Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
dn doffen dmk,
de vorst beklaagde
rieh ov»rde
verdammte Raoe" om
heen.
s
meer
Silhouet naar
Freiwik den Groote.
van
Y«rad geraakt,
en ten slotte ge
heel alleen «p
eenzame hoogte
komen
Het
leven dat in
Duitschland om
hem heen begon
op te komen, was
hem onbegrijpelijk, bleef hem vreemd.
Dat nationale taal en letterkunde en
nationale wetenschap ook het volksbe
wustzijn verheffen, heeft hq, begraven
onder de materieele zorgen voor zijn
volk, niet begrepen. Omgekeerd heeft
ook eerst het nageslacht zijne verdiensten
ten volle tannen waardeeren.
EenDuitsche eenheid onder leiding van Pruisen
was zijn ideaal en de eerste poging om
dit tot stand ie brengen is zijn werk.
Nog een jaar voor zjjn dood vereenigde
hrj verachillende Duitsche staten tot een
F&retenbund" tegen Oostenrijk,
voorTMJliHf probeereod wat eerst bijna een
eetftc later kon worden uitgevoerd. En
toch. draagt Frederik naast al deze ver
diensten, een belangrijk deel van de
verantwoordelijkheid voor Pruisen's diepe
vernedering door Frankrijk. Zijn star
conservatisme op verschillend gebied
Frederik's dood, naar een ets van
Daniel Chodowicki.
heeft de frisch opkomende krachten niet
weten te benutten en vooral zijne over
matige centralisatie in eigen handen,
heeft aan den staat bekwame en beproefde
regeerders onthouden.
Da roemrijke slavernij van zijn
koningsplioht heeft Frederik tot het laatst met
onbreekbare trouw
en stalen energie
gedragen.
Verviaemd en vereen
zaamd is hij 17 Aug.
1786 overleden.
De
Amsterdamsche Courant van
26 Aug. 1786
schrijft:
Berlin den 19
Ang. Den 17dqn
deezer, ontving men
alhier uit Potsdam Frederik's
doodenmaide droevige tijding, *er
(Hohenzollerndat het dien mor- museum).
gen om ten 3 uuren,
aan den Gebieder over Loeven en
Dood behaagd bad, onzen Doorlichten
Monarch, Zijne Majesteit, Koning Fre
derik den Tweeden, uit den Tijd in de
Eeuwigheid over te neemen, in den
ouderdom van 74 Jaaren, 6 Maanden
en 13 Dagen, na een Luisterrijke
Rageering van 46 Jaar, 2 Maanden en 17
Dagen in welke Hoogst dezelve de Liefde
en Glory van Zijn Volk en de Verwon
dering van Zijne Eeuw geweest is. Hij
storf aan een langdurige Borst-Water
zucht en Verval van Krachten; beweent
met heete Traan en Zijner Onderdanen,
terwijl Zijn gedachtenis in Zegening
blijven zal; zijn einde was met de be
daardheid en onderwerping van een
Wijs Koning.
Dr. T. P. SEVENSMA.
iiiitmiiiiiuiHlii
Professor Hector Trenb, weigerachtig zich tot de operatie van Johan Braakenaiek te ieenen, maar ertoe gedrongen
door de sarcosekao des Roems.
Professor Dr. Hector Treub.
Niet licht zal een chirurg zonder toe
stemming van den patiënt op dezen een
operatie toepassen: toch is er een
Amsterdamseh 'chirurg, die dit reeds j «en lang
ongestraft doet, nl. de heer Braakensiek.
Op de veiligheid, die het ge troon terecht
hem schijnt te waarborgen, wil ook ik
ditmaal .vertrouwen, nu ik mij in de
noodzakelijkheid zie geplaatst als zijn
medeplichtige op te treden bij de klinische
demonstratie van het geval-Treub.
Het slachtoffer is den 26sten Januari
vijf«n-twintig jaren laag hoogleeraar geweest
in de verloskunde en de gynaecologie,
eerst in Laiden, later in Amsterdam. In
dien tijd heefc hij onbegrijpelijk hard
gewerkt: hij was te voren chirurg en
had zich aan de verloskunde niet anders
kunnen wijden dan als een bijvak, en
de gynaecologie begon zieh in ona vader
land pas te ontwikkelen. In merkwaardig
korten tijd moeht hij met onbetwist recht
zich plaatsen aan de gp'.ts der Neder
landsche gynaecologen en, wat meer
zegt, bij heeft de leiding weten te be
houden. Wat hij zij a leerlingen door
woord en daad inprentte, werd weldra
voor hen vastgelegd in zijn uitnemend
leerboek der verloskunde en dat der
gynaecologie. Er bestond behoefte in ons
land aan die boeken, en die behoefte is
gebleven, ver buiten den kring zijner
studenten: de snelle opeenvolging van
telkens weder nieuwe drukken heeft dit
bewezen. Deze boeken gelijken niet op
-de Duitsche, noch pp de Fr&nsche of
Engelsen e, zij zijn niet eens kenmerkend
Hollandsen, maar zij zijn eenvoudig
Treubsch. Overal vindt men zijn stempel
er in: zoo is het, en daarmede uit".
Men zou kunnen beweren, dat dit niet
het kenmerk van wetenschappelijkheid
is: de wetenschap, die altijd zoekende
is naar de waarheid, moet zoo herhaal
delijk de dwalingen kaars weegs erken
nen, dat zij voor stellige uitspraken maar
al te dikwijls moet terugdeinzen. Toch
zou in een leerboek voor beginnelingen
het al te vaak herhaalde betoog van de
beperktheid van ons weten verwarrend
werken; en wie kritisch genoeg is aan
gelegd, zal, naarmate hij verder komt
jn eigen weten, juist in het zoo over
redende woord van den meester: MD
is het', den Inilzamen prikkel vinden
voor de vraag: is het wel zoo?" De
medeslepende kracht van de zekerheid
van Trenb's uitspraken niet enkel in
zijn leerboeken! , moge voor dezen en
geeen een al ta groote bekoring bezittan,
wie den man zelf kent, weet wel, dat
zijn stelligheid gepaard gaat met een
ruime toegankelijkheid voor het betoog
der tegenpartij en met een niet
alledaagsche eerlijkheid, die hem
gesiakkalijk ongelijk doet erkennen, waar dit pas
geeft. Wat Treub tot den
wetenschappe1 ij ken man maakt en ook de groote
beteekenis geeft aan zijn leerboeken, is dit:
met buitengewonen ijver en met groote
scherpzinnigheid heeft hij zich altijd een
eigen standpunt gezocht tegenover allerlei
vraagstukken, ook buiten zijn vak, met
eigen oogen zoekend, met eigen handen
grijpend, met eigen hersens denkend.
Aa& deze eigenschap is het te danken,
dat het vele voortreffelijke, dat het onder
wijs van Simon Thomas kenmerkte, door
Treub is gehandhaafd en vermeerderd;
ook, dat de gynaecologie in Nederland
niet is geworden, wat de moderne chi
rurgie van haar dreigde te maken, een
vak vol overdreven operatieve techniek
en vol schadelijke polypragmasie. Aan
Treub, en voor een deel ook aan onzen
volksaard , danken wij het, dat talloaze
modestroomingen binnen onze
vaderlandsche grenzen geen bruikbare bedding
hebben kunnen vinden. Alleen reeds roor
dit voorrecht, dat Treub met zijn onder
wijs heeft gewrocht, mag het
Nederlandsche volk hem oprecht dankbaar zijn.
Hij heeft hard gewerkt in die
vijf-entwintig jaren. De man, die op onze ge
meenschappelijke feesten zelden ontbrak,
verrasta u plots met een nieuw leerboek
der gerechtelijke verloskunde *), een
vraagbaak voor juristen en medici, dan
weder met een blijspel, dat den toeschou
wer deed kromslaan, en dan weder met
zija pittige bijdragen o.a. in de twee
geneeskundige tijdschriften, die hij mede
beheert. Op menig congres in het buiten
land zaagt ge hem den naam onzer
Nederlandsche geneeskunde hoog houden,
en tegelijkertijd zaagt ge hem jaren van
* In samenwerking met Mr. A. Tak.
zijn druk bazet leven wijden aan ket
werk der Nedarlandsche Maatschappij
tot bavordering der geneeskunst, een
werk, dat hem zeker toch niet altijd even
welgevallig kon zijn. Toch plukte zij de
vruchten van zija volle arbeidskracht,
zijn volle belangstelling. Gij zaagt hem
in allerlei hoeken van ons land verschij
nen met degelijke gynaecalogische voor
drachten, met paper en zout er bij, of
met een tamelijk deftige redevoering;
onverwacht waart gij dan weder getuige
er van, hoe hij in opan brieven in yurigen
ijver lucht gaf aan wat zijn eerlijke ziel
ergerde, onbedeesd tagenover wie of wat
ook. En dat alles was toch maar bijwerk :
want met zijn onderwijs nam hij het alles
behalve licht en evenmin met zijn kli
niek! Hoa groot mag het aantal arme
ea rijke patiënten wel zijn, die in dank
baarheid zijn ruatelooze, hartelijke zorgen
gedenken P
De man, die zoo aan den weg heeft
getimmerd, heeft ook ruimschoots gelegen
heid gehad zija gebreken tetoonen: die
hem weinig kennen, mogen daaraan
smullen, zooveel hun lust; het meest
kenmerkende aan zijn slechte eigen
schappen is wel het feit, dat wie hem
goed kennen, trotsch zijn gebleven op
zija vriendschap!
Uit de korte en lang niet volledige
anamnese van onzen patiënt volgt van
zelf de diagnose: die man moet over
werkt zijn. Maar die diagnose is geheel
verkeerd: het onderzoek leert, dat hij
volkomen gezond is en tot werken
even bekwaam is gebleven als voor
heen. Waarom moast hij dan in slaap
worden gemaakt op die afschuwelijke
operatietafel? Da heer Braakensiek heef t
eens te meer zij a mensehlievendheid ge
toond: voor Treub zou het te pijnlijk
zijn geweest onbedwelmd aan tehooren,
waarom de Groene het heden luide wil
uitroepen: Nederland, wees trotsch op
uwen jubilaris, wees dankbaar aan Hector
Treub!
Laat den patiënt opstaan. Lang zal
hij leven!
Ik heb gezegd.
B. J. KOUWER.
Taierlaiiscle Historie.
X
Kettergeschiedeni?.
Dr. W. J. KÜHUSB, Bei Socinianume in
Nederland. Leiden, Sjjthoff, 1912, XII
en 287, 8°.
Geen ketternaam is bij de gereformeerde
raderen met zooveel afschuw genoemd als
die van sociniaan. In de haeresie vanFanstna
Socinus zagen wij eene verzameling aller
godslasteringen en wat de theologische woord
voerders leerden, nam de schare over: nog
leeft in betonde rijmpje, klikspaan, sociniaan,
mag niet door mijn straatje gaan" de ver
afschuwde naam voort. Maar wy, die thans
deze BtroomiDg in het oude protestantisme
zooveel rustiger kannen beschouwen en uit
veel rijker materiaal bestndeeren, erkennen,
dat ook hier de ketterij het zout der kerk
is geweest en dat met name ook bier te
lande het Socinianisme invloed ten goede
geoefend heeff. Orer dat Nederlandsehe
Socinianif me EU heeft dezer dagen deLe'.deche
doopsgezinde predikaat dr. Kühler een in
veel opzichten uitnemend boek geschreven,
dat, rjjk gedocumenteerd, als vrucht van
jarenlang onderaoek, inderdaad veel nieuwe
dingen openbaart aan wie bet ernstig lezen
willen en belangstellen in de belangrijke
geschiedenis van het Nederlandsche pro
estantisme. Da schrjj ver, bekend om zijn studies
over mo ierne devotie en vór-reformatorische
vroomheid, 1) toont ons thans met de stuiken,
dat bij ook in later eenwen zich tbuie ge
voelt als in een vaak doorkruist gebied!
Ddze vermaledijde socinianen" blaken DU
-iomtenseeread" te hebben gewerkt, d. w. s,
zij hebben, als eene afzonderlijke strooming
in het protestantisme, aangevuld wat in het
godsdienstig leven der andere «roepen ont
brak en wel aldus, dat zij tegenover deleer
de rechten der moraal hebben gehandhaafd,
roorts de rechten der rede in den godsdienst
verdedigd, dan de studie van des bijbel be
vrijd van de fceergchappjj van het dogma,
eindelijk hunne volgelingen opgewekt hebben
een christendom bij eigen inzicht te belijden.
Dit i3 zeker niet weinig, maar natuurlijk
bedoelt dr. Kühler niet, dat deze dingen
bij andere protestantfche groepen gansch
ontbraken, slechts dat de socinianen ten
opzichte dezer vier ponten bijsondere
verdiensten bezitter. Het socinianisme heeft hier
nooit, als in Polen, een kerkgenootEchap
gevormd; wel vond ket, uit Polen tot ons
komend, hier een toebereiden en
vrachtbaren bodem, maar de tegenstand der kerk
genootschappen was te sterk, dan dat riet
zich zon hebben kunnen organiseeren. Zyne
denkbeelden echter hebben bij tal van vrij
zinnigen ingang gevonden, totdat toen het
protestantisme zich had eigen gemaakt wat
het socinianisme aan compeneatiën van
blijvende waarde had te bieden, het bijna
onwerkbaar ia vervloeid". Op een paar
merkwaardige bladzijden van dit zeker be
langrijke boek wenschen wij de aandacht
onzer lezers te vestigen.
Het Socioianisme, in Polen weinig wortel
schietend, wendde zich naar West-Earopa,
ook naar Nederland. Had het hier een op
permachtig katholicisme gevocden of waren
alle protestanten calvinistiach-gereformeerd
geweest, het zon voor gesloten deuren hebben
gestaan. Maar er waren hier van onds per
sonen of groepen van personen, bij wie het
geestverwantschap aantrof. Zoo reeds aan
stonds twijfel aan het leerstuk der
Drieeenheid, die zich ook ten onzent geopen
baard had o?eral waar leekengodsraucht,
bybellektuur en zedelijk nadenken samen
kwamen", zalfs onder de vromen van
Windesheim en ia de 16a eeuw onder
talloozen. Het ia esn verdienste van Kühler
dit klaar aan te toon en. Hu doet dit met
voorliefde ten opzichte zijner eigen doops
gezinden, tus:chen wie en ds socinianen zoo
groote geestverwantschap fceatond, nog vór
zy' met elkander in aanraking kwamen. Da
doopsgezinden hebben altijd, gelyk wy wel
wisten, het dogmatische geringer geacht dan
het godsdienstig leven, leerstellingen, welke
zij gevaarlijk achtten voor de praktische
Jroomheid hebben zy verworpen en aldus b.v. de
praedestinatie geloochend als een gruwel
boven alle gruwelen". Das waren zy ontvan
kelijk voor sociniaansche polemiek op die
dogmata, welke door de
calmiistisch-gereformeerden jaist hardnekkig werden verde
digd, geljjk ook, in tegenstelling met dezen,
doopsgezinden en socinianen aan het Nieuwe
boven het Oude Testament verre de voor
keur gaven. Bij alles waren de socinianen
geharnaster theologen dan ds dooperp, /,
)odat het woord van prof. Hoornbeek thans
in een nieuw en verrassend licht komt te
staan : Auabaptigta indoctus socinianuB,
socinianus autem doctus anabaptista 2). Ook in
het eedverbod, in de prediking der weer
loosheid, in het niet mogen bekleeden van
overheidsambten is er verwantschap.
Belangrijk is ook het onderzoek aan de
theologie van den ramspot digen Vorstius
gewijd, den remonstrantschea hoogleeraar,
door de Staten van Holland veel meer naar
naar voren geschoven dan hij zeil begeerde.
Zjjn bef*emd werk Da Deo", dut koning
Jacobua I in zoo felle woede ontsteken deed,
wordt door Küaler ontleed, en aangetoond,
dat Vorstins er toe kwast de geheele geloofs
leer te herzien in dea gaest van den
soeiniaaascfaen catechismus, eist om dtzan na te
volgen, maar onder den drang van helzslfde
motief, de begeerte n), om de praktische gods
vrucht te beTorderen, hachelijke arbe'.d altyd
in tijden van overwegend dogmatisme. Deze
uiteenzetting bij Kühler 3) acht ik van ijroot be
lang. Over 't algemeen heeft hij van de theologie
der remonstranten veel werk gemaakt,
aatgetoond, dat zy, zwak b.v. op het punt der
satisfactie, door niemand minder dan Huig
de Groot verdedigd (waarbij hij echter telkens
van de orthodoxe opvatting afweek en tot
Sosinus naderde), al hun best hebben gedaan
zich van dan lak der sociniaansche ketterij
schoon te waaschen. In waarheid hielden zy
het midden tnsschen calvinis'iseh-gerefor
meerden en sociüianen 4). By da doopsge
zinden wij zagen het reeds - staat de
schryver herhaaldelijk «til. Ik wil de bijzon
dere aandacht onzei kerkhiatorici vestigen op
de nieuwe beschouwingen over de Lam-isten
en de Zon-isten (die in het Lam en in de
Zon vergaderden) als de vooruitstrevende»en
behoudenden, socinianen en anti-soclnianen,
waarbij dan de merkwaardige figuur van dr.
Galenus Abrahams: de vertegenwoordiger is
der vrijzinnigen die zelfa dorsten uitspreken,
dat by het jongste geiicht niet naar belijdenis,
maar naar deugd zal gevraagd worden. Wel
wezen zij de beschuldiging af dat zjj socinia
nen waren, maar namen toch van hen over wat
hun goed en waar voorkwam. Scherpzinnig
is Küileis onderscheiding van drie periode
ia den Limmerenkrijg", waarbij partyen «la
wolven hebben gevochten en een der vrij
zinnigen o. a. opmerkte: Kil zoudt Paulna
zelfs niet toestaan te prediken, als hy' niet
eerst de een of andere confessie had
oaderteekend" 5) krijg, uitgeloopen op eene
afsckeiding der orthodoxe Zanisten. Voor 't
eerst, meen ik, staat eene belangrijke
controvers thans voor ons in 'c juiste licht. Wat
aangaat de collegianten, onder wie zooveel
socinianen waren, hier wijs ik op die
bladzijden waar over de vertaling van het
N. T. door Reinier R3oleeuw gesproken
wordt 6), Rooleenw, dien de meesten kannen
ala dichter van godsdienstige liederen 7), en
die in sy'ne vertaling een geheel sociniaanachen
geest ademt.
De socinianen b'eren niet op hetzelfde
standpunt staan. Hun nieuwe catechismus,
pi. m. 1665, verraadt, zooala Harnack al
heeft opgemerkt, den invloed van den
reaonstrantechen geest ea in hun latere theologen,
vooral in Samnel Crell, komt de breuk met
de oude opvattingen 't duidelijkst voor den
da?. Totdat het socianisme guheel vervloeit
in de eeuw der tolerantie: het bad zy'n taak
volbracht. De geschiedenis van den 18de
eeuwschen Hariinger, doopsgezinden predi
kant Johannés Siinstra wien wijlen dr.
Sepp zijne bekende monogrtfia wijdde is
eene der laatste herinreringen aan de
sociniaaufche ketterij.
Dit weinige moge volstaan om de aandacht
pp een pas verschenen boek te vestigen, dat
ik om zijn inhoud en methode eene aan
winst reken voor onze kerkhistorische weten
schap en dat verblijdend aantoont, dat drukke
ambtsbezigheden tijd kunnen laten voor
degelyken arbeid. 0^ enkele bij zonderheden
behoui ik rcy voor elders terug te komen.
Het zeker te misprijzen gemis aan een register
wordt eenigszins door het uit roerig
inhondso verzicht vergoed.
Leider, 15 Jan. 1912. L. KHAVI-EKT.
1) Verf. wat ik over hem sehresf in Theo l.
Tijdichr. XLIII 375-378.
2) Bii Kuiler, a. w bK 44.
3) Kuiler, o. w. blz. 63?69.
4) Aldaar, blz. 76?86, 206?213..
5) Aldaar, blz. 170.
6) Alêaar bl*. 190 vlgg.
7) V e? g. wat ik zelde in Handd. Mij. d.
Ned. Lelterk. 1905/1906, blz. 28 vlg.
IN MEMORIAM.
Prof. Dr. J. J. P.
Gaarne schrijf ik enkele regelen fer ge
dachtenis van mijn vriend Valeton, den zoo
pas overleden hoo^lesraar aan de
Ry'k&nniversiteit te Utrecht. In den nacht vas Zater
dag op Zjrdag oLtsliep bij zactit en kalm.
Ik kan nog moe>l\jk als werkelijkheid opvatten
wat toch werkelijkheid is, n.!, dat bij niet
meer bij ons is. Een zeer verraderlijke
keelaandoening s oop'e sinds een groot halfjaar
ijn overigens sferk gsste). Zijn laatste College
na de groote vscantie was gewijd aan een
herdenking van Prof. Wildehoer. Toen gebood
de dokter rust en bleek ruet ook meer dan
noodig. Mijn vriend heeft den dood zien
aankomen en bij heefc niet gevreesd. Zijn
in veler oog weifelend theologisch standpunt
heef. hem niet doen weifelen of wankelen in
het gezicht der eeuwigheid. Ik bewaar een
onvergetelijken indruk aan mijn laatste bezoek
bij htm, toen ik afscheid van hem nam. Hij
sprak niet vol emotie over den dood, ook niet
stichtelijk, maar geheiligd-natuurlijk en een
voudig. De komst van den dood bracht geen
opschudding in Eijn leven. Als ieder, die
eterren gaat, ha i hy uien veel te berouwen,
maar het berou wde hem niet, dat hjj levendig
en met L art en ziel had deelgenomen aan het
wetei ecbappelük-theologisch onderzoek. Over
de beschuldiging van half heid glimlachte by,
vermoedelijk bedenkend, dat het o zoo
geinakkelyk is den na o D d vol heele negatie of
heele affirmatie te nemen. Soms kon bij ver
ontwaardigd fcyc, maar ik herinner mij toch
geen enkelen regel uit zijn vele geschriften,
waaruit KOU kunneu blijken, dat h$ iemands
karakter btdoslde te hakenen. Hy was er
te ?eei gentleman voer, te veel aristocraat
van geest en hart. De woorden eerlijk" en
oneerlijk" heb ik hem nooit over eenig
parsoon of standpunt hooren uitspreken. Als
hij ze eens esn enkele maal gebruikte, wae het
in zeer besloten kring en nog met zooveel
restricties, dat eigenlijk de kwalificatie weer
opgeheven werd. Dat de genoemde woorden
weer rondslingeren in onze verwarde kerke
lijke toestanden en verhoudingen, was hem
e«n diepe smart en een bewijs van gedaalde
cultuur en gedaald geestelijk leren.
Op velerlei terrein heeft h$ gearbeid en
uitgeblonken. Da wetenschap, de kerk, de
zending hadden zijn Ut f de en zijn volle liefde:
totus erat in amore. Da vruchten van zjjn
wetensehappelijken arbeid zyn in breede
kringen ook over de grenzen van ons vader
land bekend en hoog geschat. Het O. Testa
ment waa zijn tabernacnlum vitae, hq kende
bet als weinigen. Wat hy voor de
Utrechtgche Zendingvereniging en het
Botterdameche Zandelinggenootschap geweest, is, wetea