De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 21 januari pagina 7

21 januari 1912 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. dn doffen dmk, de vorst beklaagde rieh ov»rde verdammte Raoe" om heen. s meer Silhouet naar Freiwik den Groote. van Y«rad geraakt, en ten slotte ge heel alleen «p eenzame hoogte komen Het leven dat in Duitschland om hem heen begon op te komen, was hem onbegrijpelijk, bleef hem vreemd. Dat nationale taal en letterkunde en nationale wetenschap ook het volksbe wustzijn verheffen, heeft hq, begraven onder de materieele zorgen voor zijn volk, niet begrepen. Omgekeerd heeft ook eerst het nageslacht zijne verdiensten ten volle tannen waardeeren. EenDuitsche eenheid onder leiding van Pruisen was zijn ideaal en de eerste poging om dit tot stand ie brengen is zijn werk. Nog een jaar voor zjjn dood vereenigde hrj verachillende Duitsche staten tot een F&retenbund" tegen Oostenrijk, voorTMJliHf probeereod wat eerst bijna een eetftc later kon worden uitgevoerd. En toch. draagt Frederik naast al deze ver diensten, een belangrijk deel van de verantwoordelijkheid voor Pruisen's diepe vernedering door Frankrijk. Zijn star conservatisme op verschillend gebied Frederik's dood, naar een ets van Daniel Chodowicki. heeft de frisch opkomende krachten niet weten te benutten en vooral zijne over matige centralisatie in eigen handen, heeft aan den staat bekwame en beproefde regeerders onthouden. Da roemrijke slavernij van zijn koningsplioht heeft Frederik tot het laatst met onbreekbare trouw en stalen energie gedragen. Verviaemd en vereen zaamd is hij 17 Aug. 1786 overleden. De Amsterdamsche Courant van 26 Aug. 1786 schrijft: Berlin den 19 Ang. Den 17dqn deezer, ontving men alhier uit Potsdam Frederik's doodenmaide droevige tijding, *er (Hohenzollerndat het dien mor- museum). gen om ten 3 uuren, aan den Gebieder over Loeven en Dood behaagd bad, onzen Doorlichten Monarch, Zijne Majesteit, Koning Fre derik den Tweeden, uit den Tijd in de Eeuwigheid over te neemen, in den ouderdom van 74 Jaaren, 6 Maanden en 13 Dagen, na een Luisterrijke Rageering van 46 Jaar, 2 Maanden en 17 Dagen in welke Hoogst dezelve de Liefde en Glory van Zijn Volk en de Verwon dering van Zijne Eeuw geweest is. Hij storf aan een langdurige Borst-Water zucht en Verval van Krachten; beweent met heete Traan en Zijner Onderdanen, terwijl Zijn gedachtenis in Zegening blijven zal; zijn einde was met de be daardheid en onderwerping van een Wijs Koning. Dr. T. P. SEVENSMA. iiiitmiiiiiuiHlii Professor Hector Trenb, weigerachtig zich tot de operatie van Johan Braakenaiek te ieenen, maar ertoe gedrongen door de sarcosekao des Roems. Professor Dr. Hector Treub. Niet licht zal een chirurg zonder toe stemming van den patiënt op dezen een operatie toepassen: toch is er een Amsterdamseh 'chirurg, die dit reeds j «en lang ongestraft doet, nl. de heer Braakensiek. Op de veiligheid, die het ge troon terecht hem schijnt te waarborgen, wil ook ik ditmaal .vertrouwen, nu ik mij in de noodzakelijkheid zie geplaatst als zijn medeplichtige op te treden bij de klinische demonstratie van het geval-Treub. Het slachtoffer is den 26sten Januari vijf«n-twintig jaren laag hoogleeraar geweest in de verloskunde en de gynaecologie, eerst in Laiden, later in Amsterdam. In dien tijd heefc hij onbegrijpelijk hard gewerkt: hij was te voren chirurg en had zich aan de verloskunde niet anders kunnen wijden dan als een bijvak, en de gynaecologie begon zieh in ona vader land pas te ontwikkelen. In merkwaardig korten tijd moeht hij met onbetwist recht zich plaatsen aan de gp'.ts der Neder landsche gynaecologen en, wat meer zegt, bij heeft de leiding weten te be houden. Wat hij zij a leerlingen door woord en daad inprentte, werd weldra voor hen vastgelegd in zijn uitnemend leerboek der verloskunde en dat der gynaecologie. Er bestond behoefte in ons land aan die boeken, en die behoefte is gebleven, ver buiten den kring zijner studenten: de snelle opeenvolging van telkens weder nieuwe drukken heeft dit bewezen. Deze boeken gelijken niet op -de Duitsche, noch pp de Fr&nsche of Engelsen e, zij zijn niet eens kenmerkend Hollandsen, maar zij zijn eenvoudig Treubsch. Overal vindt men zijn stempel er in: zoo is het, en daarmede uit". Men zou kunnen beweren, dat dit niet het kenmerk van wetenschappelijkheid is: de wetenschap, die altijd zoekende is naar de waarheid, moet zoo herhaal delijk de dwalingen kaars weegs erken nen, dat zij voor stellige uitspraken maar al te dikwijls moet terugdeinzen. Toch zou in een leerboek voor beginnelingen het al te vaak herhaalde betoog van de beperktheid van ons weten verwarrend werken; en wie kritisch genoeg is aan gelegd, zal, naarmate hij verder komt jn eigen weten, juist in het zoo over redende woord van den meester: MD is het', den Inilzamen prikkel vinden voor de vraag: is het wel zoo?" De medeslepende kracht van de zekerheid van Trenb's uitspraken niet enkel in zijn leerboeken! , moge voor dezen en geeen een al ta groote bekoring bezittan, wie den man zelf kent, weet wel, dat zijn stelligheid gepaard gaat met een ruime toegankelijkheid voor het betoog der tegenpartij en met een niet alledaagsche eerlijkheid, die hem gesiakkalijk ongelijk doet erkennen, waar dit pas geeft. Wat Treub tot den wetenschappe1 ij ken man maakt en ook de groote beteekenis geeft aan zijn leerboeken, is dit: met buitengewonen ijver en met groote scherpzinnigheid heeft hij zich altijd een eigen standpunt gezocht tegenover allerlei vraagstukken, ook buiten zijn vak, met eigen oogen zoekend, met eigen handen grijpend, met eigen hersens denkend. Aa& deze eigenschap is het te danken, dat het vele voortreffelijke, dat het onder wijs van Simon Thomas kenmerkte, door Treub is gehandhaafd en vermeerderd; ook, dat de gynaecologie in Nederland niet is geworden, wat de moderne chi rurgie van haar dreigde te maken, een vak vol overdreven operatieve techniek en vol schadelijke polypragmasie. Aan Treub, en voor een deel ook aan onzen volksaard , danken wij het, dat talloaze modestroomingen binnen onze vaderlandsche grenzen geen bruikbare bedding hebben kunnen vinden. Alleen reeds roor dit voorrecht, dat Treub met zijn onder wijs heeft gewrocht, mag het Nederlandsche volk hem oprecht dankbaar zijn. Hij heeft hard gewerkt in die vijf-entwintig jaren. De man, die op onze ge meenschappelijke feesten zelden ontbrak, verrasta u plots met een nieuw leerboek der gerechtelijke verloskunde *), een vraagbaak voor juristen en medici, dan weder met een blijspel, dat den toeschou wer deed kromslaan, en dan weder met zija pittige bijdragen o.a. in de twee geneeskundige tijdschriften, die hij mede beheert. Op menig congres in het buiten land zaagt ge hem den naam onzer Nederlandsche geneeskunde hoog houden, en tegelijkertijd zaagt ge hem jaren van * In samenwerking met Mr. A. Tak. zijn druk bazet leven wijden aan ket werk der Nedarlandsche Maatschappij tot bavordering der geneeskunst, een werk, dat hem zeker toch niet altijd even welgevallig kon zijn. Toch plukte zij de vruchten van zija volle arbeidskracht, zijn volle belangstelling. Gij zaagt hem in allerlei hoeken van ons land verschij nen met degelijke gynaecalogische voor drachten, met paper en zout er bij, of met een tamelijk deftige redevoering; onverwacht waart gij dan weder getuige er van, hoe hij in opan brieven in yurigen ijver lucht gaf aan wat zijn eerlijke ziel ergerde, onbedeesd tagenover wie of wat ook. En dat alles was toch maar bijwerk : want met zijn onderwijs nam hij het alles behalve licht en evenmin met zijn kli niek! Hoa groot mag het aantal arme ea rijke patiënten wel zijn, die in dank baarheid zijn ruatelooze, hartelijke zorgen gedenken P De man, die zoo aan den weg heeft getimmerd, heeft ook ruimschoots gelegen heid gehad zija gebreken tetoonen: die hem weinig kennen, mogen daaraan smullen, zooveel hun lust; het meest kenmerkende aan zijn slechte eigen schappen is wel het feit, dat wie hem goed kennen, trotsch zijn gebleven op zija vriendschap! Uit de korte en lang niet volledige anamnese van onzen patiënt volgt van zelf de diagnose: die man moet over werkt zijn. Maar die diagnose is geheel verkeerd: het onderzoek leert, dat hij volkomen gezond is en tot werken even bekwaam is gebleven als voor heen. Waarom moast hij dan in slaap worden gemaakt op die afschuwelijke operatietafel? Da heer Braakensiek heef t eens te meer zij a mensehlievendheid ge toond: voor Treub zou het te pijnlijk zijn geweest onbedwelmd aan tehooren, waarom de Groene het heden luide wil uitroepen: Nederland, wees trotsch op uwen jubilaris, wees dankbaar aan Hector Treub! Laat den patiënt opstaan. Lang zal hij leven! Ik heb gezegd. B. J. KOUWER. Taierlaiiscle Historie. X Kettergeschiedeni?. Dr. W. J. KÜHUSB, Bei Socinianume in Nederland. Leiden, Sjjthoff, 1912, XII en 287, 8°. Geen ketternaam is bij de gereformeerde raderen met zooveel afschuw genoemd als die van sociniaan. In de haeresie vanFanstna Socinus zagen wij eene verzameling aller godslasteringen en wat de theologische woord voerders leerden, nam de schare over: nog leeft in betonde rijmpje, klikspaan, sociniaan, mag niet door mijn straatje gaan" de ver afschuwde naam voort. Maar wy, die thans deze BtroomiDg in het oude protestantisme zooveel rustiger kannen beschouwen en uit veel rijker materiaal bestndeeren, erkennen, dat ook hier de ketterij het zout der kerk is geweest en dat met name ook bier te lande het Socinianisme invloed ten goede geoefend heeff. Orer dat Nederlandsehe Socinianif me EU heeft dezer dagen deLe'.deche doopsgezinde predikaat dr. Kühler een in veel opzichten uitnemend boek geschreven, dat, rjjk gedocumenteerd, als vrucht van jarenlang onderaoek, inderdaad veel nieuwe dingen openbaart aan wie bet ernstig lezen willen en belangstellen in de belangrijke geschiedenis van het Nederlandsche pro estantisme. Da schrjj ver, bekend om zijn studies over mo ierne devotie en vór-reformatorische vroomheid, 1) toont ons thans met de stuiken, dat bij ook in later eenwen zich tbuie ge voelt als in een vaak doorkruist gebied! Ddze vermaledijde socinianen" blaken DU -iomtenseeread" te hebben gewerkt, d. w. s, zij hebben, als eene afzonderlijke strooming in het protestantisme, aangevuld wat in het godsdienstig leven der andere «roepen ont brak en wel aldus, dat zij tegenover deleer de rechten der moraal hebben gehandhaafd, roorts de rechten der rede in den godsdienst verdedigd, dan de studie van des bijbel be vrijd van de fceergchappjj van het dogma, eindelijk hunne volgelingen opgewekt hebben een christendom bij eigen inzicht te belijden. Dit i3 zeker niet weinig, maar natuurlijk bedoelt dr. Kühler niet, dat deze dingen bij andere protestantfche groepen gansch ontbraken, slechts dat de socinianen ten opzichte dezer vier ponten bijsondere verdiensten bezitter. Het socinianisme heeft hier nooit, als in Polen, een kerkgenootEchap gevormd; wel vond ket, uit Polen tot ons komend, hier een toebereiden en vrachtbaren bodem, maar de tegenstand der kerk genootschappen was te sterk, dan dat riet zich zon hebben kunnen organiseeren. Zyne denkbeelden echter hebben bij tal van vrij zinnigen ingang gevonden, totdat toen het protestantisme zich had eigen gemaakt wat het socinianisme aan compeneatiën van blijvende waarde had te bieden, het bijna onwerkbaar ia vervloeid". Op een paar merkwaardige bladzijden van dit zeker be langrijke boek wenschen wij de aandacht onzer lezers te vestigen. Het Socioianisme, in Polen weinig wortel schietend, wendde zich naar West-Earopa, ook naar Nederland. Had het hier een op permachtig katholicisme gevocden of waren alle protestanten calvinistiach-gereformeerd geweest, het zon voor gesloten deuren hebben gestaan. Maar er waren hier van onds per sonen of groepen van personen, bij wie het geestverwantschap aantrof. Zoo reeds aan stonds twijfel aan het leerstuk der Drieeenheid, die zich ook ten onzent geopen baard had o?eral waar leekengodsraucht, bybellektuur en zedelijk nadenken samen kwamen", zalfs onder de vromen van Windesheim en ia de 16a eeuw onder talloozen. Het ia esn verdienste van Kühler dit klaar aan te toon en. Hu doet dit met voorliefde ten opzichte zijner eigen doops gezinden, tus:chen wie en ds socinianen zoo groote geestverwantschap fceatond, nog vór zy' met elkander in aanraking kwamen. Da doopsgezinden hebben altijd, gelyk wy wel wisten, het dogmatische geringer geacht dan het godsdienstig leven, leerstellingen, welke zij gevaarlijk achtten voor de praktische Jroomheid hebben zy verworpen en aldus b.v. de praedestinatie geloochend als een gruwel boven alle gruwelen". Das waren zy ontvan kelijk voor sociniaansche polemiek op die dogmata, welke door de calmiistisch-gereformeerden jaist hardnekkig werden verde digd, geljjk ook, in tegenstelling met dezen, doopsgezinden en socinianen aan het Nieuwe boven het Oude Testament verre de voor keur gaven. Bij alles waren de socinianen geharnaster theologen dan ds dooperp, /, )odat het woord van prof. Hoornbeek thans in een nieuw en verrassend licht komt te staan : Auabaptigta indoctus socinianuB, socinianus autem doctus anabaptista 2). Ook in het eedverbod, in de prediking der weer loosheid, in het niet mogen bekleeden van overheidsambten is er verwantschap. Belangrijk is ook het onderzoek aan de theologie van den ramspot digen Vorstius gewijd, den remonstrantschea hoogleeraar, door de Staten van Holland veel meer naar naar voren geschoven dan hij zeil begeerde. Zjjn bef*emd werk Da Deo", dut koning Jacobua I in zoo felle woede ontsteken deed, wordt door Küaler ontleed, en aangetoond, dat Vorstins er toe kwast de geheele geloofs leer te herzien in dea gaest van den soeiniaaascfaen catechismus, eist om dtzan na te volgen, maar onder den drang van helzslfde motief, de begeerte n), om de praktische gods vrucht te beTorderen, hachelijke arbe'.d altyd in tijden van overwegend dogmatisme. Deze uiteenzetting bij Kühler 3) acht ik van ijroot be lang. Over 't algemeen heeft hij van de theologie der remonstranten veel werk gemaakt, aatgetoond, dat zy, zwak b.v. op het punt der satisfactie, door niemand minder dan Huig de Groot verdedigd (waarbij hij echter telkens van de orthodoxe opvatting afweek en tot Sosinus naderde), al hun best hebben gedaan zich van dan lak der sociniaansche ketterij schoon te waaschen. In waarheid hielden zy het midden tnsschen calvinis'iseh-gerefor meerden en sociüianen 4). By da doopsge zinden wij zagen het reeds - staat de schryver herhaaldelijk «til. Ik wil de bijzon dere aandacht onzei kerkhiatorici vestigen op de nieuwe beschouwingen over de Lam-isten en de Zon-isten (die in het Lam en in de Zon vergaderden) als de vooruitstrevende»en behoudenden, socinianen en anti-soclnianen, waarbij dan de merkwaardige figuur van dr. Galenus Abrahams: de vertegenwoordiger is der vrijzinnigen die zelfa dorsten uitspreken, dat by het jongste geiicht niet naar belijdenis, maar naar deugd zal gevraagd worden. Wel wezen zij de beschuldiging af dat zjj socinia nen waren, maar namen toch van hen over wat hun goed en waar voorkwam. Scherpzinnig is Küileis onderscheiding van drie periode ia den Limmerenkrijg", waarbij partyen «la wolven hebben gevochten en een der vrij zinnigen o. a. opmerkte: Kil zoudt Paulna zelfs niet toestaan te prediken, als hy' niet eerst de een of andere confessie had oaderteekend" 5) krijg, uitgeloopen op eene afsckeiding der orthodoxe Zanisten. Voor 't eerst, meen ik, staat eene belangrijke controvers thans voor ons in 'c juiste licht. Wat aangaat de collegianten, onder wie zooveel socinianen waren, hier wijs ik op die bladzijden waar over de vertaling van het N. T. door Reinier R3oleeuw gesproken wordt 6), Rooleenw, dien de meesten kannen ala dichter van godsdienstige liederen 7), en die in sy'ne vertaling een geheel sociniaanachen geest ademt. De socinianen b'eren niet op hetzelfde standpunt staan. Hun nieuwe catechismus, pi. m. 1665, verraadt, zooala Harnack al heeft opgemerkt, den invloed van den reaonstrantechen geest ea in hun latere theologen, vooral in Samnel Crell, komt de breuk met de oude opvattingen 't duidelijkst voor den da?. Totdat het socianisme guheel vervloeit in de eeuw der tolerantie: het bad zy'n taak volbracht. De geschiedenis van den 18de eeuwschen Hariinger, doopsgezinden predi kant Johannés Siinstra wien wijlen dr. Sepp zijne bekende monogrtfia wijdde is eene der laatste herinreringen aan de sociniaaufche ketterij. Dit weinige moge volstaan om de aandacht pp een pas verschenen boek te vestigen, dat ik om zijn inhoud en methode eene aan winst reken voor onze kerkhistorische weten schap en dat verblijdend aantoont, dat drukke ambtsbezigheden tijd kunnen laten voor degelyken arbeid. 0^ enkele bij zonderheden behoui ik rcy voor elders terug te komen. Het zeker te misprijzen gemis aan een register wordt eenigszins door het uit roerig inhondso verzicht vergoed. Leider, 15 Jan. 1912. L. KHAVI-EKT. 1) Verf. wat ik over hem sehresf in Theo l. Tijdichr. XLIII 375-378. 2) Bii Kuiler, a. w bK 44. 3) Kuiler, o. w. blz. 63?69. 4) Aldaar, blz. 76?86, 206?213.. 5) Aldaar, blz. 170. 6) Alêaar bl*. 190 vlgg. 7) V e? g. wat ik zelde in Handd. Mij. d. Ned. Lelterk. 1905/1906, blz. 28 vlg. IN MEMORIAM. Prof. Dr. J. J. P. Gaarne schrijf ik enkele regelen fer ge dachtenis van mijn vriend Valeton, den zoo pas overleden hoo^lesraar aan de Ry'k&nniversiteit te Utrecht. In den nacht vas Zater dag op Zjrdag oLtsliep bij zactit en kalm. Ik kan nog moe>l\jk als werkelijkheid opvatten wat toch werkelijkheid is, n.!, dat bij niet meer bij ons is. Een zeer verraderlijke keelaandoening s oop'e sinds een groot halfjaar ijn overigens sferk gsste). Zijn laatste College na de groote vscantie was gewijd aan een herdenking van Prof. Wildehoer. Toen gebood de dokter rust en bleek ruet ook meer dan noodig. Mijn vriend heeft den dood zien aankomen en bij heefc niet gevreesd. Zijn in veler oog weifelend theologisch standpunt heef. hem niet doen weifelen of wankelen in het gezicht der eeuwigheid. Ik bewaar een onvergetelijken indruk aan mijn laatste bezoek bij htm, toen ik afscheid van hem nam. Hij sprak niet vol emotie over den dood, ook niet stichtelijk, maar geheiligd-natuurlijk en een voudig. De komst van den dood bracht geen opschudding in Eijn leven. Als ieder, die eterren gaat, ha i hy uien veel te berouwen, maar het berou wde hem niet, dat hjj levendig en met L art en ziel had deelgenomen aan het wetei ecbappelük-theologisch onderzoek. Over de beschuldiging van half heid glimlachte by, vermoedelijk bedenkend, dat het o zoo geinakkelyk is den na o D d vol heele negatie of heele affirmatie te nemen. Soms kon bij ver ontwaardigd fcyc, maar ik herinner mij toch geen enkelen regel uit zijn vele geschriften, waaruit KOU kunneu blijken, dat h$ iemands karakter btdoslde te hakenen. Hy was er te ?eei gentleman voer, te veel aristocraat van geest en hart. De woorden eerlijk" en oneerlijk" heb ik hem nooit over eenig parsoon of standpunt hooren uitspreken. Als hij ze eens esn enkele maal gebruikte, wae het in zeer besloten kring en nog met zooveel restricties, dat eigenlijk de kwalificatie weer opgeheven werd. Dat de genoemde woorden weer rondslingeren in onze verwarde kerke lijke toestanden en verhoudingen, was hem e«n diepe smart en een bewijs van gedaalde cultuur en gedaald geestelijk leren. Op velerlei terrein heeft h$ gearbeid en uitgeblonken. Da wetenschap, de kerk, de zending hadden zijn Ut f de en zijn volle liefde: totus erat in amore. Da vruchten van zjjn wetensehappelijken arbeid zyn in breede kringen ook over de grenzen van ons vader land bekend en hoog geschat. Het O. Testa ment waa zijn tabernacnlum vitae, hq kende bet als weinigen. Wat hy voor de Utrechtgche Zendingvereniging en het Botterdameche Zandelinggenootschap geweest, is, wetea

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl