De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 31 december pagina 2

31 december 1911 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE A^MSÏJERDAMMKR ^W E E K l L AJD ' E ui Ne. 1801 T W s-, F- * E l > P' s-; a" g JL* i. l fev ,me««* '***den ~om lle mol< .m"aélyk te makem." Min 1$| gaat «enter en ,1» doestelling van v. A. ?wettelijk de vaarie va» den arbeider in de proBaktie verminderende is, dat de arbeid versimpelt, de menschelijke arbeidskracht ontbeerlyker wordt, juist, dan zou het volkomen in overeenstemming daarmeie zyn, dat de positie van de klasse dergeneo. dfe diaffi minèerwaardige rol in de jrodnktie vervullen, in de.maatschapp .?een minder vaardige positie is. En gaat «dat versimpelingsproces door, dan moet worden* Versimpelende arbeid moet versimpelende arbeiders leveren." Deae (fceschou wingen. schjjoen ons in meer dan een opzicht onhoudbaar. Yooreerst wordt te veel uit ? het oog verloren, dat y. d. ftfandmb «faatoag lïep oror de verminde rende behoefte aan vakbekwaamheid. Dit behoeft nog niet in zich te sluiten een veiffliBdeEfl&de mate aan kennis en algemeane .ontwikkeling 4). In tegendeel. De mo3»m» badï&OJCganisatie en de moderne afbei3sBeÜioden stellen aan een zeer groote catagoiae arbeiders eischen, die met vakhekiüuunnhaid weinig of niet* Ie makan hehfce*..Z4J .moeien kunnen lezen ensohr TOD, orders "begrüpen en uitvoeran, in een ilug taswo weiken. Ben gaketpe blik, groote oplettendheid en gezond verstand zya voor hen *<« aanbeveling. Reeds daarom gaat de jconèluaie njet oj>. Maar buitendien, al -jt nieihataeval, danjwu de groeiende iouoecl van de politieke beweging, de vakorgmrimtie «n al wat daarmede samenhangt, nar .Bekar in «laat zijn om dien neerdrukkendan imvleefi van den arbeid, waar die hertaai, ie Jiauiraliseereu. Dit klemt te meer, omdat door de verkorting van denwerkdag da verhouding tnsschen arbeidstijd en tijd bohen de fabriek doorgebracht, steeds gun«fiser voedt. fiat is daarom .absurd om de toekomst an Se arbeidersklasse op te hangen aan den a*rd en démate van den handenarbeid. Hoe deae criticus net klaar zal spelen om de juistheid zijner zeer positieve en zeer vér-strekkende stellingen te bewijzen de enkele zinnetjes die hjj hier en daar uit T. d. "Waerden's boek beeft gelicht, kunnen als bewijsmateriaal geen dienst doan blijft af te wachter. 5) .Hét is inmiddels de verdienste van v. d. Waerden's boek, dat ook ten onzent de aandacht in meerdere mate op dit onderwerp is gewuBÜgd. Het is te hopen, dat het aan leiding moge z\jn tot nadere bestudeering van hét vraagstuk. Want uitgeput is het onder werp met de ondejhavige studie na tuurlijk in g«en enkel opzicht, zij geeft slechts «en .breed overzicht : een uitgebreid veld vóór detail studie in verschillende ohüng wacht op bewerking. P. BAKKER SCITCT, c. i. J.) I« de rede, getiteld: Bevordering der nj) e'tieid", waarmede bij zijne colleges aan da X.cjniache Hoogescbool opende, zei 'e puf. .K P. de Vo:yj w. i. o /er het auto matigen werk talg: B^veadien bracht de natuurkracht de kans van wat bet autamititehe genoemd worrdf. Het ideaal v*ji bet werktuig werd een esmmatel, «aarnwde een gewenschte bewerking aiat alleen onafgebroken kon geschieden, maar seifiJHM-dar eanig ingtüpen van den arbeider. $it ideaal is nog verre van verwezenlijkt, al i» de .richting daarheen in alk mechanische vtduttriM waar te Kimen. (CarBireering der laateta vaarden van ons.) 2) Htl Volk van 18 en 19 Ojt. 1911. 3i E m discussie o 'er de maehinb", in Htt Wvsktdad'So*. 