Historisch Archief 1877-1940
No. 1805
DE AMSTERDAM M E 11 WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
inziet in ie Boofflmi.
Symphonia Domestica.
Het liedje van den kleinen Htacnles en
't heete signaal van z'n jupjjischen rader
rollen me Jan g in de ooren galmen. De
snerpende trompet kraait zoo pbantaatiech
deie hitsige kracht, dat men siddert als een
paard; het andere .wordt hardnekkig gezon
gen en de impressie van idés flxe is des te
on ver mg delg ker, daar 't thema van het
Scherzo, der berceose en der dabbelfuga
deze melodie ai méweerkaatsen in duidelijke
variant40. De conceptie der Domestica kan
men samen ratten, dunkt me, in dit parallelisme
van twee. stemmingen, want da bekoorlijk.
heden der vrouw, wier melodienee helft
lieflijk is en psychisch, smoren in den
aldoor luider feestenden marsen van 'C kind
en de schrille opbruiaingan van vaders
arpeggiando. Van dit standpunt kan men
den bouw als een grootsch geheel zien.
Het zal e c titer velen zijn opgevallen, hoe
- men bij 'c hooien van Strauss1 muziek zoo
menigvoudig geschokt en geslagen wordt
door de tegenstrydicste rytbmen, hoe men
verdoolt in tin 11 n, die warrelea als de kleu
ren eener Sidderende vla?, hoe de sensaties,
blindend ais een mee u wen vlucht, eikaars
plastiek verbleeken; hoe geen ruk en schrik
of mümerende toun in de gelukzaligheid"
drijft, welke men verlangt.
Da reden hiervan is niet Strauss' moderne
denkwijze; niet dat bij zga eer&te thema
opzet in f, zyn tweede in g klein, 'c derde
in e groot, het vierde in b, het vijfde in fit,
't zesde in d-k!eir, verdeeld over een
paar b;adsyderj. Da phil'sters hooren elke
modulatie als een technisch procédéen dus
verslapt vór hen de prikkel bij druk ge
bruik; de gewone, sensitieve mensen voelt
z*:ai8 een nuance en k.ygt er daarom nooit
genoeg van.
M.aar b.rauss' inspiratie is zalden een ont
plooiing van binnen uit; bj] geeft gelijk
Brnekner een forsch gemodelleerd begin en
voor beiden werd het manier"; zie echter
't veischU; Bruekner schryft een
strijkerstremolo, na eenige maten volgt zijn hoofd
thema, big muditeert het rustig, een twebde
melodie zet in, zoo groeit de ziel en de
expiessie; Strauss (men aie o.», ook de
eerste pagina's ven Eiectra en Der
Kernenkavaiiei) als ware hjj oveikropt met idetëa,
roept ze luide, het eene, het andere, het
volgende, haast zonder merkbaar verwul, en
ontwikkelt dan zijne iiistautaiéas. Zulke
bruuske overrompelingen zijn 'c, die be
vreemden en aanvankelijk verwarren. Want
het ljjkt als analyseert de componist zyn
eigen werk; en aU de auteur een middel
punt vliedt, hoe zal de hoorder er zich een
scheppen ?
De tweede oorzaak der onrust ligt in
Stranss' zeer persoonlijke en zonderlinge
declamatie; men gelieve dit begrip te zien
door een vergrootglas: in plaats van bet
deinen der Woorden" beduidt 'c bier uet
golven der sentimenten." Grétry, die zeer
ver vooruit dacht, gei: La véntéde d
clamation peut seuie faire de la musique nn
art qni a ses principes dans la nature."
Haefc nu Richard craass een natuurlijke
declamatie? Ik moet antwoorden neen, want
Htrauub' inspiratie woidt altijd btïavloed door
eene bijgedachte; leidde hem de Gedachte,
welke eenheid en logica in zich beoiuit, lan
wat e oncona. quetlie of grillige digresale on
mogelijk, wat Dlykt uit de werken van Debussy,
die aen vorm" niét zacnter versmaadt dau
zijn groote tijdgenoot. Dit is overigens het
onbeschrijfoare geneim van den Can.ut ftrmus,
welke zoowel bestaat uit een wyateiieus fluïdum
als uit gerekte noten. Hoe men hem niet
vindt in de' Domestica worde aangetoond
door het slot der symphonie: het tnema van
't kind bereikt daar een zeer martiale apo
theose, doch StrausB sluit onverwacht met
het eerste thema van den man. Wanneer
men wil nagaan hoe het thema van 'i kind
de heele finale regeert, dan merkt men, wat
een vergrijp het is tegen de gedachte en de
mniikale dialectica, om in een paar slot
maten te trachten 1. een peroiatie te geven,
2. een vereen, zelfstandig idee, 3. een tweede
apotheose, 4. een gloednieuwe impressie,
welker accent geheel verschilt \an de zeer
inttnee en onmiddelük voorafgaande. Voerde
't niet tot al te abstiacte uiteenzettingen, dan
wees ik op deie voortdurende tweespalt en
scnenring door meerdere vooi beelden.
Dat men Strauas zyn uitgebreid ensemble
verwijt voor het nisuoudeiijk stuk, schijnt
me een dom aophisme; welke gevolgtrek
kingen zon men moeten maken, als men ging
eiscaen dat alle middelen opwogen tegt-n,
of evenredig waren met het onderwerp. Maar
Piato heeft rteds gelegd: wanneer de
kutMA'S BLOEMETJES
DOOR
PEET BOETSEB.
Ma was hél dik, en ma hield bloemetjes.
Maar ma was s.ódik, dat zy ze zelf ntet
kou begieten, c at was baar te zwaar. Zij
kon ze ook niet verplaatsen, 't was baar
ook te zwaar. Zij kon ze hél niet verzorgen,
en dat deden dan ook wy, kinderen. Ma
beduimelde alleen de jonge blaadjes, om te
zien of zy nog leefden, en verboog ook de
jonge takjes, om te zien of zij al gebroken
warer. Ooc keek zij veel naar ze. Daaraen
besteedde zy' morgens en morgens.
Ma's bloemetjes stonden overal Pa's
boerenhuis was haar een stellaadje van
kozy'nen, van ricbels, van boekjes, van voor
uitstekende punten, van niejes, alle plaatsen.
waar zij po'jes kon zetten. Zij hield haar
bloemetjes gelijkvloers, zy' hield ze
eenhoog, zy hield ze twee-boog, zy hield ze op
zolder, en er stonden er in den kelder. Zy
hield ze daar op planken langs de ramen
binnen, en zy hield ze ook op planken
langs de ramen bniter. Zij hield ze op v
lplankige aloementafels tegen de penanten
t u wenen de ramen ; .in bloemenhangers ook
vór de ramen; op tafels, verspreid door de
kamers; in de gangen, op 4e portalen,
koitom op alle leege plekjes", zooals zij ze
noemde, welke zoodoende het heele huis
vulden.
. Toch kwam zij altijd plaats tekort. Maar
zy was vindingrijk en kon 100 vriendelijk
iets vrager».
stenaar alleen dat -ziet, wat leef c en sterf f,
dan zal zijn werk verre van de schoonheid
staan; en ik weet niet of men ooit 166
objectief en naief tot da Domestica zal kunnen
naderen, dat men het kraaoa bezoek van ooms
en tantes waardeert als een heel lieve arge
loosheid van den auteur; of dat vrouwtje
(solovioo) haar bed uitspringt even voor
net klokje zeven uur slaat. Het Wiegelied,
hoe fraai en bekoorlijk ook, verlokte den
componist, minnaar der genre-kunst, en de
inzet van het eigenlijke adagio lijdt er tehade
door. Dit Adagio bevat e f en wel passages,
die, onovertrefoaar geïnstrumenteerd, het
wonderlijke raken; en 'c zijn niet de eenige;
ook de eerste inzet van het zeade thema,
oboe d'amore en violen-drieklanken, is
verjukkelyk van kleur.
Dat, het Rasidentit-Orchest, een uitnemend
ensemble, langiuriite ervaringen heeft in de
zware muziek van R'chard Sirauss, is bekend
genoeg; mr. Henri Y.otta dirigeert sober en
klaar en hy beheerscht natnnrly-k de par
tituur. Ea ten slotte: het ware te wenschen
by uitvoeringen van bedendaagsche muziek,
dat d»impressario ahy'd de zorg besteedde
voor een volle zaal, welke me verheugde op
de jen belangrijken avjnd.
MATTHIJS VERMEULEN.
Mijnheer de Redacteur!
In De Amsterdammer van 31 Der. schreef.
de heer J. D. G. v. Dukkum een lezenswaard g
artikel over den Ja&sdag en Jaereavond'.
Jammer echter is het dat de schrijver zijne
goed geschreven verhandeling aanvangt met
een typotnete, die niet te bewijzen, ja ze, f t
geheel OLwaar is.
Da heer v. Dokknm zet de stelling voorop,
dat de nieuwjaarsdag is een van de weinige
eidenEche feesten, die niet dan na lange
tegenstribbehug door de christelijke kei k zy u
geadopteerd".
Als-ik deze stelling goed lees, dan zou de
hèar v. Doïkum willen beweren, dat de
christelijke kerk de heidensche feesten zonder
tegenstribbelen heeft geadopteerd,
nitgeno?men den nieuwjaarsdag en mogelijk enkele
andere, welke hij juiet noemt, waaronder zeker
wel in de allereerste plaats het St.
Nicolaasfeest zal behooren.
Ter toelicating zijner stelling zegt de heer
v. Dokknm nog, dat men geen bes war en had
tegen de opname in het kerkelijk jaar van
verschillende andere gedankéagen der o ad beid.
Dit is een hypothese, weUe niet te be
wijzen valt en waarvoor de heer v. DoKkum
dan ook ge=n zweem van bewys geeft.
Het tegendeel, dat het christendom de
leldenEche feesten tiet heeft overgenomen
is waar 'en valt op historische gronden
gemakkeiijk te bewijzen.
Het bewys te leve/en, dat het christendom
het heidtnsche niea«jaarsfeest liet hetft over
genomen |en ook net niet heeft willen o
<ernemen, achc ik na het artikel van den heer v.
Dokknm overbodig, omdat hy'toegeeft dat eerst
in de X Vla eeuw sprake kon zijn van een nieu
wjaaisviering op l Jaa. In die eeuw was toch
zeker elke herinnering &an een vioeger
bes aand hebbend heidensch leest sedert lang
uitgestorven. Er waa dus in die eeuw noch
reden om het ter wille van niet uit te roeien
he^densche gebruiken in te voeren, noch
reden om de invoering tegen te houden als
zou dit zy n een adopteeren van het heileneche
feest.
Ik zeida het reeds dat het Christendom
de heidensche feesten niet heeft opgenomen
en daarvoor beroep ik mij in de eerste plaats
op Moll.
Wanneer men zou bsslui-en", zegt Mol),
dat de oude kerk alleen om de wille van
het (aeideniche) feest.... bij wijze van tegen
stelling het (cbribtejyke) feest invoerde, dan
zou men iets aannemen, waarvoor men geen
voldoend) bewy'üen kan bijeenbrengen, en
dat ook tot verklaring der schoone gebeur
tenis niet behoef c aangenomen te worden."!)
In denzelfden geeet spreekt zich Neander
uit. H|j zegt: Wij kunnen intussclien de
instelling van by .ondere jaarlykeche feesten
volstrekt niet afl^iien uit de ontaarding van
het chiiste y'k leven, hetivelk alzoo van zijne
oorspronkelijke hoogte zou zyn afgedaald,
maar wij moeten daarin het kenmerk van
een natuurlijke ontwikkeliLg van dat-leven
zien."2)
Wanneer men de geschiedenis raadpleegt
dan ziet men telkens de Kerk geheel zelf
standig feesten inateilan en zich met hand
en tatid verzetten tegen het overnemen van
heidenscbe feesten en gebruiken.
Wil men den oorsprong van onze feesten
Dan had zij b. v. bedacht een mér-plaokig
rek, dat zon komen te beugelen aan de
planken langs deramen buiten. Oen konden
er tegelijk eens wat po'jes van die planken
af, want die kraakten zoo", meende zy. Of
wel zy had in 't zicht gekregea 'n geitjs of
platje, soms met doodsgevaar door my be
klommen. Wat zou ik daar'n potjas heerlyk
in 'c zonnetje knnnc-n hebben," mijmerde ze
dan. En zou jy ze er dan met 't donker
weer vandaan willen halen, Peet, voor
de katten?"
Maar zy' bad ook kleinere wentchen.
Pdet," zeide zy dan, niemand wil meer
iets vo~r me doen, ze laten je ouwe moeder
allemaal licks liggen. Zou jij baar eens voor
'n ei kelen keer 'n klein plesier willen doen?
Je zal 'c zoo dikwyls niet meer voor haar
hoeven te doen.... I1'
Ik werd dan go vonden. Kou 't anders?
't Waa voor haar bloemetjes.
Kijk, Peet, d'r staan hier 'n paar poljes,
die zou ik zoo graag naar boven willen hebbtn,
maar ik kan tiet met me dikke lichaam, en
ik heb toch zoo'n Ut f plekje voor ze ge
vonden."
Ue paar potjes werden gedragen; 't waren
er acht, tien, soms meer.
Sums besloot ik dan tot voorzichtigheid
en nam er 'n paar tegelyk. Maar dan smaalde
ma: gut, kan jy, zoo'n sterke jongen, die
paar potjes niet tegelijk dragen I"
Dus drjeg ik er altyd zooveel mogelijk,
maar dan stond zy angsten uit.
Voor me, zenlend haar logge dikte de trap
op, niet in staat om me te tien of naar me
om te ky'ken, gaf ze raad, k aagde, jammerde.
Peet, wat ben je toch ruw I Pdet, ie laat
ze vaüen, ik hoor bet. W, arom draag je ze
ook niet :.óin je arm, met de plan j es L aar
buiten. Je bei,t ook zoa woeat. Waarom doe
je ook niet 'n loopje meer voor je moeder;
je loopt löeh oo hard l"
en gebruiken opsporen, dan dient men dien
te gaan zoeken in het Christendom en niet
by het heidendom. Voor den oorsprong
onzer feesten uit het Garmaansch heidendom
kan men geen enkel bewys aanvoeren, om
dat volgens Chantepie de la Saussaye het
Duitgcbe heidendom ons neen eigen ge
schriften heeft nagelaten". 3)
Trouwens als men de zaak goed besiet
dan moet men een algemeene bron aan
nemen voor het ontstaan der feesten en de
daaraan verbonden gebruiken, want by vol
keren van de meest verschillende afkomst
komen de:e-fde feesten en daaraan verbon
den gebruiken voor.
Het Pdaschei b.v. kent men zoowel in
Spanje als in Kuslani en in Perzië. Na heet
het dat het Paaschei afkomstig zou zyn van
eene vereerirg .er godin Ojtara, die vol
gens 8eda door de Angelsaksers werd ver
eerd, lavloed van Angelsaksers op Rusland,
Spanje of P«më koa toen niet worden aan
genomen. Ean Germaaneche godin Oatara
heeft volgens prof. Goltber nooit bestaan. 4)
Hetzelfde geldt ietwat anders omtrent het
Joel- of Kerstblok. Het werd zoo woidt
bewesrd gebrand ter eere van Wodan.
Het gebruik is bekend in Duitschland, in
Engeland, in Frankrijk en zelfs in Italië,
waar men t pi eek t van ,.arder il cappo". 5)
In Frankrijk heette het Kerstblok, volgens
v. d. Berg a souches de Koel" 6) of volgens
Pradier büuhe de Noë'. 7) Men zal toch
niet willen beweren, dat men in Italië het
Kerstblok heeft gabrand ter eere van Wodan,
want die werd daar niet vereerd.
E renzoo kent men in Spanje, Italië en
Rndand, gelyk by ons het St. Nicolaasfeest
en zyn daaraan ongeveer dezelfde gebruiken
verbonden als ten onzent. Men zegt wel, dat
het 8f. Nicoiaasfee&t in de plaats is geschoven
van een afgeschaft Wodanfesat, maar men
zal toch niet willen beweren, dat Wodaa in
Spanje of Italië vereerders heefc gehad.
Uit drfze drie voorbeelden, welke nog met
vele anderen zyn te vermeerderen, zal men
toch du gevo strekking dienen te maken, dat
deze gebruiken een algtm^enen oorsprong
moeten nebben en d.e kan m.i. niet zyn htt
heidendom dier verschillende volkerer, om
dat hnnie godsdiensten zooaisTcr Guuwhet
zegt: zoo wyd niseenloopen als 't Zuiden ligt
van 't Noorden." 8;
Tegenover dit uiteenloopen der gods
diensten der oude heideneche volkeren,
slaat het Christendom dat geheel de wereld
door overal dezelf-ie feesten in roerde, die
feesten op alle plaatsen vierde op hetzelfde
>! tip en daaraan dezelfde plechtigheden
c i : .bruiken paarde.
Is het nu niet veel redelijker om het
Christendom aan te nemen als ean algemeene
bron, waaruit onze feesten en de daaraan
verhouden gebruiken zijn ontstaan dan het
heidendom, dat overal een verschillend
karakter had, en waarvan de feesten niet op
dezelfde tijden werden gevleid met
plecjligheden en gebruiken, welke byca nergens
eender waren.
Td meer meen ik, dat wy het Christen iom
als de algemeene oorzaak der feesten en
volksgebruiken moeten aanmerken, omdat
gelyk de heer v. Dokkum ten aanzien van
den Jaersdag en Jaersavoud reeda opmerste,
de Kerk ahy'd en overal met de meeste ge
strengheid ter uitroeiing van fieidentehe
feeaien en gebruiken is opgetreden. Zij werd
daar Dij gesteund door de chriEtenkti'.ers als
CoLBtarayu, Toeodosiua de Groote, Karel de
Groote en anderen, die wetten uitvaardigden,
waarbij de heulensche plechtigheden werden
verboder.
Men kan het ontstaan der volksgebruiken
veel gemakkely'ker en met meer zekerheid
lü-tidcn uit de gebruiken der Katholieke Kark.
Nemen wy b.v. eens het zooeven genoemde
Paaschei. Zjoals men weet was in de oude
kerk het gebruik van eieren verboden gedu
rende denveertigdaagschen \asten; is het nn
wonder, dat men op Paschen zich te goed
deed aan een voedsel, dat men vanaf
Aschwoensdag niet meer bad mogen gebruiken,
te meer omdat de ouden gewoon waren ounne
maaltijden te beginnen met het eten van
rauwe eieren om met het gebruiken van
appelen te besluiten, aan welke gewoonte
het spreekwoord der Latijnen ab ovo wque
ad malum (van het ei tot den appe ) nog
herinnert.
Als de Paascheieren van eeiie vereering
der godin Ostara of Ejatra afkomstig waren,
dan zouden ze toch zeker in Enge:and wel
den naam dier godin gedragen hebben, gelijk
de Angelsaksers aan de maand April dtn
naam dier godin hebben gegeven door die
maand 13 noemen E istre-monath 9). De
Eageschen noemen hunne Paaic h-eieren
nPash-eggs".
" Ook het K^rstb'ok is zeer eenvoudig uit
Ea achter haar zwoegde ik. Vier poijes
had ik in 'n omarming, drie eqtiilibreerde
ik op deze, en een kneep ik krampachtig
vast tusschen twee vrygewors elde, gloeiende
vingers. De potjes knarsten, knersten, knei
pten. De bloementnin vór medeinde. Blaadjes
priemden naar me, caar mijn oogen, in myn
mus, naar mijn mond. Andere mikten op
mijn ooren, en eenmail ddil', draaiden ze,
wentelden, kronkelden, wroetten en woelden.
Waren we dan boven, dan neeg ik
herhaaldelyk, voorzichtig en w el berekend boven
een tafel, boven een stoel, boven den grond,
of wat er verder was. E«at slingerde ik
Mèlgemikt myn achtste poija van tuaschen
myn gevoellooza vingers; dan deed ik de
rest geleidelijk zy'gen.
En onderwijl girjg ma aan het rukken.
Peet, me roosjes! Ky'k nou, dat stekje!
Pas toch wat op, je breekt ze nog allemaal
met je woestheid l"
Soma maakte ik er 'n dispuut van: Ma,
duw me toch zoo niet! Ma, me teenen hebban
s gevoel." Of wel: maar ma, dat stekje
mankeert niets." Wel waar P et, 't is ge
knakt." Niet waar, mal" Nou, maar gei&& t
is het zeker." En dan zweeg ik maar, want
geraakte" stekjes zag ma alleen.
Het plaatsen be«on. Het zon ai ge plekje
bleek te zyn het kozijn van een vergeten
portaalluikje, of wel de kap van de naai
machine, ie minstens twee maal per dag
gebruikt werd, of de zoldering van een kaat,
die bij een meubel verplaatsing wat al te dicht
by een raam gekomen was.
Ma gaf hare order?. Nou maar eerst
dat heliotroopj", di»hetfc wel wat zon
noodig. En nou die reseda, en die andere, en
ook maar dat loofjn.,.. gut, kunnen er nou
al niet meer staan!"
Zoo zes, zeven potjes bleven dan altijd
over. Maar ma was 200 gauw niet tevreden,
en liet dan in ieder geval de mooiste maar
de gebruiken der Katholieke Kerk ta verkla
ren. Zooals men weet was het eensrewoonte
der Kerk om met Kerstmis drie Missen te
cslebreereB. De eerste had plaats te midder
nacht, de tweede bij het aanbreken vanden
dageraad en eindelijk de derde wanneer het
volop dag was geworden. Tuvcien de
nachtmis en die in den morgenstond keerden
de geloovigen huiswaarts en had de maaltyd
plaats, welke men heden ten dage in Frank
rij k nog kent onder den naam van den grand
reveillon". Is het nn niat zeer verklaarbaar,
dat de geloovigen zorgden,, dat terwijl zy in
de kerk waren, hunne huizen verwarmd ble
ven door een groot blok hout, dat lang kon
branden ?
Is een dergelyka verklaring voor den oor
sprong van het K^rstblok niet veel waar
schijnlijker dan <"at men het Italiaansohe
arder il cappo" toeichryffc aan een
Wodanvereering, welke men daar nooit heeft
gïkend?
Vreesde ik niet, dat ik te veel van uwe
gastvrijheid zou gebruik maken, dan zon ik
M. de R. nog andere gebruiken bespreken
om te doen zien, dat men wel wat al te
lichtvaardig te werk gaat als men dan oor
sprong onzer feesten en gebruiken tofs -hry'fi
aan het heidendom. Het medegedeelde moge
tot beny's strekken, dat er nog een andere
en meer waarechijnlyker oorsprong *oorhet
ontstaan der volksgebruiken ia dan bet
heidendom en dat de hypothese, dat het
Christendom de heiden?che feesten heeft
geadoptee d voor tegenspraak vatbaar is.
U M. de R. dankend voor de plaatsing,
heb ik de eer te zyn
UEd. D w. Dien.
J. J. F. VAN ZEYL.
1) Moll, KtrTcél. leven, deel II, bladz. 147.
2) Neander, Christel. Itven (vert. van
Boonacke») deel I, bladz. 329.
3; Chantepie de la Sauaasya, Godsdienst
der Germanen, bladz 146.
4) Goithpr, Hai-db. der Qerm. Mythologie.
Lüpzie 1895, bladz. 488.
5) Maronier, het Keruftftt. b'adz. 47.
6) V. d. B."eh, Nfierl. My.h., b!adü. 59.
7) Pradier, Félex Cwéaennts, bladz. 128.
8) Ter Gouw, Voi.kswrmaten, blad*. 162.
9) Grimrn, D. Mythologie, bladz. 182.
Berichten,
LEONARD ANDHEJEFF. Van dezen rusaischen
auteur zat binneneort een nieuwe roman
verschijnen onder den titel Sashka Jis,u'ev,
waarin de schrijver het mystieke en
symbolieke beeft ve laten en met vernieuwde kracht
is teruggekeerd tot het realisme hetwelk zyn
eerste werken karakteriseerde.
In Saihka Jigulev behandelt Andrfjfff de
stormachtige tyden der revolutie. Saahka is
de zoon van een generaal, sedert lang
ge(?torven. Met zyn moeder en zuster leeft bij
in een klein provincie-tadja. Plotseling wor
den zij in bun landelyke ruat oosescbrikt
door de rerolntionaire beweging. Krijgsraden
en strafexpedities sijn san de orde van den
dag, en maken een diepen indruk op de
jeugdige gemoederen.
Tegen alle familie-tradities in sluit Sasbka
Jigu'ev zich bij de revolutiotairen aan. Een
hevigen stry'd heefc bij te voeren tusschtn
de liefde voor zijn moeder en wat bij zy'"
plicht noemt. Treffend beschrijft Andrcjcfl
de gebeurtenissen welke Jen jorgen man er
toe brengen een fanatiek terrorist te wordsn
en zich aan het hoofd van een bende op
standelingen te plaatsen. De onvermijdelijke
galeien wachten hem aan het einde van zyn
avontuurlijk lever.
MOROAN'S KOPTISCHE MAKUSKRIPTEK. Op de,
in de laatste dagen van December gehouden,
jaarvergadering van de Amarikaaneche
Society of Biblical literature
werd door prof. Hyvernat van de katho'.ieke
universiteit te Washington medegedeeld dat
J. Pierpont Morgan in het bezit was gekomen
van ongeveer vijft'gkoptische handschriften,
welke voor by'na anderhalf jaar geleden door
Arabieren gevonden waren in de puinhoopen
van een klooster in het zuidwesten van
Fajum, een provincie in Opper-Eiypte.
Morgan heeft met deze vordst de geheele
bibliotheek van het bewuate klooster
vprworven, dat, naar den aartsengel Michsëi
geheeten, uit de negende eeuw oizer jaar
telling dateert. Door deze vondst verkjygt
men foor het eerst een juist inzicht over
den aard en de grootte van zul k een
klocs'erbibliotheek in het christelijke Egypte.
Gelukkig E-y'n de manuskripten onk nog
gedateert, het oudste uit hat jaar 825 n. Chr.,
waardoor het alle aadere tot nu bekende
koptiecbe handschriften in ouderdom over
treft. Afgezien van de be!a*-grjke waarde
het nieuwe, lieve plekje genieten. Das dat
heliotroopje er dan maar weer af, Peet, en
maar liever dat fucbsiaa'.je daar, dat waa
nog soo jon?. Ea nou die resada ook maar.
Nee, non die heliotrope wear die reseda
bad gestaan, of nee, waar dat roo-ja stond,
en dat fucbsiaajs weer ("üdr,"
De zes, zeven po'jes die overbleven, ver
huisden weer naar beneden, naar 'n verdieping
lager, cf 'n verdieping hooger, of deden alle
verdiepingen aan. Bij aoo'n gelegenneid kon
je dan tegelyk nog eens wat gaan verschik
ken," meende ma.
Ik kreeg en volvoerde dan opdrachten a!s
de volgende: Peet, breng die potjes nou
laar beneden, en zet die dan links, by 'c
kas'jp, en die linksere breng je can hier, of
nee, die linksche balf, en ook wat van rechts,
dat schik je dan wel weer goed, en d'e breng
ja dan naar den zolder, en verruilt ze daar
by die daar tegen 't raam, maar die begonia,
die rooie, en die witte bloeme'jap, en die
andere, je weet wel, die laat je maar staan...
gut, jonge, begry'p je dat non niet l"
En ik sjouwde, sjouwde; drceg armen vol
potjes hierüeen, daarheen, trappen op, weer
trappen af, al raar ma bestelde, En de poljas
knarsten, knersten, knerpten ; en de blaadjes,
takjes, priemden,spietsten, wurmden,woelden,
wroetter....
Was het dan klaar, dan moest ik haar wat
beloven.
Peet," smeekte ze, je ziet wel, je moeder
is te oud, en ik ben te dik; ik kon een
ongeluk krijgen met dat lijf, en je zusters
met 'r lintjes en d'r strikjes doen het löjh
niet "
Enik betuigde, beloofde, verzekerde....neen,
ik zou bst niet vergeten, ik zou ze water
geven, eiken dag.
DCS avonds begon ik. Ik begoot de potjes
met toewyding, met ernst, met studie, ge
heel naar ma's voorschrift. Die kregen niet
der handichrift-en zalf, welke natnurlyk eerst
na. hunne publicatie in zjjn geheel en omvang
kan beoardeeM worden, is deze verzameling
ook nog belangryk door hare fraaie leeren
banden en de belangrijke, leerzame miniaturen.
Prof. Hyvernat is "door Morgan met de
uitgave van zijn k optische mannskripten belast.
ReJelfike Gadsdienst", serie II, NP. 5:
J. J. MEIJER, JSungt en Zedelijkheid, 45 pag.,
?0,40. Baarn, Hollandia-drukkerij.
Blotinhzing uit de werken van WILLIAM
J. LONG. Met illujtra'ie van COPBLAND. Ver
taling van H. E. H., 194 pa?. Prijs ing. ?0.60,
geb. ?]. Amsterdam, W. Versluys.
Wat zeelieden moeten weten. Een en at d er
over en na« aanleiding van de rechtspositie
der zeelieden, zooals die geregeld ig,geregeld
dreigt te worden en geregeld kan worde a in
de Monsterrol. Uitgezeven door de
ZsevisscherS-Vereeciging Vrede en Wel vaar f," ge
vestigd te Vlaardingen, 19 pag. Prijs voor
ledea 5 ets., voor niet-leden 10 et'.
Dr. G. W. KERSKAMP, Siudentenzeden, S2
pap., ? 0.40. Haarlem, H. D. Tjeenk Wil
link & Zn.
Oadsrzoek'ngen niar de toe»tanden in de
Nede,rl .ndsche Huisindustrie, d' el I. Voedings- en
genotmiddelen, Uitgegeven voor rekening van
het Departement van Landbouw, Nijverheid
en Hacdal, 310 pag. Pry's/0,75. 's Gravenhage,
Algemeene LandidrukKery'.
Neerlands Ir.dië, afl. 18. Amsterdam, Uitg.
Mg. Elsevier."
Agenda 1912 v. d. Naaml. Vennootschap
Het Concertgebouw."
Inbond ran Tijdschriften,
De". Gulden fVinckel, No. l: J. D. C. van
Dokkum, Guataaf *. d. Wall Perné. D.
Fu daner, "ffiid-AMkaanrcie Gaschriften.
Airiréde Ridder, H«t hedendaigeetieTooneel
iu Frankrijk. Openbare Bibliotheken in
Engeland. enz. enz.
Tijdschrift, voor Wijsbegeerte, afl. I : G.
He'ymans, De empiristische ru'mtetbeorie.
Dr. G. A v. d. Bsrgb. van Eijsinjia, Bnddba,
Wijzf, Christus. Dr. J. D. Bierens de
Haan, Het begrip der zedelijke
Gareehtigheid. Dr. J. Ciay, Ruimte- en Meetkunde.
Dr. W. Mty«r, B smaick en Spinoza.
C. Pokelbatinir, Over Oveirediog.
Hedecdaagsche Wijsbegeerte: S andpnnten en
Stroomingen. I. Het stanclpu :.t v«n E.
Pürr in de wijsbegeerte der zedelyktieid,
door Dr. J. D. Bierens de Haan. II.
WetenBchapnelijke stroorningen in de R. K. Kerk,
door L. H Grondy'e. enz.
Holland Expreis, No. l: Hat jaar is dood.
In 't nieuwe jaar. R'jdin de spoortreinen
bij ons langzamer dan in het buitenland.
Da Pyremëa. Een impressie. Napels,
Set le?en op straat. De atmosfeer van
HoUand. ens.
Moksvhott, N j. 30: Het oefenen der linker
hand. en/.
Weekb'ad voor Indië, Nr>. 36: v. d. M.,
O irlojjsleeninjjen in economisch opzicht.
Toto Jonis, Vaarzen van liefde ende be
wondering. Edmond Viseer,
Tooneeloverzinnt. De vier en twintig Incarnaties
van Orion (vervolg), vertaald uit The
Theooophist", door Henri Borel. enz.
40 cents per regel.
BOUWT ta NUNSPEET.
Inlichtingen bij het bouwburean Art i",
aldaar.
DELAUNAY BELLEVILLE
AUTOMOBIELEN.
Hoofd- Agent voor Hederlsa4i
J. LEONARD LANG,
AMSTERDAM.
(tMtllt-tllllllltUtllllllllUllllltllll
lumiiiimitimititimnimtiiitminmt
te veel," en die d ad r vooral niet te weinig."
D.e aidere kregen ,,'n piasj-«," die weer 'n
Echeutj»," deze ,,'n straaltje", of wel ,,'n
piezelija," of ,,'n gootje." De overige kregen
^oel cat," ,,'iet genoeg," enz.
Kort daarna, 'n n, twee dagen, hoorde
ik dan op de trappen, in de gangen, knarsen,
knarsen, knerpen. Wat later op den dag
ontmoette ik een kleinen stoet. Voorop ma:
Cor, j d breekt ze, ik hoor het. Cor, me
stekje?. Cor, wat ben je toch woest, je ly'kt
wel 'n jongen l"
Achter haar kwam dan 'n zuster, pufiand,
blatend, zwoegend, met het hfcliotroopje,
het fuchsiaa'je, het roosje, van hetkozy'ntje,
van da naaimachine, mét die andere" van
den zolder, en die ja weet wel," van be
neden, die^nu op weg waren naar dat
hoekje boven, op die ne plank, en niet
op d:e andere, ze wist wel," enz. enz.
's Avonds, plichtgetrouw, haalde ik den
heelen boel overhoop, om met de bloemen
te kunnen beginnen.
Waar is de gieter? Waar is die
drommelsche gieter dan toch!''
Verscheen dan: Cor mét den gieter. Cor,
ernstig, studieua
Giet jg ze non weer?"
Ta jöagen."
Ea ik moet het doen voor ma!"
,0ch jongen, wat verheel jij je wel l Ma
heeft my alsjeblieft gevraagd, of ik ze non
voortaan maar gieten won."
En ze zegt dat jullie 't toch niet doen."
Noo, en jij mag lekker niet eens meer
an de blofimen löaime; jy bent te ruw."
Zó! Zó! EU j(j, met je lintjes en je
strikjes!''
En 'n paar dagen later dan weer, hoonde
zupje Jo weer zu je Cor: Ze stond den
l 'en dag voor den spiegel, en daarom
hoefde ze de bloemen ook niet meer te be
gieten, zei ma."