Historisch Archief 1877-1940
I) K A M S T E il D A M M E U WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1803
De nitroepitg van Koning en Koningin van Engeland tot Keizer en Keizerin van Indië door den
Hindoe-heraut Moelik Oemar Hagat Khan.
De bestorming der door de Keizerlijke aanraking gewijde troonzetels
na afloop der plechtigheid.
De Dnrbar van Dehli.
De fotografische afbeeldingen van
eoTge VB en koningin Mary's inhul
diging tot keizer 09 keizerin van het
onmetelijk Engelsen- Indische Rijk zijn
nog nauwelijks in ons bezit, of de tele
graaf meldt reads, hoe hunne Keizerlijke
Majesteiten de terugreis hebben aan
vaard. Wij leven te vlug, en zalfs iets
z«o degelijke als de vorstelijkheid wipt
te schielijk (en davom téschalka) van
't eene uiterste van ruimte en tijd in
het andere: tipt eren aan den pronk der
Aziatische Durbars, proeft vluchtigjes
het genot van olifanten- en tij gerjachten
is bare wildernissen, ruikt den geur van
eeuwenouden wierook in tempels van
diep Indische historie, en loopt temet*
weer op de vroolijke verschansing van
zijn modernen steamer golf te spelen of
zit er de hemel ma; weten aan een
hotnbre-tafel.
Hierboven is afgebeeld wat een
O3ggetuige aanschouwde nadat de
proclamat e tot keizer en keizerin van Indië
had plaats gehad en de Europeesche
majesteiten waren vertrokken: een be
storming door de hindoe's van de door
Keizersschap geheiligde zetels, OM ze te
kussen! Zie geregeld in de geïllustreerde
tijdschriften de doodgewone en gruwbaar
vervelende gelaatstrekken van George
en Mary van Engeland, die twee arme
burgermenschen met hooge titula- maar
blijkbaar zonder cul-tuur, en lachend
verwondert ge u over het ongestoord
mysticisme dier donkere Indiërs, die nog
geen verschil gevoelen tusschen macht
gezag majesteit. En die zich bovendien
verbeelden, dat de twee psrsonen voor
wie de machtigste EuropEërs buigen,
werkelijke Macht uitoefenen: en met
onzen L:even Heer in eenig nader ver
band staan!
Zonder erin te gelooven, ondergaan
wij daarom wel eene bekoring van cere
monieel. Het verhaal van dezen Durbar,
met zijn in 't stof" (d. w. z. naar 't
vacuum-cleaned tapijt) buigende
maharsjahs, met zij a onmegang onder
sobarlakeno en guldene pajongs en uitroeping
tot Keizer onder een gouden koepel
tegenover een onafzienbare menigte van
tulbandgedekte Mohammedanen en Boed
dhisten dat alles, wél in den vorm,
is geschikt om te ontroeren. Gij bladert
in uw London News verder en zrjt bezig
het Koningschap schoon te vinden, maar
dan valt uw blik op een nieuwe foto,
gij ziet overnieuw deze Mary Queen,
e»gij wordt onzacht herinnerd aan de
kakatoe-achtige blikken van uwe dier
bare bedaagde achternicht, de
gepieptburgerlijke Aagje, die in Gouda op uwe
visite's wachtte en uw vertwijfeling was.
O! moeten nu da Nizam van Haiderabad,
de Maharajahs van Misore en Kashmir
(wijlen Aagje had een Cishtnira sjaal),
moeten de praallierende vorsten van
Rajputaia, Beloedsjistan en Bengalen
voor,,deze dame hua nederigst ceremo
nieel van onderworpen vereering vol
brengen? Foei het is alleen meer
mogelijk met die Indiërs te gelooven
en te vereeren of de Durbar-plaatjes
te bekijken in de London News en te
schateren van den lacl>!
De Gaekwar van Baroda is de eenige
Aziatische vorst geweest, die bij de
aanVeding van nederige hulde een moment
van revolte schijnt te hebben gevoeld
en zich toen niet nederig genoeg heeft
gedragen. Reeds den dag daarop werd
een schrijven van hem openbaar, waarin
hij aan grooten schroom tegenover de
ontzaggelijke majesteit der Keizerlijke
personen een oogenblik van
protocplonvastheid weet: gedwongen retractiel
Wij hebben," zeide de Time», die de
excuusbrief overigens als geheel ernstig
afdrukt, wel meer last van dien man
gehad." Machtelooze Maharaja!
George heeft zich van zijn t«ak naar
behooren gekweten. Het zijndeEogelsche
kranten, die het zeggen. Hij heeft geen
gekke dingen gedaan; en dat is wel
het allereerste wat de verstandige
Engelsche Natie van hare vorsten ver
langt. Hij heeft zich gen tlemanlike laten
fotografeeren met den Turkschen onder
koning in Egypte, in Aden is hij aan
land gegaan en heeft er iets afgelezen
van een reepje papier, in Bombay is opge
merkt, dat hij net als overal, nl. zander
uts bijzonders te doen, aan wal kwam.
Ii Dehli, het Moskou van Indië, heeft
bij op het platte dak van Shah Jehan's
overoude kasteel op een stoel gezeten
en naar de menschen gekeken, van dezelfde
plaats waar de Groot-Mogol zich placht
den volke te ver toon en: hijzelf thana
Groot-Mogol van ladië! Ei bij de
Durbar-plechtigheden kwam hij nooit
in conflict met het prot9col.
Zoo behouden wij een indruk van
leege, geraoder, iseerde praal en uit hare
voegen geraakte ladische grootheid:
een beeld van Europeesche, nuchtere
o rerheeraching, met eerwaarde oudheid
zichzelve omhangend, wat een pijnlijk
nieuir aanzicht heeft.
V. D. E.
Inlandsohe eerejonkera voor het Keizerlijk paar,
allen zoons van vorsten.
Mahargjahs in geheel zil reren rijtuig
op weg naar den Dnrbar,
Spreüei uit Ie leenaai Tas Znirere Reie.
VI.
126. Deprikkelbarekrachtdadigheid van
wiepeltnrigen noemt men heethoofdig;
hartitochteljjk is de overeenkomstige vasthoudendheid.
127. Zeer ontvankelijk voor aandoeningen
doch min werkdadig en niet vasthoudend is
de zenuwachtige; de overeenkomstige vast
houdendheid heet zwaarmoedig.
128. Zonder diepte van gevoel blykt be
drijvige vasthoudendheid koelbloedig; onver
anderlijk werkelooze onaandoenlykheid is nog
slechts luatelooe.
129. Het beste karakter is om te beginnen
het hartstochtelijke karakter, maar op den
duur moet het zich verevenen tot koel
bloedigheid.
130. Waar men van lustig leven houdt,
is men nog zonder het ware leven, dat in
stilte gedijt.
131. Geraas maakt het domme leven, dat
door z\jne indringende gedachteloosheid een
den t end mensch vreemd en vijandig aandoet.
132, De menigte kan als zoodanig niet
meer dan geraas maken; ook of juist haar
gejuich is een leven vol zieligheid.
133. Wat voor gewone lieden boeiend en
onderhoudend klinkt, gesteld dat het min
luide klinkt, zal als een zacht geraas den
wijze licht nog hinderlijk in de ooren klinken.
134. Een zscht geraas is nog het zachtste
gesprek der zielige velen, want het is hoor
bare onzin, onmiddellijk hinderlijk voorden
man van begrip.
13S. Zander veel zin klinken de zinnen
der velen. Maar ook de onzinnigste zinnen
hebben nog zin. En zoo is het begrip geraas
volstrekt betrekkelijk.
136. Het domste leven heeft zijne be
grijpelijkheid. En oBontbeerlijkheid. Zander
domme levenmakera geen leven van de
geheele menechheid.
137. Het meest oorverdoovende geraas is
niet zonder de begrijpelijkheid, waartegen
het begrijpende denken geen bezwaar maakt;
met het domste leven, dat zich laat hooren,
heeft in stilte de wijsheid vrede.
188. De leelijkheid is niet de wijsheid.
En de wijsheid is niet leelrjk. Maar waar is
de schoonheid die wijs is? Alleen onnoozelheid
bloeit.
139. De vrouwelijke schoonheid is zonder
onuoozelheld niet te denken.
140. De schoone vrouw is goddelijke
zieligheid. Zij is de natuurlijke afgod, waarin
de geest zich spiegelt en de zieligheid huist.
141. Van de gemiddelde vrouw is de
betrekkelijke kinderlijkheid niet te bewijzen;
eigenlijk spreekt ze voor zichzelve.
142. In het geestesleven des mans moet
de vrouw naar verhouding mededoen; afkeer
van vrouwelarij is in den man niet meer
dan natuurlijk.
143. De staatsrechtelijke gelijkstelling van
man en vrouw ia medegesteld in de gelijk
stelling van alle menechen voor de wet,
waarvan zij de onvermijdelijkheid en de
verkeerdheid heeft.
144. De geest onzer samenleving ver
werkelijkt het menschelijk wenscbeljjke of
rechte in het recht, en als het recht; het
recht is het rechte in onmiddellijk stelbare
bepaaldheid.
145. Het recht komt niet van buiten;
het is voortbrengsel van den menscb. Maar
niet van den mensch op zichzelven ; ook uit
een aantal afzonderlijke menschen is het niet
zielkundig af te leiden.
146. Het recht is product van <?ea menscb,
die zijne afzonderlijkheid te buiten gaat en
door zelfvermenigvnldiging tot vermenig
vuldiging ook van zijne verkeersverbindingen
komt.
147. Het recht is recht van de persoon
lij k hei i. Doch niet van den persoon op
zichze f, maar van den pertoon, die zich veir
menigvutdigt; wettige gesteldheid blijkt het
in dan geest onzer samenleving.
148. Het recht als onmiddellijke et el baar
heid is geen gesteld of nog te stellen recht;
het is de denkbaarheid van beiden.
149. Het recht van personen ia een recht
op zaken, die zeer onzakelrjk kannen zijn.
150. Het recht zonder meer is niet het
volledige rechte, het rechte volledige; het
is volledige afgetrokkenheid.
G. J. P. J. BOLLAND.
MnM In ie Boofdstai,
Concertgebouw.
G astave Doret,
degaetdirigentvanZindagmiddag (men zegt dat by' C lande Debuasy
verving, met voor goed, hopen we) trad
op met bekende werken van Beethoven en
Saint-Saë ns, en gaf daardoor kans om vrrj
diep door te dringen in den aard zijner
persoonlijkheid. Dit is me dan ook gelukt,
de groote vraag echter: is hy' een bezielde
of niet, kon ik niet beantwoorden, hetgeen
mijne bewondering voor zijne praeataties niet
weinig kwelt, want DJJ heeft; mij en honderde
anderen zeer gloeiend gemaakt. Doch laat ik
den lezer eerst inleiden tot zijn type.
Zijne gestalte is hoog, schonkig en lich
telijk gewelfd; door overmaat van gedachten
en droomen ? ? zijne grijsblauwe oogen glin
steren analytisch, ze speuren alsof ze gewend
waren aan den microscoop, zij d vingen maar
kijken zondsr verwondering, ze lyken ge
drild voor de gewaarding van het détail;
de neus is hoekig en van ongewonen omvang;
mogen we een vergeten Franach schrijver
gelooven, die een zijner pereonnages laat
beweren, dat de afwijkingen der uiterlijke
neus correspondeeren met die der innerlijke,
en met hem het orgaan schatten als voor
lichtend, aankondigend en wijzend, dan vin
den we bij Gustave Doret dit tweede teeken
van neiging naar bet nauwgezette zoeken,
om niet te spreken van passie of monomanie;
zijn mond is nog al grimmig en geknepen, de
koele lippen hebben soms waarlijk les
plissements d'un lincenl", woorden van den
zelfden phantast.
Dit staat wel in eenig verband met de
muziek, doch slechts hun zal zulke uitwei
ding de geheimzinnigheid van dit karakter
even verduidelijken, die, in den gloed der
klanken oogenblikkelijk opgegaan, h ame
indrukken dood vonden na het diner en zie,
zich zelf machteloos om de herinnering weer
te beleven ala werkelijkheid, waarin men
met een greintje verbeelding gauw slaagt,
want het leven is niet rijk. Ik moet echter
herzeggen dat het dilemma blijft; hoe zonden
de eind-impressies geweest zyn, als Doret in
plaats van Saint-Saëna' derde symphonie
een meesterwerk gespeeld had? en hij is een
zoo buitengwoon dirigent dat ik gerust zijn
talent de voorkeur geef boven de tekorten
van Saint-Saëns en de lengten der Pastorale,
het onbevredigende der- onweers-imitatie
liever toeschrijf aan Beethoven dan aan den
vertolker.
Ga eena na hoe onvoorzichtig en roekeloos
Saint-Saëns het tweede deel dezer gymphonie
construeerde. De Btrykers vallen in met een
scherp ry thme, dat Doret geniaal sataniseerde;
de componist doet het herhalen door de hout
blazers, wien een zoo bijtend staccato niet
in 't bereik ligt, welke in geluidaterkte niet
evenwichtig klinken, zelfs niet als licht van
de schaduw verklaarbaar, en de indruk is
vernietigd. E<m zelfde verschijnsel stoort de
Finale. Voortdurend wil de muziek er eene
onstuitbare vaart nemen, doch Sain-Saëns
breekt telkens en systematisch zon men zeg
gen, alsof hij eene obsessie wegjaagt, den
harta'ochtelijken gang, en telkens tot leed
van den hoorder, sluitend met een korte en
geenszin; stillende apotheose. Om dergelijke
verbrokkeling te herstellen tot een soort van
monumentaliteit, al voelt men ze dan wan
kelen, om het koraal- thema, niet altijd mooi
geïnstrumenteerd en waarin men de
formalistiEcbe fngeering te nuchter raadt, ze volgt
ook en stelt op bare beurt te leur dooreen
spoedig der dllement, om deze melodie onop
houdelijk nieu «re aspecten te Echeppen,nieaw«
intensiteit en verrassing, daarvoor bezat
Gastave Dor at de gaven en het mysterieus
enthousiasme. Ja, als hij een meesterwerk
gedirigeerd had T Want wat be teek ent eigen
lijk de gymphome, gebouwd op het motief
van den Gregoriaanschen Dies Ira»? men
gist bij benadering een fundamenteel idee
achter de twee hoogtepunten, 't eene passief
't andere actief, maar ook dit blijft ondanks
alle meditatie vaag en twijfelachtig.
Waaneer ik niet kan denken over Gustave
Doret'a kunst ala een verblinde en bezetene,
dan ligt dat volatrekt niet aan zjjn intellect
of aan zijn vaardigheid. De Pastorale ia geen
symphonie welke den vertolker een gloed
doet oplaaien en wat de Saint- Saënssche be
treft, het schijnt me belangrijker en zeldzamer
de macht te verwezenlijken van de muziek
op den uitvoerder, dan, hetgeen boven om
schreven werd, de macht van den mitvoerder
op de musiek. In Beethovena werk toonde
Doret een overbodige toewijding, door geen
enkele repr'ae te schrappen, en enkele heer
lijkheden verkilden, maar dat de Scène am
Bach" geen seconde soporifiek aandeed in
haar luwe deining, getuigt van een
weelderigen zin voor schakeering en vermogen om
den geest te spannen. Van den anderen kant
vond men in dit deel een leekenen d voor
beeld van Franschemetriek; de begeleidings
figuur uit het begin accentueerde hij zivaar,
gelijk Beethoven ze phraaeerde, den klemtoon
drukkend op elke derde noot der triool,
waardoor een zeer eigenaardige mengeling
van beweging ontatond, veelvoud van rythme,
dat ten tijde der contrapnntiaten verheugde.
Zyn wijze van dirigeeren ia d aorgaana metrisch,
zesr willekeurig, en voor de orkestleden, die
van vierkant" houden, aoms moeilijk te
volgen, vooral in de Egmont-ouverture, wier
meerendeels strakke maat zoo vrije golvingen
trouwens niet vraagt. Mengelberg, een ver
tegenwoordiger derselfde richting, beschikt
beter en bezonnener over de prosodie en
schijnt ze meer aan te voelen.
Zon Doret toch een phenomenaleberekenaar
zyn ten slotte? Het trof mij dat hij in een
heftige passage van Saint?Saëns' finale aich
genoeg vergat aan zijn atok te verliezen,
maar zich tevens genoeg bewust was om hem
met beide handen snel op te vangen en ver
der te dirigeeren zonder dat de fongue ge
stremd werd; waarlijk Doret is een knmtenaar
van beteekenis. Hy' leerde de zeeëu bevaren
der muziek en scay'nt onwrikbaar; doch les
Méiiterrannées mnsicales"? gelijk Berlioz
zegt; mist by niet een weinig de erotiek en
betoovering ? Dit zyn vragen welke men niet
beantwoordt, zonder voldoende zekerheid.
En daarom is het wenschelyk dat hy terug
keert. Zulk een soldateake uitvoering ia toch
wel verlangenswaard en het kon dan mis
schien uitgemaakt worden of hy phenomenen
kaleidoskopeert of wie weet? de ziel
vermeerdert.
MATTHIJS VKRMBULMT.
bastin
Museum te Leiden.
iir.
Japaniche kleurendrukken, 33 serie
gedurende de maanden November, De
cember en Januari.
Niet ernstig genoeg kan den kunstminnaar
worden aangeraden deze tentoonstellingen
te bezoeken, daar hier voor het eerat de ge
legenheid wordt geboden het geheele gebied
der Japansche prentknnst te bestndeeien,
eene gelegenheid die anders slechts brj spo
radisch voorkomende veilingen" en dan nog
slechts voor enkele tijdperken zich aanbiedt.
Waar schrijver dezes, in zyn voorgaand
stuk, den nadruk heeft gelegd op het feit
dat deze preatkunst in vergelijking met
de groote scholen der Ooataziatische
tchilderkunst, als tweederangaknnat moet worden
beschouwd, daar moet niet minder in het
oog worden gehouden dat vele voortbreng
selen dezer tweederangaknnat verro superieur
zijn aan alles wat Europa ooit in deze knnat
heeft voortgebracht.
E a dit feit reeds wettigt voldoende de
herhaalde pogingen om de belangstelling
voor deze tentoonstellingen te wekken en
gaande te houden.
Hier ia voor ons westerlingen nog zeer
veel te leerer. Zelfébrj de prenten dezer
serie, waarin hoofdzakelijk minder algemeen
bekenden, en ook wel artistiek zwakkeren zijn
opgenomen, terwijl de kwaliteit sommiger
drukken somtijds beneden het middelmatige
is, zijn er van dusdanige artistieke waarde,
dat zij alleen den gang naar het oude, stem
mingvolle Rapenburg ruimschoots loonen.
De direktie heeft nu den uitstekenden maat
regel getroffan de slechtste drukken die
echter voor het verkrijgen van een
eenigazins volledig overzicht van het werk eens
meesters niet altijd gemist konden worden
in portefeuilles ter bezichtiging te leggen;
zoodat de bezoeker, die slechts
echoonheidindrokken verlangt, niet meer zoo hevig
gestoord en afgeleid wordt als vroeger wel
eens het geval ia geweest.
Misschien zonden de lessenaars iets minder
gevuld en de portefeuilles nog iets dikker
hebben kunnen zijn.
Waar in de vorige serie de portretten der