De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 21 januari pagina 2

21 januari 1912 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WE E E;B L AD VOOR NEDERLAND. No. 1604 f De lyrische geënt daarentegen wordt door d*'vormehgchoonheid, door de veelheid der wisselende verschijnselen geboeid; hjet beeld, déverschijningsvorm der dingen grijpt hem aan en o IR zijn dadenlust tracht dit beeld, af naar zijn aanleg, door ingrïjpende hande lingen schooner te maken of geestelijk te omvatten, te begrypei ,'om zijn geestesinhoud er mee te verrijken. Doch de veelheid der verschijnselen dwingt velen tot beperking der weetlust binnen enge sferen; sommi gen bespieden het natuurgebeuren, anderen de individueele geestesfeiten, waierom anderen de maatschappelijke gebeurtenissen. Dit maatschappelijk gebied van feiten en daden is op zich zelve zoo rijk aan ver schillende gebeurtenissen, dat zelfs de meest begaafde geest niet ia staat zou zijn het geheel te om ratten, te doorzoeken. Men beklimme in gedachten een klokketoren van een laat-middeleeuwsche stad, op ?een-marktdag, juist in de uren, waarin het 'drukke gewoel van koopers en verkoopws ZJJB hoogste punt heeft bereikt. Is dit beeld van drukte daar beneden e TO beeld van het sociale leven? E a zoo ja, is het niet te onzuiver, te vaag, te ingewikkeld voor een wetenschappelijke analyse? De onderz mker begint met het waar genomen feitencomplex te beschrijven en als eenheid yan gebeuren voor te stellen. ?Doch reeds .hier doet het temperament zijn invloed gelden. De epiker ziet een stelsel van naar evenwicht strevende krachten, die in het verleden wortelen en thans tezamen tre ffan om een knooppunt te vor u en : de markt, welke knoop zich uiteenspreidt in .verschillende individuatie gtu>omingnn Vele .pijlen, zou de epiker zeggen, troffen de kern en botsten daar tegen elkander, en de resultaten dier krachten was een nheid die wederom zich uitspreidt in de vele richtingen der uiteenloopende individueale behoeft< n. D ^n epiker is het heden een knoop, een rustpunt, waarin het verleden zich con centreert om we»-r uiteen te vloeien in de wisselende, veelvuldige krachten van het toekomstig leven. De opvatting van de epische richting is een historisch- cau»aln ; in hi-t verleden ontspringen de oorzaken die het heden als gevolg hebben voortgebracht. Gansch anders beziet de lyricus het sociale marktgewoel. H\ t ? trtfftjnde beeld der wisselende krachten is volkomen ana loog aan het, beeld van het mechanisch evenwicht. Er is disharmonie, die streeft naar harmonische vertffaning. Bij den aan vang der markt heeft ieder, kooper zoowel als verkooper, een behoefte te verwezen lijken. H-t klimmend marktgeschreeuw, bij het toenemen van het aantal koopers, be duidt de worsteling tusschen de tegen strijdige belangen van kooper en verkooper. Dan komt het hoogtepunt, waarin het aan tal koopers het grootst is; dit groote aantal heeft invloed op de besluiten der verkoopars ; z\j bemerken tot hoever hun eischen kunnen gaan. De even wichtstoestand nadert nu zija maximum ; sommige verkoopers, die te veel vroegen, en daarom geen zaken konden .doen, gaan hun eischen verminderen en worden het eens met de laat-gekomen koopers ; de verkoopers en de koopers ver dwijnen voor en na en langzamerhand keert de rust weerzoo het weldra geheel Verlaten marktplein. Zulk een beeld van het sociale zijn be»it den lyricus, die het gegevene bazingt of in gedachten hersehppt naar de dropmen zijner verbeelding. Niet naar den histjriscüen oorsprong der goe deren en der belangen wendt zich zijn aandacht; hu wpnscht slechts de wetten te leeren kennen, die den beeldrijken levens ? kring beheerschen. De epiker is een ge boren causalist, hij wil zien hoe het ge volg uit de oorzaak als haar historische bron kon voortkomen; de lyriker is een geboren analytiker; hij ontleedt het ge gevene, om de onvolkomenheden van het waargenomen beeld in haar samenhang te leeren kennen en aldus te kunnen wijzigen. De epiker is de wandelende denker, de peripateticus, de lyricus is de in zijn studeercel opgesloten Faust, die met ge sloten oogen de veelheid der geziene beel den herziet en ontleedt. Zulk een waarnemer en ontleder van het gegevene, zulk een analytisch aangelegde denker is de veel begaafde geest, die in de wandeling Otto Eff rtz wordt genoemd. Meer dan een bouwmeester is hij een fijn en onverbiddelijk ontleder. Die analyse was trouwers noodzakelijk voor het welslagen zijner bedoelingen. Een groot, probleem wachtte op een oplossing; de moeilijkheid, de samengesteldheid van het vraagstuk schrikte hem niet af; integendeel: de sociale kwestie", uit maatschappelijke tegenstel lingen geboren, lokte hem te sterker aan, wijl tal van knappe raadgevers en deskun digen niet in staat bleken een, zij het ook onvolledige, oplossing te vinden. Er zijn karakter?, die niet gaarne hin derpalen op hun weg ontmoeten. Een kind vraagt nog naar den oorsprong der sterren, maar de meeste volwassenen, door opvoe ding en sleur getemd, loopen blindelings in het gareel; zij ontwijken elke vermoeienis; elke verspilling van kracht maakt hen armer en ouder. GUngch audors de oorspronkelijke, helder ziende, geestelijk-gespierde Eifertz. Die voelde zich van jqngsaf als centrum van overbruisende geesteskracht, die zich trachtte te openbaren in daden, in gedach ten, in droomerijen. Zijn sanguinisch tem perament dreef hem telkens voort naar telkens nieuwe geestesworstelipgen. Van daar de merkwaardige veelzijdigheid in de loopbaan van dezen krachtigen mensch. Zijn onderzoekingen omvatten medische, psychologisch^, geographische evenzeer als sociale onderwerpen. Beurtelings doorreisde bij Afrika, IJsland, Mexico en overal vond zijn geest stof voor nieuwe onderzoekingen. Zijn langdurig verblijf in de tropen verminderde zijn werklust niet. Na de publiceering van zijn hooflwerk «Arbeit und Boden", waar van in 1897 te Berlijn (bij Puttkammer en Mühlbrecht) een nieuwe druk verscheen, verschenen van zyn hand o. a. studie i over Hysterie, Hypnotismas und Suggestion", over de erfelijke immuniteit 1) in verband met een bijzondere, door hem opgestelde rassentheorie. Al deze werken zijn thans vereenigd in een volledige serie, in het Effertz?Archiv. 2) Eifertz is een Duitscher en een Pruisisch onderdaan zelfs. Die quahteit verklaart vele van de teleurstellingen en de eigenaardige lotgevallen,die dezen merk waardigen mensch te beurt vielen. Een sterke, bijna over moedige persoonlijkheid als de zijne, die niet paste in het Pruisisch drilsysteem, moest vroeg of laat ook met het gilde.wezen der Pruisische universiteiten in botsing komen. Zy n economisch hoofd werk 3) dat zulk een geweldig moeilijk en samen gesteld feitencomplex als dat van het sociale weefsel aandurfde, werd door alle Duitsche faculteiten geweigerd als doctordissertatie, ofschoon reeds een vluchtige blik, op dit werk al bladerend geworpen, den lezer in kennis brengt met de diepte en de oorspronkelijkheid van de stellingen van dezen denker.* Dit ongeloofeHjke feit yan de miskenning dezer belangrij ke leer is voor een deel wellicht toe te schrijven aan de neiging van den schrijver, zyae leer als bet eenige consequente socialisme te doen' gelden. Ook bij de socialisten echter blaef dit werk Miskend, ofschoon het een oplossing bracht van het distributiepro bleem, dat immers door de socialisten het belangrijkst wordt geacht, belangrijker dan de productie en de reserve-vorming! Geen protest mocht baten; de geniale voor lichter der aienschheid werd doodgezwegen; voor het groote pubjiek bleef hij voortaan dood. Intussohen begonnen reeds, tal van roofvogels de dood-ge waande prooi aan te vallen; reed»begon men na twintig jaren yan stilzwijgen zijn arbeid en zijn systeem ia economische seminaria te bespreken. Ia Basel verscheen een proefschrift 4), waarin de theorie van Effertz tot onderwerp van critiek werd gekozen. Prof. Philoppovitch in Weenen beroept zich in zijn werken op Effertz; Prof. L°xis, die eertijds in Breslau het boek van Effertz als minderwaardig, als onwetenschappelijk had afgewezen, schreef in het Handwö>terbuch derS'aats wissenschaften" een artikel, waarin Effertz hoog geprezen wordt. Pr"f. Conrad, die in Berlijn de dissertatie van Effirtz had afgewezen, is thans redac teur , van genoemd handboek, dat o. a. een artikel van Prof. G- Adler bevat, 't welk Effertz tot de zes beste, klassieke economi sche auteurs rekent. Men begon dus den doodgewaande te eeren, in navolging van Frankrijk, waar reeds 1304 twee bekende economisten, Ch. Andier 4) en Landry 5; zijn arbeid als oorspronkelijk en klassiek ge prezen hadden. Doch de doode keurde springle'end uit de tropen in zija vaderstad D sgeldorf terug T«rstO' d veranderde de hou ding der officieele faculteit. Z(jn verzoek om op grond van zijn wetenschappelijke wer ken privaat docent in Born te mogen worden, zag hu afgewezen met een beroep op het reglement, dat bij docenten den doctors-titel ei se h t. Niet beter ging het hem in B <sel, waar de Faculteit in een proefschrift officieel zijn bestaan en zijn arbeid had eikend. Ook daar zag h\j zich afgewezen. Een pogingpminBonn privaat-lessen over z\jn leer te zijnen huize te geven, zag hij mislukken; men beschouwde hem niet als toerekenoar, men hield hem voor een maniak, die in den waan leefde, .dat hij een wetenschappelijke ontdekking had gedaan. E->n op het aanplakbord der Universiteit geplakt briefje waarin hij lessen aanbood, zooals anderen daar kamers, boeken, copieerwerk aanbieden, werd op bevel van den rector verwijderd. De dpod-verklaarde diend-f te begrijpen, dat hij dooi moest blijven! Is het te verwonderen, dat de ge kwelde man zijne ver volgers op zeer sche pe, wellicht al te scherpe wijze beantwoordde! De Faculteit wist die beleedigirg op pas sende wijze te wreken; zij stuurde een psychiater met de opdracht den lichamelijkdoode ook geestelijk dood te verklaren, door een attest van krankzinnigheid. In het Effertz Ar hiv, dat op eigen kosten door hem te B >nn wordt uitgegeven (bij Carl Georgi. Universitats-Buchdruckerei) deelt de thans 60 jarige mee, hoe de justitieele psychiater prof. Unger belast is met het onder oek naar zijn geestvermogens, en hoe zijn huisgenooter, zijn omgeving inlichtingen moeten geren, of de bewuste" Effertz wel eens raar" doet. (Wordt vervolgd) 1) Voor 't eerst verschenen tn het Neder). Ty'dschrift Jannp. 1904 VII?IX. 2) Effartz- irchiv. Bonn.Univers'.ta's-Buchdiuckerei Carl George. 3) Arbeit und Boden. Systemd»r politiseren Oanonomie. Berlin 1897. Dr. W. Kre'schwar. Dis enation. Lieital. Gebr. Lüiin 1899. 4) Ch. Andier noemt E.'s werk: LasAutsginismes conomiques. Parijs 1904, de kracatigste poging die ooit werd gedaan tot opbinw eener zuivere economische leer. 5) Liniry roemt evenzeer de oorspronkelynneid van den autenr: Het boek is klas siek". B. behoort zij n s inziens tot de grcote economisten. SprtitfiB iit de Iraal m Zaiiere Bede. VIL 151. Het recht brengt van ze1 f iets and er p, het andereen verkeerde mede, de verkeerdheid van het onrecht. 152. R cht en onrecht verhouden zich als bet rechte en het verkeerde van vrijheid en wilUkeur. 153. Het recht zonder meer is riet het rechte, dat zich niet verkeert, eu het orrecht niet zonder meer het verkeerde, dat niet is terecht te brengen. 154. Het onrecht, dat zich verkeert, komt t er eet. t in de straf; da stiaf is verkeering van onrecht, en zoo het volstrekt verkeeide recht «elf. 155 Het onrecht brengt bestraffing m^de, en het recht, waarmede indesamenleving gestraft word', h het recht der onvermijdelykneid. 166. Het strafrecht is bet rechte van tweeden aanleg, waarin recht en onrecht tezamen terecht komen, om er terecht in voorondersteld te bly' ;er>. 157. Aan de straf verinwendigt zich de geeet van het recht tot een gavoel van het andere, dat plicht beet en als geweten pp-eekt. 15£. A's onmiddelyfc bewus'zyn van al hetgeen recht.. .' &,& dig is, kan het geweten zeer 'myst ek' heeien, want zijne stem is die van bet onberedeneerde; het geweten 16 een et al gevoel. 159. Het geweten is rechtvaardig. En het andere is de gewetenloosheid van onrecht vaardigheid «f boosheid, de verkeerdheid, die in den geest der samenleving niet ont breekt. 160. Het geweten is niet allee. En de gewetenloosheid is het andere, dat in het ruimere geweten eener meer volledige menschaljjkheid ten goede voorondersteld ip. 161. Het geweten ia op lichielf het on ontwikkelde of bekrompene en niet het volledige gewetan, dat ruimer i»; het heeft zich daarom aan het andere van zichzelf te buiten te gaan. , 162. Met braafheid zonder meer komt de menschheid niet verder, al ia gewetenloos heid zonder meer niet meer dan verkeerdheid. 163. Als onmiddellijk, verkeerd en ver ruimd geweten verhouden zich rechtvaar iigheid, boosheid en goedheid. 164. Vergeleken bij het ruimere geweten van staatsman en kunstenaar, van vrome en wijze i) het oamiddeljijke geweten eener geIjjkvloersche eerlijkheid het weinig zeggende. 165. I* da bekrompenheid alles en zal het verruimde niet meer dan hat verkeerde z\jn? Oak voor een ruim geweten is veel te zegeen. 166. Een staatsman kan niet enkel braaf zgn en echte kunstzin hèf c zijne onzedelijk heid. Wat weer gevoeld wordt in de vroom heid, al is het godsdienstige gaweten op zijne wy'se verkeerd. 167. Als het bewuit ijn der volledige waarneid is de wijsheid niet meer hat gevoel, dat in de braafheid als geweten spreekt, al begrijpt juist zij daarvan de on ntbeerly'kheid. 168. De boosheid'is als gewetenloosheid onmid lelljjk en voorloopig het verkeerde, niet het rechte of ruime geweien. 169. Oneerlijkheid is half ontwikkelde boosae'd; volledig ontwikkeld blijkt deze moorddadig. 170. De dief is nog de half ontwikkelde misdadiger. 171. Dief en roover verhouden zich als de oneerlijke en de eerlijke, of zelfs ridder lijke, schurk; dat de rooier als van zelf tot moordenaar wor Jt, onthult da volledige gewe enloosheid van dan onmanscb. 172. Aan den moori^adigan onmstsch opeaoaart zich v«rkearda vol naaktheid; de moirddadige onmansch is verkeerd volieiig ontw'kkeld. ? 173. De moord, gepleegd zonder verzacitende omstandigheden, is de misdaad van d<n onmensch, die geene rechten meer kan doen geldan. 174. De volmaakte ge we'enloosheid is onmenschelijke ver*eerdheid, die zich volmaakt bekeeren moet, om terecnt te komen in de liefle. 175. De goedheid of litfda U meer dan ree 11 vaardig en zwijgt van recht of plicht; zy' wil op gewetenlooze wy'ze het rechte. 176. Da liefderijke mensch is de plichtvergetene hoogere mensch, in wien het ge weten ten goede zwijgt. G. J. P. J. HOLLAND. J. B. Meerterïorer Cd, Bnsiei Hmt Indien het boek van den heer Meerkerk *) enkel uit literarische oordeelvellingen be st jnd, zou ik er niets over hèToen geiesd. Maar het biedt zich aan als een soort biografi->. Dat het in dit opsicit geheel zonder vaidienste is, zal ik niet beweren. De schrijver beeft van en over Cd. Basken Haet gelezen, sich zeker moeiie gegeven, hoewel lang niet genoeg; hij bezit de gaaf, feiten en citaten bijeen ie brengen en te groepjeren. Maar er heeft zicb in zy'n geest, lang voor hy zich aan het schrijven van zyn boek zetten, eea oordeel over Cd. Basken Huet gevormd dat zoo ongunstig mogeljjk is: dit bleek u t een t ijo schrift artikel vaa zyn hand. een tiental jaren geladen erschenen,over de verhouding van Cd. Bmken Haet tot Maltatnti. Z bate ijk als de daar gegeven gissingen eu combinaties waren is bet tegenwoordige ge schrift, in zijn geheel, nu niet; maar er komen toch een zeker aan'al ooju ste en partijdige voorstellingen in voor, waartegen ik, als zoon van den overledene, moet protesteeren. Is. kan natuurlijk niet alles bespreken maar kiesprecittse feiten, waarever een wezenlijke dis cussie mogelijk is. Ik laai du? achterwege wat de heer Meerkerk zegt over de jeugd mijns vaders, over zijn optreden als preduant en?., en behandel in de eerste plaats een gewichtig keerpunt: het ontslag van Cd. Buiken Huet als Waaleen predikant te Haar lem, zijn verlaten van de kerk in het begin van 1862. Op biz. 92 geeft de heer Meerkerk van de zaak een voorstelling, alsof de wezeiJy'ke oorzaak van dit ontsla* zou zijn geweett de pecunia", zooals hu zie i uitdrukt, hij spreekt van de misère" van de Haarlemsche Zijlstraat ( raar mijn ouders toen woonden) en gaat voort: In Januari 1862 wordt het Hem in het enge straatje, tusschen markt en gracht, te benauwend in het kleine huisje; hy neemt zijn ontslag. De heeren Ensched bieden hem een positie aan, niet schittereud maar ten minste beter dan die van Waalse h dominee te Haarlem en niet zoo benauwend." Ea op de volgende blz. vraagt de schrijver zich af, waarom C i. B. H. zoo lang in de kerk bleef; het antwoord is o. a, dat hij ble-f omdat hij gean oude seaoe en wilde wegwerpen voor hy nienwe had." Een lezer die met de ware toedracht van het gebeurde in Jannari 1832 onbekend is, en wat op blz. 92 wordt xezegd in verband brengt met wat te Ie-en staat op biz. 93, moet noodwendig vermoeden, dat m ij m vader heenging om zijn materiaele positie te ver beteren, en als die lezer niet bizonder op lettend is, zal bij zich zelfs voorstellen dat zulk een positie hem was aangeboden. Per sonen, bekend met de wez-nlijke biografie m ij ns vaders, weten dat de zaak zich geheel anders heeft toegedragen. Maar ik kan hier Cd. Buskan .Haet zelven laten epreken. In Januari 1870 plaatste hy in de Java Bode, a's antwoord op een hevigen aanral uit Nederland gericht tegen zijn roeger leven en karakter, een artikel getite d Htrinneringen, Het spijt mij uit dat stuk hier niet alles te kunnen overnemen wat betrekking heeft op de periode van Waalsch predikant te Haarlem: ik bepaal my tot bet verhaal der finale kriste: In 1861 gaf ik een handel leerredenen uit, wier eenige veid enste in haren gloed bestond, doch onder wier samens eiling ik gevoelde dat dergelijke denkbeelden niet voegden in eene gevestigde christelijk* kerk. lotn-schen had de openhartigheid zelve, *) Coenraad Busken Huet door J. B. Meer kerk, Haarlem, Tjeenk Willink en Zoon. In-8». Waarmede Ik mQne meeningen beleed, een groot gedeelte mijner kleine gemeente van mjj vervreemd en werd er in den,kerkeraad geklaagd, dat de gemeentekas daardoor be nadeeld werd. Met ter zijde stelling van alle eigenliefde oiderstsunde ik toen het plan om op gezette tijden predikanten van een andere rigting in mijn plaats te laten optreden. Daarna deed ik zelf het voorstel, de Z indagsche trodsdienstoefeningen beurtelings in het Fran'sch en in het Hollaudsct te honden, omdat ik wist dat het Framch voor velen een hinderpaal wa? om z<ch bjj mijne ge meente aan te sluiten. Dat voort-tel werd, als onvereenigbaar met de belangen der Waalsche kerken in het algemeen, verworpen. Toen heb ik, met zelfbewuste liberaliteit, my'n ontslag gevraagd, niet met bet plan on een vry'e gemeente ep te ri.teo [ditwas door zijn tegenttandtr beweerd], niet in de weten chap of in het voo'ge'Oel, dat mij een aidere betrekking; zou warden aingeOoien, maar zonder iemands voorkennis, en met de Kewisheid voor oogop, dat ik, hoe wel desiydj niet meer alleen voor mij zelven te zorgen hebbende, den volgenden dag van alle m ddelen van bestaan verstoken zon zijn. Veien ksnrien dien stap goed; doch door anderen werd ik luid a mi* prezen. Zij vonden het in de hoogste mate onbetamelijk, zeiden zij, dat ik de mijnen e a my''.el ven moedwillig aan gebrek blootstelde. Moethy dan nu gaan bndelen ?" vroeg e-n voormalig leermeester. Wat mij betreft, ik was overtnigd, dat het, na zal k een daad, my niet aan het nooiigc ontbreken zon; en dat verirouwen werd niet beschaam'). Naauwelyks had ik my'n ontslag ingediend, of een lid der fam'lie Enschedé, teveni lid van my'n kerkeraad, kwam mij aanbieden te komen schrijden voor de Baarkmiche Courant." Men ziet dat my'n vader, in plaats van een voarwentaal aan te grijpen o a heen te Kaan, heef c gedaan wat hjj kon om een finale breuk te voorkomen; en dat by' het aeslnit nam op het oogenblik dat er geen uitzicht bestond op een andere positie, beter of s1 echter. * Het is waar dat de heer Meerkerk blz. 94 ver haalt dat de kerk dreigde te veilsopen", het puoliek hem niet begreep", blz. 99 «ewaair.t van moailjJEbedea in-t dea kerk raad; maar vat te zeggen van een biograaf die, aange komen bij een ge wichtige episode, zijn eigen, ' voor den gebiografeerda onuunstige voorstel lingen en conjuc U'en als feiten -vóropiet, en later van de ware toelrac it iets verhaalt bij stakj « en brofcjea, zoodat zeifs deschmpzi a ii i u»t e lezer zich aiterst moeilijk kan voorstellen wat eigenlijk is gebeurd? Ik moet ook protesteeren tegen die misère" in de Zijlstraat die door den beer Meerkerk wordt voorgesteld als de voorna»oi^e oorzaak van het besluit mijns vader». Nu ji, miin oudars hadden bet in het Tiiniatuurtia'HJi" niet ruim, in «Ie ee st»jaren na hun tmwelu'i1; het traktement van Waalfch predikant was niet groot (la h>er 3tf. weet het precifis: nou geen 2000 gulden), maar zij w a run jone en dapper, iij poogden ban middelen door litterarischen arbeid wat ruimer te maken; hij w«rkte aan zyn Voorlednuen o»er de Ba'aaf che Kepnbliek en zyn Bi'derHjkstustui'ëa, zij vertaalde Georse Eliot. E- werd das d uk gewerkt ia het kleine hu"j >, maar er werd ook veel gelachnt. e a a's Du Géaeatet een bezoek kwam brengen deed d«se d-nk mede. Of wel mr. Qaack ('oen te Haarlem) verscheen en men b <aprat de gebturteniss-n van den daer, de Itatiaansche eenheid die toch tot stand kwam, Civour en Garibaldi...?Wat ik veel later heb hoorea vertellen '&n die Zijlstraat j iren aeeft op my steeds den indruk gemaakt van opgewektheid en levenslus', niet van m.' ere". Ea dan de positie aan de Haarltmsche Courant, die, volgens den heer Mier kerk zooveal beter" en minder benauwd" was dan die van Waalecb predikant. Ik twijfel er aan, hoewel het na'uurlyk tot de moreele beoordeeling van het besluit mijns vad«rs niets afdoe' Ia het zooeven geciteerde arti kei van 1870 zegt my'n vader, na er aan te hebb.-n herinnerd dat hy nimmer redacteur van die krant is geweest en zijn arbeid rich bepaalde tot het nasporen van dagbladen: Mat mijn neiging of overtuiging strookte die arbeid niet, want ik het) in het meledeelen der maeningen van anderen nooit smaak gevonden, als ik er mijn eigen oordeel niet bijvoegen mogt. Oak was mijne betrek king in den aanvang verre van winstgeveid, en heb ik, in de vier jaren van de zes, in dat dienstwerk gesleten, mij moeten te'reden stellen met een sober inkomen. Alleen ge durende de twee laatste jaren, toen ik het grootste gedeelte van my'n leven op bet bureau doorbragt 's morgei, s van negen tot vier, en 's avonds van t.cht tot twaaff had ik wat men een goede positie noemt dezelfde die ik uit gouddorst heb verlaten, ten einde redacteur van de Java Bode te worden en een eigen orgaan te hebben." Uiterst partijdig is da heer Meerkerk ook in hetgeen bij op blz. 95 zegt van de nu volgende ep'sode, de toespraken in de Haar lemse hèConcertzaal: Vieemdishet wederom dat hij toch twee jaar lang op eigen bandje eene v-ije gemeente dient. Deels zal dit waarschijnIgk aan zijn vrouw te danken of te wijten zijn geweest, deels aan den invloed van vele vriendinnen en eenige vrirnden. eenigssins mogelijk om geldelijk voordeel." De heer Meerkerk bedenkt niet dat voor den Busken Hnet van 1862 de breuk met de officieele kerk niet beteuktnde een braak met de moderne theologie"; zoo verklaart zich zeer natuurlijk dat mijn vaier in het het najaar van 1861, toen het ontslag te Haarlem reeds nabij was, er aan kon denken de Kanselredenen op te dragen aan zyn oud-m leermeester J. Scholten (iets waarin de heer Maerkerk onoprechtheid schijnt te vermoedei) en evenzoodat hu na zijn aftreden als Waalscti predikant, op verzoek van een aantal Haarlemscbe vrienden, er in toestemde, op te treden als vrij kanselredenaar, buiten conti e van eeoigen kerkeraad. O ver deze perioda raadplege mee weder het artikel Herinne ringen. E-m vrye gemeente heb ik te Haarlem noch gesticht, noch wiüen stichten; maar toen ik reeds voor s'8 dagen van de week aan da Haarlemsche Courant verbonden Was, heb ik met eene inppanning van krachten, die bovenmatig moest schijnen, gednrenie twee jaar den zevenden dag godsdiem-toef-ining gehouden in een concertzaal. Nooit is er zelfs spraak van geweest, dat ik daardoor in my'n on -erhond voordien zou. Al'een hebben sommigen mijner hoorders mij inde gelegenheid gesteld en ik ben ban daar voor nog altijd erkentelijk in den winter van 1862 op 1863 naar Tübingen te reizen, teneinde door een gevaarlijke keeloperatie, indien het lakken wilde, myne stem terng te bekomen. Wat ik in die taal verkondigd heb, staat te lezen in een bundel Toetpraktn, mijne laatste uiting op godsdienstig gebied. Want naarmate die redevoeringen in het licht verschenen, werd het my opnieuw dui delijk, dat ik my in een verkeerde richting bewoog, en ben ik my uitsluitend met Utt*rarische studiën gaan bezighouden." Over die Concertzaal, mijns vadera toe spraken, en dan indruk dien zy maakten kunnen belangstellenden nog herinneringen vinden in een annniem artikel van Lts en Past (jaargang 1886). Het staat natuurlijk den heer Meerkerk vrjj in dit alles s.echts koondiespel te zien; zyn bijzonder hatelyse insinuatie van geldelijk voordeel" zal hjj in ieder g*val terug moeten nemen. Het is dnidelyk dat mijn vader in 1879 niet zou hebben geschreven als hij deed, ind'en hg behalve de som voor dl reis naar Duitechland, van zyn hoorders nog een andere toe lage hal ontvangen. Hst vertrek naar lodië en de daaraan voorafgaande onderhandelingen met den Minister Hasee'man (einde 1867, begin 1868) «orden djor den searijver bucandeli blz. 132 vgg. Hu beeft van zyn vroegere, voor de nagedachtenis mijns vaders zoo beleedigenle voorstelling in de Vragen des Tijd veel stilzwijgend teruggenomen en Hj deed wét. Wat «y'n tegenwoordige uiteenzetting b-itreft, ik zou van het gedu'd der lesers an dit blad te veel eischen indien ik al myne bezwaren wilde uiteenzetten, ik verzoek daarom een ieder die zich van de zaak een onpanijdige voorstelling wil vormen, naast aatgeen de heer Mterkerk uu schrijft te l»«gen hetgeen ik heb gezegd in de Oidi van Mii 1910, bij da uitgave van no< eenige uneven uit die periode van Multatuli. Bis. 195 vgg. geefi de heer Maerierk een uitvoerig uittreksel uit een zeer on men (elyk oordeel orer mijn "adnr, kort na die. s over lijden, door mr. M. C. Pieper*, later Riad van Indië. g»plaaist in het tijdschrift de In'iüctie Gids. Hjj baalt het aan om te bewijzen dat Haet, op het oogenblik van <y''j o»er y'den geen vrienden had in Indië", wat ik in Ktnat ben beslikt tegen te spreker. .Maar uu het ojrdeelzef van mr. P.epers. In ayn ,siuk, een baschouwing van mün valer a's lalisch joartalist, wordt Cd. Bu-kea Huet een Miphistopbeles" genoemd >n sya leer aldus omschreven: Br is maar a levens doel, dat om zooveel mogelijk te genieten; mea heefc zich das zo i der f chroom zooveel mogelijk te behoord-telen. De politiek der Nederlanders zy "aarom hunne macht te gebraiken oaa uit lud ë te hal «n wat ervan te balen ia; exploitatie i< h>t eenitce dool vaa koloniaal baait. E a wat hier voor den Staat gildt is ook waar voor de bij,eindere personen, ambtenaren of particulieren; hun doel z\j sleeits zica te ba?oord«elen..." En zoo gaat het voor'. Het zou gamakkelgk zijn, onrler te verwgien naar d^oolIncHes van de Javib>de en het Algemeen D'gHad a leen met osQUlp ?ancitaten uit d^Nationale Vertoogen en mijn radirs correspondentie, te bewijzen dat die voorstelling geheel in siry.Us met de hi-itorifch-i waarhei i; maar ik geloof dat dit onnond g H. Welk verstandig mensch welke oveagena zyn politieke en sociale overtuiging mort zijn kan gelo->veo (lelfsal wordt het verzekerd door een Baad van Indië), dat een schrijver van naam j*ren lang. als lei Ier van een dagblad f y-itnmatisch voorstander zou zijn geweest van aulk een krnnk-.innii? >y-steun van exploitatie, in B>a»t de rijkste kolonie t-n cronde te richten? Het is duidelijk dat mr. Papers niet schreef als obj -ctief tiimorcus, maar als hartstochtelijk partiiman (bjj had trou «»ns m\jn vader reeds by di*-ns leven. in 1876 of daaromtrent op de deftigste wijze aangevallen). Maar het scby'nt ongelo flijk dat de heer Meerkerk die beweert me', den arbeid van myn vader als joa'nalist vertrouwd te zijn did ruwe carica uur ?an mr. Pie pers overneent m er, tegenover een geheel i nkandig publiek geen ander correctief aan toevoegt dan dit (>iz. 198): 't Is hard, 't is niet geueel juist...." Zjo schrijft men geen biografial Ik moet evnnzoo proteateeren tegen het geen bh. 16?17 wordt gezegd. Men zegt dat hu vroeger en later beproefd heeft fortuin te maken in de Franeche Jetieien, doch zonder goed gevolg. Geen revue" van naam wilde zich voor zy'n pennevruchten openstellen." Mijn vader heefc zich ni nmer aan Par y s c ie 'evues" als medewerker, aangeboien. De heer Meerkerk, ik erken het, voegt er aan stonds by : Voor de waarheid der bewering sta ik niet in." Waaroai dan dergelijke praatjes" opgenomen. Ik heb boven erkend dat de heer Meerkerk zich voor zyn -studie zeker moeite heeft ge geven ; dit neemt niet weg dat er maar al te veel bewijzen in voorkomen van ov«rhaasting en gebrek aan nadenken. B z. 165 wordt een duidelijke toespeling op Darwin aangezien met een vraagieeken voor een toespeling op N. G. Pierson (reeds g^releve»rd door den heer de Maester, in de Gids). Door te haastig afschrijven is p. 134 m een i ffijieel stuk dat de heer M^erkaik me dedeelt de gewichtigste vohin 266 in de war getaakt dat hij geheel on erst aan haar werd. Blz. 170 heet da familieroman De Bruces voltooid", terwyl het voor iederen leser duidelijk is dat het boek onvoltooid bleef en dat in het voorbericht bjj de uitgave ui' drakke!y'k werd gezegd. Ik au nog meer dergalyke flaters kunnen aanhalen. Hoewel nauwkeurigheid een eerste vereiscate is in een biografie, zon men op dergelijke kleinigheden op zich zelve niet vael letten, maar zy' vallen op in het geschrift van iemand die het werk van eminente achrij/ers niet alleen dat van Cl. Basken Haet zoo uit de hoogte beoordeelt en zoo innig overtaigd echy'nt van zyn eigen onfeiloaarhMd. Zoolang, wat de heer Meerkerk over my'n vader een reef, tich bepaal ie tot een artikel in een ty'dscimft, heb ik gemeend mij van polemiek te moeten onthouden. Ik kon niet langer zwijnen, nu bij optrad met een boek deel van 219 bad-.ijden en dit boek een zeker gezat ontleent aan den naam van de uitgevertfirma die het in de wereld zond, dezelfde firma bij welke weleer de volled ge uitgave der Literarische Fantasten, het Land van R-mbrandt en de Brieven mijns vaders het licht zagen. Parijs. G. BUSKEN HUET.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl