Historisch Archief 1877-1940
No. 1806
DE AMSTERDAMMER WEEKBLADVOOR NEDERLAND.
aangolvend en machtiger doemend en uier
en. steiler ich heffend gebergte: links:
de breedneer staande nïtloopers van den
Bigorio zelf, waarachter^'weer de rotsen van
Castello hon grillige steéiÉiasea'e nitkartelden
tegen de Incht; rechte, onder den Terren,
geatrekten keten der Zwitserse hègletschers,
de top van den Monte Cavarna, die als een
heuvel van de hoogvlakte opging en in tfln
schaduwbochten nog de valige plekken droeg
van sneeuw, een maand her gevallen; en
?aan den overkant van het meer de Monte
Gordona en de San Christophor<v wier
woeste noordei flanken dik. wit besneeuwd
nog waren, fel aan het bleekerelnchtblanw."
Heuach.... dit is te kra». Het is ademloos
van te vél-zeggen. Het herinnert en het
geheele boek gaat het 100 vooit
aan den besten, of slecht at en, tijd van het
Fransche, Goncourtsche naturalisme. Het
wordt dinderlgk van Hollacdach middelma
tige vlijt en precisie en volledigheid, als een
keurig verzorgde collectie van schelpen of
kiezelsteentjes, het wordt op deze manier
anti-artistiek, als een catalogus of een proces
verbaal en de lezer komt er toe, uit
zelfbehoai, het ook als zoodanig te lezen, zonder
nabeelding en zelfs condor begrijpen.
Hier is nog iets van ditzelfde excessieve,
dat teveel ineens wil, zonder den beganen grond
te verlaten. Maar nu in een andere sfeer. D
pastoor van Cavarna onderhandelt met den
zakendrijvenden seminarinmleeraar
Jacchini". Dese laatst»maakt een bekende be
weging met zjjn duim, die in osgeveer alle
landen geldtellen beteekent, en nu zeggen
de schrijvers:
Die dnimbeweging van Jacchini was zoo
veifijnd en zoo brutaal tegelijk, dat, zonder
zijn beminnelijke argeloosheid, Cavarna's
.pastoor zich niet langer verwonderd zou
* -hebben, dat de ander het tot professor- aan
het aarts-aanzienlijk instituut van Noranco
en tot ceremoniemeester van den
hoogadellyken bisschop van Ballano had gebracht."
Laat ons erkennen, dat dit preciehs is
'en wijzig en wjjsneuzig van een zoo fijn, en
verbazend onderscheidingsvermogen, als waar
mede ooit een schrijver zichzelven
gelukwenschte. Het is zoo enorm van diepen blik,
'dat men er een beetje wee van wordt ener
geen woord van gelooft' bovendien, omdat
(en dat is dan toch ook weer het bemoe
digende !) zulk een opmerking precies roman
tiek is. Op niet minder diepe inzichten im
mers werden de historische romans van Georg
Simarow en Lonise Mühlbach opgebouwd,
?die een gansch volk van lezers pleizierig
'dedem duizelen van hun politieke combina
ties ea het vlijmscherpe doorzicht der
Enropeesche diplomaten.
Zoo ziet men, dat alle kwaad zich in goed
verkeert, als er maar hél veel van is ea
romantiek eigenlijk overmatig realisme be
teekent.
En nu; is het om te eindigen nog noodig
ook de goede qnaliteiten van dit werk op te
sommen? De chartens zjjn toch da
Soharteas en zullen nooit iets schrijven, dat niet
tenminste den stempel van hun geest draagt.
pit boek is zelfs te veel gestempeld. Maar
voor wie het niet reeds begrepen mocht heb
ben, zünog mitdrukkelijk vermeld, dat de
schoonheid hier in het kleine en fijne scjtmilt,
in de talloeze keurige "tafereeltjes en stil
le ven t j es, in de menigte gevoelige
penteekeningetjes van personen, als levendige sil
houet j es *an" het luchtblanw. Carmela, de
beide pastoors, Genoveffa,Riccardo, Ambrogio,
Angelina, en anderen nog, wij zien hen vór
ons gaan a's op een klein theater en, aan
geboden als losse schetsen, souden hun lot
gevallen, afzonderlijk gelezen, ons zeker ge
nteresseerd hebben.
En dat de auteurs ook natunrstemming
weten te doen gevoelen, als de zucht D aar
het volledige hen niet te pakken heef t, moge
uit dit citaat je blijken:
Stil was de aznren dag... Ver over de
berger, in de diepte, was er alleen het een
tonig klepelen van een kerkklok, zwijgend
'opeens met een Initiëren slag. E a in de ijlere
stilte die toen open viel, werd er gehooid,
van uit de wondverschieten den Bigorio
omihoog, een tikken als het regelmatig getik
?van een specht aan hollen boomstam, veel
malen van de bergwanden zacht herhaald"....
Een stukje als dit is gelukkig niet zeld
zaam. Het toont wat de rechte maten en
veihoudingen zijn en hetgeen er mee te
bereiken valt in de verbeelding van den
'lezer. Hoe jammer dan, dat hun verzot-zijn
op alle schilderachtige bijzonderheden van
het leven de schrijvers zoo de proporties
verwaarloozen deed.
Maar laat ons, de schrijvers en de lezers,
. de zaak niet tragisch opnemen. Er is
tenkleine, geel-harige Karl Hammer, die bij
i de bqbelsc hègeschiedenis en het
godsdienst' onderwijs alles beter weten wilde, de brntela
Jongen die altijd tegensprak, tot de sto t hem
-deed zwijgen midden onder het lezen van
'het vierde gebod opsprong en, boven haar
«eigen klare, luide stem uitschreeuwde:
Maar ik moet nu naar huis l
Maar scherpst gebieden kon hem niet
verdeemoediger.
Maar ik moet! Ik moet voor de kinde
ren koken l En het gorgeldrankj e halen voor
m'n broertje. Om half elf zon 't in de apothc ek
klaar zijn, heb de dokter gezegd.
Ook door de stok liet hu zich niet tot rust
brengen.
Maar ik moet koken l Erwtensoep...
Je behoort hier te blij7en en te leeren!
Koken zal je moeder wel doen!
M'n moeder? Hè, die is immers weg,
Tal lang, eergisteren al.
Ik keek hem aan. Eergisteren? Dat was
de dag, waarop ze zijn brutale opmerkingen
in de godsdienst-les neer geslagen had. Beeds
toen, midden in haar toorn, had een vluchtig
schaamtevol erbarmen haar doortrilt. En nu
kwam het weer terug en drong heftig aan:
Kijk toch eens dieper in dat verwilderde,
kleine hart. Kijk toch eens in dat huis der
armoede, waaruit de moeder is weggegaan.
Maar: stil I trachtte ze die fluister-stem
vertwijfeld te beheerschen. Ik wil niets weten)
Zy wist het al te goed: de eerste stap in
deze wereld ware de dood geweest van
'de danswyze, die, nog altijd van veire lok
kend, smeltend-week tot haar doorklonk en
haar 's nachts uit haar zware
slaap-vanvermoeidheid wekte en brandende tranen
van ? verlangen deed schreien, hunkerend
naar geluk en glans en de geur van een
'heerlijke jeugd.
***
De herfst was gekomen, zijn koude vleugels
?sleepten, vocht-neerkillend, door de zware
slotte maar een (rp)tuan over boord en vooral
mevr. Schartën is mans genoeg, om ons
spoedig weer een boek te geven, dat zjjn zal
als een nieuw voortreffelijk sproije" in de
Nederlandsche Literatuur. *
Moet er echter bepaald weer in collaboratie
een Italiaansche roman geschreven worden,
dan eiscben wünu, dat er van bravi" en
banditti" verhaald worde, dat een moord
gebenre bij maanlicht, in een rnïne, dat er
iemand minstens in den Vesnvins valt en de
grotta azzura er een rol speelt" van de meest
onbeperkte afgrijselykheid.
En bovenal, dat het over menachen en
dingen ga, die de schrijvers zelfs op geen
mijlen na zelf genen hebben.
FBANS COKNEN.
UitDitóeis'jengi
Ter gelegenheid van den lOOsten geboorte
dag van Cnarles Dickens, stonden in Engelsche
tijdschriften jubileums-artikelen te verschij
nen. Bijzondere belangstelling verdienen daar
onder de herinneringen, die Alfred Tennyson
Dickens, de oudste der nog levende zonen
des dichters, in de jongste aflevering van
Na»hs Magazine public sert. Deze herinne
ringen vallen allen in den kindertijd van
Dickens Junior, aangezien hij op jeugdigen
leeftijd naar Australië verhuisde en zijn vader
later nooit weer gezien heeft.
Uit den tijd toen de familie Dickens in
Tavistock House aan de Tavistock Square
te Londen woonde, weet A. T. Dickens
vele interessante bijzonderheden te vertellen,
die in de levensbeschrijvingen van den dichter
niet voorkomen. Orer de modellen zijner
romans en schetsen heefc Dickens gewoonlijk
het diepste stilzwijgen bewaard, en slechts
van enkelen weet men iets met zekerheid.
Alfred Dickens voegt hier nu by de
mededeeling wie het orgineel was van den armen
Joe in den roman Slackhouse, die in 1852
verscheen. Het huis van Dickens en de beide
huizen daarnaast hadden groote voortuinen
en lange inrjjlanen. Alfred Dickens herinnert
zich duidelijk, hoe eens een kleine straat
veger, een veertienjarige, tamelijk verwaar
loosde jongen opdook, die deze drie huizen
tot zijn standplaats uitkoos, en er voor zorgde,
dat de wegen altijd uiterst schoon geveegd
werden. Ka eenigen tijd vormde zich een
soort bekendheid tusEchen den kleinen straat
veger en Charles Dickens, die spoedig over
ging in ean vaderlijke vriendschap van den
dichter jegens den jongen. HU bemerkte,
dat het kind tamelijk intelligent was, en trok
zich zijn lot aan. In 't eerst kreeg de kleine
straatveger eten in de keuken, later nam
Dickens zijne opvoeding ter hand en nog
later zond hjj hem naar Nieuw Zuid-Wales,
waar de jongen het tot een aanzienlijke positie
bracht:
Een ander model van Dickens' figuren
meent zijn zoon te kennen; namelijk dr.
Marigold in Dr. Marigoldt Prescriplions. Deze
schets verscheen mét Kerstmis 1864 in AU
the Year Sound en had zoo'n succes, dat
reeds binnen vier dagen, van den 20an tot
den 23en December, meer dan 25.000 exem
plaren verkocht waren. Deze dr. Marigold
herinnert Alfred Dickens aan een voorval
in 1863, bij gelegenheid van den intocht
van den Prins van Wales den lateren
Koning Ednard VII met Prinses Alexandra.
Het gedrang op de straten was tijdens den
optocht zógroot, vertelt bij, dat het
rijtuigverkeer in sommige straten geheel gestremd
werd en bijzonder erg was dit vór de bureaux
van AU the Year Round aan den hoek van
Wellington Street en York Street. Van het
balcon uit zag Dickens, hoe op het dak van
een omnibus de conducteur de rol yan een
Cneapjack man speelde, en de passagiers van
zijn omnibus, zoowel als de ingezetenen van
de andere stilstaande voertuigen, en de
toeschouwers in de huizen, waaronder ook
Dickens, langen tijd door zyn luimige zetten
en verhalen onafgebroken aan 't lachen hield.
In den avond van denzelfden dag rustte
Dickens een expeditie" uit, om naar de
illuminatie te kijker. Hij had een grooten
menbelwagen gehuurd en zyn gezin en
vrienden hadden daarop plaats genomen. De
wagen kwam zonder tegenspoed tot aan het
strand, doch raakte kort daarop nabij London
Bridge onder een spoor weg viaduct tusschen
andere wagens onwrikbaar bekneld, 't Was
om 10 uur 's avonds, en vplle 6 uren, tot
4 uur in den morgen, kon men geen stap
verder. Yan de illuminatie kreeg het ge
zelschap natuurlijk niets te zien. Den vol
genden dag maakte men een tocht te voet,
die meer succes had.
P. M. W.
rooklucht. De heele wereld geleek een smerige,
vieze navel. Maar door het donker glansde
voor Gerda een licht van hoop. Voor haar
kleine spiegel probeerde ze 's avonda of ze
nog lachen kon, en er uitzien, of het leven
haar niets had gedaan. Haar oidste zuster
had haar voor de kerstvacantie nitgenoodigd
te logeeren, in de lichte garnizoenaplaats aan
den R|jn, waar ze nu woonde. Daar zon ze
voor de eerste maal vroolijke gezelligheid
leeren kennen, waarvoor in de gejaagde studie
tijd geen gelegenheid was geweest. Op dat
lichte punt lichtte ze nu haar blik.
Maar zijn lokkende glans doofde weer. Zjj
vergat, den spiegel te vragen, of haar gezicht
onder lamplicht nog mooi genoemd mocht
worden. Geen dansmelodie maakte haar meer
wakker, maar schreeuwen van een kind,
schril, woedend, hartverscheurend....
Zij wist nu eindelijk de oorzaak van de
school wisseling van klein-Martha en van haar
verbijsterd gezicht Haar collega in de japon
van nitverkoopstof had 't haar verteld. Dat
was 't.
Dèt had haar sluimerende, verkilde
vrouwenziel weer opgeroepen, eenerzij rt s
inderdaad tot een nog grooteren afkeer van
de ongezond riekende kamers, maar aan de
andere kant tot den eersten liefdeadem voor
tenminste een der kleuters, die haar tot nu
toe een gelijkvormige hoop geweest waren,...
tot den eersten liefdeadem die als de eerste
violengeur door warme vochtigheid breekt.
Z|j had het kind op haar schoot gebeurd,
nadat de anderen weggegaan waren. Met
tranen in de oogen had zij het armoedige,
blanw-dooraderde gezichtje gekust. Warm en
week stroomde het door haar hean. Zoo'n
kind zélf te hebben, zoo iets heerlijke. En
het zoo iets aandoen! Onmenechelijke,
goddelooze moedert
Aldoor klonk weer in haar ooren wat de
smakeloos gekleede collega in korten drogen
berichtstoon haar verteld had.
Oonirou der CUlijke
FesstenVergun mg, Mijnheer de Redacteur, naar
aanleiding van 't betoog van den heer J. J.
F. van Zeijl, in 't vorig no. van De Groene"
een enkele opmerking.
In den derden druk van mijn Mozaïek
(nitg. P. Noordhoff te Groningen) en in het
later uitgegeven, daarbij behóorend Aan
hangsel" heb ik op meer dan n e blad
zijde den dnideiyk te hefkennen invloed van
het heidendom op het christendom aangetoond.
Om slechts n ding te noemen, zijn het de
gebruiken, nog op onze feesten in zwang,
die duidelijk dien invloed doen zien; mijns
inziens heeft de heer Van Dokknm dan ook
niets te veel beweerd.
Aan den heer Van Zsfll zon ik willen
vragen: U wilt toch zeker niet beweren,
dat al de a n nietten of talismans, met
sanctie der Kerkelijke overheid aange
wend tot behoeden voor en afwenden van
onheil, vinding z\jn van en oorsprong nemen
in het christendom?" Hier hebben wij al
vast te doen met een erfenis, ons door de
oude heidenwereld nagelaten.
En wat onze feestdagen betreft, waarde
heer Van Zeijl, uw beweren is in flagrante
tegenipraak met hetgeen Paus Gregorius I,
met het oog op de bekeering der Angel
saksen, in een brief d.d. 18 Jul. 601 aan den
Abt Melitus, vriend van Augustinus van
Canterbuny, schreef, nl.: Verander de
heidensche in een of ander christelijk feest,
immers ruwe gemoederen van alles te
berooven is onmogelijk; wie den top bereiken
wil, moet niet met sprongen opwaarts stijgen,
maar zachtkens aan en trapsgewijze." Een
aanbeveling dus van de accomodatie-theorie
of het aanpassingsstelsel, volgens hetwelk
het nieuwe aangepast wordt aan het oude,
in casn: het christendom aan het heidendom.
U, mijnheer de Redacteur, dankend voor
de opname dezer regels.
Hoogachtend, uw dn.
F. W. DBIJVER,
Naarden, 30 Jan. '12.
Berichten,
VOLTAIRE'S HANDSCHRIFTEN in deMünohensche
Hof- en Staatsbibliotheek zijn onlangs onder
zocht door professor L. Jordan, die meent
te kunnen vaststellen dat de meeste door
Voltaire zijn gedicteerd ea gedeeltelijk door
hem zelf gecorrigeerd zyn. De handschriften
werden door hem geschonken aan den keur
vorst Karl Theodpr die, ongeveer in het
midden der achttiende eeuw, den grooten
Franschen schrijver naar zijn hof trachtte
te lokken.
De handschriften van Li Pucelle en van
Ternerede verschillen op vele belangrijke
plaateen van de gedrukte uitgaven, terwijl
het verhaal yan L'Orphelin de la Chine in
het handschrift geheel anders is dan in de
bekende uitgaven.
DE BESTE BOEKEN IN 1911 VERSCHENEN. De
New-York. Times publiceert de antwoorden
van verschillende voorname genenen op de
vraag: Wat is het belangrijkste boek in 1911
verschenen? :
De bisschop van New-York vindt het een
vraag, die niet te beantwoorden is, daar
volgens hem het vorig jaar geen enkel boek
van waarde verschenen is. Hij meent dat
op verschillend gebied allén middelmatige
werken het licht zagen. - De New-Yorksche
procureur-generaal daarentegen kent geen
jaar waarin zooveel goede boeken werden
uitgegeven als in 1911. De belangrijkste
uitgave noemt hij den nieuwen druk van de
Encyclopaedia Brittannica, terwijl ook Mrp.
Humphry Ward's roman The case of Richard
Meynell met onderscheiding dient genoemd
te worden. De leider van het New-Yorksche
Symphonie-orkest en de secretaris van de
Carnegie-stichting stemmen overeen met hun
lef over B chard Wagner's Hein Leben. De
eerste gaat daarbij zoover, dat bij dit werk
het eenige boek noemt, dat met Rougeeau's
Confesiions kon worden vergeleken. De rabbijn
Stephen Wise is vol lof over W. W. Gibson's
verzameling gedichten Daily bread, terwijl
de mayor van New-York zyn stem geeft aan
John Spencer Bassett's Life ofAndrew Jackson.
ERKEST LAVISSE, die met Louis Ganderan
gedurende vele jaren de leiding van de Revue
de Pvris voerde, heeft zich uit de directie
van dat tijdschrift teruggetrokken ten einde
zich meer aan zijn eigen studiën te kunnen
wijden. Zijn plaats zal worden ingenomen
door Mar c al Prevost.
STBINDBERG. Bij de Zweedsche Tweede
Kamer is een voorstel ingekomen om voor
Al in 't water gelegen. Bijna verdronken.
De moeder met haar drie kinderen aan
elkaar gebonden. Een was al verdronken.
Martha heeft ten slotte zoo hard geschreeuwd,
dat ze nog gered zij r. De moeder is nu in
't huis van bawaring. De vader drinkt. De
kinderen zijn by andere meuechen in hnis,
twee bij een bloedverwant, een paar stegen
van de school. Daarom is Martha hier.
De dochter van den geheimraad had er
altjjd een voorgevoel van gehad, dat nog
eens een groote verlossing in haar ziel zou
geschieden, dat de liefde in koningsgeatalte
tot haar zon komen om de versleten fee van
haar innerlijk te verlossen.
Nu was iets dergelijks gebeurd... en toch
zoo geheel anders l Een liefde liep met haar,
sliep met haar, ontwaakte met haar, scheen
uit haar naar buiten.
Maar niet de liefde tuaschen man en
vrouw. De natuur had een trap overgeslagen.
De wakker-gekuste vrouwenziel hield met
innige, hartstochtelijke teederheid van een
kind. Een warmte doorstroomde haar, als
ze de lieveling zag. Een brandende wensch
leefde in haar: dit kind doer teedere goed
heid te doen vergeten het afgrijselijke leed,
dat het geleden had. Geen bemoeienis van
menachen is fijner dan deze en züdringt
dieper tot het eigen leven door. Vergoeden,
vergelden, wat het lot gebroken had,
heelec, efienen, wat het lot wondde, ver
scheurde, menachenverlangen, dat uit
groeit boven wat onze begrensde voorstel
lingen het hoogste noemen. Zoo licht en
teer maakt zulk een streven de handen.
Maar het hart brengt het dikwijls tot ver
twijfelen. Want het is zoo zwaar en dikwijls
zoo vergeefs, als niets anders op de wereld.
De strenge onderwijzeres was tegen de
geheele klasse van kleine vijanden milder
geworden, slechts om tegen Martha erg lief
de oprichting van een standbeeld voor
Strindberg te Stockholm 10.000 kronen toe
te staan, onder voorwaarde dat deze stad zelf
een gelijk bedrag beschikbaar stelt. Het doel
is om daarna aan te koopen het door den
beeldhouwer Carl Eldy vervaardigde stand
beeld, voorstellende den jongen Strindberg,
uit een rots voortkomende, welk beeld op
den 22 an der vorige maand, toen de schrüver
door zjjn landgenooten gehuldigd werd, op
een by die gelegenheid gehouden tentoon
stelling zeer de aandacht trok. Strindberg
heeft eens zyn levensbeschrijving gegeven,
alleen door jaartallen te vermelden, waaraan
wy het volgende ontleenen:
Geboren 1849
School 1855
Gymnasium 1863
Student 1867
Koninklijke Bibliotheek 1874
Getrouwd No. l 1877
Buitenland 1883
Terug 1889
Getrouwd No. 2 189 S
Getrouwd No. 3 1901
Geacheiden No. 3 1904
CormponHeütie.
PRIJSVRAAG. Daar het tegendeel niet be
paald is, behoeft aen schrijver zich niet bij
de inzending van n enkele novelle te be
palen. Maar bescheidenheid zal ook hier als
een sieraad worden aangemerkt.
40 cents per regel.
BOUWT te NUNSPEET.
Inlichtingen bij het bouwbureau Ar t i'
aldaar.
COGNAC MARTELL
i:KOOPHANS&BHDDnEK,Aisteriam,
DELAUNAY BELLEVILLE
AUTOMOBIELEN.
Hoofd-Agent voor Nederland!
J. LEONARD LANG,
Stad.hcmd.erslza.d.0,
J. LE MINJE,
Amsterdam.
OUDE GENEVER
merk Nectar".
^1.38 per D literflesch.
WIJÜTliN, COGNAC etc.
Eenige
Fabrikanten
W.BengerSöhne
Sïuttgart
Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstr. 166
E. F. DEUSCHLE-BENGEB.
Piano-, Orgel- en Muziekhandel
Me j roos <f* Kalshoven,
ARNHEM, KONINGSPLEIN 9.
Interc. Telefoonnummer 913.
VLEUGELS en PIANO'S
in Eoop en in Huur.
REPAREEREN 8TJMMEN RUILEN.
Verkrijgbaar te Amsterdam bij :
AU BON MARCHE
J. G. HERBEKMAN, Damrak.
JACOBSON & MANÜ8, Kalverstraat
H. MEYER, hofl., Koningsplein.
ADR. SCHAKEL, hofl., Heiligenweg.
SCHADE & OLDENKOTT, Nieuwendük.
MED. I N DIE:
Heeren Kleeding Mag. M. DE KONING,
Batavia.
Winkel-Mg EIGEN HULP", Batavia.
W. SAVELKOUL, Soerabaja.
Verdere adressen verstrekken wij gaarne.
Hef besf bettende Merh.
AUTO:G AR ACE RENAULT. -FREDERIK HENDRIKLAAN 84.
's-GRAVENHAGE. Telefoon Schev. 1583.
LTJGANO
Bristol.
(ITALIAANSCHE MEREN). Schoonste
Winler- en Voorjaar-verblijfplaats. 1ste kl. Hotel,
prachtig gelegen, met gr. Panorama. Kamer
vanaf fr. 4.?, Pension vanaf fr. 9.?. Eigen.:
C. CAMENZUND. P;osp, gr. en fr. Intern.
Verkeersbureau Raadhnisstr. 16, Amsterdam.
en goed te kunnen zyn. Zy droeg het kind
aan haar hart. Haar spiegel had haar gerust
kunnen zeggen: hoe mooi zie je er uit l
telkens wanneer zij met het kind sprak. En
toch waj de ontzetting nog geen minuut
lang uit de strakke bruine oogen van het
krullekopje geweken, en toch had de
sterke, zoekende pool der liefde de kleine
trillende magneetcaald van deze kinderziel
nog niet n minuut kunnen stil houden.
Zij schommelde en slingerde en wees vast,
altijd gelijk, naar de pooi der ontzetting.
Maar zij zou daarvan weg I Zij idu, zij
zou ! De ziel möast zich opheffen en vergeten l
Ach, en meer!
Een afschuwwekkende plicht verzakende,
wankelende moeder had het teere schepselje
meegenomen in de huivering van den dood.
AU een tweede, betere, edeler moeder
trachtte nu de jonge onderwijzeres haar ge
negenheid te winnen; kom bij my, aan mijn
hart, in zuivere sfeer l In een efeer van vredel
kleine lieveling, hon een beetje van me l"
Met een zoo groote, rijke liefde probeerde
zij haar te winnen, dat de vonbjes, die van
de lichte brand over de groote armoe-klaaae
stoven, er in slaagden, de geheele huiverend
bij-elkaar- gekropen troep te ver warmer.
Het was warmer in de groote, kale
leekamer geworden, sedert het, in thermometer
graden uitgedrukt, er zoo kond geworden was.
Op den natten herfat was een ijzige winter
met veel sneeuw gevolgd. De groote kachel
in den hoek van 't lokaal meende het goed,
maar ook haar pogingen bestreden elechts
met gering gevolg den toustand. De klasse
was te groot, de kinderen brachten te reus
achtige hoeveelheden koude mee, en de
meesten waren zoo erbarmelijk dun gekleed, dat
de kachel de warme zomerzon had moeten
zyn om renultaat te hebben. Daarom deed
het goed, wanneer de blauw-roode, gespron
gen handen, die de griflel aldoor weer vallen
liet, eens een keertje aanmoedigend gestreeld
in plaats van straffend geslagen werden. Al de
kleine.verlegen vriendely kheden.die de strenge
j uffron w thans met hand en mond o Ter de klasse
strooide, golden Martha, de warme toon,
waarmee ze over de dingen van het leven
en den hemel sprak, van de m met drie
pooten ia het leesboek, van het bereiden
van 't brood uit de nietige graankorrel
zoowel als over het groote geheim der liefde
in de stal van Bathlehem, gold eveneens
haar. Maar het was naast het slechte resul
taat van de hoofdrekening toch een heel
aardige nevenwinst, dat uit de gelijkvormige
hoop der anderen in het bewustzijn der
onderwijzeres aldoor meer gezichten duidelijk
naar voren kwamen: ontroerende, zieke,
aangrijpende, zelfs aardige, bekoorlijke kin
dergezichtjes, die ze vroeger niet gezien had.
Met beschroomde oogen keek menigeen
de onderwijzeres aan, en uit die blikken
zag ze, dat het monster, dat ze de eerste
weken zoo bang in de dreigende oogen ge
zien had, zich soms door heel kleine stukjes
vrengdebrood temmen laat. Dat maakte haar
verdockerd hart veel lichter en ruimer.
Tegelijkertijd ging de angst weg. Eindelijk
klonk zelfs het eerste gezamenlijke lachen
door de klasse. En o, wonder en heerlijk
heid l aan deze lach deed een bedeesd
lachje mee. Martha had tegen de onder
wijzeres geglimlacht, met een soort verstrooide
verbazing, alsof ze de juffrouw pas voor 't
eerst zag. Heb ik je nu? Heb ik je mak
gemaakt. Schuw, verwilderd,vogeltje?" juichte
Gerda, innerlijk diep gelukkig.
Maar het was nog niets. De volgende dagen
was ze weer weg, in het starre, kille land,
waar kleine vogeltjes verhongeren en.
bevriezer. Maar de onderwijzeres liet haar niet
meer los. Dit kind lóu, móast genezen, móest
de armen oaa haar hals slaan en zich aan
haar hart warmen.
(Slol volgt).