De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 14 januari pagina 5

14 januari 1912 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

sr Na 1803 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR N E DER L/ N D. -uKl TÜXJUW... dje, ma/rwwn/ da/irv,aat t/n de, vxou/ur IKKAÜUTV gaat Tutti Frotti, In Amerik», waar het vrouwenkiesrecht reeda ia O staten is ingevoerd en waar men dns met kennis van zaken en ondervinding spreken kan, hebben vele mannen van naam rich in het openbaar als volgt uitgesproken: De rronwen werken nu reeda mede om alle toestanden te helpen verbeteren en hare be langstelling in zulke zaken is steeds groeiende. Ik ben daarom vast overtuigd, dat het kies recht aan de vrouwen moet gegeven worden.''' William H. Taft * Gelijke politieke rechten kunnen skcati medewerken om den geestelijken horizont der vrouwen te verbreeden en haar verant woordelijkheidsgevoel op te wekken. Zij zullen helpen om het probleem der ideale zelfbeheenching op te lossen en vooral in ae groote steden licht brengen, waar kracht en durf op dat gebied zoo noodig zijn." David Starr Jordan. * Wij bezitten in Colorado wetten, di« alle andere staten der unie tot voorbeeld zij o en de verste strekking hebber, wat betreft de zorg en bescherming van het huisgezin en het kind, die toch den waren grondslag van den Staat vormen. Veel meer dan aan welke oorzaak dan ook, hebben wij dit aan het vrouwenkiesrecht te danken." Rechter Ben Lindsey. * De vrouwen die het stemrecht verkregen hebben, maken slechts gebruik van een recht, dat de democratie voor haar veroverd heeft. De vrouw die meent dat zij iets van bare vrouwelijkheid zal verlieten, zoo lij van haar kiesrecht gebruik maakt, is een onnoozel zieltje." Kardinaal Moran. * Ik prijs my zelve gelukkig; tot een partij te behooren, die de absolute gelijk waardigheid der beide geslachten voorstaat." E u g e n e B. Debs. * iiiiiliiiiimiiiiitiiiiimiiftiimimiimiimmiimmiiimimiimmmimm UIT DB NATUUR. CDLX. De bodem van de zee. Een van de moeilijkste vraagstukken voor een natuurkundige is wel de oorzaken te vimden van het verschil in aamenstelling der lagen, die den zeebodem bedekken. Maar het ia tevens een van de belangwekkendste, door dat er zooveel aan vast zit. Over de verklaring van de hoofdfeiten is men het nu vrij wel eens, maar het heeft hoofdbreken genoeg gekost; en menige al te haastige verklaaider heeft zijn renommee van betrouwbaren gids op het terrein der aard-geschiedenis er bij ingeboet, 't Is, dunkt mij. voor iedeien leek die belang Gtelt in de wordingsgeschiedenis van het stukje heelal, waarop hij gedwongen is lijn dagen te slijten, wel de moeite waard Ik ben de overtuiging toegedaan, dat onbeperkt vrouwenkiesrecht de eenige op lossing is voor hen, die waarlijk rechtvaardig denken." Samnel Gompera. * By de bespreking van het vrouwenkiesrechtvraagstnk, wil ik slechts aan de zijde van het Recht ingedeeld worder." William Keith. « Het gemis aan politie ken invloed is de eenige factor waarom de vrouwen voor een minimum loon moeten arbeider." Eon. Carroll D. Wright. * Ik weiech dat het kiesbiljet in de hand van elke vrouw zal zy'n." Mark Twain. * Wij mannen vragen het kie-recht voor de vrouwe a, niet alleen voor baar, maar eren goed ter wille van ons zelven." Israël Zan g wi 11. * Aan de Universiteit te Athene ia voor het eerst een <ronw Professor becoemd. Mejnffiouw Panagislaton had ala onderwerp voor haar inaugnrale rede gekozen: be smettelijke ziekte." Bg het slot harer rede werd zij door den eersten minister en den B«naat der Universiteit geluk gewe nacht, daar dit de eerste maal was, dat een vrouw lot dit eervol ambt uitverkoren werd. N. M.?D. W. H. ADDBl^DEI. Zondag-morgen. De vrouwen in Ithaca nabij New-York, hebben een kloek en verstandig besluit ge nomen: ze zullen voortaan in de kerk haar hoeden afzetten. Dit schijnt op zichzelf zoo heel erg ge wichtig niet, maar ziehier wat er achter steekt. Haar mannen en broeders beweerden nare el ij Ir, dat ze door de groote dameshoeden den predikant konden zien noch hooren, en dat te daarom even goed niet naar de kerk konden gaan. Het spreekt van lelf, dat dit eeias te vernemen, hoe het bij zoo'n zoeken naar waarheid toe gaat; al was het alleen, om eens weer een helderen kijk te krijgen op de waarde van critiek bij wetenschappelijke vraagstukken. Wie ooit een vrijen dag op een ateenige kust heeft doorgebracht, bij voorbeeld in Zuid-Engeland of Weet-Frankrijk, (n zijn lichaam en geest heeft verfrischt door een moei'ykcn tocht door puin en zand naar de uiterste waterlijn, waar de ebgolfjes lustig kabbelen, die heeft ook kunnen opmerken dat de golfbeweging een geweldig transport middel ia. Nog hoop boven de zee, aan den voet van de rotsen, die van boven tot onder getuigen van de vernielende werking der golven in vroegere tijden, begint ook het bewijs, dat ook nu nog hun kracht n iet ge volgloos wordt uitgeoefend. Straaldierljes en Gaatjesdieren. Boven: vier Radiolariën; onder: twee Foramineferen (Globigerinen. (Uit prof. R. Woltereck, Tieritche Wanderungen im Meere). slechts een voorwendsel was, om ontslagen te zijn van 't, kerkbezoek, en dat ze een soort van Zondagmorgen-sociëteit hielden, waar ze een robbertje whist, of eene party biljard prefereerden boven de mooiste preek.... Edoch.... 'cis r.n uit met de piet, want met de afgezette hoeden valt het voorwendsel, en dus ook decoeieteit.... Als de boosdoeners nu maar niet de hooga kapaela in den strijd betrekken l.... Wat blijf C er dan ten slotte van de Ithecaai scbe dames over ?... i: * Snel. Een trein aan een klein Amerikaansch station (Newkirk in den Staat lowa) stond juist gereed om te vertrekken, toen opeens een heer en een dame ademloos kwamen aanhollen. DJ conducteur deed reeda een portier open, om ze in te laten. Dit was evenwel mis geraden! Al heel spoedig bleek dat ze den domine zochten, en toen deze, door de drukte opmerkzaam geworden, zijn hoofd uit het portierraampje stak, vernam hij weldra, dat bet psar wanhopig was, omdat de domine nu net op reis ging, want ze waren aan de pastorie geweest, om zicb te laten trou wen, en nu kon dat n et f... De vier en twintig uur van uitatel voor hun huwelijk, zouden hun een eeuwigheid lijken l De ptedikan1', die nog steeds uit het por tierraampje hing, voelde -ich door hun klacht geroerd; maar hij was een echte Yankee, en terwijl da conducteur, ongeduldig heen en weer loopend, m'et het fluitje in den mond zich gereed hield om het sein tot vertrek te geven, sprak hij: Houdt ge van elkander?" Ja l" roepen ze beiden. Welnu, neem dan elkarder!' hervatta bij, an terwijl ze naast den reeda bewegenden trein voo: t liepen, legde hy hun handen ia elkaar, drukte die tartelijk, en... liet de gelukkigste der s ervelingen op het perron achter. Ziehier het jongste Ameiikaansche huwelijks-record. * * * Poetjef. Te Mürjcben komt een belasting op de katter. Het ia de eer s' e stad in Europa, die deze noviteit invoert, et, daar de Manchenerszaer veel van p oef j es honden, wordt deze nieuwe belasting met weinig sympathie begroet. De arme dieren krijgen nu, evenals de honden. een halsband met een penning om 'c zachte, slanke nekje, en hare meesters of meeste ressen moeten voer elk barer 5 Mark per jaar c fier en. Hoe gelukkig toch, dat freule Lohmann niet ia München woont, en wat zoo Henriette Ronner, de groote dichterea van het poesjesleven, er zich over geërgerd hebben, ala ze het beleefd had. Ik maak me aterk, dat, indie deze fchilderea ia Miuchen geboren was, de fiscus het nooit zoover gebracht zou hebben. Voor de muizen is het in München nu feest, want poe'j 8 is met de riakelende penning om haar hala gewoon weg buiten gevecht gesteld. Het zal me overigens benieuwen, welke houding de Münchener politie zal aannemen, wanneer ze op den nok van het dak van een huis van vier verdiepingen door een Zeiss bino cle een kat bemerkten onder penning... Het zal, my dunkt, aanbeveling verdienen, de controle over de katten-belaating, aan de brandweer op te drager. * .* Loterij. Het was een zeldzaam spelletje lotto, dat dessr dagen in Parijs g ispeeld werd. Op een Ge moet u over hooge banken van grove, vniatgroote rolkeien heen werken om aan zee te komen; die stormbank, waar alleen by vliegende stormen bet zeewater overheen spat, is hier en daar met levende landplanten begroeid, maar overigens bedekt met uitge droogd en verschrompeld zeewier, d at sedert de laatste stormen niet bevochtigd werd door het zeewater. Van de zeezijde gezien lijkt het een kunstmatige zeedijk. Zyt ge dezen dam afgestrompeld, dan komt ge op een plateau, dat de vlakke bovenkant bly'kt te zijn van een tweeden dam, de spring rloed-bank; het puin is hier al grof grint geworden, wat het gaan iets gemakke lijker maakt; dan volgt rog een derde veel lagere dijk, van fijn griet; dit is de laagste der drie treden, en we d grvormi door de gewone dagelykscbe vloedgolven; hier is het fijne grint vervangen door grof zand, waarop het aangenaam loopen is. We staan nu op het strand, het ons Neder landers zoo goed bekende zand-strand. De oorzaken van deze graiueele verfijning van boven naar beneden liggen voor de hand; ze zijn wel te raden door ieder die er zich toe zet, al heeft hij het nooit hooren ver klaren. De kracht van het water toch schuilt in zijn beweging; stilstaand water is krach teloos en machteloos; het kan niets tranaporteerer, de fijnste stofjes zelfs kan het niet zwerend houden; alleen wat oploa'aar is houdt het vast. De snelle en krachtige waterbeweging bij ipringvloeden kan grove rotsblokken hoog opwerpen ; de zwakkere vloeden nemen alleen de kleinere brokken mee; de zwakste zal nog slechts grof zand dragen. Zoo sorteert de zee de keien, legt ze neer bij wijze van treden, en vormt zoo een hoog, middel en laag terras, die alle drie in samenstelling van het materiaal sterk verschillen. Bij de eblijn echter begint pas de eigen lijke zeebodem. Wie desen grondig wil leeren kennen, moet; hulpmiddelen gebruiken. In het eerst echter kan een eindje waden nog wel uitsluitsel geren. Het stcffijne zand TÓr de eblijn is nog nat van de pas terug getrokken ebgofjea; ze hebben het mooi gerimpeld; in de holte van de boogjes ligt een donker streepje, dit il slib, klei met organische stof. Het zand op de bovenranden van die Btrandrimpuls is licht geel; met de lonpe bekeken, vertoont het k eine witte spikkels, de overblijfselen van verbrijzelde schelpen; nog veel kleinere witte stipje?, die eerst met een microscoop goed te onderscheiden zijn, blijken de kalken huisjes te zijn van kleine zeeslakjes en andere dieren, die in de zoölo gie wortelpootigen of rhizopoden worden genoemd. By het waden een honderd pas zeewaarts in, glibbert de voet uit;- we kunnen niet verder; hier is de zeebodem bedekt met een aliblaag. Neemt ge een handvol van dit slib mee om het te onderzoeken, dan zult ge zien, dat het uit fijn zand bestaat, vermengd met klei, en weer van die fijne witte korrelij es. Hier in het rustige water laat het water ook zijn fijnste deeltje vallen; het heeft met zijn transport krach t ook zijn draagkracht verloren. Om nog verder zeewaarts de bodem te onderzoeken moet een fijn sleepnet met bazar ten voordeele van het kinderz'ekeehnia en eenige andere liefdadige instellingen Een stuk of veertien allerliefste babies met zwarte en blonde krullekopjes en wan ze tjes als rozeblaadjes (arme klei o e vondelingen) wa ren de hoof dpi ij zen in deze tombola zonder nie ten. Er waren evenveel loten ala kinderen en elk lot kostte 1000 francs. Da mes, die zich een kindje wenachten aan te nemen, konden hier haar hart ophalen, het ne pop j a zat; er al acbattiger uit dan het andere. Ei a'le loten werden verkocht, en alle kindertjea vonden hun thuis, en het ia nu maar te hopen, dat zoowel de geïmpro viseerde moeders als de kleine popjea in den fignurlyken zin een lotje uit de loterij" zullen hebben. *** Reuzmvitch. Een vificb, die men ah afdak zou kunnen gebruiken en waaronder een gezelschap van twintig persoden op een warmen zomerdag in de cchaduir zon kunnen piknikken, is geen dagely'k'ch schouwspel en men sou dit won der der wateren wel eens gra»g in natura willen aanschouwen, 't Waa in Mexico, nabij Manzanilla, dal deze wijdloopigste aller roggen, een znogenaam de duivelsviscb, gevangen werd. Zy mat van kop tot staart 10 vcet, en tusschen de beide voorvinnen 16 voet, was 55 c M. dik en woog 000 Engelsche ponder. *** Arme Sultan. De oud Sultan van Turkije, Abdul Hamid, bezat een prachtige collectie bijouterieën, die hem echter nu in zy'n ballingschap wel een beetje te kostbaar worden. Zx> nu en dan, ala zijn zakduiijea op zyn, laat bij er wei eens 't een of ander van los, om ean wat nieuwe goudstukjas te komen. Ea zoo werd dan deier dagen te Parijs een collier van paarlen verkocht uit de Tarkfche kroonBchat, die ruim acht maal honderd duizend francs opbracht. En dat was nog bij lange na dra Siltana kostbaarste kleinood niet. ** * Loon naar werken. Een Franech journalist heeft dezer dagen in een der vele Revues" op geestige en onderhoudende wijze verteld, hoe hij tot zijn tegen woord gen werkkring kwam. Toen hij, ala klerk op een handelskantoor eenige jaren geleden naar Parijs ging, was hij reeda Verloofd met zijn buurmeisje, een begaafde, jonge vrouw, van wie hij innig veel hield. Aan trouwen echter viel, volgens hun eigen berekening, vooreerst nog niet te denken, want het loon, dat hij verdiende, was nanwelyks toereikend voor zyn eigen onderhoud, en daarom bleef zij in haar krabber dienat doen. Een roeibootje brengt ons met kalm weer een heel eind ver. Spoedig blijkt de sliblaag dun te worden en op een honderd meter in zee halen wij geen slib meer op; dit is al lang gezonken; hier waar geen rivier uitmondt kan de bodem geen ilib toonen, eenvoudig, doordat de zee het niet meer heeft. In een kuil of diepte, achter een onder zeesche bank, ligt een dikke laag schelpen; daarachter ia de bodem geheal vrij van belegselen, die van het land afkomstig zijn; tot zoover deponeerde de zee, wat zij van het land hai afgenomen. Hier begint haar eigen gebied en steeds grooter wordt da diepte; we komen, zooala de wetenschappelijke termen luiden uit het teriigene in het pelagische gebied, in gewone taal: uit de kustzee en de diepzee. Nu helpt geen sleept e t meer, hier moeten dure toe stellen, diepzeedreggen, worden gebruikt. Zout en kalk is er genoeg in opgelost, dat blijkt uit de smaak van het water en ut het feit, dat er ontelbare diertjes in leven, die deze opgeloste kalk aan het water onttrekken en er hun se aaien van maken. Hier leven de wortelpootigen en de minieme slafeje3, zeer kleine diertje?, waarvan wij zooeven de kalken hui-jea als wittettipjes in de klei en het fijne zand vonden. Van de lijn, waar de kleilaag ophoudt tot op een diepte van 2000 . 3000 meter, krioelt elke droppel van de?.e tweeerlei dieren; ze heeten vleugelpootjes (pteropoden) en gaatjes dieren (foraminiferen). Ze laven en groeien, en planten zich voort; ze laten daarbij hun huiHJe varen cf sterven met het hui je; in beide gevallen zinkt het in het stille, diepe water; onophoudelijk daalt een regen van kalkenhui-jes neer; uur aan uur, dag aan dag, reu w aan eeuw gat t de kalkregen gestadig voort; zoo krijgt de zeebodem zijn kalken o rertrek. Maar zoodra de tweeduizend meter-iyn is overschreden, vertoont het opgehaalde elib nog slechte n socrt: de gaaljesdieren; alleen de foraminiferen zijn er nog; en voornamelijk de soort die uit aaamgeklonterde bolletjes lijkt te bestaan, de globigtrinen. Dit diepzeeslik heet dan ook wel in de boeken globigerinen-slik. Dit slik nu verdwijnt geheel als de diepte weer met circa tweeduizend meter is toegenomen; dan zyn de kalkige belegselen va a den zeebodem vervangen door een dun rood laagje, het roode diepzeealik. Slechts op enkele plaatsen op aarde is de diepzeebodem belegd met een andere laag van dierlijke overblijfsels en wel van kiezel algen en straaldiertjes, die geen kalk maar kiezel voor hun huisje gebruiken. Het roode slib ligt er onder of is er mee vermengd; maar daar het overal zeer dan is, valt het niet zoo in het oog. Nog zeldzamer is er fijo zand op den diepzeebodem. Wij hebben dns deze vier feiten: lo. Pteropoden (vleugelpootje») te zamen met Foraminiferen (gaatjesdieren) van den uitersten kleirand tot op 2000 M.; 2o. uitsluitend Foraminiferen van 2000 tot 4000 M. diepte; 3o. van 4000 M. af, geen kalkschaalbedekking meer of 4o, hier en andere kiezelgebrnikende diertjef. Dit alles vroeg dringend verklaring. Ten eerste: Hoe komt het, dat de vlengelpootjes dorpje wachten op betere tijden. Hij beloofde haar trouw te zullen schrij ven, en hield woord: hij schreef haar eerst tweemaal in de week,. vervolgens eiken dag, en dat Vlotte zoo prachtig, dat het briefuur voor hem het genotvolste van den dag werd. Hij schreef haar over alles wat hij ondervond, orer zijn leven en zijn ontmoetingen, over het ParijEche stad; gedoe met zy'n glans en zijn el lende. Zy was verrukt over zijn prachtige brieven, die steeds interessanter en fraaier van stijl en inhoud werden, wees bem er op, dat hij schrijvers talent bad, liet se aan menschen van smaak en ondervinding lezen, die baar oordeel be vestigden. Hu begoa zelf te gevoelen, dat zij galy'k had, schreef een causerie, en zond die naar een tijdschrift. Het stuk werd aangenomen, de redactie vroeg ooi meer copie, en zoo kwam hij van minaebrieven tot uit munteed literair werk, dat hem binnen tree jaar een goede jour nalistieke betrekking en een, lieve vrouw schonk, met wie hij EU reeds sedert eenige jaren een gelukkig huishouden vestigde.Zoo vond de trouwe minne ar loon naar werken. ALLEGRA. Onze fliinstboflei, Trinette, ala de schoorsteen veger nieuwjaar kooat wenschen, dan wil jij het wel met hem afdoen. Tiinettel wat is er gebeurd?! Niets, mevrouw. De schoorsteen veger ia er geweeat om u geluk te wenechen zooala n ze'. (Le Rire\ niet meer voorkomen op 2000 M. en de gaatjeadieren wel ? De verklaring trouwens voor de hand lig gend, luidde: De eersten kannen onder een waterdruk van meer dan 2000 M. niet meer leven, de gaatjesdieren wel; maar deze weer niet meer onder een druk van 4000 M. Dit lijkt aannemelijk en is het ook. En toch bleek het een valeche verklaring; niets meer dan een bedachte oorzaak, een hypo these, die geen stand hield tegen de critiek en het later ingesteld feitelijk onderzoek. Het bleek namelijk, dat beide dierioorten wel degelijk in bijna elke zee voorkomen, al is die 4000 M. en meer diep; op den bodem vond men dan ook niet andera dan leege schaalt j es; nooit haalde men van daar de levende diertjes op. Ze leven beiden dicht by de oppervlakte, ook in zeeën met tot voor korten tijd onpeil bare diepten. De nieuwe verklaring luidde: de zinkende kalkschaalijes lossen onder het dalen op; en op 4000 M. is dit proces afgeloopen; dns daar kan geen kal klaag mear ontstaan. Proefnemingen bewezen de juistheid of liever de mogelijkheid van d°ze 01 derstelling. > Maar hoe zit dat' dan met de vleugelpootjes. Hun huisjes zijn niet dunner dan die van de gaatjesdieren. Waardoor kunnen, die niet meer dan 2000 M. dalen? Een langdurig onderzoek bracht aan het licht, dat de huisjes van beide diersoorten, ofschoon alle twee van koolznre kalk gemaakt, toch van verschillenden aard waren. Koolznre kalk kristalliseert in twee vormen, f als kalkspaat of calciet, f al g aragoniet. (Wie in Teyler's Museum is geweest herinnert zich da prachtige kristallen van aragoniet die daar ten toon gesteld zijn); dat ze verschillen blijkt ook uit het grooter soortelijk gewicht van aragoniet. De verklaring was gereed; maar de critiek rustte niet. Onderzocht werd de oplosbaar heid in zeewater van beide kristallen; en zie ze losten beide even gemakkelijk op. Das al weer mis T Nu werd de proef nog eena genomen; dezen keer niet met kristallen, maar met de schalen zelf, in gelijke ge wichten, van de beide diersoorten. Daaruit bleek metterdaad, dat de gaatjes dieren beter weerstand boden; het aragonieten-hnitje lost veel sneller op. De oorzaak va»het verschil ligt in den inwendigen bouw der schaaltjes; de aragonieten-huisjes der vleugelpootjes bleken v>el poreuzer te zijn; zoodat het zeewater niet alleen aan den buitenkant, maar ook in liet binnenste zgn oplossende werking kon oefe nen. Eindelijk is dus de zaak in orde. Dat in de tropische zeeën op veel grooter diepte nog de schalen van kiezelalgeh en kie zel-radertjes bestaan kunnen blijven, ligt aan d« zeer geringe oplosbaarheid van het kiezelzunr, waaruit ze zijn opgebouwd. Het roode diepzee-slik, dat by na alle diepzeebodëma bedekt, bleek grootendeels uit meteoorstof te bestaan, dat steeds in onze atmosfeer voorkomt; ook in zee tot op den bodem zinkt, voor een ander deel uit de onoplosbare deelen van kalkschalen en de asch van onderzeesche vulkanen. E. HEIMANP.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl