Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1805
* WlLLBM EOYAAHDS,
naar een teekening van J. H. Toorop in 1908 voor Elzevier's Maandschrift.
Willem Royaards.
1887?1912.
Het is een gelukkige gewoonte een
kunstenaar ter gelegenheid van zjjn
jubileum niet alleen geluk te wenschen,
maar ook te pogen, zoo goed en zoo
kwaad den tijdgenoot doenlijk is, de
balans op te maken zijner kunstdaden,
zijn persoonlijkheid te zetten in de
atmosfeer van den tijd en zijn
beteekeais te omschrijven voor het kunstleven
van heden en verleden.
Dit is een goede gewoonte, omdat
aldus zulk een jubileum meer gaat
baduiden dan enkel een particulier feest
en de kunstenaar, al de diverse beschou
wingen vernufdglijk schiftend en met
elkaar in verband brengende, tot een
totaalvisie zijner objectieve figuur kan
geraken, beter dan ooit de
dagelijksche, uitteraard weinig samanhangende
«n al te verbijzonderde, critieken hem
kunnen geven. En toch is terloops
gezegd ook van de dagelijksche
eourantencritiek de onuitgesproken bedoe
ling, dat de artiste zich er, als in een
In de rol van Brntup.
De Parkschouwburg-ruïne.
Eindelijk weerklinkt dan weer muziek in
dezen vervallen en verlaten Mnsentempell
Ce bekende gebroeders Slier zwaaien er nu
om beurten hun almachtigen dirigeerstok.
En hnn helpers bespelen er, onder die
onwaardeerbare leidieg, met waar meester
schap, hun verschillende instrumenten.
'n Merkwaardig concert, dat op 't moment
in die fantastische rnïne gegeven wordt l
'n Geheimzinnig concert ons herinnerend
aan dat, in zeer oude tijden, voor Jericho'd
muren eenmaal gegever ____
Hoe deze rnïne sinds j aren velen binderde,
behoeft hier niet geschetst te word». Het
best bJjjkt dat wel uit het tweetal hier
volgende legenden. Primo: Burgemeester van
Leeuwen bezocht, zoo vertelde men, by het
rocdtoeren met hooge gasten, die de hoofdstad
kwamen bezoeken, de Plantage-buurt nooit.
Zijn Edelachtbare wilde namelijk niet voor
de vraag gesteld worden: wat voor
meikwaardige rnïne dat wel wezen mocht, die
zich daar in de verte achter dat stadspark
bevond. En evenmin wenichte bjj zich bloot
te stellen aan de vraag: hoe lang die ruïne
daar reeds stond ; en of ze niet spoedig
verwyderd zou worden.
Dat is het eerste verhaal. Het tweede luidt :
Toen mr. Kappejjne v. d. Coppello indertfd
aangezocht werd, Stadsadvocaat van Amster
dam te worden, verklaarde bij zich bereid,
dese functie te aanvaarden. Op n voor
waarde echter, namelijk: dat hij nooit zou
behoeven te pleiten in verband met deze
Legenden", zijn natuurlek deze on-dits!
zij teeketen echter duidelijk, hoe de
Amsterdammers dachten over deze Schande
bnnner stad, en tevens . . . hoe weinig hoop
zij koesterden, van dit wangedrocht ooit In
der eeuwigheid verlost te worden.
Hoe de aankoop door de stad van dit ver
vallen gebouw zoo voorspoedig en onverwacht
spiegel van het algemeen, zal zien en hij
aldus in staat zij een rechte verhouding
te scheppen
tusschenzynwerkendealgemeeae waaideering, waarmede een uitvoe
rend kunstenaar allereerst van doan heeft.
Van deze voor gemeene stervelingen
zoo zeldzame gelegenheden zichzelven
met vreemde oogen ta bezien, plegen de
kunstenaars over het geheal ook dank
baar partij te trekken, overtuigd dat het
de minsten niet zijn, die de wereld het
meest op hun fouten wijst, en de grootste
talenten van nature de scherpste critiek
verwekken.
Willem Royaards nu behoort, trots
zijn 25-jarige tooneelloopbaan, tot de
jongere generatie onder de tooneelspslers,
als wij Bouwmeester tot de oudere rekenen.
Die oudere bestond groatendeels uit
Tooneelkinderen" zonder veel
algemeene ontwikkeling". Zij kropen, om
zoo te zeggen, uit de wieg op het
tooneel en ontvingen daar, in de
practijk, alle opleiding, die zij noodig
hadden. Zoo werden zij tooneelspelers,
op-ende-op, van binnen en van buiten,
met lijf en ziel... maar ook niets dan
dat. Of eigenlijk ooit meer noodig is,
hangt af van het standpunt, dat men
wenscht in te nemen. Dat een
tooneelspeler van talent tegelijk een beschaafd
man is en zijn beschaving wellicht ten
dienste stelt van een beter inzicht zijner
rollen, zal gewis niemand afkeuren of
bestrijden. Maar hst talent ia hier toch
aanvang en einde en het is wel zïker, dat
de grootste ontwikkeling" het kan ver
schaffen noch vermeerderen, terwijl het
zelfs betwijfeld wordt of veel eruditie
het wel ten goede komt.
De vraag echter of acteurs veel dan
wel een beetje zullen leeren buiten hun
eigenlijk vak, is wel in theorie te stellen
en zelfs te beantwoorden, maar heeft
voor het leven der practijk weinif
beteekenis. Immers, tiet eenige theorie,
hoe overtuigend logisch ook, maar het
gezamenlijk inzicht en de middelen van
een tijd, al datgene wat wij van dien
tijd de ontwikkeling" noemen, bepaalt
tea slotte, dat de hedendaagsche acttur
allerlei bijzonders leeren zal, gelijk het
voor de vroeger en bepaalde, dat hij maar
met practische vakopleiding genoegen
moest nemen. Da behoefte, demogelijk
heid, de ontvankelijkheid, dat behoort
alles te zamen. Het eene tijdperk heeft
er geen weet (en geen last) van, het
volgende kan er ineens niet buiten.
Ofschoon het nu met Willem Royaards,
die, naar men weet, eerst voor iets anders
werd opgeleid, niet volkomen zoo als
met de meeste tooneelspelers is gegaan,
zoo valt toch zijn geestelijke rijpwording
midden in een tijdvak, dat zich de
baschaving des acteurs zeer ter harte nam
en dezen vooral algemeen ontwikkeld"
wenschte. En Royaards heeft daar, meer
dan menigen ander, van geprofiteerd,
wijl zijn geest meer dan menige andere
op het literaire was aangelegd en de
gelijktijdige beweging van '80" dus
op hem den diepsten indruk maakte.
Wat me a van het gros onzer tooneel
spelers zeker niet beweren kan, kan
me a van Royaards zeggen: er steekt
een literator in hem, een woord- en
taaiminnaar, gevoeliger en
geestdriftiger dan heel wat professioneele letter
kundigen.
Zie daar i reden waarom Royaards
tot de j ongere generatie behoort en zich
een bij uitstek modern tooneelspeler kan
noemen. Er is EO? een andere. De
nevrose des tijds", het zenuwontstelde,
zielsbewogene, Royaards heeft, of had er
tenminste im zijn jonge j iran, ruim zijn
deel van, zoo zelfs, dat het, als bij ons
anderen, zijn levenskijk en kunst be
paalde. In die zeer gewilde, veel toe
gejuichte succesrollen van hem, in Lotos,
in het Goudvischje, gaf hij, zonder voor
behoud of vermomming, zich zelven,
gelijk toen zoovele dramaturgen en
literatoren deden, die ook de wereld
begrepen eenvoudig als ean ver wijding
van het eigen bezwaarlijk levende zelf.
De tijd was toen aan het realisme, aan
de gelijk men zeide onopgesmukte"
werkelijkheid en Royaards heeft er wak
ker aan mee gedaao, do>r, sis 't ware,
zijn dagelijkecnen ik, zonder veel kunst
van transformatie, op de planken te
brengen ah de ontroerende werkelijk
heid zelve.
Doch dit eerste, subjectieve staüum
kon niet duren. Toen hij, omstreeks
1895, den Hamlet speelde bij het Ned.
Tooneel bajon hij er reeds boven uit te
komen. Zijn liefde tot de literatuur, meer
nog zijn gerapte liefde voor het tooneel,
deden hem streven naar meer en wijder
overgave aan de objectieve wereld en
vooral naar grooter kunst, dan het rea
lisme kon geven.
Dit zijn de jaren, dat Shakespeare hem
machtig aantrok, dat hij geheel in zijn
Als OSQ tooneelgpelet" in Gorki's
Nac'ilasyl.
In de rol van Svengali in Dumonrier's Trilby'.
eentje, gansche drama's vertolkte, en
behalve van een enorm geheugen, de
bewyzen gaf van een machtig;, klankvel
orgaan en een groeiende liefde voor het
beeldend en luidend woord. Zichzelven
weg te geven, allean stem en gevoel te
zijn, waarin dat andere, vreemde van
den dichter zich openbaarde, was toan
zijn grootste eerzucht en vele Zondag
middagen in het k'eine Amsterdamsche
Odéon-zaaltje en vele avonden zijn van
dit streven getuigen geweest, als hij de
Hollandsche en Duitsohe classieken voor
droeg, of ook de modernen", die nog
steeds zijn onverminderde genegenheid
bezaten, al was zijn blik ook verwijd
en zijn gevoel verruimd.
Maar ondertusschen onderging hij den
invloed zijns tijds, die met zijn eigen
ontwikkeling samenviel.
Was het vermeerdering van rijkdom,
invloed van opkomende sierkunst, een
verfijnd zinnebegeeren, een maer synthe
tische baschaving, of dit alles tezamen,
dat drong naar een nieuwe ontwikkeling
van ons tooneel ? Zeker is, dat deze be
hoeften naar een, ook uiterlijk, schoon
tooneelbeeld, verwonderlijk samengingen
met een groeienden afkeer van het rea
lisme en den onstuimigen eisch naar
herstel van de echte, oude
tooneelspeelkunst. Voordracht, mimiek, gebaar
kwamen wear in eere bij den enkelen
acteur, maar voor het geheel van de
opvoering en voor elke afzonderlijke
scène werd, meer dan vroeger, behoefte
gevoeld aan den regisseur, die niet enkel
het stuk in zijn ontwikkeling en emotie
navoelen zou, maar het tegelijk
transponeeren in een omgeving, waar decor,
costumes en groepen samenwerkten tot
een lust der oogeo.
Vanzelf, toen deze nieuwe inzichten
en idealen hun wegen ter uiting zochten,
is Willem Ro\ aards een der mannen
geworden, die aan de spits der beweging
staan. Het terugbrengen van het
essentiëele der oude tooneelspeelkunst, tegelijk
met het voldoen aan de uiterste ver
fijningen van modernen' smaak en luxe,
ziedaar wat ook met zijn
kunstenaarspersoonlijkheid strookt en wat hij met
vreugde en liefde tracht te verwezen
lijken in de laatste jaren, nu hij een
eigen gezelschap bezit. De allerbeste
krachten voor het plastische deel der
Promenoir van den Parkschouwburg bij de opening.
In de rol van Sbylcck.
opvoeringen, decors en costumes, heeft
hij daartoe aan zich verbonden, terwijl
hij zichzelven, als regisseur, het geestelijke
voorbehield. En als acteur bovendien
nog menige rol van beteekenis vervulde.
Kan men ook niet altijd zeggen, dat
de regisseur in Royaards zijn beste deel
is, kan men zelfs niet zeggen, dat de
actmr Royaards immer voldoet?ofschoon
hij b.v. in tfercadet en den Markies de
la Seiglière meesterlijk spel gaf - het
is de vereeniging van al deze gaven en
kundigheden, het is bovenal da energie,
de liefde, de geestdrift, die hem bezielen,
het is den geheelen man, de gansche
persoonlijkheid Royaards, die onze be
wondering en eerbied heefr, die wij zien
als een beteekenisvolle figuur, als
representative man temidden onzer huidige
tooneelwereld, haar kort-begrip en haar
ontwikkelaar tevens.
Dit is wat wij mogen bedenken, als
men straks het feest van zijn 25-jarig
kunstleven vieren gait. In Willem
Royaards is een groot deel van het jonge
Hollandsche tooneelstreven (en bereiken)
werkelijkheid geworden.
FRANS COENE\.
plaats grijpen kon, werd door de dagbladen
reeds uitvoerig bericht.
'n Kort woord over de merkwaardige ge
schiedenis van het bouwwerk zelf, ter welks
posttume eer het concert der sloopers op
dit oogenblik weerklinkt.
De Parkschouwburg werd in een tydperk
van groot enthousiast leven in de hoofdstad
gesticht.
HU weid geopend ter esre en bij gelegenheid
der Internationale, Koloniale Wereldtentoon
stelling van 1883.
De inhuldiging geschiedde op den eersten
Mei van dat jaar met het schitterendst avond
feest dat Amsterdam ooit beleefde. De opening
vond plaats in tegenwoordigheid van Koning
Willem III, zyn gemalin, alle vreemde gezanten
en de bekendste burgers van heel Nederland.
B(j vele Nederlanders leeft dit feest in her
innering voort.
De fantastische, in dof go»i en heel even
schitterende, mat diepe tonen gedecoreerde,
Oostertche zalen, welker indruk nog door 'n
schat van levende bloemen verhoogd werd,
schenen in werkelijkheid die van een
tooverpaleis. De indruk op de aanwezigen was
vooral ook hierom zoo overweldigend, daar
by dezen schouwburg voor 't eerst gebruik
gemaakt was van de onuitputtelijke
verlichtings-mogel(jkheden,die het electrisch licht,
dat zich tot grootsche decoratieve effecten
zoo by uitstek leent, verschaft.
De feestelijke opening geschiedde met een
concert van Yssye (die op dien avond ge
ridderd werd). Op dit concert trad meda op:
de dochter van den in dien tijd wereldbe
roemde, Hollandsche zangeres Roia de Vries.
Nooit te voren in Nederland had een der
gelijk grootach concert plaats gehad.
Na d«ze «chitterende opening werd de
schouwburg voor 3 weken gesloten en wel
om verder afgemaakt" te kannen worden.
De schouwburg wae gesticht door een con
sortium waartoe de bekende Amsterdammers:
de Peaters, Kappeyme van de Coppello (de