Historisch Archief 1877-1940
2
I>E AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.
A.
Bliksemtrein.
B. Sneltrein.
C. Gewone
trein.
ÏROÏTIEX. ?"'-'
ALS T WEB 'T ZELFDE DOEN ...
In Het Volk, onder Gemengd Nieuws",
lezen wij:
Is dat nu geen godslastering ? In het
katholieke weekblad De Christelijke
AkUe vindt men onder het opschrift
.Reis naar den Hemel" het volgend
bericht:
Vertrek: Ieder nur van den dag.
Aankomst: Volgens Gods wil.
.: Verschillende Treinen:
1. Vrijwillige Armoede.
2. .Eeuwige Zuiverheid.
3. Volmaakte Gehoorzaam
heid.
Uitsluitend Ie en He klas.
1. Vreeze Gods.
2. Geestelijke Oefeningen.
3. Menigvuldig gebruik der
H. Sacramenten.
Ie, He en Ille klas.
1. Onderhouding der ge
boden Gods.
2. Vervulling der plichten
, van zijnen staat.
: Vrachtprijzen:
Iste klas:' LiefJe n:dpoffering.
Ilde klas: Verlangen en strijd.
Illde klas: Vreeze en uitboeting.
Belangrijke Berichten:
I. De Maatschappij bezit geen
pleiziertreinen.
II. Men geeft geen retourkaar* jas.
III. Men neemt gedurende de geheele
reis reizigers op. .
IV. Degenen, die hunnen trein niet wil
len missen, of niet lang wenschen
op te houden aan het voorlaatste
station, worden verzocht hun bagage
van goede werken vooruit te zenden.
V. De kinderen, die nog niet tot hun
verstand gekomen zijn, worden kos
teloos vervoerd, mits zij zich bevin
den op den schoot hunner moeder,
de H. Kerk.
Het is lachwekkend van oliekoek-groven
geest", maar lees nu wat het dagblad,
waaruit wij dit aanhaalden, zegt naar aan
leiding hiervan:
? AU zoo iets in den Notenkraker
stond, ging er een algemeen gegil in
de klerikale pers op over onze
godslasterüI
En dan had die klerikale pers, vriende
lijke redacteur, volkomen gelijk ---- Wat
haar grobianen van dezen aard doen, kan
goed bedoeld zijn.
Quod licet bovi non licet soci.
B LIJ D D AG
DOOK
J01NNES RaiDDINGIUS.
Toen zijn moeier hem duidelijk had ge
maakt,'dat zy P deldorp over een paar dagen
?ouden verlaten, waren Herman tranea in
de oogen gekomen en snikkend had hy gezegd,
dat hij liever dood wou gaan, net als zy'n
vader. Zy was toen ook beginnen te schreien
en samen hadden zy in de groote kamer
van Kareishoevb" over zyn vader gepraat.
Hij moest maar veel aan hem denken en
net 200 knao,worden «Is by. 'o Was wel niet
prettig nit P'eeldorp weg te gaan, maar iu
Oma dood was, monstnn y' wel in een groote
Stad gaan wonen, 't Was inP'eldorp zoo stil,
en hy en Anna moesten naar een goede
school. Anna zon k o men bij j uffou w Verbeek
en hy bij mijnheer Zjjlstra. Arnhem wasén
mooie stad aan een groote rivier en ver in
'l rond lagen grnote bosschen, waarin men
kon wandelen. Hy kreeg heel zeker gauw
aardig6 vriendjes, in 't nieuwe buis zou een
prettig kamer i je voor hem alleen zy'n en in
den tnin kon hy goudsbloemen zaaian.
Niet huilen, moeder, had hy toen gesegi,
ik zal wel bij je blijven, hoor. Toen zijn
moeder weer rustig leunde tegen den rug
van de canapéen hy niet wist, wat hy langer
in hnii zon doen, was 'c idee in hem opge
komen, dat hu nu al zijn vrienden in 't dorp
moest gaan 'téidag zeggen; dit had hij baar
verteld, en zrj had 't goed gevonden. Na
haar nog eens gekast te hebben, was hij
nadenkend de kamer uitgeloopen, bij zich M! f
overleggend naar wie hy al zoo z -u gaan.
Om twaalf uur teru* ?ijn hoor, had zy
tem nageroepen. Hy had geknikt' n gewuifd
met zy'n hand. Ia de gang bad hy zijn
strooien hoed opgezet en eenmaal buiten
met een ruk de deur dicht getrokken. Een
oogenblik was hy verschrokken van 't leven.
de kopsren ring in den leeawenkop in 't
midden van de voordeur was even blijven
schommelen; nu hinit hu weer stil. Herman
luisterde, of hy in huis ook wat hoorde,
neen, alles bleef stil, toen was zy'n vrees
Wfg, dat hij brammen zon kragen van Jans,
brommen over 'c harde slaan met de deur.
Jans was zeker in een slaapkamer be:ig, als
zjj beneden was geweest, zou hy wat ge
hoord hebben.
Toen hu taa'st op een avond na het eten
een jongen zy'n schoffel tegen de beenen
bad gegooid, bad hij ?an Jam een stanlje
gehad, 't stond hem heelemual niet mooi
iemand pijn te do->n. Z>o'n arme jongen op
bloote votten mocht best by het hek staan,
de straat was voor iede/een.
Den volgerden dag had bij vergiffenis
«10 at en vragen.
Herman dacht san 't gezicht van Jan*,
wat kon ze boos kijken; als ze dat deed,
was bij niet op zy'n gemak.
Da ring in den leeuwenkop hing stil, de
jongen voelde even of hij ook vast zat, neen,
hy zat los. Daarop kees bij naar 't tralie
werk van 't kippenhok jammer dat er geen
pauwen meer waren, hy' had zoo graag nog
eens naar hun mooie vesren geü-n. De
pau ven waren dood, net als Oma. Oom
Jobannes was al een dag of tien weg en
oom Garrit ook. Tinus had de heeren met
den wagen naar 't station gebracht. Hij hal
op den bok mogen zitten. Toen hij daar zat
had ay' een leelijk gezicht getrokken en zijn
tong uitg«stoken in de ricnting van oom
Garrit, Tinus had er gelukkig nieta van
gemerkt. Oom Johannes bad twee keer tegen
hem moeten zeggen, dat hij oom Gsrrit een
hand moest geven, toen hij klaar was om in
GABRIELE D'ANNUNZIO, De Triomf van den
Dood. Uit het Italiaansch door mevr.
C. MOHESCO BRANTS. Zilt Bommel, H.
J. van de Garde & Co.
De Italiaaneche letterkunde van den
hnidigen dag kan niet gezegd worden in een
stadium van hoogen bloei te ver k peren. Da
verwachtingen, welke men in 1880 daarvan
had, zy'n niet verwerkelijkt en zoo is de periode
van beden veire beneden die van Manzoni
en Silvio Pellico gebleven, de beweging van
1830.
Ie 18SO of omtrent dien ty i scbrjnt in heel
Eur< pa ecne geheele vernieuwing van het
ge TO slieren te hebban plaats gegrepen, niet
alleen in Frar kruk. in Duiticbland en by ons,
maat ook in I(a!:ë Spar j a en Portugal. Dat
gevoelsleven en die nieuwe maoier van de
buitenwereld te zien, h et f t zich vooral in de
litteratuur geopenbaard. De groodlegger van
de nieuwe richting in Talie was Luisi Capuaoa
me: zy n roman Giac 'n'a die m 1879 verse leen.
Alhoewel hy in zijn kritische opstellen de
natnral'stiscae of liever gezegd veristische
zienswjj»voorstond, vervalt hjj in de praktijk
van zijn Uvensweergave telkens in geheel
sibjectieve bespiegelingen.
Veel o'jee tiener en ruimer was Giovanni
Verga, die men zonder overdrijving den
besten i-aliaanechen prozaschrijver van de
zen tijd kan noemen. Zjn M tlavoglia
en vooral zy'n landelijke schetsen en
bourenvertellingen fijn meesterstukken. De natuur
word; hier met onbevangen oog aanschouwd
en beschreven in hare meest saillante
m imenten.
Elmondo de Amicis is, wat men ook moge
zeggen, en al ia het mode soms met een
zekere minachting op hem neer te zien, een
zeer groot schrijver. In sommigen van zijn
novellen en in zijn Cuore heeft hij de fijnste
aandoeningen van het mcnschelrjc ban ge
raakt, sooals geen ander. Wy hebben bij hem
den boogsten eenvoud, die dikwijls niet op
k urn t lijkt, maar toch de meest moeilijke en
meest ware kunst if. Om zich van het ware
van dit gezegde te o -ertnigen, ware het
voldoende de korte schets van eene schrijvers
huishoudster te leien, die eenigen tijd gele
den de N. Ratterdamsche Courant as feuil
leton heeft gebracht, een brok dat men geruat
naast Uu coiur eimple van FJaubert kan leggen.
Was Verga de schilder van net Sicirainsche
volks even, Fucini is die van bet Toscaanscne
en Giacomo die van het Napolitaateche, en
G a'.ia De edda die van het Sardinisc e.
IIIIIIIIMtttllMIIIIIIMIUtllllllllllItllllliniMIIIIMIIIIIIIIIIIIttlllllMHIIIMIIII
te etappan; de trein hield in Pae dorp maar
enkele minuten sti. Ojm Jonannes had hem
ean zoan gegeven en twee keer langs zy'n
wang aeaaid.
Groote jongen zy'n, Herman, had oom
ge'.egd en toen was n ij haast gaan huilen.
Ooft Garrit bad grappen gemaakt, waarop
hij geiegd rad:
Schei toch uit!
Ten slot te had hy geroepen,' al wuivend
met zy'n hand naar oom Jjhannes:
Dag oom l
Titus had hem by de band genomen en
samen waren zij naar Kar bhoeve" gereden.
Tinns had hem onderweg verteld, dat er
geen beter paard was dan Bles en dat by'
met kermis nieuwe spullen krees1.
Da jongen had naar de kippen gekeken,
hoe ze trapten met de strjve poolen en
haastig pikten, als ze maïskorrels vonden:
h\j was oly, dat hij nergens ean haneveer
zag liggen, want zijn moedar was gewoon
's morgens zy'n oogen te bestrijken mat een
zachte veer, nat van boor water.
H-t kippenhok achter zich latend, was hy
in den vooriuin gekomen, van plan naar
Tinus te gaan, maar eerst wilde hij nog
even kijken naar de rozen. Ean paar maal
liep hy langs 't groote gras/el d en ging op
een der traptreden van de waranda zitten.
Nu kon hij de rozen goed zien, ginder woosde
de jongen, dien hy met zy'n sciofial had
gegooid, nu hy weg ging, zon tij hem zijn
se off-?! en zyn scbop geven....; 'c was een
arme jongen en nij zat vol sproeten ook.
Herman stond op en te de de pi'aren van
de waranda. d'er waren er zeven, als hy nu
zes broartjss bad, zonden zij ieder tegea
zoo'n pilaar kunnen leunen, wat zou dat
prettig zy'n, en als hij vijf broertjes had en
Anna was er bij, dan zou zy nat in 'c midden
kuanen staan. Anne'ja was verleden jaar
erg ziek geweest, hy had haar een-w a'm
gezien, die een akeligrood* kleur had. Nu
was züal lar.g weer bbter. Zyn moeder had
mooie Brusselse hèkant aan haar nieuwe onder
broeken ge iet en voor hm een pak gemaakt,
dat hij erg leelijk vond; by' bad g zagd:
Hè, mop, (.01 kan u ray zókieeden?
maar sij had geantwoord:
Kind, nu zie ja eens hoeveel ik voor
je over heb; toen aad hy haar een zoen
gegeven en was tevreden geweest met zijn
pak. dat hij zoo raar vond en hem zoo on
gemakkelijk zas.
De jongen liep naar 't hek er herinnerde
z ca opeens, dat hij gistermorgen het raampje
op zolder had laten open staan, as 't n n
gi'.g rei-enen, werd de man i met waachgoed
n.t. Hy kr»ek aandachtig naar de lucht, er
w»s g'.en wolk te zien, 't zou vast niet gaan
regenen. H j had nog veel te doen Dan
burgemeester moe?t hy ook 'gcndag zeggeu.
dien zou hu wel vinien in Da S erke Hoef"
of in het Raadhuis of in Oe Zivaan"; ook
moest hy' nog naar vrouw Ecge and de
oaker, en naar tante Dien. Zin tante Dian
nog van die beschuiijes haoben, dat zon
heerlijk zy'n. Ia den tnin van oom stonden
nog boomen, die zijn vader ba i geplant; hy
zon vragen, of hy die nog eens zou mogen
zier.
Het jongetje liep door, al denkend over
zy'n vader, waar die toch wel zijn zon, nu
hy' d^od wae....
O J dan straatweg klonk bet knallen van
een zweep, een roodharige voerman, met
een hooge zijden pet schuin op het hoofd,
liep een eind vór zijn paard en klapte, dat
het een aard had; de bellen rinkelden en
schalden, de wa^en schudde op de harde
wielen, die rolde over de ongelijke keier.
Herman ging op zy'n teer)en staan om beter
te k nnpn zien, wat had die kar een dikke
boomen en wat lagen er veel waïch akken
bij elkander.
Rooie Kees, mag ik meereden?
Meer pre'enties dan dezen hebben Fogazzaro,
en Gabriele d'Annunzio. Set is vooral
deze la.tste, die eene enropeesehe reputatie
heeft gekreger. Zooels de Italiaansche staat
hoofdzakelijk van' roof léaft, zoo levende
meeste moderne italiaansche litteratoren van
den buit, welken zij in ds fransche en
dn'trche litteraturen hebben bemachtigd.
Vooral d'Annanzio Is in dat opi'cit een
ware roo^erhoofdman. Geplunderd heffe by
op de moest onb-genaamde wyze bij
S:iop«nbaner, by VUtziche en by de franse e
Symbolisten. Met de gestolen lappen en
orokken heeft hij de wanden van zy'ne op
zienbarende roman paleizen gedecoreerd en
met de wegge vo. r Je balken uit de
Schopenhaneriaansche en Nietzseheaanscbe bouw
vallen hei-f t hij de waggelende muren van
zijn roofbouw goitu'. De natnnrlyke phrase,
de spontane levensuia' g, beft by hem
moe'en plaats maken voor de kunstphrase,
zoo dat de trawanten van zijne verwaten
beide zich schaamden natuurlijk te schryven
en het zuivere rbytme der spontane natuur
fgeweldadig onderdrukten om dit te doen
p'aa-s maken voor een gewilde, en bloediooza
beweging'
Omdat z\jne scheppingen niet den oorsprong
hebben gehad, ontstaan zijn, in zyn eigen geest
en bart, maar aangeleerde begrippen zijn,
fantomen en schaduwen eener voor hem
vreemde reali'eit, moest deze schrrj ;er
noodzakelykinbet hol e en bomiastische vervallen.
Aan dezen holpo-nper der litteratuur, dien men,
wat betreft zy'n litteraire waardeoepaling het
best misschien met Lohenstein zon kunnen
vergelijken, alhoewel hu er slechts evenredig
op gelukt, is het tot nog niet mogen gelukken
eane reëele waardeer ing hy zjjn volk te ver
overen en toen '<y F ankryk en Paiy'-i ver
leden jaar met zyn Si. Sebasticm wilde winnen,
is hem dit natnu<-lrjk mislukt. De bombast
verbaasde en verblufte in het begin de
frangche toehoorders, totdat onwillig en teleur
gesteld de zaal vór het einde van de voor
stelling uitliepen.
Er is een gewoon spreekwoord, gangbaar
ordjr het nederlandsche volk, dat heet:
onrecht goed gedijt niet" nn zoo is het met
den auteur van De triomf van d', dood, De
Rolimiagden Forse que si forse que no enz.
en:, enz. Hy mist telkens en telkens ijjn
doel en maakt zelf geen indrui by den lezer,
omdat deze zicb steeds moet zeggen o l ja,
dat is van Nietische, dat is van den franse h
man Barrel, dat is van Paladan, dat van
Tolstoi, dat van Wagner, en zoo geloof ik
dat ds roomsche congregatie van den In 'ex
geen ondienat aan de Italiaansche litteratuur
heeft bewezen, terwijl zy dacht al'én in het
belang van geloof en zeden te bandelen, toen
zy d'Ancnn'.io's werken op de lyst der ver
boden boeken heeft geplaatst. Jammer zoude
het zyn, indien zy n.=m werkelijk uitmunten l
.au'eur door haar varbod bad getrr.fier. Z er
Hy keak in spanning naar den voerman.
deze spoog een straal tabakasap op de steenen
en k' ikte. deel de kar stil staan en zeide:
Z->ker mengt te dat.
Da jongen was spoedig by' den wagen en
probeerde er in te klimmen. De stevige
voerman pakte hém: onder zijn arm en wip,
daar stord hij onder fde hnif n ging «itten.
Kooie Kafs liep naar voren, npoog van de
lol wel een meter ver, liet zijn zweep knallen
en stapvoe's ging weer het oude'paard.
De kerel in blauwe kiel spoog maar en
RPOOZ, hij zou Herman af .etter in De Sterke
H ef", miseeTien ktêg hy daar wel een
borrel, omdat hy den jongen zoo ne>J3s thuis
bracht.
Pang pang-pan g deed <fe zweep, 'c paard
stooide er zich niets aan, 't bleef ruatig door
stappen, fcht>ddei.d met den kop, want de
daz n staken. Daar was geen mensch te zien
in de leege straat, de wagen ging voort,
schuddend en schokkend, kippen kropen door
de baag by hun nadering.
Vast van stap liep de voerman vór zyn
piard, kauwend op zijn pruim, nu eecs met
zyn zweep onder zijn arm, dan weer ze
zwaaiend, cm wel-wetend te slaan,'dapper
aan, een zevensla?.
Herman had het gevoel, dat hij klapte
voor hem.
Rooie Kees keek om, spoog ne'jas langs
zyn fchpuler en vroeg:
Hedde schik?
De jonge knikte.
Nou!
Allo dan maar!
Zou vronw Engeland thuis zyn, Kee<?
Vrouw E igeland, néjong, die is bakeren
te Helmond in 't Kasten).
.?Bakeren, wat is dat ?
Als d'r een kleintje komt, moet zoo
een menfch de moeder helpen, gy zyt toch
ook gebak^rr1, nie waor?
Ja, ik, laatst kwam zy' by ons binnen
en town zei moeder:
Wel, wel, daar is de baker, se had toen
baar kap op en droeg een «vitten schort en
iïi haar man l zat leksers voor my. Hou ja
ook van lekkers, Kees, van aunrtjas en
strooptnu j»3?
Kees trok een vies gezicht.
Gaef my maar liever een borrel, jonar.
Herman vond dit een mooie gelegenheid
om zijn kennis te luchten; hy had uitge
maakt, dat klare vergunning" wa*.
Een borrel, dat is klare, die kunde gy
wel kiy'gen, daar zit heelemaal geen water
in Nel baar vergunning; hoeveel glaaskes
kunde wel op, Kees?
Wel da'tig as 'cmor.
Ea zy'-de gij dan nooit nie zat?
Né, nooit....
Herman zweeg en keek na ir den hof ran
Oe Sterke Hoaf", ginds waren de boomen
van Karelshoeve'1.
Tam c > moet ik d'r ui r, hoor Kees.
Kees krikte en begon te klappen, alsof hij
de menechen nit hun huizen wilde roepen.
't Was een ooüjkerd die Keas. Eens had hy
gedaan, of hij een toeval kreeg en was
kerm nd in elkaar gezakt aan den kant van den
weg, menschen waren komen toeloopen en
hadden hem overeind gezet. Om hem bij te
biengen hadden ze drie glaasjes klare door
zijn keel gegooid, toen was hy' opgesprongen,
had gedanst van de lol en gezegd tot de
verschrikte menschen:
Sant j es buur, ik lust d'r nog wel zoo
eene.
Toen begrepen zij, dat Rooie Kees hen een
loer gedraaid hid, dagen aaneen werd in
't dorp over den ooly'terd gesproken.
Da pru^er hield voor de herberg stil en
opande de deur van de gelagkamer. Herman
riep hem 'gêadag, toen hij uit den wagen
waa. De jongen ging langs de bakkerij, keek
even in bij den smid en sloeg, gaande over
zeker, d'Annunzio is niet de eerate de beate en
er is bij hemeen loffelijk streven waar te nemen
om bjj uitstek modern te weien, niet zoozeer
in dezen roman De Triomf van den Dood, ala
wel in zyn Porte que «, f arte que no, waarin
hy mear dan bepaalde manscaen, bepaalde
menschelgke krachten laatevolnearen. Doch
k bier is er evenals in al zijn romans eu
dramas eeneonvplkom n realisatie. Da moeite
van het leien erjn dase lijvige roman\ meestal
niet waard. De tijd daa aan besteed is een
verlorene. d'Aanmnzio is etrd-r een auteur
voor naar gepeerden- kost verlangende ver
beeldingen van nevropathische jonge mannen
en vrouwen, dan voor menschen, die weten
wat goede en rijpe schrijfkunst if>.
Er zijn litteraturen, die nog niet op eigen
beenen staan, zo >als de Tsechiscie, naar ik
meen, maar er zyn er ook, wier beenen door
ouderdom ver s was t zyn en knikkend In hun
knieën gaan, zooals de Italiaansche van heden,
zeer zeker. Het artistiek doal v&n d'An nnzio
is lofwaardig: hy wil zyn proza doen naderen
tot de poësie, maar met een lof waardig stre
ven ne ft de litteraire historicus niet te maken.
Oe wortal van eens schry' 'ers werk oehoore
ham zelf en het is de fout van de ixeeste
I alianen van heden dat zij van F/ansche en
Juitscbebegrippen uitgaan en dejeop uisteren
met hun declamatorücce, soms naïeve
flrlifanien. .
Toch is, naar myoe meenicg, bet
italiaaosche . volk een der meest begaafden van
Europa, maar het is vooral in de
natnurweteneciapper, in de Mathesis en in de
muziek, dat leze voortrefiblykheid zich nit.
In de schilderkunst b.v. zyn zij erbarmelijk
op hèJen. Er zijn natuurJyk enkele uitzon
deringen. Ia de dichtkunst en het proza
fcnanen zij nut de meer noordelijke volkeren
niet in vergelijking komen.
Toen ik in Italië was eenige jaren geledan,
had ik steeds te kampen müt valsch geld.
De reisgids zelfs, dien ik in Milaan op straat
kocht, was valech; het was een gebrekkige
nadruk van den cfficieelen. Eene zekere
overeenkomst mat dit onechte vind ik in
de litteratuur en dat vooral bij d'Anunzio,
Moga by ons iedereen op zijne hoede zyn
en goed 'o.-kijkerj, indien een boek van den
Siiinor G i b i iele hem in banden mocht vallen.
Wil iemani Ital ë leeten kennen, dan
neme hy Verga of Fncini ter hand. Amicis
ook is een auteur die aangenaam bevredigt.
Ja zelfs de vreemdsoortige auteur Carlo D ssi
is boven d'Annnnzio te prefereerec. Er is
in romans van dezen laataten noc i psychi
sche scherpte, noch eene bizondere
typencreatie, :elfj geen nhei i van levensvisie.
Deze visie is een bonte lappedeken die een
oogenb.ik de oogen aantrekt, maar slechts
voor korten ty'd om ;e dan op meer rustige
kltu'en te vestigen. Het eanige, wat van
d'Annunïio overalijft, wanmer men hem
ana yaeert i t een zekere melodie der italiaan
't marktplein, den ttraatweg in, die laar de
paitorie vo.roV.
Langzaam liep hij, want hij wilde goei da
kerk beky'Ken en ook het huis van den koster,
dat tegenover 't kerkje lag.
De kerkdeuren waren dicht, dat was erg
jammer, nu kon hij dan preekstoel niet
'gendag zegden en 't dikke bo>k, waaruit da
voorzanger 's Zondags ra-dop la?, en dan
ronden, koop'ren aak naast den pretkstoal,
waar 't water in was, waarmee da kindertjes
gedoopt werden. Hier had pa nu al i ij d ge
preekt, EU was by dood en lag op het kerk
hof oegraven, men koa den moo en boom,
dien zijn moeder DU' 't graf had Jatan planter»,
van den weg af goei zien. Kijken i naar den
den boom kreeg hy tranen m de oogen en
liep zach' j )8 door, telkens omkijkend i aar
de linde, waarvan da bladeren miscQteu in
den wind. De jongen knikte haar toe, een
beet j s bang voor al die dooia m en se h en
achter het m mr je.
Daar merkte tiy opeens, dat hij vergaten
bad naar 't huis van den koster te kyken,
dat zou hij maar doen als hu terug kwam.
Jonze-jonge. wat had hy het druk, hrj kwam
vandaag nooit klaa<-, gelukkig dat hij over
morgen pas wegging. Als hy nu vandaag
tante Dien maar 'gedag kou zeggen en den
Domiiéen tante Francieca en den burge
meester, dan kon bij morgan naar den schoen
maker gaan en 't vrouw je van de
strooptuu jes en den veldwachter; ock moest hij
nog eecs gaan kyken naar de kip mot krom
men poot van vrouw Engeland. Hy moest
naar de Doelen van hó:el de Zvaan" en
naar den no aris en naar den baron van
'ckasteel. Hy zou zyn moe ter vragen, of
TiLtn mocht inspannen, dan kon by als een
groote mynheer visita.-t maken met een ry'taig.
Dat zou prettig ay'c. By 't vrouwtje van de
strooptau'jes zou hy nog wat koopen, ais hy
centen kreeg v^n zijn moeder. Eigenlijk was
hy wel wat benauwd by het vrouwtja te
komep, omdat hij laatst zou'a le?en r>ad ge
maakt toen hy zijn lekkers had teruggebracht,
maar toch wilde hy er heen. Haar vrouw
Engeland moest hy ook nog, de juist nit
bakeren was, zy' had v<<r.eden jaar twee
gouden oorbellen gekregen... Kyk, daar lag
een knikser, zoo maar op straat, dat was
heerlyk, nij zou hem maar gauw in 4Jn zak
steken, 't was nog wel een al ba-ten met
blauwe lijnen. Modder bewaarde aurjd nog
een ?.afeja met kniKkerj, die zyn vader voor
A ne'ja had gekocht. Als hy groot was.
k-eeg hu vaders mes en horloge, dat bad zij
b>m beloofd,
B y om de schatten, die hem nog wachtten,
begon Lij hard ie loopen op een
huppeldrafje, zinnend van p.eiziar, Bj ie pastorie
gekomen, liep ty waer gewoon, 't Hek st nd
opec. Hy telde gauw de ramen, twee aan
eiken kant van d* deur, toen de?aamblinden,
acht, dus voor elk raaai twee, dat kwam nit;
daar bedacht Mi zich, twee voor elk raam
en tocb niet vór 't raam. want de blinden
waren opengeslagen, hoog rijzend langs den
muur. Naast de voordeur was aan weers
kanten een hekwerk voor de wijnstokken;
jongen, joegen, wat zouden daar een druiven
aankomen, want de planten liepen nut een
boog naar het dak, elk een kant uit, tot
voorbij 't eerste raao>. De jongen keek er
aandachtig naar: de zon scheen op de b'ü'en.
de muur gaf warmte af. Hy zag niemand
in buis, zou nu maar voorzichtig naar de
entkamer gaan om tante Dien te verrassen.
Herman liep op zyn teenen over de kiezels
en kwam, langs de seringen gaande, op zy
van 't buis, weldra op het bordes van de
eetkamer. Op dat bordes stond aan weer s
kanten een groote leeuw, vroeger was hij er
wel een beetje bang voor geweest, maar nu
niet meer. Oom dominéQad hem eans, toen
hy bang wsa, boven op een van de dieren
gezet, die hem echter niets deed. Za waren
sche phrase, een geluid dat, wanneer men
beter oplet, slechts een echo blijkt te zyn.
Ook dit boek, dat de geschiedenis geeft
van een jongmensch met eene getrouwde
vrouw, is niet beter of slechter dan
d'Annunzio'a overig werk. Het Deste nog hier
is het meer eenvoudige eerate gedeelte, maar
wanneer de toestanden zich langzamerhand
meer en meer accentueeren, maait de dich
ter onophoudelijk jacht op adarqaate
nvtingen doch schiet in zyn heftigheid en door
gemis aan zelf bezit zijn doel onophoudelijk
voorbj en bet woordenlawaai st'jjt leeg
boven de situatie uit.
FRANS ERENS.
CoUf ontslag aan d) ItoeMool roor
Ojterwjz urn te
Naar aanleid Dg van het ingeionden s uk
betreffende de A'-nh-'msche Kwaeki-ciool in
het nummer van 24 Dec. 1911 voal ir, die
van 1908 1910 directrice dazer Kweekscaool
was, my zedelijk verplicht een ernstig woord
van protest te doen hooren tegen de
ouverantwoorde'ijke en lichtvaardige wijze, waarop
die 7 oud-leerlingen gem;erd hebben het
Bestuur der Archemsche Kweekschool te
moeten aanvallen en getracht hebban die
inrichting ean onberatelbaren knak toe te
brengen en dat nog wel, waar zij, volgens
haar zeggen, bezield zijn door liefde voor
deze inlichting, waar zy L are opleiding
genoten.
M. i. stelt noch dia liefde voor de kweek
school, noch het feit, dat de dames er jaren
geleden intern waren, haar in staat over den
tegenwoordigen toestand ook maar
eenigszins mede te spreken. Waar zulke hoogstaande
vrouwen het openlijk hebben opgenomen
voor de onder wij seressen dier inrichting,
daar zal ieder lezer van haar ingezonden
stuk echter vol vei trouwen gedacht hebben,
dat zy zeer goed op de hoogte tmesten zijn.
Dit na is voor haar, zelfs al hadden zij alle
leerares^en persoonlijk gekend, beslist on
mogelijk, daar men het leven van het internaat
zooals het de laatste jaren was, moet heb aan
meegeleefi, om een juist oordeel te kunnen
veller.
Ik zal my dan ook wel wachten, iets in
het midden te brergen over hetgean na
mijn vertrek in het internaat heeft plaats
gehad, maar een paar opmerkingen moeten
mij toch van het hart.
1. Ongehoord achten de dames de uitspraak
van het Bfs'uur, dat het personeel eenige
schuld zon hebben aan my'n toestand.
My dankt, h t is veeleer ongehoord, dat men
zulki zou willen loochenen Of acitende dam> s
het werkelijk mogelijk, dat ie-nand, diein de
van steen, zei oom, en dieren van steen
deden nooit kwaad. Toen hal hy aan oom
dominégevraagd:
Oom a'.s ze eena betooverd waren en
opeens weer levend werden?
Zs zy'n niet betooverd, jongen, hal oom
toen gtz^gd.
Hy had 't wel geloofd, maar toch nog
dikwijls zyn pet voor de leeuwen afgenomen,
altijd nog wachtend, dat ze levend zouden
worder.
D ? deuran van de tuinkamer stonden open,
tante Dien wa3 bezig s of af te nemen.
Dag tante Dien.
<ag Herman.
Tante
Wat is 'c jongen?
Mag ik blijven keffi 'drinken en spelen
in den tuin?
Tante Dien trad op hem toe en knsie zijn
wacg. Hij werd op de tafe! getild; d*ar zat
hrj t u en keek haar lachend aan. Zj
op een stoel voor hem zitten en rroeg:
Wat krijg ik van je?
Herman sloeg zyn armen om beur hals
en zoeoda haar dat 't klapte.
Dag lieve....
Tan'e Dien begon opeens te huilen.
H3rman wist 't wel, tante Dien haar kindje was
dood; dat zoo nu tet zoo oud geweest zijn
als hij. EeLS toen zij hem weer van dat
kindj»verteld had, zeide hy':
Huil maar niet, ik zal ook wel een
bee'jti jou jon^etjï) zy'n.
En riu huilde tame weer.
En ja gaat zoo weg, Hermas ?
Ja tante, maar ik kom hier wel eens
logeerer, ik weet zeker, dat dat wel ma?.
Zou ja dat willen?
Nou f ik.
Tante Dien kre?g een idee, za zou Louise
vraiten of Herman by haar mocut blyven
tot zy geheel op streek waa met baar tmi?.
Hoe vind ja het nu, als je hier mag
blijven koffi--dunken?
Haal prettig, maar moader heeft gezegd,
dat ik om twaalf uur thuis moest zijn, en
ik kan niet op twee plaatsen te gelijk zyn.
Tante Dien keek naar 'o oolijke gezicht van
den ondeugd.
Ala Gija met zijn hondekar langs'kom^
zullen «ij hem een boodschap meegeven,
dat je hier biyff.
Zy s'ond op en haa'de uit haar sleutel
mand een wit carton. Daarop stond met
zwarte letters 't woord :
Gijs.
Hei man gleed van de tafel af en hielp
haar 't carton voor het horietja zetten. Nu
wist G js, dat hrj moest aankomer.
Ja moet maar zoolang in den tnin gaan
spelen.dan kan tante opschieten mat haar werk.
Di jongen knikte.
Tante Francis is ook buiten.
Ts tante F.ancis weer aan 't schrijven?
Ja, by' den vijver op haar ouda plekje,
ga haar maar eens gendag ze/gen, maar niet
lastig zijn hoor, en weggaan als tante 't zegt.
Op 't bordes gekomen zag hy de leeuwen,
zy stonden net als altijd.
Dag leeuw, dag leeuw!
Da leeuwen zeidan niets en stonden, groot
en dreigend.
Eenmaal de trappen af, sloeg hy de laan
in van de rood bruine beuken. Men kon den
wind hooren rnischen door de b':ire->. Jammer
dat de appels en peren nog niet rijp waren,
maar strakjes zou hij toch even in den
moestuin gaaa kyken en een paar dikke
wortels nit den grond trekken.
Hrj was nu gekomen tot de plek, waar de
laan zich splitste, de linker allee voarde
langtaam dalend naar den vijver, hrj kon
het water al zien en ook het boot j a, dat aan
den kant lag, en ginds zat tante Francis by
haar tafeltje onder een hoogen boom met
den rug naar hem toe.