De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 21 januari pagina 10

21 januari 1912 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER WE E KB L A D V OOR NE D E R L A N D. No. 1804 verdeeld en elk ander land zon ah mede dinger van Engeland kannen optreden. Maar wél ion een grooter gedeelte van de in kolen aanwezige kracht kunnen worden binikbaar gemaakt. Daartoe echter cal men eerst overfaan ala het begint te nijpen, n', als de daurdere steenkolen-prijzen de toepassing npodig maken van machine», die meer brandstof nit 'de ?teenkool kannen halen. Bfj het verbruik is de toepassing voor verwarming in het gewone leren bijzaak ' in vergelijking met de Con sumptie voor de machine- industrie, waarbij van de bruikbare, kracht door de stoom machine slee hts '/? & V' deel aan da voor radige verbrandingttwariute wordt ontnpnun. Luptan betwijfelt ook; of het mogelijk zal lijn nit de steenkool rechtstreeks voldoende electrische energie te winnen, en invoer van het buitenland zal volgens zjjn meening in de praktijk ernstige moeilijkheden opleveren. Daarvoor zonden dan allereerst Canada en de Ver. 8, aten van Noord -Amerika in aan merking komen, doch 't is niet zoo gemak kelijk een nitvoerhandel in een veel grooteren invoerbandel te veranderen. De verminderende voorraad zal een ge leidelijke stijging van den prijs der steen kool in o geland veroorzaken, hetgeen van belangr^ken inviocd zal ign op alle takken van handel en njj verheid, die van deze beweegkracht afhankelijk-zijn, en indireA zal terugwerken op, alle andere omstandigheden in het dageiijksch leven. Verder voorspelde Lnptont 25 jaren ge leien, dat als eindelijk, door het zeldzamer worden van steenkolen in Engeland, het ovetwicht des lands en de goedkoope aan maak van binnenlaxdsche fabrikaten (men zou er bij kunnen noemen Enge'au da over wegende positie in het wereld verkeer ter zee) tot het verieden zal behooren, het daar te lande ook moeilijker zal worden in het dageljjksche onderhond te voorzien van de vele honderddnizeiden mijnwerkers en fabriek -arbeiders. Beie druk, gepaard aan het toenemender emigratie, het vermeerderen van het sterfte cijfer en het verminderen van het aantal geboorten, zon het Engeland van thans weer terugbrengen in den toestand van 1780, d. i. ean land met kleitere bavolking en minder fabrieken, dat zied moet voe ien met de voort brengselen van eigen bodem. Lupton had dn t K ee«w geleden wél sombere verwachtingen. Maar hu heeft blijk baar geen tekening gebonden met den gr ooien voorraaa petro enm, welke het aardrijk inzjjn schoot vei borgen houdt en met het nut. dat de w eter BC tap daarvan kan maken, om het tijdstip van de uitputting van den voorraad steenkool te vertragen. Een aantal stoomscaepen toch maakt reeds gebi nik van siook-ohe in den vorm van residu, in plaats van steenkolen. Onlangs nog werd geweld, dat de Cnrard Line aan deze aan gelegenheid hare aandacht wijdt en van ge dachten wisselt omtrent waarborgen voor geregelde levering van een zekere hoeveel heid residu. En wanneer de Canard Line daartoe over gaat, is het waarschijnlijk, dat andere trans atlantische stoomvaart-ondernemingen haar voorbeeld zullen volgen. Voorts zon men den 'oorraad kunnen beichermen door het heffen van een niivoerrecht voor export van steenkool. Want voor de bnitenlandsche scheepvaart en den uitvoerhandel is in Engeland ongeveer 25 pCt. benoodipd van de jaariijkscbe consumptie, die In 1910 circa 205 miliioen ton belrneg, terwijl de spoorweg-maatecbappijen 13 mil iioen ton in dat jaar verbruikten. Die cijfers stemmen echter nogal gerust stellend: neemt men aan, dat het joa'riükech verbruik op ongeveer 270 miliioen ton is te schatten, dan heeft het tegenwoordig levend gedacht in Engeland Ie hoop, dat met de 81.500 miliioen ton, waarop 10 jaren geledt-n professor Ftscher ca ernstige studie den Britachen steenkolenvoorraad schatte, handel en nijverheid, scheepvaart en wereldmacht ket no j ongeveer 300 jaren kannen uithouden. 19/1 '12. V. D. S. uillllilimi HiimuiiMiiMiiiiiiNiiiiiii """ mimi"" n Brieven van Oom Jodocns. CXIV. Vaarde Neef! Gij kent natuurlijk slechts de allerjongste poëzie die in onzen vaderlandschen letterhof ontkiemt en ziet met onverdedigbare minachting neder op de dichters inet wie Tante en ik en zoo Telen uwer niet minder achtenswaardige medeburgers zijn groot geworden. Toch jongenlief ten onrechte: immers zeg mij eens welke uwer, mij onbekende, luit- en lierhelden in den korten broek heeft zótreffend de blij-dankbare stemming van Tante en mij in koude dagen als deze onder woorden vermogen Kust en OozFfteHikf! nitstalliii, Mijnheer de Hoofdredacteur. In de bladen las ik onlangs, dat in de St. Lucas" tentoonstelling een werk van nnjnheer Gestel, voorstellende een naakt vrouwspersoon, geweigerd was. Het deed mij oprecht genoegen, dit te vernemen, want, dacht ik, daar is dan eindelijk een tentoonstelling waar ik met mijn vrouwen kinderen twee bloedjes van kinderen, H. de R. naar toe kan gaan. Ik ben er geweest en ik moet zeggen, er waren prach tige dingen, b.v. van Bern. A., van Beek, zoo vol stemming, en van mevr. van Duyl Schwartze (al vind ik hot natuurlijk niet goed dat vrouwen schilderen, de vrouw hoort in het huisgezin) zoo echt, net levend, beiden zoo mooi, dat de menschen bleven Staan om er naar te kijken; maar verder was het verschrikkelijk I Al dadelijk, in da eerste zaal, hingen een paar heelemaal naakte vrouwen, geteekend door mijnheer Slnijters. Dan was er een L'sntevisioen" van mijnheer Schaap, ook heelemaakt naakt (want die kerseblqesems tellen niet mee). En nog twee beeld j «s in gips van mijnheer Falize, ook heelemaal naakt. En nu noem ik nog maar het ergste, want als ik al de schilderstukken wilde- noemen die niet vol doen aan den, toch gebiedenden, eisen: niets bloot dan handen en gezicht, ik zou wel aan 't opsommen kunnen blijven. Men had werkelijk kunnen hopen,dat netbestuur van SD. Lucas, nadat het b\j de Va" Dongenkwestie zoo oprecht berouw had getoond, nu anders zou gehandeld hebben. En men zou gaan denken, dat het weigeren van een stnk van mijnheer Gestel meer om zijn gekke manier van schiHeren, dan om zijn onderwerp is gebeurd. Nu zal ik zeker de laatste znn om moderne rarigheden te ver dedigen (al heb ik geen verstand van kunst en sluit mij alleen aan bij het afkeurend oordeel der meestbevoegden, allen profes soreu). Maar em de schildermanier gaat't hier toch niet, neen, om de zedelijkheid l Van dien zelfden mijnheer Gestel waren er trouwens nog twee hoogst zedekwetsende dingen: een dame met haar bovenlijf bloot, in een houding zóstuitend, dat het müonmogelijk is die te beschrijven en oog een liggend na»kt van achter gezien. Ik ben heel lang op de tentoonstelling geweest, zoodat niemand beweren kan, dat ik oppervlakkig oordeel, en ik heb met dominee Donkerknijper, dien ik daar ont moet heb, aan mijn verontwaardiging lacht gegeven, vooral ever de hoeren Sluiters en Gestel. Want het zijn immers deze verworpelingen, wier werk al uit de ten toonstelling van den Modernen Kunst kring" werd verwijderd, en, in plaats van zich te schamen en te beteren, schilderen zjj maar gewoon door zooals hun goed dunkt. E.J het ergste was dit: toen ik van dominee Donkerknijper afscheit genomen had, omdat die naar de Inwendige Zen ding" moeit, zocht ik mijn vrouw en kin deren, die ik heelemaal vergeten had, door die onzedelijkheden, en ik vond: mijn bloedjes van kinderen staan voor die mfamiteiten van mijnheer Gestel. En ze lachten er om, en hun oogen waren heelemaal troebel, mijnheer, van die onzedelijkheid. Ik heb ze dadelijk meegenomen om ze in veiligheid te brengen. Maar toen ik de tentoonstelling uit was, liep ik'bijna tegen een marmeren beeld van een naakte vrouw aan. Pander stond er op Ik weet niet wie die juffrouw Pander is, maar fatsoenlijk is ze zeker niet, anders zou ze zich toch z niet uit laten beeldhouwen. En van zulke dingen staat het daar vol. Ik heb dan ook mijn vrouw met de kinderen dadelijk naar huis gestuurd en ben eens verder gaan kjjken in 't museum. Ik behoefde helaas niet ver te zot ken. In de tweede of derde zaal al hing een naakt van een zekeren Breitner, zóverregaand schunnig, dat ik hard weggeloopen ben. Toen ben ik naar het Rijksmuseum ge gaan, maar daar was het ook al niet beter. Het staat er vol van gipsen en marmeren naakte beelden, om van de schilderijen maar te zwijgen, het lijkt met permissie wel een versteend bordeel, M. de R I En in het Prentenkabinet heb ik etsen van Rembrandt gezien vél erger nog dan de schilderijen die uit den Modernen Kunstkring" verwijderd zijn (ik ben die toen stilletjes in de afgesloten zijkamer gaan bekijken om te weten hoe erg ze wal waren). IIIIIIIIIIIIIIIIHIIItllllllllllMIIIMtllllllllllllllllllllllllllllllllllllUIIIIIIIIIUI te brengen, als de groote Rotterdamsche dichter, onze Tollens, het deed: Al zijn de hoornen wit als dons De grachten hard als lood, Wat, wijfje-lief, wat deert het ons, Wij hebben warmen w ij n en pons, Wij hebben dek en brood l" Warme wijn en pons, het klinkt in het afgetrokkene weinig dichterlijk, en toch wat heeft krachtiger vermogen op de verheven si emming onzes geestes? Wat ook werkt dieper in op de gevoe ligheid van ons gemoed? Men moet al een onmensen, zijn, zei ik zoo juist nog tegen Tante, wanneer men den arme aan de deur een enkelen stuiver misgunt, als de zoete en zachte ponsgeuren ons den neus krieuwelen. Armenzorg, duurte toeslag, sociale wet geving, staatspensioen hoe sympathiek worden ze ons binnen de grenzen van het gematigde. Doch herzeg ik binnen de grenzen van het gematigde: zegt de Schrift niet: de armen hebt gij altijd bij u, en zouden -wij dan met opoffering van veel van ons met moeite verdiend geld willen trachten de armoede op te heffen P Moeten er niet alleen reeds armen zijn, opdat de rijken, zuoals een Nederlandsch staatsman, van een ras dat helaaa niet talrijk meer is onder onze regeerders! bet eens zoo kernachtig zeide, des te heter op prijs stellen de voorrechten welke de gegoede klasse geniet P" Zoo heeft ^us het bestaan der armen evenals alles een doel, en, moet ik zeggen, een goed doel. Het leert tevredenheid. Niet aan de armen, doch aan de rijken. En het ia daarom, dat ik mij onmogelijk kan vereenigen met de gedachte, door al wat rood is en rood denkt, aangekweekt, dat de armen er zijn om ontevreden gemaakt te worden. Diezelfde Rembrandt heeft met zijn huis houdster in ongeoorloofde betrekking ge staan (zooveel weet ik wel van kunstge schiedenis), is het nu geen s c h a n d e, M. de B., dat ia onzen tijd, e «n tijd waarin z.g. fatsoenlijke en christelijke mangchen zich niet schamen de Venus van Milo" in hun salon te zetten (zie verder Vosmaer's In wijding"), is het geen schande, vraag ik, dat zoo iemand geëerd en bewonderd wordt ? Wordt zoo ni#t het zedelijkheidsbegrip der schilders verward, en zullen zij niet zeggen: Waarom raag ik niet teekenen wat die beroemde Rimbrandt geteekend heeft, ik, die nog niet eens in ongeoorloofde betrekkiesr tot mijn huishoudster sta ?" Maar ik wil conclusie nemen, M. de E., want ik heb reeds te veel plaa's gevraagd voor dit walgelijke onderwerp. Onze burge meester heeft ? en daarvoor zij hem hulde gebracht I wel het n en an ier voor de goede zaak gedaan; hij heeft in Mei van 't vorige jaar de zedekwetsende voorstel lingen van Van Dongen aan de oogen van het publiek doen onttrekken, maar, belaas! niet op eigen gezag, maar onder het voor wendsel, dat hu die niet aan H. M!, onze ere eerbiedigde koningin kon vertoonen. Helaas, want door dit voorwendsel heeft hij den onzedelijken schilders het argument in de hand gegeven: dat H. M. op de hof bals dames ontvangt die nauwelijks minder ontkleed zijn, argument dat natuurlijk niet opgaat, want die hofbals hebben toch niet de pretentie: kunst te zijn. Ik wil de daad van den burgemeester niet verkleinen, hij heeft gehandeld als een fatsoenlijk mensen! Maar er moet meer gebeuren! Ie. Moeten onzedelijke kunstwerken" in tentoor stellingen niet alleen verwijderd, maar vernietigd worden, anders is er gevaar, dat zij later, als de schilder beroemd en dood is, in een museum geplaatst en be wonderd worden, tot grooter schade der onschuld. Zóheeft men namelijk altijd gedaan. Men heeft de schilders, terwijl zij nog leefden flink de waarheid gezegd, bem leilijkt en in armoe laten zitten (wat zér juist was, natuurlek) maar hen na hun dood verheerlijkt; en hun schilderijen, waar men, toen zij leefden, geen dubbeltje voor over had (terecht!) met groote sommen voor de musea aangekocht. (Als men dat geld nu eens tot steun van de bijzondere scholen besteed had!!) Zoo is het mogelijk en begrijpelijk, dat van de Venus van Brassempouy" tot pp dezen dag de kunste naars allen zoo verpletterend onzedelijk geweest zijn. 2e. Men heeft mij verteld dat er op de academies en kunstscholen geteekend wordt naar het naakt model. Als deze gruwel inderdaad wordt begaan, onder welk voor wendsel dan ook, wie zal zich dan nog verwonderen over de verdorvenheid der schilders?! Aan dit bedrijf zou dan natuur lijk dadelijk een einde gemaakt moeten worden. 3e. Waarom worden de gezegende nieuwe Zedelijkheids wette»(Rubriek : onzedelijke uitstalling') niet op kunstenaars, tentoonstellingscomitè's en museumdirecties toe gepast P Zend daarheen de recherche! En als dat alles niet baat, zul ge mij vragen, als de schilders maar doorgaan te schilderen, zooals hun verdorven hart hun ingeeft, wat dan P 'Moet men het uiterste en afdoende middel gebruiken en alle schilders aan den Sultan van Turkije uit leveren om hen gelijk te maken aan die van zijn mannebjke , bedienden die nog alleen maar beditnden zijn ? (dan is het Z'ker gedaan met de naakte vrouwen!) Misschien zal echter deze al te sterke in breuk op de, ook door ons aanvaarde, vrijheid van het individu niet noodig zijn. Men kan het eerst eens probeeren meteen sluiting van alle musea en een verbod van het houden van tentoonstellingen, totdat er teekenen van beterschap te bespeuren zijn. Want, zooah een grootere dan ik in dertijd in de Kamer gezegd heeft: Zonder kunst en wetenschap kan de mensen leven, maar niet zonder God!" U, Mijnheer de Redacteur, dankende voor de plaatsruimte en rekenend ook op uw steun in deze. het zedelijk leven van ons volk zoo n a rakende zaak, verblijf ik Hoogachtend Uw dn. JOZEF POTIPHAR, En toch, nietwaar, w»t zien wij aller wegen? Alle weldaden, alle sociale wet ten, al die democratische kunsten mak erij, waarop loopen zij uit P Op, laat ik het maar kort wg zeggen: op zulke erger lijke tooneelen als Duitschland ons in deze dagen biedt, waar vier en een k wa t millio-n stemmen op de candidaten der ontevredenen" worden uit.ebracht. Nu m et men dat wel niet zoo erg nemen als het lijkt, er g»an heel wat t temmen van grapp -nmakers af, dat ben ik met den Beilijnschpn correspondeat van de Nieuwe Courant eens: die heeft namelijk een rouden'* kiezer kunren spreken, die hem vertelde, dat hij al n op een 8 )zi" ges emd had, om de reéeeringte pesten" het woord is niet van mij, be-te!, en hij concludeert daaruit, dat dit so rt kiezers wel het meerend-el van de vier en een kwart miliioen zal uitmaken. Maar ook dan nog blijft deze roude bladzijde een geheel zwarte in de ro mvolle hittorie van het volk van dichters, den kers en jonkers, en is ze ean leerzaam voorbeeld voor hen, die ons, eerzame bur gers, op het hellend vlak der sociale wetgeving willen dringen. Ik heb dat, toen ik hem met het Nieuwe J tar gelukwenschte, ook eens flink aan Tneo gezegd en de verwachting uitgesproken, dat hij ons dit jaar althans wat van dit gedoe sparen zou. Maar de man keek zuinig om dien wens h: de getst is wel ge willig, waarde heer, maar het vleesch is zwak l waarmede moeten wij dan in '13 bij de kiezers komen P I« '13 toch. in het jaar waarin ons vaderland honderd jaren van Fransche dwingelandij is verlost g-weest, mag het kiezersvolk ons niet in den steek latenen weder terugkeeren onder de vanen van de mannen der Revolutie! Daar is iets van a*n: j ui at dan moet 9e Jaargang. 16 Januari 1912. Rs^acteur: J. DE HAAS, Graaf Florisstraat.lM, Amsterdam. Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek betreffende aan bovenstaand adres te richt en. OSZS Een van de eerste vragen, die men zich s'ellen moet is wel, wanneer en onder welke omstandigheden doet een echyf de meeste dienst? Deze vraag is niet zoo gemakkelijk te beantwoorden en heel wat voorbeelden en problemen zult gij moeten oplotgen, voordat icij goed begrepen kebt, waar men een schijf moet plaatsen ten einde het gro >tste nnt er van te kunnen trekker. Dit i»eigenlijk het spel", dit is eigenlijk datgene waar alles op neerkomt. De waarde van een schijf wordt bepaaH, door de plaats die ztf iunee«f. De plaats kan van dien a»rd zijn, dat n echyf er wel 2 waard u». Een zoodanige. plaats tullen wij voortaan mei een term, ontleend aan de krjjgemanskUDSt een strategisch punt" noe mer. Da veldheer t>«cat immers evengoed met zijn leger die punten te bezetten. Eenige voorbeelden: Wij nemen het dambord en zetten 2 zwarte schijven op 6 en 11 en een witte op 27. Il hoor al zeg gen Wal, 2 tegen l, da. ia mi. der gunstig voor wit." Maar Ut nu een s goed op. Wit is aan den zet en kan een uitstekend sirategisc Q punt inn emerj. In dit geval veld 21, waarop wit allén meer kracht ontwikkelen kan dan de 2 zwarte schijven. Liten wij maar eecsz'en. Wit 27 21 en tnans is de beurt aan zwart die nu slecht s naar 16 of 17 spelen kan. In het laatste geval wordt hij geslagen en wit bereiit na 2 zetten de damlijn en wint. Dus zwart gaat naar 16 en wit speelt 21?17 en EU ziet ge pas welk een uitstekende stelling wit op 17 inneemt. Die eene witte schijf houdt de beide zwarten in bedwang. Zwart moet nu een der beide schoven offeren. Speelt zwart 6?11, dan neemt wit onder dankbetuiging de aangeboden schijf, heeft in slechts eenen zet de damlün bereikt en wint,"daar de zwarte schijf 16 nooit de dam Ign bereikt. De witte dam zou haar zulks beletten. 6?11 gaat dus niet en zwart tracot zich nu langs een anderen weg te redden. Hu offert ecnp 16 door 1621 en alweer o ank baar neemt wit dit offer aan en s'aat 17:26, zwart vervolgt im met 6-11, wit 26 26, zwart 11-16, wit 21-17 en zwart is renoren, daar by DU niet spelen kan, zonder ge slagen te worden. Plaats nu eens den stand van Diagram l op het bord en speel voor wit 27-22. Wat gebeurt er dan? Zvart speelt dan 11-17, wit 22:11, zwart 6:17 en nu heeft zwart ge wonnen. Uit dit voorbeeld blijkt, dat het bij het dammen slechts gaat om ktt Hezen van den j'iiiten z'l". Alleen door net te juister tijd upsp-den van schijf 27 wint wit en wordt de witte schijf minstens 2 wta'd. Werd zij daarentegen verkeerd opgespeeld, dan was 2Ümaar n ecbijf waard, daar dan zwatts overmacht tot haar recht komt. Naar mate men beter speelt, zal men ook de schijven beter tot baar kracht doen gei aken. Later zullen wünog meer voorbeelden hierover ge'en. Voor deze week eindigen wij met het voor beeld op het t we de diagram. Den stand moet gij zelf trachten op te lossen en mij dan toezenden. De stand is: zwart 2 schijven op 5 en 19. wit 2 schijven op 20 en 25. Wit is aan den zet en nu is de viaag Hue moet wit spelen om te winnen?" De oplossing wacht ik binnen 8 dagen aan bovensiaatd adres. Die zetten van wit en zwart moeten duidelijk genoteerd zijn en onderteekend.'Jongelui, doe je best l Binnen kort komt een vraagstuk j e waarvoor pi ij ien worden uitgeloofd. als het ware de stembus het innig ver band bezegelen, dat tueo, in die koude Novemberdagen van honderd jaar terug, op het Sdüeveningsohe strand gelegd werd tuss-'hen God, Oranje en Neder land. Eu Tneo zei, dat dat niet gelukken zou als tr niet tenminste wat socialerigheid uit zijn ninisterieale handen gekom*-n zou zijn. Maar hij overdacht dit met drotfoiiis omdat het goede gtld er toch maar mee verloren ging naar den bliksem" zei hij, maar dat duif ik niet naschrijven! voor alcieslampampers. Doch het moest, vooral nu de socialen met hun verdoiflijke reclame-motie ge komen waren, over de onmiddellijke invoering van hulp aan arme oule luidj°s. Die motie zat hem leelijk dwars. Och, zei hij, hu misgunde den ouden arbeider dit buitenkansje niet, maar hij gunde het niet aan Pieter «Telles. Het was dan ook wel hard. Alle verkiezingssucces was gebouwd op die Talmawetten, en nu kwtmen d« rooden roet in het eten gooien. Alle eere en kiezersdankbaarheid zou voor hen zijn! De bom zou verkeerd barsten. Gij ziet, hij was heelemaal niet in een fleu rige nieuwejaarsstemming, en ik kon er met geen mogelijkheid de oude vroolijkheid weer in krijgen. Ik zag wel waar het hem eigenlijk nog mér schorte, al hield hij zich daarover gesloten. Altijd dezelfde geschiedenis, altijd het Kuyperspook" zooals de Rotterdammer" van prof. Diepenhorst zoo treffend schreef. En daartegen helpt geen bemoediging! Wat zelden gebeurde, Theo verliet mij als een echt droevige figuur, het leek of zijn jas en hoed hem te groot waren, allea zat los en sloeberig. Zou dat uu het eind zijn van het jolig Christendom? Ik durfde het mezelf haast niet te vragen. Ach, waren alle menschen wijs! VAN ALLES WAT. Iets zeer bijzonders nit de partij. C. Noome. 7WART. WIT. Jb. Noome. Zwart 6, 8, 11, 12, 13, 17. 18, 20, 23, 30. Wit 26j 27 28, 32, 33. 36 38, 39 40, 43 48. Zwart in deaen stand aan zet speelde 80 35. Hierna liet wit zien welk een schitterende combinatie hu zon hebben urgovoerd, indien zwart 11-16 in plaats van 35-30 zon bobben gespeeld. De combinatie volgt hieronder. Wit. Zwart, 1. 11-16 2 28 22 17:37 3. 3328 2321 4. 26.17 12:21 Prachtig mooi is het verwijderen der 2 zwarte ec -ijven 17 en 12, alsmede schijf 23 die in dubbel opzicht zwart noodlottig is, daar deze er toe medewerkt om schijf 12 te verwijderen. 6. 38 32 37:28. Ook de ie ecrvjjf Is zwart dub im noodlottig. 6. 39 33 28:39 7. 43:3. **?** Ean zeldzame slag. Ziet nog eens op bet diagram en men zal erktnnen, hoe moeilijk deze slag voor het voorstellingsvermogen is. STUDIE VAN J. DE HAAS. Wit speelt en lokt den fontzet nit. ZWART mm mm. \ WIT. Stand. Zwurt l, 12, 13, 14 16, 17, 19, 20, 21, 35. Wit 27, 2S, 29, 32, 42, 43, 44, 45, 46, 48. Wit. Zwart. 1. 27-22 Om zwart tot 19 24 te verlokken: 1. 19-24? O ai op 22-11 en 11-7 van wit 22 27 te kunnen antwoorden: 2. 2 Ml 24-22 3. 43 39 Wit heeft echter met veel doorzicht ge speeld en denkt niet over 11-7 wegens 22 27, wit 7:9, zwart 27.40 enz. 3. 16:7 4. 32 27 22:31 «.f 21:32 (a) 5. 44 40 36 33 6. 42-38 33:42 of 32:43 7 48:10 (a) Op 22.il blijft de slag precies dezelfde. Allicht waren wij dan de sociale quaestie, die van al dat gemier de oorzaak toch eigenlijk is, wel kwijt. Maar hoe weinigen zijn dat, noe minder nog durven het te uiten P Dezer dagen kwam mij zoo'n uiting osder de oogen, van iemand, die gewoon practitch, verstandig over de ellenden en de ellendigen de ie r wereld redeneerde, en hoe bitter hard is men daarover ge vallet ! Misschien denk jij daar evenzoo over. M tar ik moet er&ennen, dat het mij goed deed een practisch-chnsteluk woord te lazen, als dit van Ds. Veen, m de Blijde Boodschap, over de alk holvergiftiging in de Berinnsche slaapplantsen: Ik moet zeggen, dat als deze ziekte er dan'toch eenmaa' moest kom-n, zij ilthans de maatschappij ten niet geiïngen dienst bewijst. Zij had onmogelijk een betere klasse van de maatschappij kunnen treffen. Hoe nun er ook o*tr moge ooruetlea, iedereen zal mij moeten toege ven dat het een heele verademing voor onze samenleving zou zijn, als die klasse niet meer bestond of opgeruimd wjjrd, want zij is een leelijke scuandvlekToor de menschheid. Ik geloof zelfs dat dit de eenige maiiwr is om er van verlost te worden. Ddt klinkt hardvochtig, maar het is in werkelijkheid niets anders dan het vaststellen van een feit." Juist, juist, dat is de manier om van onderop als het ware een heilzame schoonmaak in onze maatschappij te hou den. Eerst de aller armsten en dan zoo verder: alle ontevredenen van de reden hunner ontevredenheid verlost! Dan bleven per slot alleen zij over, die rust en tevredenheid, die beste aller deugden, aankweeken bij warmen wijn en pons" zooals in dit late avonduur. Je Oom Jor>©cüs.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl