegens den sterken schy'n
van schuld, welke aan syn uitvoering ver
bonden was, maar al zwakker en zwakker
wordende, werd ik overgehaald en zeidetoe.
Ik vertrok dus naar Holland, waar men mij
zeide, dat ik in de Duitsche kolonie zeker
steun zou vinden. Myn vertrek allerminst
voelend als het vertrek van een misdadiger,
schreef ik, te Amsterdam aangekomen, zoowel
aan de Koninklijke Regeering in
Sleeswy'kHolstein als aan den in my'a geval in aan
merking komenden cfflüer van justitie (in
Kiel), dat ik en waarom ik Duifcchland
verla'en had en gaf mija volledig alres op.
Van beide plaatsen kwam antwoord aan
mijn adres, en wel van de eerste plaats, dat
ik binnen 5 dagen weer aan myn laatste
schoolplaats zou terugkeeren (waartoe ik,
eenmaal gebroken hebbende met mijn
batrekking, geen reden had) en van de laatste
plaats (Kiel) dat men daar nog een koit poosje
met het loslaten van een Btrafrervolgend
signalement zon wachten, maar weldra daartoe
zou o .'ergaan, ofjchoon, nota bene, men myn
nauwkeurig adre?, door myn eigen vrijwillige
aangifte iu handen had.
Toen ik my' (sinde Ojt. 1902) hisr ter stade
op het hoof d-bureau van politie aanmeldde,
werd aan my gevraagd, of ik Duitechland
wegens bet aan dan lezer bekende feit ver
laten had, en toen ik een bavesiigend ant
woord gaf, werd aan mij een c ui deel stak
uit Kiel, geteekend door den officier van
justitie, getoond, waarin nut duidelijk uit
komende letters stond: Auglieferang wird
aber nicht verlangt" (?uitle nering wordt echter
niet verlangd").
Op den Slen December 1902 ontving ik
rog eens een echryven van den officier van
justitie uit Kiel, waarin mij medegedeeld
werd, dat een schorsing van mijn zaak niet
kon plaats hebben, Z oo w a ihtte ik dan opnieuw
in myn kosthuis, of uu in Januari 1903 iets
gebeuren mocht, maar niets vernam ik maer.
Toen liet ik in het midden van Februari
1903 mijn vrouw ea kind en da bescheiden
rest van onzen inboedel overkomen, cm een
tweede tehuis te vestigen, nadat het eerste
op zoo wreede wijze door oen anonyaaen
brief ooi een niets vernield wa^ geworden.
Elke 3 maanden ging ik naar vereiechta
persoonlijk naar het hoofdbureau van politie
en liet daar myn paspoort weder voor 3
maanden verlengen.
Het ging mij zeer voorspoedig. Met
Duitache lessen, eerst aan een inric'ating voor
taalonderwijs, daarna, nog beter, toen ik zelf
standig bagon, verdiende ik genoeg om, zy
Nietp."
Iemand heeft je 'a flink blauw oog
geslagep."
Is ben met mijn oog te^en den haard
aangevallen."
Madame liet een vetten, goedhariigen laci
hooren. Och kom," zei za met 'n ?luw
knipojpjj. Heefs Jahan je wesr geslagen S"
Tcfrè.e kromp ineen. Hy s'aat ma nooit,"
zei ae en «ing door.
Nu was 'L een feit, dat Taé/èse werkelijk
door een val aan haar blauwe oog kwam,
maar madame Pataféwas veel te ongeloovig
om zoo iets aan te cemer. Daarom vertelde
zij aan de oude madame Oupont, die 'i weer
aan madame Grraux ve telde en die weer op
haar beirt aan madame Barbet. Madame
Bar bet vertelde t aar man dat Jehan de arme
Tné«je iedaren dag afranselde, dat men
Tr.é'è-.e hullend o^er straat Laa zien ioopen
«n dat die twaa een leren van kat en hond
ieidden ; ea Barbet vertelde alles aan Jahan.
Hij &ei ojk, dat de inenjchen zniea, dat
Ti.é.e gelukkiger zou zijn geweest als za
Ma'hieu gerouwd had.
Jihon hoorde dit alles aan en sija golait
srerd donker van toorr. Hy balde de tuisten,
ea a jp mat groote passen naar iinis. Hij
gor.ile da deur open en Tiérèae keek hem
f.ng.'ü^ aan.
,,Wat heb j} uoa weer rcmd,iïes!rooid ?"
begon hij, trachtend zijn toorn te
bsheerachen ; nrettig, als J3 zoo iets als man moet
aaii.hoorwi. Heb ik j9 ooit geslagen?"
Xsea neen, Jerstn."
'Vsavorn zei ja dan, dat ik je geslagen
had ifiderea dag? Ja wilt zeker dat iedereen
't land aan me krijg'."
D^t bob ik r.ooit gelegd," antwoordde
Taë,è3s. Iemand heeft ja beslist leugens
verteld,
B-in ik aiöt gied voor j i gelees! ?" zei hij.
/ij stitfTüordde niet, doch twwijl ze haat
b v>z9JR?r r,ver iiasi hoDid sloeg, torstte ::e
lll i'>-l';tJ>. 'l!:.
f-Mi T u k u-i ha::r rica bieze'av juw vsn voor
, i.w.::-.'lit v: t g.
.,liou je van ma'r' riep bij, en teen, dasr