130?133, 4) De eereïgeciteerde zin is trouwens niet dnidelifk. Het eene oograblik wordt gesproken van 4e <wn dan arbeider gestelde eisehen", onmiddellijk daarop van bet ontwikkelingspeil der arbei Iers". 5) Eau van de stellingen, waarvan bet bew$i met cjjfers en feiten ongetwijfeld interes Eaot «al zijn, ia vervat in den volgenden zin : Van der Waerdeu bepatlt zich tot de industrie. De snelste toename van arbeiders vindt men echter ia de moderne staten bij de transportbedrijven. Daar wordt juist de ongeschoolde arbeid meer en meer door de machine verdrongen." uitmiinitiiiiniiiiiiiiiiiiiiuiiiiiumtiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii ...... i ....... iii J" E Naar het Tran'.ch -A. HST. van A. COUKLANDKE. I. Thé:e deed zelf open. Gaeien avond, Mathieu," zei ze met de heldere stem die Mathieu altij d deed denken aam de klokjes die de goede l:'êavan St.Lys ten vesper liepsn in het kleine kerkje op den heuvel Mathieu kleurde en scheen verrast Taérèse te zien. It e ," begon hu. Is Jehan niet rais?" Neen," antwoordde zü. Maar wil je nie4 binnen komen?' zei ze, terwijl ze op zij gin* w» de deu-, noodend, wijder opende. Mathieu aarzelde. Hij keek de smalle straat rechts en links af, het straatje c* at ge?ormi werd door de bouwvallige huisjss waarinde visschers. woonden; toen keek hy' naar de hobbelige steezen en daarna naar de luchA Z>j herbaalde haar nitnoodiginp. Neen, dank je wel," zei Mathieu eindelijk. Ik wou Jehan spreken, maar 't komt er niet op aan 't is niks bslangrykg." Jehan kan ieder oogenblik thuiskomen. 't Zon hem spijten als hij je niet trof." Zou 't J" Tk ben net aan 't kcffie zetten ; je zult misschien wel 'n kopje willen?" Nee, ik moest toch maar liever doorgaan. Zie je," zei hu, ik zou graag 'n boodschap van Jehan overbreHgen." H8 keek haar aan met zijn opsa blauwe oogen, waarin iets ultdagenda lag. Jehaa verwachtte je boodschap al, geloof ik," sei Thérêse, het hoofd afwendende. Hy zei dat ik, als er iemand kwam, hem niet moest laten weggaan." Mathiea keek aangenaam verratt. O, dat is iets anders, Daa zal ik binnen zoo lang . wachter." Het b*gi>üpelüke is bet war*. Ei het ondenkbare ding is het onware ding. 77. Het ware ding is het begrijpelijke onding. 78. Het ding op zichzelf is vreemd aan de waarheid, aan eigene waarheid; het is het weaealgke onding. Het ware onding is de w aar t ei i zei re. 79. Het ding op zichzelf ia bet ondenk bare ding. Bn welke denkbare waarheid heef s het ondenkbare? Geen andere dan verkeerde; als ding op zichzelf k het ware niet U denken. 80. Het ding van de werkelijkheid ver keert nkt in die werkelijkheid, on op zich?elf stand te houden ; het verkeert «ich ge heel, in z$n .geheel, in Lé: geheel, ai. Mem ia iets voor anderea en voor zichzelf. Maar wat k men óp zichrolf? De mogelgkbeid sslv« van wat voor anderenen omszelve onze werkelijkheid ip. 82. De werkelijkheid is bestendig piodnct van veiauéerJijka f AC twen. 83. De waarheid is gee&e waarheid tan ?en ding op ziobcelf. En aij i) geane waar heid van een ik op zichzelf. Z'j is werkelijk heid van begrip, waarin dingen est ondingen een blij ken. 84. Oja tot het begrip te komen, moet sic h het wezen vergeestelijken, moet in het wezen het ding zelf zich tot begrip vergeeatelijkap. 85. Het oaasale is ffiactkf, en iet «ff .ctiere causaal; op ziciaelve gsldt gaeae oornkeUükheid. 8 i Verstandig is het onderscheiden tu sehen het bewerkende en het bewenkte. Maar beiden «ijn in w«d«rkerrigbeid te begrepen als dt nkbaarheden «en«r zelfde werkelijkheid. 87. DJ waarheid zelve ia op zichiel.ve niets, hoewel cf omdat zy de tenheid <an alles is; als het volledige is ook het ware en rechte niets op lichzelf. 88. Als het ware en het rechte verhonden zich idee en ideaal; het ideaal is het rechte, dat verkeerdelijk nog komen moe*. 89. Het werkelijke rechte is het volledig menachelijke, dat er ie, volledig is, en Liet alleen toekomend is; het rechte is nog niet voorbanden tn niet ophander. 90. Het ideaal is het werkelük onmogelij ke, waardoor ons leven moge l ij K blijft. 91. Gjd heeft geen e idea'cc. Maar Gid doet in de werkelijkheid uie; mede; in zijne waarheid is God de oneindige werkelijkheid of werkelijke en ware oneindigheid Btilre. 92. De natuur U op zicazela hal v« waar heid. Ea de volledige nataorlder volledige eenzijdigheid. 93. .A. 's de zelfb$atendig;n^ en de ze fverkering der natuur verhouden zich da ruimte en de tijd; de na'uur'.ije-tid vanden tijd laat zich niet meer vccratelleo. 9 i. Ia hunne zwaarte zoeken de lichamen de eeuwige eenheid, die niet lichamelijk wordt gevonden; de licharuelijke natuur moet zie ti vernietigen f o' een ik, opdat als htt oneindige andere Gjd worde bedacht. 95. De natuur is allereerst levenloos en op haar b<st nog zielig; natuurvorgodicg is ondoordachtheid. 96. Dd na'nur kan argiivekkand, niet eigenlijk ontzagwekkend zijn; ontzag wekken d is de machtige geest, de geestelijke macht. 07. De natuur b verkeerdbeid van het goddelijke en be^ oügodde'ijie wezen ia eenen; zonder verkeerdheid is &ij niet te derker. 98. De vraag blijft: wat is G>d7 BaGjd is het bekende, dat a!b het ontzagwekkende ongekende vere rd wordt, het mEchtige ware, dat ala het ondoordachte gewaande voor de gevoelvolle verbeelding zweef;. 99. De godgeleerdheid is de geen stand houdende wetenschap van hetgean God als het ware heeten mag, hoewel cf omdat God in geenerlei bepaaldheid bestaat of be vangen ip. 100. Wie aan een goddelijk doel gelooft, begry'pt noch ksnt, maar voelt, de w'aarheid. G. J. P. J. BCLLAND. HO volgde Thé.èie, hetsaialle gangetje af naar het woonvertrek, waar het gezellig was door 'i heldere vnur en de armstoelen. Thé: se ging naar de kast en haalde er kopjes uit. 'Hy keek terloops raar haar knappe gestalte en bewonderde de linten van baar helder gesteven schort en witte mat?, van waaronderuit de krulletjes op haar voorhoofd vielei'. Hij kende ieder krulletje. Zij ging, op haar Slotsinde k'ompsc, van de kast naar de taf al en vandaar naar het vuur en Math&u volgde al haar bewegingen. Eenmaal wendde zij zich plotseling om en zag dat hy naar haar keeir. Hij s'oeg de oogen neer en staarde naar de vlammende kolen. Na eenige minuten swijgens begon hy onrustig te worden. Denk je dat Jjhan EO^ lang wegblijft?" vroeg hij. It denk 't niet." Wederom stilte. Thé-è'e ging zitten. Hij merkte voor 't eerst teen het lamplicht op haar gelaat viel, dat haar rechter oog dik en bont waf. Het moest al eeuige dagen oud zyr>. Hy beriünerde z'ch wat hij van Jehan had hooren vertellen en huiverde. Heb js 't kond?" vrceg Türèse. Kom dan wat dichter by 'c vuur." Nee, ik ben niet koud." Hy keek onruïti^ om zich heen, alsof hij verwachtte dat er iemand binnen zou komea. AJa Jahan niet gauw komt, ga ik maar heen." Maar je hev.>t nog geen vyf minuten gawacht," lachte zij. Ik i* gelocf dat ik hisr eigen'ijk niet moest ajjn," zei by ten laatste. Waarom niet ? Wüwaren toch altijd goeia vrienden met a'n drifëa." Ja maar doordat jij Jehan koo?, ia 't natuurlyk f.ndns geworder.' Tfcé.èse zuchtte. Toen bedekte KB plotse ling 't gericht met de Landec en snikte zacht. Matbieu wist met wat te doen. Hij draaide zjjn pet rond tujechea -djv. vingers, ra hoopte dat se gauw &m\ opUemie.s n?at hai;«c. Thérèsel Trérèse:"' r.A Lij aimafir, var.waar hij zat naiir haar kakend. Rdnixrt ie Vot, Hit het "middal-neJterlandsch hetEchrereB, door STJIJN PTKBD ELS, opgeluisterd met te»kenm?en door GTIBTAAF VAN DB WOESIHJNB. U.tjegeven dx>orL. J. ^ee», Amsterdam. Ik kan me voorstellen dat Streuyels, onder iet hBMchrijj*n"-van dit ber&amiVlaamBchmiddeneeuwsch dierea^po?, -een oprecht en aanhoudend genot heeft gesmaakt. Het lag da ir, al? getaB-'pt" voor hem, en, zooals het onder zijn hand in deze nieuwe bewerking geworden is, zoo bed hij het zelf, van meet af aan, kunnen uitvinden en d ohten. Is heb moedwillig, vooraleer mijn leaing te beginnen, het oud gedicht willen vergeten; en grtracht my te verplaatsen ia den Rees» en de gemoedsstemming van hen voor wie deze nieuwe bewerking beatemd is. Voor wie is ze dan eigenlijk bestemd? Strfuyels zegt het ons in lyn voorrede: Te myner verontschuld ging, oaidat ik het eer bied weer dig, oude kutbtatuk durfde aan te raken bran? ik in: dat mijn eenig doel wai, die kennismaking wat te verge makkelijken door er eene hedendaagache en gebruikelijke lezing van te maken; het om te schrijven zóó dat bat werd tot een levend boek in de handen van alle vlaaiingen die het kunstwerk in den eigen middeleeiiTsohen dichttrant niat genieten kunnen." Na deze verklaring zou het wel zeer on billijk syn het nieuwe mat het oude te gaan vergelijken. Men moet er willen tegenover staan alsof nat oud oorspronkelijke niet be stond, en zich ook op geen hooirer intellec tueel peil gaan steller, dan dit dar toehoor ders die tot het genieten van 't verbaal werden genood. En din bly'ft er waarlijk nog genoeg van over om een p»ar prettige avon den mee door te brengrE. lïEtel My voor: een ouderwetpcbe, vlaamsche boardarij, by winteravond. Baitenishet guur en donker en giert de wind om de een zame hoeve. Alle dagwerk is geëindigd, de beesten liggen tu-itig in hun stallen, de waak hond slaapt in zyn hok. Alles rust tot den volgenden dag. Maar daarbinnen, iu de bruingerookte kcnkec, waar de oude ktshorloge ais een stokoud mensen met menechen-aangezicht droomerig-tikkend in een hoek staat; waar het tin en koper rustig glimt tegen de wandsn en deur en luiken dicht gesloten zgn, i3 hit, gezellig warm om dea breaden, zwarten haard, waarin het houtmar daosand laait en krettert. Daar zit de oude boer in zyn leun stoel, pyprookend, daar zit ds boann nut haar b'rei- of Tfrselwerk; daar sitten de zonen en de d-.c'iterf; daar zi ten de knechts en de meiden; en n is er die hardop voor leest ttit een boek, tay 'c schijnsel van eer-. lampji op een tsfjltj--. riij leest voor van Ry.raeit di Vos en zijn dongciatestreeken. Ea zie, ze zy'n allen zoo innig geboe:d, ze lachen en genieten, se voe len zich heeleaiaal thuis in het aardig en koddig verhaal, 'c Ii alsof het zich in hun dagelyksche, welbekende omgaving afspeelde. 'c I) dat vele van die dieren hun intiam bekenden zijn. Hoe soo? Door aloude over levering, door de aa:e, door da vertellingen buriter ocd«s en voorouders, door B jinaerf, ja, door het oad^ volk^biek zelf dui, dat dg aieuECjei ut d a ty'd we! degelijk gsleaen en begrepen haddjr. Iets daarvan is in 't geheugen der opvol?ec<ia geslachten b'ijven hangtn: grootmoeder spras soms nog van G.-imbert de das, van Bruin'j i de beer, van Isagrim de wolf en Hereinde zyn vrouw, van Cuwawf, Cnnteclaer en Tybaert en niet alleen vertalde zy erran zooals men doet Tan dieren, maar ook no^ wel alsof het menBcaeD, be kerde menschen uH haar omgeving waren. Een of andare slimme, bedriegBlyke boer noemde zij Ennaert, die cf gene valsche, ruwa kerel Isagrim, ea?. en?..; ea de kinderen en kleinkinderen zeiden het ba»r m en zet ten ds doar da jirea wel wat nitgswisohte, maar toch nog levende trad tie voort Zioas Streuvals zeer terecht in zyn voorreds op merkt: Ga maar eens na hoeveel dieren namen uit het gedicht onze eigen familie namen geworden en gebleven aijn tot heden toe." Zio is ons vlaan--che volk van het platte land dus onbewuit, door de oude traditie, gansuh ontvankelijk voorbereid orn van een boek ala dit met groote belangstellirg en liefde te genieter. Zsl dat gebeuren ? Isvreea er voor. Jk vrees dat mijn illusie, ea wel licht ook de illuïie van Strenvels de geselligeavoad- voorlezing, 's winters inde een zame boerderijen, niet verwezenlijkt zal wor den. Ik denk dat ook dit boek, evenals 2 )cEr klonk een zware trad in de gang en het volgende oogenblik stond Jehan in ae deuropinicg. Hy was een krachtig man mat een zwarte snor on eenige jaren ondsr dan Mathieu. Hij zette zijn pst niet af, tsaar bleef met zijn handsn in de zakken naar Théièe staan kijken, die haar hoofd op tafdl liet rusten en naar Mathieu bij het vuur. Hy ging met groote passen naar T ie 39 en scbulde haar ruw bij den arro. Waar giien je nou weer ona?" vroag hij grommecd. Mathku stond op. Jahan greep hem by de schouders en keek hem onder zoekend in de oog3u. Mathieu beantwoordde zyn blik aocder een oogenblik aarzelen. Ik moet weg," sei hy. Ik kwam je maar zeggen, dat B srtet me gevraagd heeft j m !e gaan neggen dat hy' morgenmiddag op de kade op j i zal wachter." DjEk j 3 wsï, Mathieu," zei Jshan. ,,Miar je hebt toch KOO'U haast niet, j ingen. Sedert m'n trouwen ii dit ds eerste raaal dat j i hier komt." Hij kstk naar TüfU:e, die m«t huilen was opcohoukn en drak by' 'c vuur bezig wae. Zi grient altijd,'1 vo ?g'.H hij ar vertroaweïijk bij. I< dos m's. best" hij spreidde de haiidpalr^on uit en h»&!do de schouders op M^ar \ gecfc niks ze huilt altijd." Vroeger lachte 23 altijd", zei Mathieu neerslashtig. Hoewel Jdban aasdi'ong d»t hy blij 7911 zon, gicg hij toch heer. Hij ging naar huig, ongelukkig eu zocdar Ve gedachte ^an aich te kunnen afietteri hoovse! geluk hij Tisé/è^ hal kunnen geven als aij ^em iapiaaïa va;? Jahaa gnomen had. IL veel at der e, nog het genot tal moeten sjn van lezws voor wie het niet bestemd i». Wat leest tceh d* vlaamsche boer, heden ten dag*? Niets. Of least by wel iets, dan is 't een of ander hambal ceatenblaadj*, dat vol staat met aanrandingen, branden, rampen, moord en diefata', dat is zyn hopeloos geestesvoedse). Dé,; ea verhandelingen ovar aller-kleinzieligste dorpspoliflek. Wat een veld ligt daar neg braak in Vlaanderen! Wie brengt daar ooit eanig licht van onpartijdige gerc'iiedenis, van elementair geestelijke opvoeding, van wetenschap en kunstgenot? Wie doet dea vlaamseben boer ro^ esns oolijk glimlachen en gezond lachen om di sluwe, zoo echtmenechelyfee streeken van een Eainaert? Den konstenaar kan het niet bakoren. Hy ro'.brengt ga^eteBsvol de taak waarvoor hy zich geschapen voalt. Hy gooit met milde hand zyn rijkdom om zich heen en kan slechts met leeda oogen toeaien a's zy, voar wie sijn gif.en bestemd zya, zelf* hit gebaar vergeten hebbfn, waarmede zy die schatten moeten tot zich halen. Reinaert i-i zeer ve/makelgk opgeluisterd door de teekeningen van Gustaaf van de Woesty'ce. In een wereld waar de dieren als mèn:chen spreken, heef; de teekenaar van pas gevoeld, dat de gezichten van diedi'ran ook wel een ietwatmenecheiijke uitdrukking mochten hebber. Zjn gekroonde koning Nobel zet dan ook een zeer huoiaan leeuwengezicht met rimpels van echt koninklijke zorg, en by de begrafdnis van Coppefc'areien de kippen echte cui'-wy'Jsntranen. Ook het landschap is van een allergrappigat Sim plisme." De zon straalt spaken uit als van een wagenwiel, de naalden van de sparre boompjes kan men teil» n en een heuvel is een heuvel; iet? dat zoo uit den grond opry4 en zoo w«ej iu den grond verzinkt. Werkelijk (en alleraardigst boek voor de Vlaamsche boeren, die 'c helaas! niet zullen lezer. CYEIEL BÜYSSE. IIHIIIillMIIMIIIUIMMIImi MA en Mijnheer de Rtdacteurl Ia het jaar 1902 had ik een betrekking a's onderwyser aan e*n openbare school in een klein dorp in de P u'sifche provincie S eeswy'k-Holstein.Opeen goeden dag verspreidden twee, mij om bizoniere redenen vijandig ge zinde boaren het garacht, dat ik tf gen som mige myner vrouwelyka leerliüg'n van ±14 jaar welke dagelyks buiten schooltijd, als kinderen van baren, in mijn klein gei n uit- en ingingen (i.v. om af en toe een piar minuten met oos eenig pasgeboren dochtenj 3 te speler) te verregaand vriendelijk zou geweest zijn. Let wtl, van eenigszins lage intimiteit met de meisjes welke soort handelingen naar my'n eigen meening streng moeten gestraft worden was gean sprake en kon geen sprake zyn. Hoe ZDU ik anders, wanteer het om gameene handelingen gicg, den moed vinden sedert 5 a 6 j jar met geweld mijn zaak in het heldere dagiictlt ta willen trekker. Dj twee bosren gingen nog verder dan het verspreiden der geruchten. Geheel uit zichzelven gingen zij het was op den llddH Jali 1902 naarden schoolopziener toe. de in het naby gelegen dorp dominéwas, en brachten daar, hoawel niet geheal in den vorm, een aanklacht tegen my' in. De jonge ea weinig ervaren domin kwam onmiddellijk op de fi^ts bij my, nadat de school op dezen Zaterdagmiddag gesloten was, en stuurde, in zyn opgewondenheid, voor by van iets naders wist, al vast een boodschap in het dorp, dat met dezen dag de z9mer-7acattie van vyf weken duur zou ingaan. Tegelijk gaf hy' my wjlwillend, maar wel wat erg haastig, den raa 1, op grond van mija zeer nerveus gestel en mijntoenemenden, hem van vroeger bekenden afkeer tegen my'a baroep, ontslag te vragen; hij, van zyn kant, zou ambtelijk in dezen geest aan de regeering Ecbrij ven, daarmede zon dan oak tt>ge!y'k een c ff ar gebracht zyn aan da publieke opinie", die n.', voorloopig slechts uit de twee haatdiaaende aank'agarj bestond. Nu, het was een feit, dat ik maar een kleine aanleiding noodïg had om aan mijn afbeuleaden werkkring, met zijn zser lage salaris, een eind te maken. Enkel de aanspraak op pecs'oan (± ?150). jaf ik (a«t een waar harf) p/ijs. Het verzoek om ontslag werd in myn overmatige nervositeit door mij (en den domiré) afgezonder,maar ik moest voor haar, maar Jshan naa baar mee naar de kermis te L>roux, op eenige mijlen afatand en to >nda haar krachttoeren die hare bewondering wekten. Het was he&rlijk te siea hoe hij den houten hamer met ny'n jjroote armen omhoog hiaf en hem djed nserJtomen met een smak die den wijzer deed opvliegen naar 't hoogête puat, aooilat ht-t belletje pingelde. Zsodat, to9üJ^hau sei dat hij haar wilde trouwen want zoo zei hy' hst voelde zij z'c\ trots en gestreeld en vergat Mithieu Jsbaa had volkomen gal'yfc toen bij se;, dat hij zijn best dseJ cm T:é.èJ.a gslukkig :e mafeen, maar Iiij ker.de gees twdorb;ii sri zacht gasprokej .Tcurdje?, Toen i h Jsba dat te ^.?..^^ ?* ... .,-_!..?». v.~ en zacht gasprokej .Tcurdje?, Toen n s'ar laar dnn^, WUB :;i] bakoord ge wc (ïojr KÜa ru-pe va::: :n-;j.', o-a BCO i af:..tRk bij Ma!-!iiea'.-. kfcl.ue iiti! i kcü'ii koralen hü;s;E^erin en Dat was onieveer drie maanden geleien en vai dssr d<ig van haar trouwen had ?ij geen gelu'ikig oo^enbiik gekend. Matfiieu had niaïs g^iegd toen ze hem vertelde dat ze met Jihan ging trouwen. Hy had zich omgedraaid en was snel weggeloopen, t n ae haJ hem niet weergesien vóó- den a: ona tosn hij die boodschap voor Jaban bifio:;t. Z? had vsr.i Lem gehoord oirdat Jahssa dik wij s O7f.r heTi sp'-ak. Za vorrcden beiden daal vaa de bamanticg van dsaelfdu trawier. Is wou wsi c s svbïen -vaarorii M^tJieu uiet viker aakomt", pi?.cht hy tot Taérèse te a d?,n autwonrdde Tjérèae: Ji, dat won ik ook wei edn-i «-ettin!" Want Jahan wist niet dst ij en M»thiea vrctger niet elkaar vsrkeerd hadJoE. m. I) 3F. vn',ï-fc(iJr-t! d*i; was het :a:ukt,)ag te S.. I.V3. Itet vitivkante mii.»kfplfeia in hal CrBtr'ïtn dor &t»d was 70! vaa Lch-Jaajzaamvooi'tbs wegende men;cheE. T jr wij i twee vrouwen aan het e:-n:l8 der j Ptor.aea *o praten, kwarüTierene mot ijaav mand (wn dea arm. nataarlijk wachten, hoe daarop beschikt zon worden. Er gebeurde echter in de volgeade week niet het minste. Toen werd myn v ar woeden ouden vijanden den tjjd lang en zij zonden een anonym&n brief het in Pruisen overvloedig gebezigde en haast onfeil bare middel aan de regeering in S eeswy'k, en deze in plaats van het minste eigen onder zoek te laten iistellen, waar het toch even tueel om het levenslot van een harer b3ambten met uitmuntende getuigschriften en van goeden naam, ging, gaf aan het O. M. last de iaak in handen U nemen. Op den oden Sept. 1902 werden vier door de twee boeren aangewezen meisjes, wier oudars zich van bagin af buiten de zaak hadden gehouden, door een rechter van instructie ge hoord. Wat zy destijds gezegd hebben, hoorde ik nooit; er gebeurde echter in de volgende 2 3 weken weer tiets nieuws. Niettemin waren ook deze weken voor ons een verschrik kelijke ty'd, want, om maar ieU te noemen, werd, nu ik onder verdenking" leefde l on ie nog niet geheel afbetaalde inboedel door den verkooper uit ons huis gehaald, een nieuwe bittere schande l Deze toestand, die op mjj een indruk maakte, die ik niet ka i omschrij ven, da ie onzekerheid omtrent mijn toekomst, EU reeds 9 weken durende, dreef my op een goeden da? het was den 22tten Sspt. er toe den schoolopziener-dominéwee r op te zoeken en hem, in vertwijfeling, om raad en troosi te vragen. Ik trof den man echter in een naar het niterly k nog veel grootere opge wondenheid aan, dan wauin ik zelf verkeerde, en al zyn dringend gegaven raad kwam daarop neer, aan de voor alle betrokken personen zoo pijnlijke zaak daardoor een einde te maken, dat ik naar 'c buitenland ging en wel het best naar Holland, waar het my goed kon gelukken, b.v. met les geren in de Duitsche taal een vél beter positie te veroveren dan ik des tijds had. Wat hy' als schoolopziener niet mocht zeggen, dat sprak hy als tielzprgei" uit en wel op onstuimige, dringende wy'ze. Eeret verzette ik mij tegen het verrassende plan, voornamelijk ook wegens den sterken schy'n van schuld, welke aan syn uitvoering ver bonden was, maar al zwakker en zwakker wordende, werd ik overgehaald en zeidetoe. Ik vertrok dus naar Holland, waar men mij zeide, dat ik in de Duitsche kolonie zeker steun zou vinden. Myn vertrek allerminst voelend als het vertrek van een misdadiger, schreef ik, te Amsterdam aangekomen, zoowel aan de Koninklijke Regeering in Sleeswy'kHolstein als aan den in my'a geval in aan merking komenden cfflüer van justitie (in Kiel), dat ik en waarom ik Duifcchland verla'en had en gaf mija volledig alres op. Van beide plaatsen kwam antwoord aan mijn adres, en wel van de eerste plaats, dat ik binnen 5 dagen weer aan myn laatste schoolplaats zou terugkeeren (waartoe ik, eenmaal gebroken hebbende met mijn batrekking, geen reden had) en van de laatste plaats (Kiel) dat men daar nog een koit poosje met het loslaten van een Btrafrervolgend signalement zon wachten, maar weldra daartoe zou o .'ergaan, ofjchoon, nota bene, men myn nauwkeurig adre?, door myn eigen vrijwillige aangifte iu handen had. Toen ik my' (sinde Ojt. 1902) hisr ter stade op het hoof d-bureau van politie aanmeldde, werd aan my gevraagd, of ik Duitechland wegens bet aan dan lezer bekende feit ver laten had, en toen ik een bavesiigend ant woord gaf, werd aan mij een c ui deel stak uit Kiel, geteekend door den officier van justitie, getoond, waarin nut duidelijk uit komende letters stond: Auglieferang wird aber nicht verlangt" (?uitle nering wordt echter niet verlangd"). Op den Slen December 1902 ontving ik rog eens een echryven van den officier van justitie uit Kiel, waarin mij medegedeeld werd, dat een schorsing van mijn zaak niet kon plaats hebben, Z oo w a ihtte ik dan opnieuw in myn kosthuis, of uu in Januari 1903 iets gebeuren mocht, maar niets vernam ik maer. Toen liet ik in het midden van Februari 1903 mijn vrouw ea kind en da bescheiden rest van onzen inboedel overkomen, cm een tweede tehuis te vestigen, nadat het eerste op zoo wreede wijze door oen anonyaaen brief ooi een niets vernield wa^ geworden. Elke 3 maanden ging ik naar vereiechta persoonlijk naar het hoofdbureau van politie en liet daar myn paspoort weder voor 3 maanden verlengen. Het ging mij zeer voorspoedig. Met Duitache lessen, eerst aan een inric'ating voor taalonderwijs, daarna, nog beter, toen ik zelf standig bagon, verdiende ik genoeg om, zy Nietp." Iemand heeft je 'a flink blauw oog geslagep." Is ben met mijn oog te^en den haard aangevallen." Madame liet een vetten, goedhariigen laci hooren. Och kom," zei za met 'n ?luw knipojpjj. Heefs Jahan je wesr geslagen S" Tcfrè.e kromp ineen. Hy s'aat ma nooit," zei ae en «ing door. Nu was 'L een feit, dat Taé/èse werkelijk door een val aan haar blauwe oog kwam, maar madame Pataféwas veel te ongeloovig om zoo iets aan te cemer. Daarom vertelde zij aan de oude madame Oupont, die 'i weer aan madame Grraux ve telde en die weer op haar beirt aan madame Barbet. Madame Bar bet vertelde t aar man dat Jehan de arme Tné«je iedaren dag afranselde, dat men Tr.é'è-.e hullend o^er straat Laa zien ioopen «n dat die twaa een leren van kat en hond ieidden ; ea Barbet vertelde alles aan Jahan. Hij &ei ojk, dat de inenjchen zniea, dat Ti.é.e gelukkiger zou zijn geweest als za Ma'hieu gerouwd had. Jihon hoorde dit alles aan en sija golait srerd donker van toorr. Hy balde de tuisten, ea a jp mat groote passen naar iinis. Hij gor.ile da deur open en Tiérèae keek hem f.ng.'ü^ aan. ,,Wat heb j} uoa weer rcmd,iïes!rooid ?" begon hij, trachtend zijn toorn te bsheerachen ; nrettig, als J3 zoo iets als man moet aaii.hoorwi. Heb ik j9 ooit geslagen?" Xsea neen, Jerstn." 'Vsavorn zei ja dan, dat ik je geslagen had ifiderea dag? Ja wilt zeker dat iedereen 't land aan me krijg'." D^t bob ik r.ooit gelegd," antwoordde Taë,è3s. Iemand heeft ja beslist leugens verteld, B-in ik aiöt gied voor j i gelees! ?" zei hij. /ij stitfTüordde niet, doch twwijl ze haat b v>z9JR?r r,ver iiasi hoDid sloeg, torstte ::e lll i'>-l';tJ>. 'l!:. f-Mi T u k u-i ha::r rica bieze'av juw vsn voor , i.w.::-.'lit v: t g. .,liou je van ma'r' riep bij, en teen, dasr

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl