De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 28 januari pagina 3

28 januari 1912 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1805 DE AMSTERDAM M E 11 WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. inziet in ie Boofflmi. Symphonia Domestica. Het liedje van den kleinen Htacnles en 't heete signaal van z'n jupjjischen rader rollen me Jan g in de ooren galmen. De snerpende trompet kraait zoo pbantaatiech deie hitsige kracht, dat men siddert als een paard; het andere .wordt hardnekkig gezon gen en de impressie van idés flxe is des te on ver mg delg ker, daar 't thema van het Scherzo, der berceose en der dabbelfuga deze melodie ai méweerkaatsen in duidelijke variant40. De conceptie der Domestica kan men samen ratten, dunkt me, in dit parallelisme van twee. stemmingen, want da bekoorlijk. heden der vrouw, wier melodienee helft lieflijk is en psychisch, smoren in den aldoor luider feestenden marsen van 'C kind en de schrille opbruiaingan van vaders arpeggiando. Van dit standpunt kan men den bouw als een grootsch geheel zien. Het zal e c titer velen zijn opgevallen, hoe - men bij 'c hooien van Strauss1 muziek zoo menigvoudig geschokt en geslagen wordt door de tegenstrydicste rytbmen, hoe men verdoolt in tin 11 n, die warrelea als de kleu ren eener Sidderende vla?, hoe de sensaties, blindend ais een mee u wen vlucht, eikaars plastiek verbleeken; hoe geen ruk en schrik of mümerende toun in de gelukzaligheid" drijft, welke men verlangt. Da reden hiervan is niet Strauss' moderne denkwijze; niet dat bij zga eer&te thema opzet in f, zyn tweede in g klein, 'c derde in e groot, het vierde in b, het vijfde in fit, 't zesde in d-k!eir, verdeeld over een paar b;adsyderj. Da phil'sters hooren elke modulatie als een technisch procédéen dus verslapt vór hen de prikkel bij druk ge bruik; de gewone, sensitieve mensen voelt z*:ai8 een nuance en k.ygt er daarom nooit genoeg van. M.aar b.rauss' inspiratie is zalden een ont plooiing van binnen uit; bj] geeft gelijk Brnekner een forsch gemodelleerd begin en voor beiden werd het manier"; zie echter 't veischU; Bruekner schryft een strijkerstremolo, na eenige maten volgt zijn hoofd thema, big muditeert het rustig, een twebde melodie zet in, zoo groeit de ziel en de expiessie; Strauss (men aie o.», ook de eerste pagina's ven Eiectra en Der Kernenkavaiiei) als ware hjj oveikropt met idetëa, roept ze luide, het eene, het andere, het volgende, haast zonder merkbaar verwul, en ontwikkelt dan zijne iiistautaiéas. Zulke bruuske overrompelingen zijn 'c, die be vreemden en aanvankelijk verwarren. Want het ljjkt als analyseert de componist zyn eigen werk; en aU de auteur een middel punt vliedt, hoe zal de hoorder er zich een scheppen ? De tweede oorzaak der onrust ligt in Stranss' zeer persoonlijke en zonderlinge declamatie; men gelieve dit begrip te zien door een vergrootglas: in plaats van bet deinen der Woorden" beduidt 'c bier uet golven der sentimenten." Grétry, die zeer ver vooruit dacht, gei: La véntéde d clamation peut seuie faire de la musique nn art qni a ses principes dans la nature." Haefc nu Richard craass een natuurlijke declamatie? Ik moet antwoorden neen, want Htrauub' inspiratie woidt altijd btïavloed door eene bijgedachte; leidde hem de Gedachte, welke eenheid en logica in zich beoiuit, lan wat e oncona. quetlie of grillige digresale on mogelijk, wat Dlykt uit de werken van Debussy, die aen vorm" niét zacnter versmaadt dau zijn groote tijdgenoot. Dit is overigens het onbeschrijfoare geneim van den Can.ut ftrmus, welke zoowel bestaat uit een wyateiieus fluïdum als uit gerekte noten. Hoe men hem niet vindt in de' Domestica worde aangetoond door het slot der symphonie: het tnema van 't kind bereikt daar een zeer martiale apo theose, doch StrausB sluit onverwacht met het eerste thema van den man. Wanneer men wil nagaan hoe het thema van 'i kind de heele finale regeert, dan merkt men, wat een vergrijp het is tegen de gedachte en de mniikale dialectica, om in een paar slot maten te trachten 1. een peroiatie te geven, 2. een vereen, zelfstandig idee, 3. een tweede apotheose, 4. een gloednieuwe impressie, welker accent geheel verschilt \an de zeer inttnee en onmiddelük voorafgaande. Voerde 't niet tot al te abstiacte uiteenzettingen, dan wees ik op deie voortdurende tweespalt en scnenring door meerdere vooi beelden. Dat men Strauas zyn uitgebreid ensemble verwijt voor het nisuoudeiijk stuk, schijnt me een dom aophisme; welke gevolgtrek kingen zon men moeten maken, als men ging eiscaen dat alle middelen opwogen tegt-n, of evenredig waren met het onderwerp. Maar Piato heeft rteds gelegd: wanneer de kutMA'S BLOEMETJES DOOR PEET BOETSEB. Ma was hél dik, en ma hield bloemetjes. Maar ma was s.ódik, dat zy ze zelf ntet kou begieten, c at was baar te zwaar. Zij kon ze ook niet verplaatsen, 't was baar ook te zwaar. Zij kon ze hél niet verzorgen, en dat deden dan ook wy, kinderen. Ma beduimelde alleen de jonge blaadjes, om te zien of zy nog leefden, en verboog ook de jonge takjes, om te zien of zij al gebroken warer. Ooc keek zij veel naar ze. Daaraen besteedde zy' morgens en morgens. Ma's bloemetjes stonden overal Pa's boerenhuis was haar een stellaadje van kozy'nen, van ricbels, van boekjes, van voor uitstekende punten, van niejes, alle plaatsen. waar zij po'jes kon zetten. Zij hield haar bloemetjes gelijkvloers, zy' hield ze eenhoog, zy hield ze twee-boog, zy hield ze op zolder, en er stonden er in den kelder. Zy hield ze daar op planken langs de ramen binnen, en zy hield ze ook op planken langs de ramen bniter. Zij hield ze op v lplankige aloementafels tegen de penanten t u wenen de ramen ; .in bloemenhangers ook vór de ramen; op tafels, verspreid door de kamers; in de gangen, op 4e portalen, koitom op alle leege plekjes", zooals zij ze noemde, welke zoodoende het heele huis vulden. . Toch kwam zij altijd plaats tekort. Maar zy was vindingrijk en kon 100 vriendelijk iets vrager». stenaar alleen dat -ziet, wat leef c en sterf f, dan zal zijn werk verre van de schoonheid staan; en ik weet niet of men ooit 166 objectief en naief tot da Domestica zal kunnen naderen, dat men het kraaoa bezoek van ooms en tantes waardeert als een heel lieve arge loosheid van den auteur; of dat vrouwtje (solovioo) haar bed uitspringt even voor net klokje zeven uur slaat. Het Wiegelied, hoe fraai en bekoorlijk ook, verlokte den componist, minnaar der genre-kunst, en de inzet van het eigenlijke adagio lijdt er tehade door. Dit Adagio bevat e f en wel passages, die, onovertrefoaar geïnstrumenteerd, het wonderlijke raken; en 'c zijn niet de eenige; ook de eerste inzet van het zeade thema, oboe d'amore en violen-drieklanken, is verjukkelyk van kleur. Dat, het Rasidentit-Orchest, een uitnemend ensemble, langiuriite ervaringen heeft in de zware muziek van R'chard Sirauss, is bekend genoeg; mr. Henri Y.otta dirigeert sober en klaar en hy beheerscht natnnrly-k de par tituur. Ea ten slotte: het ware te wenschen by uitvoeringen van bedendaagsche muziek, dat d»impressario ahy'd de zorg besteedde voor een volle zaal, welke me verheugde op de jen belangrijken avjnd. MATTHIJS VERMEULEN. Mijnheer de Redacteur! In De Amsterdammer van 31 Der. schreef. de heer J. D. G. v. Dukkum een lezenswaard g artikel over den Ja&sdag en Jaereavond'. Jammer echter is het dat de schrijver zijne goed geschreven verhandeling aanvangt met een typotnete, die niet te bewijzen, ja ze, f t geheel OLwaar is. Da heer v. Dokknm zet de stelling voorop, dat de nieuwjaarsdag is een van de weinige eidenEche feesten, die niet dan na lange tegenstribbehug door de christelijke kei k zy u geadopteerd". Als-ik deze stelling goed lees, dan zou de hèar v. Doïkum willen beweren, dat de christelijke kerk de heidensche feesten zonder tegenstribbelen heeft geadopteerd, nitgeno?men den nieuwjaarsdag en mogelijk enkele andere, welke hij juiet noemt, waaronder zeker wel in de allereerste plaats het St. Nicolaasfeest zal behooren. Ter toelicating zijner stelling zegt de heer v. Dokknm nog, dat men geen bes war en had tegen de opname in het kerkelijk jaar van verschillende andere gedankéagen der o ad beid. Dit is een hypothese, weUe niet te be wijzen valt en waarvoor de heer v. DoKkum dan ook ge=n zweem van bewys geeft. Het tegendeel, dat het christendom de leldenEche feesten tiet heeft overgenomen is waar 'en valt op historische gronden gemakkeiijk te bewijzen. Het bewys te leve/en, dat het christendom het heidtnsche niea«jaarsfeest liet hetft over genomen |en ook net niet heeft willen o <ernemen, achc ik na het artikel van den heer v. Dokknm overbodig, omdat hy'toegeeft dat eerst in de X Vla eeuw sprake kon zijn van een nieu wjaaisviering op l Jaa. In die eeuw was toch zeker elke herinnering &an een vioeger bes aand hebbend heidensch leest sedert lang uitgestorven. Er waa dus in die eeuw noch reden om het ter wille van niet uit te roeien he^densche gebruiken in te voeren, noch reden om de invoering tegen te houden als zou dit zy n een adopteeren van het heileneche feest. Ik zeida het reeds dat het Christendom de heidensche feesten niet heeft opgenomen en daarvoor beroep ik mij in de eerste plaats op Moll. Wanneer men zou bsslui-en", zegt Mol), dat de oude kerk alleen om de wille van het (aeideniche) feest.... bij wijze van tegen stelling het (cbribtejyke) feest invoerde, dan zou men iets aannemen, waarvoor men geen voldoend) bewy'üen kan bijeenbrengen, en dat ook tot verklaring der schoone gebeur tenis niet behoef c aangenomen te worden."!) In denzelfden geeet spreekt zich Neander uit. H|j zegt: Wij kunnen intussclien de instelling van by .ondere jaarlykeche feesten volstrekt niet afl^iien uit de ontaarding van het chiiste y'k leven, hetivelk alzoo van zijne oorspronkelijke hoogte zou zyn afgedaald, maar wij moeten daarin het kenmerk van een natuurlijke ontwikkeliLg van dat-leven zien."2) Wanneer men de geschiedenis raadpleegt dan ziet men telkens de Kerk geheel zelf standig feesten inateilan en zich met hand en tatid verzetten tegen het overnemen van heidenscbe feesten en gebruiken. Wil men den oorsprong van onze feesten Dan had zij b. v. bedacht een mér-plaokig rek, dat zon komen te beugelen aan de planken langs deramen buiten. Oen konden er tegelijk eens wat po'jes van die planken af, want die kraakten zoo", meende zy. Of wel zy had in 't zicht gekregea 'n geitjs of platje, soms met doodsgevaar door my be klommen. Wat zou ik daar'n potjas heerlyk in 'c zonnetje knnnc-n hebben," mijmerde ze dan. En zou jy ze er dan met 't donker weer vandaan willen halen, Peet, voor de katten?" Maar zy' bad ook kleinere wentchen. Pdet," zeide zy dan, niemand wil meer iets vo~r me doen, ze laten je ouwe moeder allemaal licks liggen. Zou jij baar eens voor 'n ei kelen keer 'n klein plesier willen doen? Je zal 'c zoo dikwyls niet meer voor haar hoeven te doen.... I1' Ik werd dan go vonden. Kou 't anders? 't Waa voor haar bloemetjes. Kijk, Peet, d'r staan hier 'n paar poljes, die zou ik zoo graag naar boven willen hebbtn, maar ik kan tiet met me dikke lichaam, en ik heb toch zoo'n Ut f plekje voor ze ge vonden." Ue paar potjes werden gedragen; 't waren er acht, tien, soms meer. Sums besloot ik dan tot voorzichtigheid en nam er 'n paar tegelyk. Maar dan smaalde ma: gut, kan jy, zoo'n sterke jongen, die paar potjes niet tegelijk dragen I" Dus drjeg ik er altyd zooveel mogelijk, maar dan stond zy angsten uit. Voor me, zenlend haar logge dikte de trap op, niet in staat om me te tien of naar me om te ky'ken, gaf ze raad, k aagde, jammerde. Peet, wat ben je toch ruw I Pdet, ie laat ze vaüen, ik hoor bet. W, arom draag je ze ook niet :.óin je arm, met de plan j es L aar buiten. Je bei,t ook zoa woeat. Waarom doe je ook niet 'n loopje meer voor je moeder; je loopt löeh oo hard l" en gebruiken opsporen, dan dient men dien te gaan zoeken in het Christendom en niet by het heidendom. Voor den oorsprong onzer feesten uit het Garmaansch heidendom kan men geen enkel bewys aanvoeren, om dat volgens Chantepie de la Saussaye het Duitgcbe heidendom ons neen eigen ge schriften heeft nagelaten". 3) Trouwens als men de zaak goed besiet dan moet men een algemeene bron aan nemen voor het ontstaan der feesten en de daaraan verbonden gebruiken, want by vol keren van de meest verschillende afkomst komen de:e-fde feesten en daaraan verbon den gebruiken voor. Het Pdaschei b.v. kent men zoowel in Spanje als in Kuslani en in Perzië. Na heet het dat het Paaschei afkomstig zou zyn van eene vereerirg .er godin Ojtara, die vol gens 8eda door de Angelsaksers werd ver eerd, lavloed van Angelsaksers op Rusland, Spanje of P«më koa toen niet worden aan genomen. Ean Germaaneche godin Oatara heeft volgens prof. Goltber nooit bestaan. 4) Hetzelfde geldt ietwat anders omtrent het Joel- of Kerstblok. Het werd zoo woidt bewesrd gebrand ter eere van Wodan. Het gebruik is bekend in Duitschland, in Engeland, in Frankrijk en zelfs in Italië, waar men t pi eek t van ,.arder il cappo". 5) In Frankrijk heette het Kerstblok, volgens v. d. Berg a souches de Koel" 6) of volgens Pradier büuhe de Noë'. 7) Men zal toch niet willen beweren, dat men in Italië het Kerstblok heeft gabrand ter eere van Wodan, want die werd daar niet vereerd. E renzoo kent men in Spanje, Italië en Rndand, gelyk by ons het St. Nicolaasfeest en zyn daaraan ongeveer dezelfde gebruiken verbonden als ten onzent. Men zegt wel, dat het 8f. Nicoiaasfee&t in de plaats is geschoven van een afgeschaft Wodanfesat, maar men zal toch niet willen beweren, dat Wodaa in Spanje of Italië vereerders heefc gehad. Uit drfze drie voorbeelden, welke nog met vele anderen zyn te vermeerderen, zal men toch du gevo strekking dienen te maken, dat deze gebruiken een algtm^enen oorsprong moeten nebben en d.e kan m.i. niet zyn htt heidendom dier verschillende volkerer, om dat hnnie godsdiensten zooaisTcr Guuwhet zegt: zoo wyd niseenloopen als 't Zuiden ligt van 't Noorden." 8; Tegenover dit uiteenloopen der gods diensten der oude heideneche volkeren, slaat het Christendom dat geheel de wereld door overal dezelf-ie feesten in roerde, die feesten op alle plaatsen vierde op hetzelfde >! tip en daaraan dezelfde plechtigheden c i : .bruiken paarde. Is het nu niet veel redelijker om het Christendom aan te nemen als ean algemeene bron, waaruit onze feesten en de daaraan verhouden gebruiken zijn ontstaan dan het heidendom, dat overal een verschillend karakter had, en waarvan de feesten niet op dezelfde tijden werden gevleid met plecjligheden en gebruiken, welke byca nergens eender waren. Td meer meen ik, dat wy het Christen iom als de algemeene oorzaak der feesten en volksgebruiken moeten aanmerken, omdat gelyk de heer v. Dokkum ten aanzien van den Jaersdag en Jaersavoud reeda opmerste, de Kerk ahy'd en overal met de meeste ge strengheid ter uitroeiing van fieidentehe feeaien en gebruiken is opgetreden. Zij werd daar Dij gesteund door de chriEtenkti'.ers als CoLBtarayu, Toeodosiua de Groote, Karel de Groote en anderen, die wetten uitvaardigden, waarbij de heulensche plechtigheden werden verboder. Men kan het ontstaan der volksgebruiken veel gemakkely'ker en met meer zekerheid lü-tidcn uit de gebruiken der Katholieke Kark. Nemen wy b.v. eens het zooeven genoemde Paaschei. Zjoals men weet was in de oude kerk het gebruik van eieren verboden gedu rende denveertigdaagschen \asten; is het nn wonder, dat men op Paschen zich te goed deed aan een voedsel, dat men vanaf Aschwoensdag niet meer bad mogen gebruiken, te meer omdat de ouden gewoon waren ounne maaltijden te beginnen met het eten van rauwe eieren om met het gebruiken van appelen te besluiten, aan welke gewoonte het spreekwoord der Latijnen ab ovo wque ad malum (van het ei tot den appe ) nog herinnert. Als de Paascheieren van eeiie vereering der godin Ostara of Ejatra afkomstig waren, dan zouden ze toch zeker in Enge:and wel den naam dier godin gedragen hebben, gelijk de Angelsaksers aan de maand April dtn naam dier godin hebben gegeven door die maand 13 noemen E istre-monath 9). De Eageschen noemen hunne Paaic h-eieren nPash-eggs". " Ook het K^rstb'ok is zeer eenvoudig uit Ea achter haar zwoegde ik. Vier poijes had ik in 'n omarming, drie eqtiilibreerde ik op deze, en een kneep ik krampachtig vast tusschen twee vrygewors elde, gloeiende vingers. De potjes knarsten, knersten, knei pten. De bloementnin vór medeinde. Blaadjes priemden naar me, caar mijn oogen, in myn mus, naar mijn mond. Andere mikten op mijn ooren, en eenmail ddil', draaiden ze, wentelden, kronkelden, wroetten en woelden. Waren we dan boven, dan neeg ik herhaaldelyk, voorzichtig en w el berekend boven een tafel, boven een stoel, boven den grond, of wat er verder was. E«at slingerde ik Mèlgemikt myn achtste poija van tuaschen myn gevoellooza vingers; dan deed ik de rest geleidelijk zy'gen. En onderwijl girjg ma aan het rukken. Peet, me roosjes! Ky'k nou, dat stekje! Pas toch wat op, je breekt ze nog allemaal met je woestheid l" Soma maakte ik er 'n dispuut van: Ma, duw me toch zoo niet! Ma, me teenen hebban s gevoel." Of wel: maar ma, dat stekje mankeert niets." Wel waar P et, 't is ge knakt." Niet waar, mal" Nou, maar gei&& t is het zeker." En dan zweeg ik maar, want geraakte" stekjes zag ma alleen. Het plaatsen be«on. Het zon ai ge plekje bleek te zyn het kozijn van een vergeten portaalluikje, of wel de kap van de naai machine, ie minstens twee maal per dag gebruikt werd, of de zoldering van een kaat, die bij een meubel verplaatsing wat al te dicht by een raam gekomen was. Ma gaf hare order?. Nou maar eerst dat heliotroopj", di»hetfc wel wat zon noodig. En nou die reseda, en die andere, en ook maar dat loofjn.,.. gut, kunnen er nou al niet meer staan!" Zoo zes, zeven potjes bleven dan altijd over. Maar ma was 200 gauw niet tevreden, en liet dan in ieder geval de mooiste maar de gebruiken der Katholieke Kerk ta verkla ren. Zooals men weet was het eensrewoonte der Kerk om met Kerstmis drie Missen te cslebreereB. De eerste had plaats te midder nacht, de tweede bij het aanbreken vanden dageraad en eindelijk de derde wanneer het volop dag was geworden. Tuvcien de nachtmis en die in den morgenstond keerden de geloovigen huiswaarts en had de maaltyd plaats, welke men heden ten dage in Frank rij k nog kent onder den naam van den grand reveillon". Is het nn niat zeer verklaarbaar, dat de geloovigen zorgden,, dat terwijl zy in de kerk waren, hunne huizen verwarmd ble ven door een groot blok hout, dat lang kon branden ? Is een dergelyka verklaring voor den oor sprong van het K^rstblok niet veel waar schijnlijker dan <"at men het Italiaansohe arder il cappo" toeichryffc aan een Wodanvereering, welke men daar nooit heeft gïkend? Vreesde ik niet, dat ik te veel van uwe gastvrijheid zou gebruik maken, dan zon ik M. de R. nog andere gebruiken bespreken om te doen zien, dat men wel wat al te lichtvaardig te werk gaat als men dan oor sprong onzer feesten en gebruiken tofs -hry'fi aan het heidendom. Het medegedeelde moge tot beny's strekken, dat er nog een andere en meer waarechijnlyker oorsprong *oorhet ontstaan der volksgebruiken ia dan bet heidendom en dat de hypothese, dat het Christendom de heiden?che feesten heeft geadoptee d voor tegenspraak vatbaar is. U M. de R. dankend voor de plaatsing, heb ik de eer te zyn UEd. D w. Dien. J. J. F. VAN ZEYL. 1) Moll, KtrTcél. leven, deel II, bladz. 147. 2) Neander, Christel. Itven (vert. van Boonacke») deel I, bladz. 329. 3; Chantepie de la Sauaasya, Godsdienst der Germanen, bladz 146. 4) Goithpr, Hai-db. der Qerm. Mythologie. Lüpzie 1895, bladz. 488. 5) Maronier, het Keruftftt. b'adz. 47. 6) V. d. B."eh, Nfierl. My.h., b!adü. 59. 7) Pradier, Félex Cwéaennts, bladz. 128. 8) Ter Gouw, Voi.kswrmaten, blad*. 162. 9) Grimrn, D. Mythologie, bladz. 182. Berichten, LEONARD ANDHEJEFF. Van dezen rusaischen auteur zat binneneort een nieuwe roman verschijnen onder den titel Sashka Jis,u'ev, waarin de schrijver het mystieke en symbolieke beeft ve laten en met vernieuwde kracht is teruggekeerd tot het realisme hetwelk zyn eerste werken karakteriseerde. In Saihka Jigulev behandelt Andrfjfff de stormachtige tyden der revolutie. Saahka is de zoon van een generaal, sedert lang ge(?torven. Met zyn moeder en zuster leeft bij in een klein provincie-tadja. Plotseling wor den zij in bun landelyke ruat oosescbrikt door de rerolntionaire beweging. Krijgsraden en strafexpedities sijn san de orde van den dag, en maken een diepen indruk op de jeugdige gemoederen. Tegen alle familie-tradities in sluit Sasbka Jigu'ev zich bij de revolutiotairen aan. Een hevigen stry'd heefc bij te voeren tusschtn de liefde voor zijn moeder en wat bij zy'" plicht noemt. Treffend beschrijft Andrcjcfl de gebeurtenissen welke Jen jorgen man er toe brengen een fanatiek terrorist te wordsn en zich aan het hoofd van een bende op standelingen te plaatsen. De onvermijdelijke galeien wachten hem aan het einde van zyn avontuurlijk lever. MOROAN'S KOPTISCHE MAKUSKRIPTEK. Op de, in de laatste dagen van December gehouden, jaarvergadering van de Amarikaaneche Society of Biblical literature werd door prof. Hyvernat van de katho'.ieke universiteit te Washington medegedeeld dat J. Pierpont Morgan in het bezit was gekomen van ongeveer vijft'gkoptische handschriften, welke voor by'na anderhalf jaar geleden door Arabieren gevonden waren in de puinhoopen van een klooster in het zuidwesten van Fajum, een provincie in Opper-Eiypte. Morgan heeft met deze vordst de geheele bibliotheek van het bewuate klooster vprworven, dat, naar den aartsengel Michsëi geheeten, uit de negende eeuw oizer jaar telling dateert. Door deze vondst verkjygt men foor het eerst een juist inzicht over den aard en de grootte van zul k een klocs'erbibliotheek in het christelijke Egypte. Gelukkig E-y'n de manuskripten onk nog gedateert, het oudste uit hat jaar 825 n. Chr., waardoor het alle aadere tot nu bekende koptiecbe handschriften in ouderdom over treft. Afgezien van de be!a*-grjke waarde het nieuwe, lieve plekje genieten. Das dat heliotroopje er dan maar weer af, Peet, en maar liever dat fucbsiaa'.je daar, dat waa nog soo jon?. Ea nou die resada ook maar. Nee, non die heliotrope wear die reseda bad gestaan, of nee, waar dat roo-ja stond, en dat fucbsiaajs weer ("üdr," De zes, zeven po'jes die overbleven, ver huisden weer naar beneden, naar 'n verdieping lager, cf 'n verdieping hooger, of deden alle verdiepingen aan. Bij aoo'n gelegenneid kon je dan tegelyk nog eens wat gaan verschik ken," meende ma. Ik kreeg en volvoerde dan opdrachten a!s de volgende: Peet, breng die potjes nou laar beneden, en zet die dan links, by 'c kas'jp, en die linksere breng je can hier, of nee, die linksche balf, en ook wat van rechts, dat schik je dan wel weer goed, en d'e breng ja dan naar den zolder, en verruilt ze daar by die daar tegen 't raam, maar die begonia, die rooie, en die witte bloeme'jap, en die andere, je weet wel, die laat je maar staan... gut, jonge, begry'p je dat non niet l" En ik sjouwde, sjouwde; drceg armen vol potjes hierüeen, daarheen, trappen op, weer trappen af, al raar ma bestelde, En de poljas knarsten, knersten, knerpten ; en de blaadjes, takjes, priemden,spietsten, wurmden,woelden, wroetter.... Was het dan klaar, dan moest ik haar wat beloven. Peet," smeekte ze, je ziet wel, je moeder is te oud, en ik ben te dik; ik kon een ongeluk krijgen met dat lijf, en je zusters met 'r lintjes en d'r strikjes doen het löjh niet " Enik betuigde, beloofde, verzekerde....neen, ik zou bst niet vergeten, ik zou ze water geven, eiken dag. DCS avonds begon ik. Ik begoot de potjes met toewyding, met ernst, met studie, ge heel naar ma's voorschrift. Die kregen niet der handichrift-en zalf, welke natnurlyk eerst na. hunne publicatie in zjjn geheel en omvang kan beoardeeM worden, is deze verzameling ook nog belangryk door hare fraaie leeren banden en de belangrijke, leerzame miniaturen. Prof. Hyvernat is "door Morgan met de uitgave van zijn k optische mannskripten belast. ReJelfike Gadsdienst", serie II, NP. 5: J. J. MEIJER, JSungt en Zedelijkheid, 45 pag., ?0,40. Baarn, Hollandia-drukkerij. Blotinhzing uit de werken van WILLIAM J. LONG. Met illujtra'ie van COPBLAND. Ver taling van H. E. H., 194 pa?. Prijs ing. ?0.60, geb. ?]. Amsterdam, W. Versluys. Wat zeelieden moeten weten. Een en at d er over en na« aanleiding van de rechtspositie der zeelieden, zooals die geregeld ig,geregeld dreigt te worden en geregeld kan worde a in de Monsterrol. Uitgezeven door de ZsevisscherS-Vereeciging Vrede en Wel vaar f," ge vestigd te Vlaardingen, 19 pag. Prijs voor ledea 5 ets., voor niet-leden 10 et'. Dr. G. W. KERSKAMP, Siudentenzeden, S2 pap., ? 0.40. Haarlem, H. D. Tjeenk Wil link & Zn. Oadsrzoek'ngen niar de toe»tanden in de Nede,rl .ndsche Huisindustrie, d' el I. Voedings- en genotmiddelen, Uitgegeven voor rekening van het Departement van Landbouw, Nijverheid en Hacdal, 310 pag. Pry's/0,75. 's Gravenhage, Algemeene LandidrukKery'. Neerlands Ir.dië, afl. 18. Amsterdam, Uitg. Mg. Elsevier." Agenda 1912 v. d. Naaml. Vennootschap Het Concertgebouw." Inbond ran Tijdschriften, De". Gulden fVinckel, No. l: J. D. C. van Dokkum, Guataaf *. d. Wall Perné. D. Fu daner, "ffiid-AMkaanrcie Gaschriften. Airiréde Ridder, H«t hedendaigeetieTooneel iu Frankrijk. Openbare Bibliotheken in Engeland. enz. enz. Tijdschrift, voor Wijsbegeerte, afl. I : G. He'ymans, De empiristische ru'mtetbeorie. Dr. G. A v. d. Bsrgb. van Eijsinjia, Bnddba, Wijzf, Christus. Dr. J. D. Bierens de Haan, Het begrip der zedelijke Gareehtigheid. Dr. J. Ciay, Ruimte- en Meetkunde. Dr. W. Mty«r, B smaick en Spinoza. C. Pokelbatinir, Over Oveirediog. Hedecdaagsche Wijsbegeerte: S andpnnten en Stroomingen. I. Het stanclpu :.t v«n E. Pürr in de wijsbegeerte der zedelyktieid, door Dr. J. D. Bierens de Haan. II. WetenBchapnelijke stroorningen in de R. K. Kerk, door L. H Grondy'e. enz. Holland Expreis, No. l: Hat jaar is dood. In 't nieuwe jaar. R'jdin de spoortreinen bij ons langzamer dan in het buitenland. Da Pyremëa. Een impressie. Napels, Set le?en op straat. De atmosfeer van HoUand. ens. Moksvhott, N j. 30: Het oefenen der linker hand. en/. Weekb'ad voor Indië, Nr>. 36: v. d. M., O irlojjsleeninjjen in economisch opzicht. Toto Jonis, Vaarzen van liefde ende be wondering. Edmond Viseer, Tooneeloverzinnt. De vier en twintig Incarnaties van Orion (vervolg), vertaald uit The Theooophist", door Henri Borel. enz. 40 cents per regel. BOUWT ta NUNSPEET. Inlichtingen bij het bouwburean Art i", aldaar. DELAUNAY BELLEVILLE AUTOMOBIELEN. Hoofd- Agent voor Hederlsa4i J. LEONARD LANG, AMSTERDAM. (tMtllt-tllllllltUtllllllllUllllltllll lumiiiimitimititimnimtiiitminmt te veel," en die d ad r vooral niet te weinig." D.e aidere kregen ,,'n piasj-«," die weer 'n Echeutj»," deze ,,'n straaltje", of wel ,,'n piezelija," of ,,'n gootje." De overige kregen ^oel cat," ,,'iet genoeg," enz. Kort daarna, 'n n, twee dagen, hoorde ik dan op de trappen, in de gangen, knarsen, knarsen, knerpen. Wat later op den dag ontmoette ik een kleinen stoet. Voorop ma: Cor, j d breekt ze, ik hoor het. Cor, me stekje?. Cor, wat ben je toch woest, je ly'kt wel 'n jongen l" Achter haar kwam dan 'n zuster, pufiand, blatend, zwoegend, met het hfcliotroopje, het fuchsiaa'je, het roosje, van hetkozy'ntje, van da naaimachine, mét die andere" van den zolder, en die ja weet wel," van be neden, die^nu op weg waren naar dat hoekje boven, op die ne plank, en niet op d:e andere, ze wist wel," enz. enz. 's Avonds, plichtgetrouw, haalde ik den heelen boel overhoop, om met de bloemen te kunnen beginnen. Waar is de gieter? Waar is die drommelsche gieter dan toch!'' Verscheen dan: Cor mét den gieter. Cor, ernstig, studieua Giet jg ze non weer?" Ta jöagen." Ea ik moet het doen voor ma!" ,0ch jongen, wat verheel jij je wel l Ma heeft my alsjeblieft gevraagd, of ik ze non voortaan maar gieten won." En ze zegt dat jullie 't toch niet doen." Noo, en jij mag lekker niet eens meer an de blofimen löaime; jy bent te ruw." Zó! Zó! EU j(j, met je lintjes en je strikjes!'' En 'n paar dagen later dan weer, hoonde zupje Jo weer zu je Cor: Ze stond den l 'en dag voor den spiegel, en daarom hoefde ze de bloemen ook niet meer te be gieten, zei ma."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl