Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Nö. 1804
Frederik II, de Qroote.
Paraaf van Frederik den Groote, zooals hy ze gewend
was' onder zyn staatsstukken te zetten: F.
Frederik II.
1712 - 24 Jan. 1912.
Verlicht despoot, in het eerste deal van
zijn leven vooral verlicht mensch, in zijne
latere jaren bovenal despotiek vorst, zoo
ongeveer moét wel de karakteriseering
van den grooten koning van Pruisen
geformuleerd worden. Zij a streven waa
in de eerste plaats als mensoh van
bateekenia te zijn en dezea indruk maakte
hij dan ook vooral op zijne tijdgeaooten:
een mensch met buitengewone gaven. In
werkelijkheid is hij toch als vorst van
oneindig grooter bateekenis geworden;
zijn jeugd, zijn tijd van
boveaul-menechwillen-zijn en dan liefst philosophe" is
kinderleven in vergelijking met het
bovendien langdurige tijdperk van zij a
regeering. En beide perioden van zijn
lange leven hebban tot da volksfantasie
gesproken, de idealistische weerbarstige
kroonprins, zoon van den al te strengen
vader, die dapper de roe hanteerde, maar
ook e»anders de harde armoedig
gekleede alte Fritz" met zijnkrukstok;
de vroolijke levendige jongen dol op zijn
fluit en zijne Fransche boeken en daar
tegenover de stugge, dorre grijsaard, kil
als een zonlooze winterdag. Talloos zijn
de anecdotes die nog steeds in boek en
volksmond over hem de rondte doen en
zeker zouden ze, in chronologische volg
orde geregen, een grappig en toch dik
wijls juist beeld geven van den koning;
en zijne eigenaardigheden, een beeld vol
contrasten, een haast onbegrijpelijke een
heid van tegenstellingen. En toch... er
is zoo veel echt messchelijks in, zooveel
dat zich, ondanks grootheid en hoogheid,
laat verklaren uit aanleg en opvoeding,
uit omgeving en levenservaring.
Zijn vader, Friedrich Wilhelm I, was
een streng, degelijk man, uitmuntend
organisator, voorzichtig financier, maar
ruw ei driftig, gekant tegen de fijnere
beschaving, die uit Frankrijk in de
Duitsche landen binnendrong. Hij was
ean degelijk Duitsch burgerman. De moe
der Sophie Dorothea juist het tegenover
gestelde; geboren vorstin, opgevoed aan
het Hannoversche hof, stelde zij hooge
eischen aan het leven, had welgevallen
in pracht en praal en waardeering voor
schoona kunsten, muziek en letterkunde.
En elk van beiden had, ondanks hun
eensgezind huwelijksleven, zijn eigen
omgeving, de koning zijn
Tabakskollegium", waar tabakswalm en
stalknechtenscherts zijn hart verheugden en een
verpoozing brachten van het drillen zijner
reuzengarde, de koningin hare meer
hoffiihige vertrouwden met hunne Fransche
en Eogelsche sympathieën. Op den jon
gen Frederik was, juist als in de meeste
gez'nnen, de intloed der moeder het
grootst; men mag het aan opzettelijke
opvoeding toeschrijven of aan een nog
belangrijker factor dan de eigenlijke op
voeding, den onwillekeurigen invloed der
omgeving, de aardige levendige prins
voelde zich al joeg meer aangetrokken
' V
c-a*. &**-<<-*' ?
Fiederik, oud en ziek, op het terras van zijn lustslot Sins Soici naar de
ondergaande zon ziende. Naar een gravure van J. P. Jügel met het
onderschrift: Spoedig kom ik n naderbij.
tot de schoone dan tot de nuttige zijde
des levens en juist die verfijning van het
leven was den vader een onduldbare
gruwel. Zijn zoon moest worden wat hij
zelf was: een brave kerel, een flink
officier. Zijn eigen oude leermeesters
moesten hem opvoeden naar het op hem
zelf toegepaste systeem; oude geschiede
nis, Latijn, fraaie letteren werden in het
leerplan geschrapt als onnutte beu «din
gen. En zooals pleegt te geschiedei
juist nair deze verboden vruchten hun
kerde de zoon. Zo3 kreeg de zoon een
vrees voor den tyrannieken vader, de
vadereen hekel aan zijn verwijfd fatterig
zoontje, een hekel die soms in het pu
bliek tot allerlei min platonische uitingen
kwam. Maar er was iets nog ergers.
De vader had zijne partij, Oostenrijksch
gezind, en de modder de hare, En gelach
gezind. Dit gaf conflicten, die voor Fre
derik van beteekenis werden, toan hij in
de intrigues, welke rondo m hem gespon
nen werden, betrokken raakte, toen d«
mogelijkheid van een D uiteen of een
Engelsoh huwelijk voor hem overwogen
werd. Die plannen maakten de a vader
achterdochtig, soms driftig, zoodat hij
zrjn zoon in een dwangleven inpersteen
de jongen wanhopig ging zoeken naar
een middel dat hem van dien druk be
vrijden zou. Het eenige middel leek hem
de vlucht naar Eageland. Dit en het
gedrag van den vader moeten we in
verband zien met het feit dat het pas 12
jaren geleden was, sinds Alexis de zoon
van Peter da Groote van zijn vader weg
vluchtte en rondzwierf door Europa, tot
dat de ongelukkige jonge a door zijn eigen
vader werd ter dood gebracht.... Het slecht
voorbereidde ontvluchtingsplan mislukte.
De prins en zijn vriend luitenant Katte,
die medeplichtig was, werden gevangen
gezet en voor een krijgsraad gebracht.
Onder de oogen van Frederik werd de
onvoorzichtige Katte on t hoof'j.
Da prins kreeg gratie en beloofde beter
schap en gehoorzaamheid. Ei deze be
lofte heeft hij gehouden. Hij heeft geleefd
en gewerkt, zooals zijn vader dit wilde,
ea toen zijn vader het ran hem eischte,
heeft hij zich laten trouwen met Elisabeth
Christine, prinses van Braunschweig
Bevern. Ofschooa hij in den eigenlijken
zin van het woord nooit haar echtgenoot
is geworden, heeft hij haar zijn leven
lang met den grootsten eerbied en de
meeste zorg omgeven. Dat haar bestaan
ellendig geworden' is van eenzaamheid,
heeft hij zichzelf nooit verweten. Dat zij
hem nooit oneer of moeite heeft aange
daan, daarvoor toonde hij zich in zijn
testament dankbaar.
Die gehoorzaamheid heeft hem nog
wel moeite gekost: hij heef t zij n tegen zin
en spot niet altijd verborgen gehouden,
maar ten slotte bleek dit toch de weg
tot het vertrouwen van zijn vader. IJ vo
rig werkte hij zich in in administratie
en militairen dienst. Zoo beleefde hij nut
tigejaren in Kuiter en Ruppin, gelukkige
zelfs op het slot Rheinsberj; bij Ruppin.
Hier vereenigde hij een kleinen, uitgelezen
kring rondom zich, den fijnbeschaafden
Keyserlingk, den geleerden Franschen
refugiéJordan, den bouwij verigen
Knobalsdorff, den musicus Quanz e. a.
Hier op Rheinsb:-rgdansttehij
menuetten en musiceerde, hier studeerde en
werkte hij en, vooral, van hier uit begon
hij een ijverige correspondentie met de
grootsten zijner tijdgenooten. Onder
hen neemt Voltaire ean uiterst belang
rijke plaats in. Frederiks eerste brief
aan Voltaira dateert van 173C. Beide
hebben met tusschenpoozen die corres
pondentie mst zorg voortgezet. Lings
Voltaire vooral heaft Frederik zich de
ideeëastroomingen van zijn tijd eigen
gemaakt. Hij heeft niet alleen van diens
keurigen Franschen stijl overgenomen
grammaticial zuiver heeft hij nooit
Fransch kunnen schrijven maar vosral
van diens verliahte wijsbegeerte, die
haast heel het toenmalig weten modifi
ceerde ; Voltaire en Bayle hebben Fre
derik tot den voor zijnen tijd
vooruitstrevenden verlichten denker gemaakt.
Zij hebben hem de theorie der wereld
kennis gebracht, de critiek en de analyse,
waarvoor hij in de contrasten der vader
lijke en moederlijke omgeving de practijk
had gezien. Op Rheinsberg is hij tot d«n
volwassen denker uitgegroeid, die eem
sterk sprekende zelfstandigheid vertoonde,
zoodra hij zich uitsprak over de prak
tische wijsbegeerte, vooral van zijn stand
punt als aanstaand regeerder gezien. E a
uit wat hij daarvan schreef, blijkt ten
duidelijkste dat meer dan de wijsbegeerte
en alle theoretisch weten,
zijntuekomstwerk hem interesseerde; zoo in zijn
wijsgeerige werken maar vooral in de politieke
geschriften, waarin hij zich uitsprak over
vraagstukken van zijn tijd. Dat hij meer
dan een man van de gedachte een man
van de daad was toont hij opzettelijk
duidelijk in zijn anti-Macchiavelli. Tegen
over de immoreele willekeur, die
Macchiavelli rechtvaardigde, ontwierp hij een
voorstelling van een model vors t, in den
trant van Voltaires geïdealiseerde Hen
drik IV: vorst en volk onafscheidelijk
verbonden, de vorst de waker voor recht
en gerechtigheid, de aanvoerder in den
Wachtparade van Koning Frederik bij Potsdam, schildery en gravure
van Daniel Chodowicki (1726?1801}.
'ét i'a n
fa
-^aif( n u
t tióiv&tts
ff. fe
it'i/ /ai amnau^rtt-,
rft)een iJliManev, yttëdaru 4&
*f?n?t expricsft a* fctu
1-atu /a ffafs ^K «M
\roorbeiicht van een der boeken dooi den Philosooi
van Sans Souci" (Frederik den Groote).
krijg, de zuinige beheerder der staats
middelen, verantwoordelijk voor en tegen
over zijne onderdanen, de eerste dienaar
van den Staat. Jong nog, 28 jaar, werd
hij onder levendige toejuichingen van bin
nen- en buitenland, voor zijn levenstaak
geplaatst. En zijn eerste regeeringsjaar
was voldosnde voor hem om te bewijzen
dat hij berekend was voor die taak.
Hij handhaafde de door zijn vaier inge
voerde en financiesl gunstig gebleken
administratie, nam energiek de draden
der buitenlandsche politiek ter hand. en
eigende zich aet forschen greep de
Silezische vorste idommea toe. Het is hier
niet de plaats uit te weiden over het
meer of min rechtma
tige dier verovering
ea ook niet om te
gaan jubelen over de
vele en groqte over
winningen, die hij, in
persoon zijne legers
aanvoerend, behaald
heeff. Wel most hier
vastgesteld, dat hij als
een geniaal veldheer
met snel inzicht en ijze
ren volharding zich
tegen zijne overtalrijke
vijanden geweerd heef s
en zijne veroveringen
heeft weten te behou
den. Ean harde school
heeft hij in zijne jeugd
doorloopen maar har
der nog hebben hem
de oorlogstij den ge
maakt, dagen dat hij
bereid was met vergif
een einde aan zijn
leven te maken, omdat
hij van alle kanten door vijandige legers
omgeven, geen kans zag zijne grootache
ondernemingen door te zetten en hij het
oude familiebezit voor zijn broer wilde
redden. E a meer dan eens heeft deze
catastrophe boven zijn hoofd gehangen;
maar zijn geluk en zijne taaie energie
hebben hem behouden.
Tusschen zijne oorlogen is esn 10 jarig
vredestijdperk gevallen (1746?1756)
waarin hij, als op Rheinsberg, velerlei
heeft tot stand gebracht en met roem
de gezelligheid heeft gecultiveerd. Ge
deeltelijk volgens zijne eigene plannen
heeft hij zich het tuinslot Sans?Souoi
laten bouwen en zich daar met keur van
schoonheid en keur van geestigheid om
geven. Algarotti, d'Argnns, La Mettrie,
de gebroeders Keith, Voltaire en niet
het minst de koning zelf vormden hier
Yoltaire.
de door Menzel vereeuwigde tafelronde.
En hoe ongedwongen hier de toon was
en hoe kameraadschappelijk los de conver
satie, hoe schijnbaar de gelijkheid, hier
is het toch steeds de koning die baas is,
en dit al te gaarne laat gevoelen in scherp?
aardigheden ten koste zijner gasten.
Al was het niet als in vaders
tabakskollegium, ook hief werd de toon licht
grof en was de koning autoriteit, zoodat
Brunetière Voltaire's woordenschat na
diens verbljjf in Berlijn met kernachtige
kasernebloempjes hesft verrijkt gevonden.
Oadanks dit was toch Sans-Souci de
kweekplaats voor kunsten en weten
schappen, waar de koning gaarne was
en vanwaur uit hij
zijne landen regeerde.
Hier nu zijn wij aan
de sterke zijde des
koninga, die later
zijn systeem ten
verderve is geworden.
Al de drac'en van
heel hetregeersysteem
heeft hij ter hand ge
nomen. In alle tak
ken dar administratie
heeft hij niet alleen
ingegrepen, maar tot
in kleinigheden zelf
de leiding vastge
houden. Zijne minis
ters waren zijne kler
ken. En wat hij aldus
van zichzelf eischte,
eischte hij van elkeen.
Hij was de slaaf van
de ideëele opvatting
die hij zich gemaakt
had van zijn
vorstenplicht. Voor zijne on
derdanen werd hij zoodoande aldus een
tyrar, die van ieder eischte wat hij zelf
kon geven, plichtmatige toewijding aan
den staat en omdat
niemand zijne ga
ven en nog minder
zijne werkkracht
bezat, was hij nooit
tevreden over zijne
ondergeschikten en
schold en strafte
hij eiken misslag.
Zoo werd het land
van den verlichten
koning bij inwoners
en buttealandera
berucht door de
despotieke macht
Frederik in zijn van zijn vorst. Het
jongelingsjaren. volk morde onder