De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 14 januari pagina 2

14 januari 1912 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

2 I>E AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. A. Bliksemtrein. B. Sneltrein. C. Gewone trein. ÏROÏTIEX. ?"'-' ALS T WEB 'T ZELFDE DOEN ... In Het Volk, onder Gemengd Nieuws", lezen wij: Is dat nu geen godslastering ? In het katholieke weekblad De Christelijke AkUe vindt men onder het opschrift .Reis naar den Hemel" het volgend bericht: Vertrek: Ieder nur van den dag. Aankomst: Volgens Gods wil. .: Verschillende Treinen: 1. Vrijwillige Armoede. 2. .Eeuwige Zuiverheid. 3. Volmaakte Gehoorzaam heid. Uitsluitend Ie en He klas. 1. Vreeze Gods. 2. Geestelijke Oefeningen. 3. Menigvuldig gebruik der H. Sacramenten. Ie, He en Ille klas. 1. Onderhouding der ge boden Gods. 2. Vervulling der plichten , van zijnen staat. : Vrachtprijzen: Iste klas:' LiefJe n:dpoffering. Ilde klas: Verlangen en strijd. Illde klas: Vreeze en uitboeting. Belangrijke Berichten: I. De Maatschappij bezit geen pleiziertreinen. II. Men geeft geen retourkaar* jas. III. Men neemt gedurende de geheele reis reizigers op. . IV. Degenen, die hunnen trein niet wil len missen, of niet lang wenschen op te houden aan het voorlaatste station, worden verzocht hun bagage van goede werken vooruit te zenden. V. De kinderen, die nog niet tot hun verstand gekomen zijn, worden kos teloos vervoerd, mits zij zich bevin den op den schoot hunner moeder, de H. Kerk. Het is lachwekkend van oliekoek-groven geest", maar lees nu wat het dagblad, waaruit wij dit aanhaalden, zegt naar aan leiding hiervan: ? AU zoo iets in den Notenkraker stond, ging er een algemeen gegil in de klerikale pers op over onze godslasterüI En dan had die klerikale pers, vriende lijke redacteur, volkomen gelijk ---- Wat haar grobianen van dezen aard doen, kan goed bedoeld zijn. Quod licet bovi non licet soci. B LIJ D D AG DOOK J01NNES RaiDDINGIUS. Toen zijn moeier hem duidelijk had ge maakt,'dat zy P deldorp over een paar dagen ?ouden verlaten, waren Herman tranea in de oogen gekomen en snikkend had hy gezegd, dat hij liever dood wou gaan, net als zy'n vader. Zy was toen ook beginnen te schreien en samen hadden zy in de groote kamer van Kareishoevb" over zyn vader gepraat. Hij moest maar veel aan hem denken en net 200 knao,worden «Is by. 'o Was wel niet prettig nit P'eeldorp weg te gaan, maar iu Oma dood was, monstnn y' wel in een groote Stad gaan wonen, 't Was inP'eldorp zoo stil, en hy en Anna moesten naar een goede school. Anna zon k o men bij j uffou w Verbeek en hy bij mijnheer Zjjlstra. Arnhem wasén mooie stad aan een groote rivier en ver in 'l rond lagen grnote bosschen, waarin men kon wandelen. Hy kreeg heel zeker gauw aardig6 vriendjes, in 't nieuwe buis zou een prettig kamer i je voor hem alleen zy'n en in den tnin kon hy goudsbloemen zaaian. Niet huilen, moeder, had hy toen gesegi, ik zal wel bij je blijven, hoor. Toen zijn moeder weer rustig leunde tegen den rug van de canapéen hy niet wist, wat hy langer in hnii zon doen, was 'c idee in hem opge komen, dat hu nu al zijn vrienden in 't dorp moest gaan 'téidag zeggen; dit had hij baar verteld, en zrj had 't goed gevonden. Na haar nog eens gekast te hebben, was hij nadenkend de kamer uitgeloopen, bij zich M! f overleggend naar wie hy al zoo z -u gaan. Om twaalf uur teru* ?ijn hoor, had zy tem nageroepen. Hy had geknikt' n gewuifd met zy'n hand. Ia de gang bad hy zijn strooien hoed opgezet en eenmaal buiten met een ruk de deur dicht getrokken. Een oogenblik was hy verschrokken van 't leven. de kopsren ring in den leeawenkop in 't midden van de voordeur was even blijven schommelen; nu hinit hu weer stil. Herman luisterde, of hy in huis ook wat hoorde, neen, alles bleef stil, toen was zy'n vrees Wfg, dat hij brammen zon kragen van Jans, brommen over 'c harde slaan met de deur. Jans was zeker in een slaapkamer be:ig, als zjj beneden was geweest, zou hy wat ge hoord hebben. Toen hu taa'st op een avond na het eten een jongen zy'n schoffel tegen de beenen bad gegooid, bad hij ?an Jam een stanlje gehad, 't stond hem heelemual niet mooi iemand pijn te do->n. Z>o'n arme jongen op bloote votten mocht best by het hek staan, de straat was voor iede/een. Den volgerden dag had bij vergiffenis «10 at en vragen. Herman dacht san 't gezicht van Jan*, wat kon ze boos kijken; als ze dat deed, was bij niet op zy'n gemak. Da ring in den leeuwenkop hing stil, de jongen voelde even of hij ook vast zat, neen, hy zat los. Daarop kees bij naar 't tralie werk van 't kippenhok jammer dat er geen pauwen meer waren, hy' had zoo graag nog eens naar hun mooie vesren geü-n. De pau ven waren dood, net als Oma. Oom Jobannes was al een dag of tien weg en oom Garrit ook. Tinus had de heeren met den wagen naar 't station gebracht. Hij hal op den bok mogen zitten. Toen hij daar zat had ay' een leelijk gezicht getrokken en zijn tong uitg«stoken in de ricnting van oom Garrit, Tinus had er gelukkig nieta van gemerkt. Oom Johannes bad twee keer tegen hem moeten zeggen, dat hij oom Gsrrit een hand moest geven, toen hij klaar was om in GABRIELE D'ANNUNZIO, De Triomf van den Dood. Uit het Italiaansch door mevr. C. MOHESCO BRANTS. Zilt Bommel, H. J. van de Garde & Co. De Italiaaneche letterkunde van den hnidigen dag kan niet gezegd worden in een stadium van hoogen bloei te ver k peren. Da verwachtingen, welke men in 1880 daarvan had, zy'n niet verwerkelijkt en zoo is de periode van beden veire beneden die van Manzoni en Silvio Pellico gebleven, de beweging van 1830. Ie 18SO of omtrent dien ty i scbrjnt in heel Eur< pa ecne geheele vernieuwing van het ge TO slieren te hebban plaats gegrepen, niet alleen in Frar kruk. in Duiticbland en by ons, maat ook in I(a!:ë Spar j a en Portugal. Dat gevoelsleven en die nieuwe maoier van de buitenwereld te zien, h et f t zich vooral in de litteratuur geopenbaard. De groodlegger van de nieuwe richting in Talie was Luisi Capuaoa me: zy n roman Giac 'n'a die m 1879 verse leen. Alhoewel hy in zijn kritische opstellen de natnral'stiscae of liever gezegd veristische zienswjj»voorstond, vervalt hjj in de praktijk van zijn Uvensweergave telkens in geheel sibjectieve bespiegelingen. Veel o'jee tiener en ruimer was Giovanni Verga, die men zonder overdrijving den besten i-aliaanechen prozaschrijver van de zen tijd kan noemen. Zjn M tlavoglia en vooral zy'n landelijke schetsen en bourenvertellingen fijn meesterstukken. De natuur word; hier met onbevangen oog aanschouwd en beschreven in hare meest saillante m imenten. Elmondo de Amicis is, wat men ook moge zeggen, en al ia het mode soms met een zekere minachting op hem neer te zien, een zeer groot schrijver. In sommigen van zijn novellen en in zijn Cuore heeft hij de fijnste aandoeningen van het mcnschelrjc ban ge raakt, sooals geen ander. Wy hebben bij hem den boogsten eenvoud, die dikwijls niet op k urn t lijkt, maar toch de meest moeilijke en meest ware kunst if. Om zich van het ware van dit gezegde te o -ertnigen, ware het voldoende de korte schets van eene schrijvers huishoudster te leien, die eenigen tijd gele den de N. Ratterdamsche Courant as feuil leton heeft gebracht, een brok dat men geruat naast Uu coiur eimple van FJaubert kan leggen. Was Verga de schilder van net Sicirainsche volks even, Fucini is die van bet Toscaanscne en Giacomo die van het Napolitaateche, en G a'.ia De edda die van het Sardinisc e. IIIIIIIIMtttllMIIIIIIMIUtllllllllllItllllliniMIIIIMIIIIIIIIIIIIttlllllMHIIIMIIII te etappan; de trein hield in Pae dorp maar enkele minuten sti. Ojm Jonannes had hem ean zoan gegeven en twee keer langs zy'n wang aeaaid. Groote jongen zy'n, Herman, had oom ge'.egd en toen was n ij haast gaan huilen. Ooft Garrit bad grappen gemaakt, waarop hij geiegd rad: Schei toch uit! Ten slot te had hy geroepen,' al wuivend met zy'n hand naar oom Jjhannes: Dag oom l Titus had hem by de band genomen en samen waren zij naar Kar bhoeve" gereden. Tinns had hem onderweg verteld, dat er geen beter paard was dan Bles en dat by' met kermis nieuwe spullen krees1. Da jongen had naar de kippen gekeken, hoe ze trapten met de strjve poolen en haastig pikten, als ze maïskorrels vonden: h\j was oly, dat hij nergens ean haneveer zag liggen, want zijn moedar was gewoon 's morgens zy'n oogen te bestrijken mat een zachte veer, nat van boor water. H-t kippenhok achter zich latend, was hy in den vooriuin gekomen, van plan naar Tinus te gaan, maar eerst wilde hij nog even kijken naar de rozen. Ean paar maal liep hy langs 't groote gras/el d en ging op een der traptreden van de waranda zitten. Nu kon hij de rozen goed zien, ginder woosde de jongen, dien hy met zy'n sciofial had gegooid, nu hy weg ging, zon tij hem zijn se off-?! en zyn scbop geven....; 'c was een arme jongen en nij zat vol sproeten ook. Herman stond op en te de de pi'aren van de waranda. d'er waren er zeven, als hy nu zes broartjss bad, zonden zij ieder tegea zoo'n pilaar kunnen leunen, wat zou dat prettig zy'n, en als hij vijf broertjes had en Anna was er bij, dan zou zy nat in 'c midden kuanen staan. Anne'ja was verleden jaar erg ziek geweest, hy had haar een-w a'm gezien, die een akeligrood* kleur had. Nu was züal lar.g weer bbter. Zyn moeder had mooie Brusselse hèkant aan haar nieuwe onder broeken ge iet en voor hm een pak gemaakt, dat hij erg leelijk vond; by' bad g zagd: Hè, mop, (.01 kan u ray zókieeden? maar sij had geantwoord: Kind, nu zie ja eens hoeveel ik voor je over heb; toen aad hy haar een zoen gegeven en was tevreden geweest met zijn pak. dat hij zoo raar vond en hem zoo on gemakkelijk zas. De jongen liep naar 't hek er herinnerde z ca opeens, dat hij gistermorgen het raampje op zolder had laten open staan, as 't n n gi'.g rei-enen, werd de man i met waachgoed n.t. Hy kr»ek aandachtig naar de lucht, er w»s g'.en wolk te zien, 't zou vast niet gaan regenen. H j had nog veel te doen Dan burgemeester moe?t hy ook 'gcndag zeggeu. dien zou hu wel vinien in Da S erke Hoef" of in het Raadhuis of in Oe Zivaan"; ook moest hy' nog naar vrouw Ecge and de oaker, en naar tante Dien. Zin tante Dian nog van die beschuiijes haoben, dat zon heerlijk zy'n. Ia den tnin van oom stonden nog boomen, die zijn vader ba i geplant; hy zon vragen, of hy die nog eens zou mogen zier. Het jongetje liep door, al denkend over zy'n vader, waar die toch wel zijn zon, nu hy' d^od wae.... O J dan straatweg klonk bet knallen van een zweep, een roodharige voerman, met een hooge zijden pet schuin op het hoofd, liep een eind vór zijn paard en klapte, dat het een aard had; de bellen rinkelden en schalden, de wa^en schudde op de harde wielen, die rolde over de ongelijke keier. Herman ging op zy'n teer)en staan om beter te k nnpn zien, wat had die kar een dikke boomen en wat lagen er veel waïch akken bij elkander. Rooie Kees, mag ik meereden? Meer pre'enties dan dezen hebben Fogazzaro, en Gabriele d'Annunzio. Set is vooral deze la.tste, die eene enropeesehe reputatie heeft gekreger. Zooels de Italiaansche staat hoofdzakelijk van' roof léaft, zoo levende meeste moderne italiaansche litteratoren van den buit, welken zij in ds fransche en dn'trche litteraturen hebben bemachtigd. Vooral d'Annanzio Is in dat opi'cit een ware roo^erhoofdman. Geplunderd heffe by op de moest onb-genaamde wyze bij S:iop«nbaner, by VUtziche en by de franse e Symbolisten. Met de gestolen lappen en orokken heeft hij de wanden van zy'ne op zienbarende roman paleizen gedecoreerd en met de wegge vo. r Je balken uit de Schopenhaneriaansche en Nietzseheaanscbe bouw vallen hei-f t hij de waggelende muren van zijn roofbouw goitu'. De natnnrlyke phrase, de spontane levensuia' g, beft by hem moe'en plaats maken voor de kunstphrase, zoo dat de trawanten van zijne verwaten beide zich schaamden natuurlijk te schryven en het zuivere rbytme der spontane natuur fgeweldadig onderdrukten om dit te doen p'aa-s maken voor een gewilde, en bloediooza beweging' Omdat z\jne scheppingen niet den oorsprong hebben gehad, ontstaan zijn, in zyn eigen geest en bart, maar aangeleerde begrippen zijn, fantomen en schaduwen eener voor hem vreemde reali'eit, moest deze schrrj ;er noodzakelykinbet hol e en bomiastische vervallen. Aan dezen holpo-nper der litteratuur, dien men, wat betreft zy'n litteraire waardeoepaling het best misschien met Lohenstein zon kunnen vergelijken, alhoewel hu er slechts evenredig op gelukt, is het tot nog niet mogen gelukken eane reëele waardeer ing hy zjjn volk te ver overen en toen '<y F ankryk en Paiy'-i ver leden jaar met zyn Si. Sebasticm wilde winnen, is hem dit natnu<-lrjk mislukt. De bombast verbaasde en verblufte in het begin de frangche toehoorders, totdat onwillig en teleur gesteld de zaal vór het einde van de voor stelling uitliepen. Er is een gewoon spreekwoord, gangbaar ordjr het nederlandsche volk, dat heet: onrecht goed gedijt niet" nn zoo is het met den auteur van De triomf van d', dood, De Rolimiagden Forse que si forse que no enz. en:, enz. Hy mist telkens en telkens ijjn doel en maakt zelf geen indrui by den lezer, omdat deze zicb steeds moet zeggen o l ja, dat is van Nietische, dat is van den franse h man Barrel, dat is van Paladan, dat van Tolstoi, dat van Wagner, en zoo geloof ik dat ds roomsche congregatie van den In 'ex geen ondienat aan de Italiaansche litteratuur heeft bewezen, terwijl zy dacht al'én in het belang van geloof en zeden te bandelen, toen zy d'Ancnn'.io's werken op de lyst der ver boden boeken heeft geplaatst. Jammer zoude het zyn, indien zy n.=m werkelijk uitmunten l .au'eur door haar varbod bad getrr.fier. Z er Hy keak in spanning naar den voerman. deze spoog een straal tabakasap op de steenen en k' ikte. deel de kar stil staan en zeide: Z->ker mengt te dat. Da jongen was spoedig by' den wagen en probeerde er in te klimmen. De stevige voerman pakte hém: onder zijn arm en wip, daar stord hij onder fde hnif n ging «itten. Kooie Kafs liep naar voren, npoog van de lol wel een meter ver, liet zijn zweep knallen en stapvoe's ging weer het oude'paard. De kerel in blauwe kiel spoog maar en RPOOZ, hij zou Herman af .etter in De Sterke H ef", miseeTien ktêg hy daar wel een borrel, omdat hy den jongen zoo ne>J3s thuis bracht. Pang pang-pan g deed <fe zweep, 'c paard stooide er zich niets aan, 't bleef ruatig door stappen, fcht>ddei.d met den kop, want de daz n staken. Daar was geen mensch te zien in de leege straat, de wagen ging voort, schuddend en schokkend, kippen kropen door de baag by hun nadering. Vast van stap liep de voerman vór zyn piard, kauwend op zijn pruim, nu eecs met zyn zweep onder zijn arm, dan weer ze zwaaiend, cm wel-wetend te slaan,'dapper aan, een zevensla?. Herman had het gevoel, dat hij klapte voor hem. Rooie Kees keek om, spoog ne'jas langs zyn fchpuler en vroeg: Hedde schik? De jonge knikte. Nou! Allo dan maar! Zou vronw Engeland thuis zyn, Kee<? Vrouw E igeland, néjong, die is bakeren te Helmond in 't Kasten). .?Bakeren, wat is dat ? Als d'r een kleintje komt, moet zoo een menfch de moeder helpen, gy zyt toch ook gebak^rr1, nie waor? Ja, ik, laatst kwam zy' by ons binnen en town zei moeder: Wel, wel, daar is de baker, se had toen baar kap op en droeg een «vitten schort en iïi haar man l zat leksers voor my. Hou ja ook van lekkers, Kees, van aunrtjas en strooptnu j»3? Kees trok een vies gezicht. Gaef my maar liever een borrel, jonar. Herman vond dit een mooie gelegenheid om zijn kennis te luchten; hy had uitge maakt, dat klare vergunning" wa*. Een borrel, dat is klare, die kunde gy wel kiy'gen, daar zit heelemaal geen water in Nel baar vergunning; hoeveel glaaskes kunde wel op, Kees? Wel da'tig as 'cmor. Ea zy'-de gij dan nooit nie zat? Né, nooit.... Herman zweeg en keek na ir den hof ran Oe Sterke Hoaf", ginds waren de boomen van Karelshoeve'1. Tam c > moet ik d'r ui r, hoor Kees. Kees krikte en begon te klappen, alsof hij de menechen nit hun huizen wilde roepen. 't Was een ooüjkerd die Keas. Eens had hy gedaan, of hij een toeval kreeg en was kerm nd in elkaar gezakt aan den kant van den weg, menschen waren komen toeloopen en hadden hem overeind gezet. Om hem bij te biengen hadden ze drie glaasjes klare door zijn keel gegooid, toen was hy' opgesprongen, had gedanst van de lol en gezegd tot de verschrikte menschen: Sant j es buur, ik lust d'r nog wel zoo eene. Toen begrepen zij, dat Rooie Kees hen een loer gedraaid hid, dagen aaneen werd in 't dorp over den ooly'terd gesproken. Da pru^er hield voor de herberg stil en opande de deur van de gelagkamer. Herman riep hem 'gêadag, toen hij uit den wagen waa. De jongen ging langs de bakkerij, keek even in bij den smid en sloeg, gaande over zeker, d'Annunzio is niet de eerate de beate en er is bij hemeen loffelijk streven waar te nemen om bjj uitstek modern te weien, niet zoozeer in dezen roman De Triomf van den Dood, ala wel in zyn Porte que «, f arte que no, waarin hy mear dan bepaalde manscaen, bepaalde menschelgke krachten laatevolnearen. Doch k bier is er evenals in al zijn romans eu dramas eeneonvplkom n realisatie. Da moeite van het leien erjn dase lijvige roman\ meestal niet waard. De tijd daa aan besteed is een verlorene. d'Aanmnzio is etrd-r een auteur voor naar gepeerden- kost verlangende ver beeldingen van nevropathische jonge mannen en vrouwen, dan voor menschen, die weten wat goede en rijpe schrijfkunst if>. Er zijn litteraturen, die nog niet op eigen beenen staan, zo >als de Tsechiscie, naar ik meen, maar er zyn er ook, wier beenen door ouderdom ver s was t zyn en knikkend In hun knieën gaan, zooals de Italiaansche van heden, zeer zeker. Het artistiek doal v&n d'An nnzio is lofwaardig: hy wil zyn proza doen naderen tot de poësie, maar met een lof waardig stre ven ne ft de litteraire historicus niet te maken. Oe wortal van eens schry' 'ers werk oehoore ham zelf en het is de fout van de ixeeste I alianen van heden dat zij van F/ansche en Juitscbebegrippen uitgaan en dejeop uisteren met hun declamatorücce, soms naïeve flrlifanien. . Toch is, naar myoe meenicg, bet italiaaosche . volk een der meest begaafden van Europa, maar het is vooral in de natnurweteneciapper, in de Mathesis en in de muziek, dat leze voortrefiblykheid zich nit. In de schilderkunst b.v. zyn zij erbarmelijk op hèJen. Er zijn natuurJyk enkele uitzon deringen. Ia de dichtkunst en het proza fcnanen zij nut de meer noordelijke volkeren niet in vergelijking komen. Toen ik in Italië was eenige jaren geledan, had ik steeds te kampen müt valsch geld. De reisgids zelfs, dien ik in Milaan op straat kocht, was valech; het was een gebrekkige nadruk van den cfficieelen. Eene zekere overeenkomst mat dit onechte vind ik in de litteratuur en dat vooral bij d'Anunzio, Moga by ons iedereen op zijne hoede zyn en goed 'o.-kijkerj, indien een boek van den Siiinor G i b i iele hem in banden mocht vallen. Wil iemani Ital ë leeten kennen, dan neme hy Verga of Fncini ter hand. Amicis ook is een auteur die aangenaam bevredigt. Ja zelfs de vreemdsoortige auteur Carlo D ssi is boven d'Annnnzio te prefereerec. Er is in romans van dezen laataten noc i psychi sche scherpte, noch eene bizondere typencreatie, :elfj geen nhei i van levensvisie. Deze visie is een bonte lappedeken die een oogenb.ik de oogen aantrekt, maar slechts voor korten ty'd om ;e dan op meer rustige kltu'en te vestigen. Het eanige, wat van d'Annunïio overalijft, wanmer men hem ana yaeert i t een zekere melodie der italiaan 't marktplein, den ttraatweg in, die laar de paitorie vo.roV. Langzaam liep hij, want hij wilde goei da kerk beky'Ken en ook het huis van den koster, dat tegenover 't kerkje lag. De kerkdeuren waren dicht, dat was erg jammer, nu kon hij dan preekstoel niet 'gendag zegden en 't dikke bo>k, waaruit da voorzanger 's Zondags ra-dop la?, en dan ronden, koop'ren aak naast den pretkstoal, waar 't water in was, waarmee da kindertjes gedoopt werden. Hier had pa nu al i ij d ge preekt, EU was by dood en lag op het kerk hof oegraven, men koa den moo en boom, dien zijn moeder DU' 't graf had Jatan planter», van den weg af goei zien. Kijken i naar den den boom kreeg hy tranen m de oogen en liep zach' j )8 door, telkens omkijkend i aar de linde, waarvan da bladeren miscQteu in den wind. De jongen knikte haar toe, een beet j s bang voor al die dooia m en se h en achter het m mr je. Daar merkte tiy opeens, dat hij vergaten bad naar 't huis van den koster te kyken, dat zou hij maar doen als hu terug kwam. Jonze-jonge. wat had hy het druk, hrj kwam vandaag nooit klaa<-, gelukkig dat hij over morgen pas wegging. Als hy nu vandaag tante Dien maar 'gedag kou zeggen en den Domiiéen tante Francieca en den burge meester, dan kon bij morgan naar den schoen maker gaan en 't vrouw je van de strooptuu jes en den veldwachter; ock moest hij nog eecs gaan kyken naar de kip mot krom men poot van vrouw Engeland. Hy moest naar de Doelen van hó:el de Zvaan" en naar den no aris en naar den baron van 'ckasteel. Hy zou zyn moe ter vragen, of TiLtn mocht inspannen, dan kon by als een groote mynheer visita.-t maken met een ry'taig. Dat zou prettig ay'c. By 't vrouwtje van de strooptau'jes zou hy nog wat koopen, ais hy centen kreeg v^n zijn moeder. Eigenlijk was hy wel wat benauwd by het vrouwtja te komep, omdat hij laatst zou'a le?en r>ad ge maakt toen hy zijn lekkers had teruggebracht, maar toch wilde hy er heen. Haar vrouw Engeland moest hy ook nog, de juist nit bakeren was, zy' had v<<r.eden jaar twee gouden oorbellen gekregen... Kyk, daar lag een knikser, zoo maar op straat, dat was heerlyk, nij zou hem maar gauw in 4Jn zak steken, 't was nog wel een al ba-ten met blauwe lijnen. Modder bewaarde aurjd nog een ?.afeja met kniKkerj, die zyn vader voor A ne'ja had gekocht. Als hy groot was. k-eeg hu vaders mes en horloge, dat bad zij b>m beloofd, B y om de schatten, die hem nog wachtten, begon Lij hard ie loopen op een huppeldrafje, zinnend van p.eiziar, Bj ie pastorie gekomen, liep ty waer gewoon, 't Hek st nd opec. Hy telde gauw de ramen, twee aan eiken kant van d* deur, toen de?aamblinden, acht, dus voor elk raaai twee, dat kwam nit; daar bedacht Mi zich, twee voor elk raam en tocb niet vór 't raam. want de blinden waren opengeslagen, hoog rijzend langs den muur. Naast de voordeur was aan weers kanten een hekwerk voor de wijnstokken; jongen, joegen, wat zouden daar een druiven aankomen, want de planten liepen nut een boog naar het dak, elk een kant uit, tot voorbij 't eerste raao>. De jongen keek er aandachtig naar: de zon scheen op de b'ü'en. de muur gaf warmte af. Hy zag niemand in buis, zou nu maar voorzichtig naar de entkamer gaan om tante Dien te verrassen. Herman liep op zyn teenen over de kiezels en kwam, langs de seringen gaande, op zy van 't buis, weldra op het bordes van de eetkamer. Op dat bordes stond aan weer s kanten een groote leeuw, vroeger was hij er wel een beetje bang voor geweest, maar nu niet meer. Oom dominéQad hem eans, toen hy bang wsa, boven op een van de dieren gezet, die hem echter niets deed. Za waren sche phrase, een geluid dat, wanneer men beter oplet, slechts een echo blijkt te zyn. Ook dit boek, dat de geschiedenis geeft van een jongmensch met eene getrouwde vrouw, is niet beter of slechter dan d'Annunzio'a overig werk. Het Deste nog hier is het meer eenvoudige eerate gedeelte, maar wanneer de toestanden zich langzamerhand meer en meer accentueeren, maait de dich ter onophoudelijk jacht op adarqaate nvtingen doch schiet in zyn heftigheid en door gemis aan zelf bezit zijn doel onophoudelijk voorbj en bet woordenlawaai st'jjt leeg boven de situatie uit. FRANS ERENS. CoUf ontslag aan d) ItoeMool roor Ojterwjz urn te Naar aanleid Dg van het ingeionden s uk betreffende de A'-nh-'msche Kwaeki-ciool in het nummer van 24 Dec. 1911 voal ir, die van 1908 1910 directrice dazer Kweekscaool was, my zedelijk verplicht een ernstig woord van protest te doen hooren tegen de ouverantwoorde'ijke en lichtvaardige wijze, waarop die 7 oud-leerlingen gem;erd hebben het Bestuur der Archemsche Kweekschool te moeten aanvallen en getracht hebban die inrichting ean onberatelbaren knak toe te brengen en dat nog wel, waar zij, volgens haar zeggen, bezield zijn door liefde voor deze inlichting, waar zy L are opleiding genoten. M. i. stelt noch dia liefde voor de kweek school, noch het feit, dat de dames er jaren geleden intern waren, haar in staat over den tegenwoordigen toestand ook maar eenigszins mede te spreken. Waar zulke hoogstaande vrouwen het openlijk hebben opgenomen voor de onder wij seressen dier inrichting, daar zal ieder lezer van haar ingezonden stuk echter vol vei trouwen gedacht hebben, dat zy zeer goed op de hoogte tmesten zijn. Dit na is voor haar, zelfs al hadden zij alle leerares^en persoonlijk gekend, beslist on mogelijk, daar men het leven van het internaat zooals het de laatste jaren was, moet heb aan meegeleefi, om een juist oordeel te kunnen veller. Ik zal my dan ook wel wachten, iets in het midden te brergen over hetgean na mijn vertrek in het internaat heeft plaats gehad, maar een paar opmerkingen moeten mij toch van het hart. 1. Ongehoord achten de dames de uitspraak van het Bfs'uur, dat het personeel eenige schuld zon hebben aan my'n toestand. My dankt, h t is veeleer ongehoord, dat men zulki zou willen loochenen Of acitende dam> s het werkelijk mogelijk, dat ie-nand, diein de van steen, zei oom, en dieren van steen deden nooit kwaad. Toen hal hy aan oom dominégevraagd: Oom a'.s ze eena betooverd waren en opeens weer levend werden? Zs zy'n niet betooverd, jongen, hal oom toen gtz^gd. Hy had 't wel geloofd, maar toch nog dikwijls zyn pet voor de leeuwen afgenomen, altijd nog wachtend, dat ze levend zouden worder. D ? deuran van de tuinkamer stonden open, tante Dien wa3 bezig s of af te nemen. Dag tante Dien. <ag Herman. Tante Wat is 'c jongen? Mag ik blijven keffi 'drinken en spelen in den tuin? Tante Dien trad op hem toe en knsie zijn wacg. Hij werd op de tafe! getild; d*ar zat hrj t u en keek haar lachend aan. Zj op een stoel voor hem zitten en rroeg: Wat krijg ik van je? Herman sloeg zyn armen om beur hals en zoeoda haar dat 't klapte. Dag lieve.... Tan'e Dien begon opeens te huilen. H3rman wist 't wel, tante Dien haar kindje was dood; dat zoo nu tet zoo oud geweest zijn als hij. EeLS toen zij hem weer van dat kindj»verteld had, zeide hy': Huil maar niet, ik zal ook wel een bee'jti jou jon^etjï) zy'n. En riu huilde tame weer. En ja gaat zoo weg, Hermas ? Ja tante, maar ik kom hier wel eens logeerer, ik weet zeker, dat dat wel ma?. Zou ja dat willen? Nou f ik. Tante Dien kre?g een idee, za zou Louise vraiten of Herman by haar mocut blyven tot zy geheel op streek waa met baar tmi?. Hoe vind ja het nu, als je hier mag blijven koffi--dunken? Haal prettig, maar moader heeft gezegd, dat ik om twaalf uur thuis moest zijn, en ik kan niet op twee plaatsen te gelijk zyn. Tante Dien keek naar 'o oolijke gezicht van den ondeugd. Ala Gija met zijn hondekar langs'kom^ zullen «ij hem een boodschap meegeven, dat je hier biyff. Zy s'ond op en haa'de uit haar sleutel mand een wit carton. Daarop stond met zwarte letters 't woord : Gijs. Hei man gleed van de tafel af en hielp haar 't carton voor het horietja zetten. Nu wist G js, dat hrj moest aankomer. Ja moet maar zoolang in den tnin gaan spelen.dan kan tante opschieten mat haar werk. Di jongen knikte. Tante Francis is ook buiten. Ts tante F.ancis weer aan 't schrijven? Ja, by' den vijver op haar ouda plekje, ga haar maar eens gendag ze/gen, maar niet lastig zijn hoor, en weggaan als tante 't zegt. Op 't bordes gekomen zag hy de leeuwen, zy stonden net als altijd. Dag leeuw, dag leeuw! Da leeuwen zeidan niets en stonden, groot en dreigend. Eenmaal de trappen af, sloeg hy de laan in van de rood bruine beuken. Men kon den wind hooren rnischen door de b':ire->. Jammer dat de appels en peren nog niet rijp waren, maar strakjes zou hij toch even in den moestuin gaaa kyken en een paar dikke wortels nit den grond trekken. Hrj was nu gekomen tot de plek, waar de laan zich splitste, de linker allee voarde langtaam dalend naar den vijver, hrj kon het water al zien en ook het boot j a, dat aan den kant lag, en ginds zat tante Francis by haar tafeltje onder een hoogen boom met den rug naar hem toe.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl