De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 28 januari pagina 1

28 januari 1912 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

1805 A*. 1912. WEEEBLAD VOOE NEDERLAND Dit nummer beyat een bijvoegsel. Oxxd.erred.acti©-van. !L4Qr. H. IP. L. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden ? 1.50, fr. p. post ? 1.65 Tobt Indie per jaar, brj vooruitbetaling mail 10. Jboaderlrjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.12'/i Zondag 28 Januari, Advertentiën van l?5 regels ? 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel . /0.25 . .0.30 . .0.40 PRIJSVRAAG uitgeschreven door DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Door de Redactie en de Uitgevers van DE AMSTERDAMMER", Weekblad voor Nederland, wordt een prijsvraag uitgeschreven voor ZES, als de beste uit te kiezen NOVELLEN OF SCHETSEN, geschikt om te kunnen dienen als feuilleton voor het genoemde Weekblad. VOORWAARDEN. De omvang moet niet beneden 3000 woorden blijven en 8000 woorden niet te boven gaan. De copy moet zér duidelyk leesbaar wezen. Zjj moet geschreven z\jn aan n zijde van het papier, door een andere hand dan die van den auteur. Machineschrift heeft de voorkeur. De copy moet vór of op i Maart 1912 ingezonden zyn aan het adres van de uitgevers VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, te Amsterdam, voorzien zjjn van een opschrift, pseudoniem of spreuk en vergezeld gaan van een gesloten enveloppe, hetzelfde opschrift dragende en bevattende den naam en het volledig adres van den auteur, o.a. voor eventueele terugzending. De Inzendingen, waarbij aan deze voorwaarden niet voldaan wordt, worden terzjjde gelegd. BEKRONINGEN. Uitgeloofd worden 6 prijzen, ter waarde van / 400.?, verdeeld als volgt: n ie prijs ...... . a ? 125. n 2B prijs . . . ." ..... 75. vier 30 prjjzen 50. JURY. De ingezonden bijdragen zullen beoordeeld worden door een jury be staande uit: INA BOUDIER-BAKKER, CYRIEL BUYSSE, FRANS COENEN. SLOTBEP A LIN OEN. De bekroonde bijdragen worden opgenomen als feuilleton in DE AMSTER DAMMER", Weekblad voor Nederland. Aan de Redactie blijft het recht de niet bekroonde te publiceeren, en dit wel tegen het hoogste honorarium, dat door het Weekblad voor novellistisch werk wordt toegekend. Terstond na de verschijning der bijdragen als feuilleton in DE AMSTERDAMMER", herkrijgt de schrijver, van bekroond zoowel als onbekroond feuilleton, het volle auteursrecht over zijne inzending. (Het antwoord op vragen, die naar aanleiding van het bovenstaande tot de Redactie worden gericht, kan men eventueel vinden onder de rubriek Correspondentie op blz. 3). INHOUD: VAN VERRE ES VAN NABIJ: Historisch moment. De paleis-op den-Dam-kwestie in 1808, door prof. dr. L. Knappert. De Arnhemecbe Kweekschool?Eene Lear en een Karakter, / III, door H. van Trealong. FEUILLETON: Ma's bloemetjes, door Peet Boeteer KUNST EN LETTEREN: Spreu ken uit de leerschool der Zuivere Rede, VI tl, door prof. G. J. P. J. Bolland. Krooiet der Gedichten, V, door Karel van de Woestgne. Mnsiek in de Hoofdstad, door Matttijjg Ver meulen.?INGEZONDEN BERICHTEN. VROUWENRTTBSIEK: Tutti Frntti, door N. M.-d« W. H. Het Vronwenjaarboekje voor 1912. Krabbels in het vry kwartiertje, door Virino. - UIT DE NATCUR, door E. Heiman?. Willem Royaard8,metaf b., door Frans Coenen. De Parkschouwburg-rnïne, met af b., door H. J. M. Walenkamp. Ten toonstelling nit de verzameling Preyer in Arti, door W. Steenhoff. Jozpf Israëls, den Haap, door Plasschaert. WETAN8CH. VARIA: Lichtsnelheid en no« iets, met «f b., door dr. P. v. Olst. CHARIViRÏ. FINANCIEELE EN OECONOMI80HE KRO NIEK, door v. d. M. en v. d. 8. - O rar het N. V. V., door B. Bytnholt. HOB men hnmorist wordt, door P. M. Wa. IN9EZONDEN. DAMRUBRIEK. - 8CHAAK8PEL. ADVERTESHES. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHHIIIMIMIltHllllllllllllflIllllllllllttll Historisch Moment. Eindelijk zal dan, binnen eenige dagen, officieel blijken, of Amsterdam zijn Stad huis terug verlangt. De Gemeenteraad zelf gaat zich nu uitspreken over voorstellen en een praeadvies: en op hem zijn de blikken gevestigd van duizenden in den lande, allen even begeerig te ontwaren hoe ;root in deze dagen de fierheid zijn mag iij der Hoofdstad Burgerij. Het onwaarachtige praeadvies van Burgemeester n Wethouders is reeds veroordeeld. Het is tot gruiselementen verbrokkeld in de pers en i n de Tweede Eamer. Het zal geen verdediger meer vinden. Van het voorstel der drie Gemeente raadsleden Scheltema, Limbrechtsen en Z wart is meer te verwachten : maar het vraagt drie millioen voor een Paleis, dat men ongeveer nooit zal bewonen... D i socialisten... ach die zijn wel te simpel met hun eisch zonder beloften, wat men echter tegen het voorstel zou kunnen aanvoeren, dat het eerst door ons ij gedaan, en dat in de lij n komt vange dachten, ook buiten de Amsterdammer ge opperd, zouden wij niet vermogen te zeggen, dit voorstel: om een ambts woning te bouwon voor den Burgemeester, zóruim en Am sterdam zówaardig, dat hij, die naar ieders opvatting in rang met de Com missarissen der Koningin gelijk staat, ook als deze Commissarissen wierd ge huisvest en er, op minstens gelijken voet als zij, ten zijnent, d. w. z. bij ons de Koningin of andere hooge bezoekers zou ontvangen kunnen. Da Gemeenteraad heeft thans het woord. Hjj mag bedenken, dat wat hem thans te doen staat, niet dezelfde ver getelheid zal deelachtig worden als de vele, dikwijls ongetwijfeld naar het materieele belangrijke besluiten, die hij gewoon is te nemen. In later jaren, binnenkort a na langen tijd, zal men zijn karakter en het karakter van zijn stad Amsterdam, naar de houding mede afmeten, die hij thans zal aannemen. Is er beter prikkel voor een man van eer en voor een man die zij a stad met haar groote geschiedenis oprecht lief heeft, denkbaar, dan dit te weten? Laat ons dus beginnen met vertrou wen te hebben. f De paleis op-den Dam-kwestie in 1808. M. de B. Gij hebt mij gevraagd, of ik bij ge legenheid mijne opmerking over Valckenaers briefen het Raadhuis te Amsterdam zou willen toelichten. Daarom aend ik u het volgende: Valckenaer aan koning Lodewijfc d.d. 3 Febr. 1808: ... het stadhuis van Amsterdam afgestaan voor koninklijk paleis, dat zal weerklinken door gansch Europa, het zal eiken Amsterdammer door de ziel gaan en wie dezen maat regel ook aan U. M. moge hebben vooresteld, ik vrees dat rfe dag spoedig omen zal, dat het U. M. zal berouwen zijn raad te hebben gevolgd. Het stadhuis vereenigt in zich al de nadeelen en be zit geen .der voordeelen voor het paleis van een souverein. Koude, vochtige ea naargeestige zalen, zonder eenig ge mak of aan genaamheid, zooals de moderne architektuur ze heeft uitgedacht. Groo'e en antieke schoorsteenea en geenerlei gezelligheid. Inwendig weinig verbinding tussehen de vertrekken, weinig intimi teit; uitwendig statt het gebouw bloot (omdat het geen belendende perceelen heeft) voor de nieuwsgierige of onbe scheiden blikken der tallooze leegloopers, Er is geen middel om uit of in het paleis te komen dan met weten en voor het oog van de heele wereld, die op elk uur van dag of nacht zich om het paleis bevindt.... Ik zwijg, Sire, Tan de be langrijke onkosten, die noodig zullen zijn, om het stadhuis ook maar een weinig bewoonbaar te maken, of van de nog veel grootere, die vereischt zullen worden, om die talrijke bureaux naar elders over ta brengen, die tot nojr toe in het stadhuis e ene plaats vonden. Maar ik denk alleen aan de gezondheid van U. M. en aan haar liefde voor haar onderdanen. Wat men U. M. ook moge gezegd hebben, de Amsterdammers zijn sinds hun vroegste jaren gewoon het stadhuis te zien als het achtste wereld wonder en het zoo te noemen. En het is een wonder, dit massale ge vaarte op een drassigen bodem, tot stad huis gebruikt. Het zal het niet zijn als koninklijk paleis. Sire, U. M. zal met haar hof slechter behuisd zijn dan eenige andere souverein in Europa. Zaer gaarne zouden uw Amsterdammers, op hunne kosten, een fraai paleis, naar modernen smaak voor U. M. bouwen, ter plaatse waar zij verkiezen zou. Het prachtige vierkant, door frisch water omringd, in zuivere lucht, verre van het stadige ff oei, ik bedoel de Plantage 1), schijnt een uit gezocht terrein. Ea welk eene innige dankbaarheid, Sire, zou er niet opwellen in de harten van al de bewoners uwer hoofdstad, als U. M. zou willen ver klaren: dat zij, om de groote en vele bezwaren, had besloten van het bewonen van het gebouw af te zien, en dat zij het aan bod,o m een paleis elders te bouwen, gracelijk aanvaardde." Door zulk eene verklaring, Sire, uit uw mond, zou U. M. aan alle bezwaren, aan alle harten voldoen. Gedenkst. V 399 vl*. De verklaring is nimmer afgelegd. Lodewijk heeft het paleis betrokken, de volkshu mor rij mde, dat ket achtste wonder nu naar den donder was en (vertelt verder C )lenbr»nder: Schimmelpenninck en Koning Lodewijk, 1911, blz. 150). Amsterdamsche harten bloedden, toen htt sierlijk waaggebouwtja vallen moest, dat den koning het uitzicht benam." Vergaefsch off ar bovendien: het bewonen van het stadhuis viel inderdaad tegen. Leiden. L. KXAI'PERT. 1) De Plantage van 1808 had de beteekenie, die thans de wijk achter het Rijks museum heef'. (Red.) De Arnhemsche Kweekschool. Dit zal wel het laatste woord zijn wat over het geruchtmakend collect'ef ontslag" aan de Arnhemsche Kweek school voor onderwijzeressen zal worden gezegd: maar gezegd behoort het 13 worden. Ieder herinnert zich het ruim gemo tiveerd en klaar requisitoir, hetwelk zevea oud-l(-erlirgen der Arnhemsshe Kweek school, zelveu sedert jaren vrouwen van gevestigde reputatie in de kringen van het Onderwijs, in ons blad hebben uit gebracht : eea requisitoir tegen een Be stuur van Arnhemsche heeren, dat in een soort acute ge«agsverblindiaf zijn vroeger hooggeroemd personeel" zonder het hoor en wederhoor fatsoenlijk toe te passen, op het grieven*ist terugzette. Het was een treffend stuk een stuk, waarop het accent der waarheid lag dat deze oud-directrices, directrices, en eene schoolopzieneres, aan haar oude Arnhemsehe Kweekschool wijdden; vrou wen, in dien aparten kweekschool- geest opgevoed, als dien ze beschreven, nimmer daarmede het verband geheel verbroken hebbend, allen in later dagen of ook thans nog met verantwoordelijkheid voor onderwijzend personeel" zei ven belast, kwamen er in dat ingezonden stuk tegen op, dat een Bestuur van zeven heeren, toevallig aan 't hoofd dier Arnhemsche instelling, leeraressen bejegenden als rechtelooze ondergeschikten. Ieder herinnert zich de droeve manier waarop het Bestuur van antwoord ge diend heeft: dat deftige stukje vol bloedelooze reserves en eindigend met een opsomming der salarissan alsof het om salarissen ging! Op 't eerste gezicht dus alrede zwak, werd dit tegen stuk door het antwoord der zeven dames kortweg vernietigd. Punt voor punt werd de argumentatie van het Bestuur weerlegd. Had dit gesproken van reeds ouderen argwaan jegens het personeel, men wees p een pal op die periode volgend, door het Bestuur toen luide erkend grót ver trouwen jegens hetzelfde...; gewaagden de heeren van het verhoor eener gemachtigda der leeraressen" ioor het Bestuur, er kwam ten antwoord: het ver hoor heeft nimmer plaats gehad"...; en was er van eene grondigeenquête"gesproken, er werd zooveel tegen aangevoerd dat nadere toelichting in 't openbaar onmo gelijk kon uitblijven.... Wij hebben merkwaardig gevonden wat, op deze openbare in gebrekestelling do ir de zeven vrouwelijke onderwijsautoriteiten, h«t in 't nauw gedrongen B astuur heeft durven antwoorden. Met een stalen gezicht heeft het opgemerkt", (Amstr. 14 Jan. j.l.): dat het zich ten volle verantwoord blijft gevoelen zoowel voor de nu ge nomen maatregelen als voor de, op grond van destijds verkregen uitsteken de informaties, gedane keuze eener directrice in 1908 en 1910; dat het met de(ze) benoeming van secondantes de zaak als onherroepelijk afgedaan beschouwt en derhalve iedere verdere desbetreffende inmenging of beschou wing van welke zijde en op welke wijze ook met stilzwijgen zal voorbügaan. Zoo spreken, na er door haar in 't open baar van te zijn beschuldigd, dat ?ij met onjuistheden en met scheeve voorstellingen hua gedrag hebben bemanteld, de zeven Arnhemsche Bestuursleden tot deze hoogstaande, belaruelooze strijdsters, waaronder nota bene de dochter van den stichter zelf der Kweekschool! Het heeft bij ons geen verwondering gewekt, dat t°genover zulk een onwaar achtige houding (waarbij gevoegd het optreden esner verbitterde vrau w, korten tijd Directrice: welk optredsn de aan dacht kon g an afleiden van de feitelijk heden waarom het ging), dat, zeggen wij, tegenover zulk eene houdiag de scbrijf-ters van de eerste, uitstekende artikels niet meer die volle kracht van overreding konden tot uiting brengen, als die haar in den beginne bezield heefr. "Wij wenschen ons door de se omstandig heid niet van de wijs te laten brengen en thans te zeggen, wat ons de conclusie" lijkt van hetgeen gebeurd is. Wij beleefden wederom: e?n geschie denis van Gezag", en een buitengewoon duidelijkel Een, die een bitteren smaak achterlaat. Vijftig jaar terug ontstond, onder het bezielend initiatief van DJ. de Keysar, eene Kweekschool nnt een geheel eigen karakter: Men verneemt van een vrijheidsgeest, die haar kenmerk is, men is zich bewust hier met eene aparte en door karaktervolle vrouwen hoog geschatte samenleving kennis te maken. Er is een internaat, er is geregelde omgang tuescben leeraressen en meis jes, dit is, gevoelt men, een teer ver band: maar verband, samenlevfng, vrijheidsgeest, wat het ook is, het moet volgens onze Neder'andsche Wetten een Bestuur hebben, en zie in Arnhem is een kring van Arnhemmers, notabelen: advocaten, gemeenteraads leden, gep. luit.-kolonels, controlerende geneeskundigen, directeuren van credietvereenigingen, enz. enz., welke in samen werking met een of twee oaderwijsmannen (die van Internaatzaken allicht even veel verstand hebben als de gemiddelde man" van ,,huishouding") dat Bestuur vormen, en voor de kweekschool de hoog ste instantie zijn: vertrouwer-smannen van om de beurt elkaar tot het B istuursambt roepende Arnhemeche notabelen! Nu is er roering in dat Internaat. Eene door het Bestuur als niet te hand haven begrepen Directrice is, met klachten, vertrokken. Het verlichte Bestuur be noemt eene tweede, en wederom is een spaak in 't wiel. Dit kan natuurlijk moeilijk aan de tweede Directrice liggen, want dan lag het aan de Bestuurskeuze, en wij menschen, vooral als wij notabelen zijn, en nog meer vooral als wij mannen zijn, en het allervooralst als wij Bestuur heeten, wij denken niet te spoedig, dat wij zelven schuld hebben! Wij hooren de Directrice, wij geven een uitbrander aan een bedremmelde leeraras, en wij schrijven een briaf op pooten". Men heeft die brieven op pootea" gelezen in het eerste stuk van de zeven inxendeters. Het was een fraai stel militaire dagordcrs. In 't algemeen wordt onder zoo'n behandeling door de ondergeschikten" geleden en gezwegen. Thans is eres, voor n keer, de bom gebarsten. Zeven moedige vrouwem (onder wijs-autotiteiten) hebban het voor het recht opgenomen. Zij hebben gezegd: wij hebben liever dat een Kweekechool, zooals zij nu, door zulke ukasefe en door secondantes"-benoemingeB, zou u'orden, gevaar loopt, dan dat wij geen woord zouden spreken voor de Kweek school zooals zij was. En de sympathie is haar toegestroomd van alle kar. ten. Oaderwijsmannen hebben zich onge vraagd met trefifende brieven tot het Bestuur gewend, ouders van leerlingen schreven spontaan hun afkeuring. Reeds hebben zij voeling met elkan der, en eene meerderheid van ouders heeft zich vór de leeraressen verklaard, en vraagt gehoor, dat niet verleend wordt!! Men lette wel wat dit alles beteekent Het Bastuur zegt: Ikban B^tuur. Be ging ik een fout? Welaan. Zal door mijn fout de kweekschool schade Ijjdsn? 't Is jammer. Moet ik er in de pers over spreken om mij te verdedieen P... Ik doe het niet, want ik zit. Moet ik een deputatie uit de meerderheid der ouders ontvangen ? Ik dank u, waarvoor zou het noodig zijn, want ik zit: ik zit als Bestuur." Men zal zeggen: natuurlijk, zoo is de houding naar buiten, maar zou er des niettemin in het binnenste van deze heeren geen onrust zijn P Zeker, wij gelóvei het. Wij kunnen niet aannemen, dat bij dez^n storm van rechtsgevoel over Nederland de Arn hemsche heerea niet in hun binnenst iets wankelen voelden. Wat hun ontbroken heeft, wij zijn er van overtuigd, is goede raad van hun nabijstaande, nob 'Ie perso nen. Die zouden gezegd hebben: de storm, die is opgestoken, is hand over bat d grooter geworden dan gij, bij 't uitvoeren van uw eerste verkeerde daad, k<»ndt voorzien. Nietmeer is nerjkelemachtsoverschrijóing van u in 't spel (én machtsoverEchrijding, wie weet onder andrarg, en niet onder volle bewust heid van u allen, volvwrd)^ het gaat thans om de heele Kweekschool en haar toekomst, het gaat om 't belang en hst geestelijk bestaan van een gansche Stichting, het gaat nu over dinge», vél grooter dan uwe persoonlijkheden. Ziet in, dat gij, hoe goed uwe wil dan wezen mocht, gefaald hebt, denkt verder aan de vernederende nasleep van allerlei ver keerds, die op allehalstarrigheid te volgen pleegt, bedenkt wat mannen doen, wier verantwoordelijkheid toch niet beneden de uwe is, wat Ministers zich getroosten, als een soms kleine fout een scheur doet zien in hun ministerie" ... het minste wat zij alsdan verrichten is dat ze heengaan. Dit is het inderdaad wat ook wij het Bestuur van de Archemsche Kweekschool in allen ernst willen vragen : ziet g ij niet, dat heengaan uw naaste taak is? dat uw heengaan een kleine persoonlijke concessie het groote gevolg zou hebben van een oplossing te gever, een oplossing aan een niemand bevredigenden en totaal ongezond geworden toestand? Grj behoeft niet allen ia ns, en in 't openbaar bcetedoend, daartoe o ver te gaan. Niemand verlangt heiligendad^n of martelarjj. Maar het is duidelijk dat blijven zitten gén argument is! Eene Leer en een Karakter. (ÜR. OTTO EFFERTZ), III. De Leer. Op twee uiteenloopende manieren kan de sociale rijkdom gewijzigd worden, door wijzi ging der waardeeringen tengevolge van nieuwe moreele of religieuze stroomingen; of wel door veranderingen in de productie, b.v. door een voordeeliger productiewijze, door uitvindingen en ontdekkingen, of naar den trant der ouden door inkrimping der consumtie ah gevolg van het supprimeeren" der overtolligen en der parasieten". De zoogenaamde sociale quaestie" is als een klagend gemor, dat voortkomt uit een ontevreden menschenmenigte, die tevergeefs streeft naar bevrediging harer behoeften. De gemiddelde cultuurmensch onzer samen leving is geen armoedige, maar een behoef tige. Hij gaat niet ten gronde door knagenden honger, maar met dat al voelt hij zich onbevredigd, wijl zijn begeerten en behoeften verder gaan dan de middelen om die be hoeften te vervullen. Daarom heeft de op voeding aan elk icdividu een zeddijl-e zelf beperking te leeren, wier sociale utiliteit

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl