De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 4 februari pagina 3

4 februari 1912 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1806 DE AMSTERDAMMER WEEKBLADVOOR NEDERLAND. aangolvend en machtiger doemend en uier en. steiler ich heffend gebergte: links: de breedneer staande nïtloopers van den Bigorio zelf, waarachter^'weer de rotsen van Castello hon grillige steéiÉiasea'e nitkartelden tegen de Incht; rechte, onder den Terren, geatrekten keten der Zwitserse hègletschers, de top van den Monte Cavarna, die als een heuvel van de hoogvlakte opging en in tfln schaduwbochten nog de valige plekken droeg van sneeuw, een maand her gevallen; en ?aan den overkant van het meer de Monte Gordona en de San Christophor<v wier woeste noordei flanken dik. wit besneeuwd nog waren, fel aan het bleekerelnchtblanw." Heuach.... dit is te kra». Het is ademloos van te vél-zeggen. Het herinnert en het geheele boek gaat het 100 vooit aan den besten, of slecht at en, tijd van het Fransche, Goncourtsche naturalisme. Het wordt dinderlgk van Hollacdach middelma tige vlijt en precisie en volledigheid, als een keurig verzorgde collectie van schelpen of kiezelsteentjes, het wordt op deze manier anti-artistiek, als een catalogus of een proces verbaal en de lezer komt er toe, uit zelfbehoai, het ook als zoodanig te lezen, zonder nabeelding en zelfs condor begrijpen. Hier is nog iets van ditzelfde excessieve, dat teveel ineens wil, zonder den beganen grond te verlaten. Maar nu in een andere sfeer. D pastoor van Cavarna onderhandelt met den zakendrijvenden seminarinmleeraar Jacchini". Dese laatst»maakt een bekende be weging met zjjn duim, die in osgeveer alle landen geldtellen beteekent, en nu zeggen de schrijvers: Die dnimbeweging van Jacchini was zoo veifijnd en zoo brutaal tegelijk, dat, zonder zijn beminnelijke argeloosheid, Cavarna's .pastoor zich niet langer verwonderd zou * -hebben, dat de ander het tot professor- aan het aarts-aanzienlijk instituut van Noranco en tot ceremoniemeester van den hoogadellyken bisschop van Ballano had gebracht." Laat ons erkennen, dat dit preciehs is 'en wijzig en wjjsneuzig van een zoo fijn, en verbazend onderscheidingsvermogen, als waar mede ooit een schrijver zichzelven gelukwenschte. Het is zoo enorm van diepen blik, 'dat men er een beetje wee van wordt ener geen woord van gelooft' bovendien, omdat (en dat is dan toch ook weer het bemoe digende !) zulk een opmerking precies roman tiek is. Op niet minder diepe inzichten im mers werden de historische romans van Georg Simarow en Lonise Mühlbach opgebouwd, ?die een gansch volk van lezers pleizierig 'dedem duizelen van hun politieke combina ties ea het vlijmscherpe doorzicht der Enropeesche diplomaten. Zoo ziet men, dat alle kwaad zich in goed verkeert, als er maar hél veel van is ea romantiek eigenlijk overmatig realisme be teekent. En nu; is het om te eindigen nog noodig ook de goede qnaliteiten van dit werk op te sommen? De chartens zjjn toch da Soharteas en zullen nooit iets schrijven, dat niet tenminste den stempel van hun geest draagt. pit boek is zelfs te veel gestempeld. Maar voor wie het niet reeds begrepen mocht heb ben, zünog mitdrukkelijk vermeld, dat de schoonheid hier in het kleine en fijne scjtmilt, in de talloeze keurige "tafereeltjes en stil le ven t j es, in de menigte gevoelige penteekeningetjes van personen, als levendige sil houet j es *an" het luchtblanw. Carmela, de beide pastoors, Genoveffa,Riccardo, Ambrogio, Angelina, en anderen nog, wij zien hen vór ons gaan a's op een klein theater en, aan geboden als losse schetsen, souden hun lot gevallen, afzonderlijk gelezen, ons zeker ge nteresseerd hebben. En dat de auteurs ook natunrstemming weten te doen gevoelen, als de zucht D aar het volledige hen niet te pakken heef t, moge uit dit citaat je blijken: Stil was de aznren dag... Ver over de berger, in de diepte, was er alleen het een tonig klepelen van een kerkklok, zwijgend 'opeens met een Initiëren slag. E a in de ijlere stilte die toen open viel, werd er gehooid, van uit de wondverschieten den Bigorio omihoog, een tikken als het regelmatig getik ?van een specht aan hollen boomstam, veel malen van de bergwanden zacht herhaald".... Een stukje als dit is gelukkig niet zeld zaam. Het toont wat de rechte maten en veihoudingen zijn en hetgeen er mee te bereiken valt in de verbeelding van den 'lezer. Hoe jammer dan, dat hun verzot-zijn op alle schilderachtige bijzonderheden van het leven de schrijvers zoo de proporties verwaarloozen deed. Maar laat ons, de schrijvers en de lezers, . de zaak niet tragisch opnemen. Er is tenkleine, geel-harige Karl Hammer, die bij i de bqbelsc hègeschiedenis en het godsdienst' onderwijs alles beter weten wilde, de brntela Jongen die altijd tegensprak, tot de sto t hem -deed zwijgen midden onder het lezen van 'het vierde gebod opsprong en, boven haar «eigen klare, luide stem uitschreeuwde: Maar ik moet nu naar huis l Maar scherpst gebieden kon hem niet verdeemoediger. Maar ik moet! Ik moet voor de kinde ren koken l En het gorgeldrankj e halen voor m'n broertje. Om half elf zon 't in de apothc ek klaar zijn, heb de dokter gezegd. Ook door de stok liet hu zich niet tot rust brengen. Maar ik moet koken l Erwtensoep... Je behoort hier te blij7en en te leeren! Koken zal je moeder wel doen! M'n moeder? Hè, die is immers weg, Tal lang, eergisteren al. Ik keek hem aan. Eergisteren? Dat was de dag, waarop ze zijn brutale opmerkingen in de godsdienst-les neer geslagen had. Beeds toen, midden in haar toorn, had een vluchtig schaamtevol erbarmen haar doortrilt. En nu kwam het weer terug en drong heftig aan: Kijk toch eens dieper in dat verwilderde, kleine hart. Kijk toch eens in dat huis der armoede, waaruit de moeder is weggegaan. Maar: stil I trachtte ze die fluister-stem vertwijfeld te beheerschen. Ik wil niets weten) Zy wist het al te goed: de eerste stap in deze wereld ware de dood geweest van 'de danswyze, die, nog altijd van veire lok kend, smeltend-week tot haar doorklonk en haar 's nachts uit haar zware slaap-vanvermoeidheid wekte en brandende tranen van ? verlangen deed schreien, hunkerend naar geluk en glans en de geur van een 'heerlijke jeugd. *** De herfst was gekomen, zijn koude vleugels ?sleepten, vocht-neerkillend, door de zware slotte maar een (rp)tuan over boord en vooral mevr. Schartën is mans genoeg, om ons spoedig weer een boek te geven, dat zjjn zal als een nieuw voortreffelijk sproije" in de Nederlandsche Literatuur. * Moet er echter bepaald weer in collaboratie een Italiaansche roman geschreven worden, dan eiscben wünu, dat er van bravi" en banditti" verhaald worde, dat een moord gebenre bij maanlicht, in een rnïne, dat er iemand minstens in den Vesnvins valt en de grotta azzura er een rol speelt" van de meest onbeperkte afgrijselykheid. En bovenal, dat het over menachen en dingen ga, die de schrijvers zelfs op geen mijlen na zelf genen hebben. FBANS COKNEN. UitDitóeis'jengi Ter gelegenheid van den lOOsten geboorte dag van Cnarles Dickens, stonden in Engelsche tijdschriften jubileums-artikelen te verschij nen. Bijzondere belangstelling verdienen daar onder de herinneringen, die Alfred Tennyson Dickens, de oudste der nog levende zonen des dichters, in de jongste aflevering van Na»hs Magazine public sert. Deze herinne ringen vallen allen in den kindertijd van Dickens Junior, aangezien hij op jeugdigen leeftijd naar Australië verhuisde en zijn vader later nooit weer gezien heeft. Uit den tijd toen de familie Dickens in Tavistock House aan de Tavistock Square te Londen woonde, weet A. T. Dickens vele interessante bijzonderheden te vertellen, die in de levensbeschrijvingen van den dichter niet voorkomen. Orer de modellen zijner romans en schetsen heefc Dickens gewoonlijk het diepste stilzwijgen bewaard, en slechts van enkelen weet men iets met zekerheid. Alfred Dickens voegt hier nu by de mededeeling wie het orgineel was van den armen Joe in den roman Slackhouse, die in 1852 verscheen. Het huis van Dickens en de beide huizen daarnaast hadden groote voortuinen en lange inrjjlanen. Alfred Dickens herinnert zich duidelijk, hoe eens een kleine straat veger, een veertienjarige, tamelijk verwaar loosde jongen opdook, die deze drie huizen tot zijn standplaats uitkoos, en er voor zorgde, dat de wegen altijd uiterst schoon geveegd werden. Ka eenigen tijd vormde zich een soort bekendheid tusEchen den kleinen straat veger en Charles Dickens, die spoedig over ging in ean vaderlijke vriendschap van den dichter jegens den jongen. HU bemerkte, dat het kind tamelijk intelligent was, en trok zich zijn lot aan. In 't eerst kreeg de kleine straatveger eten in de keuken, later nam Dickens zijne opvoeding ter hand en nog later zond hjj hem naar Nieuw Zuid-Wales, waar de jongen het tot een aanzienlijke positie bracht: Een ander model van Dickens' figuren meent zijn zoon te kennen; namelijk dr. Marigold in Dr. Marigoldt Prescriplions. Deze schets verscheen mét Kerstmis 1864 in AU the Year Sound en had zoo'n succes, dat reeds binnen vier dagen, van den 20an tot den 23en December, meer dan 25.000 exem plaren verkocht waren. Deze dr. Marigold herinnert Alfred Dickens aan een voorval in 1863, bij gelegenheid van den intocht van den Prins van Wales den lateren Koning Ednard VII met Prinses Alexandra. Het gedrang op de straten was tijdens den optocht zógroot, vertelt bij, dat het rijtuigverkeer in sommige straten geheel gestremd werd en bijzonder erg was dit vór de bureaux van AU the Year Round aan den hoek van Wellington Street en York Street. Van het balcon uit zag Dickens, hoe op het dak van een omnibus de conducteur de rol yan een Cneapjack man speelde, en de passagiers van zijn omnibus, zoowel als de ingezetenen van de andere stilstaande voertuigen, en de toeschouwers in de huizen, waaronder ook Dickens, langen tijd door zyn luimige zetten en verhalen onafgebroken aan 't lachen hield. In den avond van denzelfden dag rustte Dickens een expeditie" uit, om naar de illuminatie te kijker. Hij had een grooten menbelwagen gehuurd en zyn gezin en vrienden hadden daarop plaats genomen. De wagen kwam zonder tegenspoed tot aan het strand, doch raakte kort daarop nabij London Bridge onder een spoor weg viaduct tusschen andere wagens onwrikbaar bekneld, 't Was om 10 uur 's avonds, en vplle 6 uren, tot 4 uur in den morgen, kon men geen stap verder. Yan de illuminatie kreeg het ge zelschap natuurlijk niets te zien. Den vol genden dag maakte men een tocht te voet, die meer succes had. P. M. W. rooklucht. De heele wereld geleek een smerige, vieze navel. Maar door het donker glansde voor Gerda een licht van hoop. Voor haar kleine spiegel probeerde ze 's avonda of ze nog lachen kon, en er uitzien, of het leven haar niets had gedaan. Haar oidste zuster had haar voor de kerstvacantie nitgenoodigd te logeeren, in de lichte garnizoenaplaats aan den R|jn, waar ze nu woonde. Daar zon ze voor de eerste maal vroolijke gezelligheid leeren kennen, waarvoor in de gejaagde studie tijd geen gelegenheid was geweest. Op dat lichte punt lichtte ze nu haar blik. Maar zijn lokkende glans doofde weer. Zjj vergat, den spiegel te vragen, of haar gezicht onder lamplicht nog mooi genoemd mocht worden. Geen dansmelodie maakte haar meer wakker, maar schreeuwen van een kind, schril, woedend, hartverscheurend.... Zij wist nu eindelijk de oorzaak van de school wisseling van klein-Martha en van haar verbijsterd gezicht Haar collega in de japon van nitverkoopstof had 't haar verteld. Dat was 't. Dèt had haar sluimerende, verkilde vrouwenziel weer opgeroepen, eenerzij rt s inderdaad tot een nog grooteren afkeer van de ongezond riekende kamers, maar aan de andere kant tot den eersten liefdeadem voor tenminste een der kleuters, die haar tot nu toe een gelijkvormige hoop geweest waren,... tot den eersten liefdeadem die als de eerste violengeur door warme vochtigheid breekt. Z|j had het kind op haar schoot gebeurd, nadat de anderen weggegaan waren. Met tranen in de oogen had zij het armoedige, blanw-dooraderde gezichtje gekust. Warm en week stroomde het door haar hean. Zoo'n kind zélf te hebben, zoo iets heerlijke. En het zoo iets aandoen! Onmenechelijke, goddelooze moedert Aldoor klonk weer in haar ooren wat de smakeloos gekleede collega in korten drogen berichtstoon haar verteld had. Oonirou der CUlijke FesstenVergun mg, Mijnheer de Redacteur, naar aanleiding van 't betoog van den heer J. J. F. van Zeijl, in 't vorig no. van De Groene" een enkele opmerking. In den derden druk van mijn Mozaïek (nitg. P. Noordhoff te Groningen) en in het later uitgegeven, daarbij behóorend Aan hangsel" heb ik op meer dan n e blad zijde den dnideiyk te hefkennen invloed van het heidendom op het christendom aangetoond. Om slechts n ding te noemen, zijn het de gebruiken, nog op onze feesten in zwang, die duidelijk dien invloed doen zien; mijns inziens heeft de heer Van Dokknm dan ook niets te veel beweerd. Aan den heer Van Zsfll zon ik willen vragen: U wilt toch zeker niet beweren, dat al de a n nietten of talismans, met sanctie der Kerkelijke overheid aange wend tot behoeden voor en afwenden van onheil, vinding z\jn van en oorsprong nemen in het christendom?" Hier hebben wij al vast te doen met een erfenis, ons door de oude heidenwereld nagelaten. En wat onze feestdagen betreft, waarde heer Van Zeijl, uw beweren is in flagrante tegenipraak met hetgeen Paus Gregorius I, met het oog op de bekeering der Angel saksen, in een brief d.d. 18 Jul. 601 aan den Abt Melitus, vriend van Augustinus van Canterbuny, schreef, nl.: Verander de heidensche in een of ander christelijk feest, immers ruwe gemoederen van alles te berooven is onmogelijk; wie den top bereiken wil, moet niet met sprongen opwaarts stijgen, maar zachtkens aan en trapsgewijze." Een aanbeveling dus van de accomodatie-theorie of het aanpassingsstelsel, volgens hetwelk het nieuwe aangepast wordt aan het oude, in casn: het christendom aan het heidendom. U, mijnheer de Redacteur, dankend voor de opname dezer regels. Hoogachtend, uw dn. F. W. DBIJVER, Naarden, 30 Jan. '12. Berichten, VOLTAIRE'S HANDSCHRIFTEN in deMünohensche Hof- en Staatsbibliotheek zijn onlangs onder zocht door professor L. Jordan, die meent te kunnen vaststellen dat de meeste door Voltaire zijn gedicteerd ea gedeeltelijk door hem zelf gecorrigeerd zyn. De handschriften werden door hem geschonken aan den keur vorst Karl Theodpr die, ongeveer in het midden der achttiende eeuw, den grooten Franschen schrijver naar zijn hof trachtte te lokken. De handschriften van Li Pucelle en van Ternerede verschillen op vele belangrijke plaateen van de gedrukte uitgaven, terwijl het verhaal yan L'Orphelin de la Chine in het handschrift geheel anders is dan in de bekende uitgaven. DE BESTE BOEKEN IN 1911 VERSCHENEN. De New-York. Times publiceert de antwoorden van verschillende voorname genenen op de vraag: Wat is het belangrijkste boek in 1911 verschenen? : De bisschop van New-York vindt het een vraag, die niet te beantwoorden is, daar volgens hem het vorig jaar geen enkel boek van waarde verschenen is. Hij meent dat op verschillend gebied allén middelmatige werken het licht zagen. - De New-Yorksche procureur-generaal daarentegen kent geen jaar waarin zooveel goede boeken werden uitgegeven als in 1911. De belangrijkste uitgave noemt hij den nieuwen druk van de Encyclopaedia Brittannica, terwijl ook Mrp. Humphry Ward's roman The case of Richard Meynell met onderscheiding dient genoemd te worden. De leider van het New-Yorksche Symphonie-orkest en de secretaris van de Carnegie-stichting stemmen overeen met hun lef over B chard Wagner's Hein Leben. De eerste gaat daarbij zoover, dat bij dit werk het eenige boek noemt, dat met Rougeeau's Confesiions kon worden vergeleken. De rabbijn Stephen Wise is vol lof over W. W. Gibson's verzameling gedichten Daily bread, terwijl de mayor van New-York zyn stem geeft aan John Spencer Bassett's Life ofAndrew Jackson. ERKEST LAVISSE, die met Louis Ganderan gedurende vele jaren de leiding van de Revue de Pvris voerde, heeft zich uit de directie van dat tijdschrift teruggetrokken ten einde zich meer aan zijn eigen studiën te kunnen wijden. Zijn plaats zal worden ingenomen door Mar c al Prevost. STBINDBERG. Bij de Zweedsche Tweede Kamer is een voorstel ingekomen om voor Al in 't water gelegen. Bijna verdronken. De moeder met haar drie kinderen aan elkaar gebonden. Een was al verdronken. Martha heeft ten slotte zoo hard geschreeuwd, dat ze nog gered zij r. De moeder is nu in 't huis van bawaring. De vader drinkt. De kinderen zijn by andere meuechen in hnis, twee bij een bloedverwant, een paar stegen van de school. Daarom is Martha hier. De dochter van den geheimraad had er altjjd een voorgevoel van gehad, dat nog eens een groote verlossing in haar ziel zou geschieden, dat de liefde in koningsgeatalte tot haar zon komen om de versleten fee van haar innerlijk te verlossen. Nu was iets dergelijks gebeurd... en toch zoo geheel anders l Een liefde liep met haar, sliep met haar, ontwaakte met haar, scheen uit haar naar buiten. Maar niet de liefde tuaschen man en vrouw. De natuur had een trap overgeslagen. De wakker-gekuste vrouwenziel hield met innige, hartstochtelijke teederheid van een kind. Een warmte doorstroomde haar, als ze de lieveling zag. Een brandende wensch leefde in haar: dit kind doer teedere goed heid te doen vergeten het afgrijselijke leed, dat het geleden had. Geen bemoeienis van menachen is fijner dan deze en züdringt dieper tot het eigen leven door. Vergoeden, vergelden, wat het lot gebroken had, heelec, efienen, wat het lot wondde, ver scheurde, menachenverlangen, dat uit groeit boven wat onze begrensde voorstel lingen het hoogste noemen. Zoo licht en teer maakt zulk een streven de handen. Maar het hart brengt het dikwijls tot ver twijfelen. Want het is zoo zwaar en dikwijls zoo vergeefs, als niets anders op de wereld. De strenge onderwijzeres was tegen de geheele klasse van kleine vijanden milder geworden, slechts om tegen Martha erg lief de oprichting van een standbeeld voor Strindberg te Stockholm 10.000 kronen toe te staan, onder voorwaarde dat deze stad zelf een gelijk bedrag beschikbaar stelt. Het doel is om daarna aan te koopen het door den beeldhouwer Carl Eldy vervaardigde stand beeld, voorstellende den jongen Strindberg, uit een rots voortkomende, welk beeld op den 22 an der vorige maand, toen de schrüver door zjjn landgenooten gehuldigd werd, op een by die gelegenheid gehouden tentoon stelling zeer de aandacht trok. Strindberg heeft eens zyn levensbeschrijving gegeven, alleen door jaartallen te vermelden, waaraan wy het volgende ontleenen: Geboren 1849 School 1855 Gymnasium 1863 Student 1867 Koninklijke Bibliotheek 1874 Getrouwd No. l 1877 Buitenland 1883 Terug 1889 Getrouwd No. 2 189 S Getrouwd No. 3 1901 Geacheiden No. 3 1904 CormponHeütie. PRIJSVRAAG. Daar het tegendeel niet be paald is, behoeft aen schrijver zich niet bij de inzending van n enkele novelle te be palen. Maar bescheidenheid zal ook hier als een sieraad worden aangemerkt. 40 cents per regel. BOUWT te NUNSPEET. Inlichtingen bij het bouwbureau Ar t i' aldaar. COGNAC MARTELL i:KOOPHANS&BHDDnEK,Aisteriam, DELAUNAY BELLEVILLE AUTOMOBIELEN. Hoofd-Agent voor Nederland! J. LEONARD LANG, Stad.hcmd.erslza.d.0, J. LE MINJE, Amsterdam. OUDE GENEVER merk Nectar". ^1.38 per D literflesch. WIJÜTliN, COGNAC etc. Eenige Fabrikanten W.BengerSöhne Sïuttgart Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstr. 166 E. F. DEUSCHLE-BENGEB. Piano-, Orgel- en Muziekhandel Me j roos <f* Kalshoven, ARNHEM, KONINGSPLEIN 9. Interc. Telefoonnummer 913. VLEUGELS en PIANO'S in Eoop en in Huur. REPAREEREN 8TJMMEN RUILEN. Verkrijgbaar te Amsterdam bij : AU BON MARCHE J. G. HERBEKMAN, Damrak. JACOBSON & MANÜ8, Kalverstraat H. MEYER, hofl., Koningsplein. ADR. SCHAKEL, hofl., Heiligenweg. SCHADE & OLDENKOTT, Nieuwendük. MED. I N DIE: Heeren Kleeding Mag. M. DE KONING, Batavia. Winkel-Mg EIGEN HULP", Batavia. W. SAVELKOUL, Soerabaja. Verdere adressen verstrekken wij gaarne. Hef besf bettende Merh. AUTO:G AR ACE RENAULT. -FREDERIK HENDRIKLAAN 84. 's-GRAVENHAGE. Telefoon Schev. 1583. LTJGANO Bristol. (ITALIAANSCHE MEREN). Schoonste Winler- en Voorjaar-verblijfplaats. 1ste kl. Hotel, prachtig gelegen, met gr. Panorama. Kamer vanaf fr. 4.?, Pension vanaf fr. 9.?. Eigen.: C. CAMENZUND. P;osp, gr. en fr. Intern. Verkeersbureau Raadhnisstr. 16, Amsterdam. en goed te kunnen zyn. Zy droeg het kind aan haar hart. Haar spiegel had haar gerust kunnen zeggen: hoe mooi zie je er uit l telkens wanneer zij met het kind sprak. En toch waj de ontzetting nog geen minuut lang uit de strakke bruine oogen van het krullekopje geweken, en toch had de sterke, zoekende pool der liefde de kleine trillende magneetcaald van deze kinderziel nog niet n minuut kunnen stil houden. Zij schommelde en slingerde en wees vast, altijd gelijk, naar de pooi der ontzetting. Maar zij zou daarvan weg I Zij idu, zij zou ! De ziel möast zich opheffen en vergeten l Ach, en meer! Een afschuwwekkende plicht verzakende, wankelende moeder had het teere schepselje meegenomen in de huivering van den dood. AU een tweede, betere, edeler moeder trachtte nu de jonge onderwijzeres haar ge negenheid te winnen; kom bij my, aan mijn hart, in zuivere sfeer l In een efeer van vredel kleine lieveling, hon een beetje van me l" Met een zoo groote, rijke liefde probeerde zij haar te winnen, dat de vonbjes, die van de lichte brand over de groote armoe-klaaae stoven, er in slaagden, de geheele huiverend bij-elkaar- gekropen troep te ver warmer. Het was warmer in de groote, kale leekamer geworden, sedert het, in thermometer graden uitgedrukt, er zoo kond geworden was. Op den natten herfat was een ijzige winter met veel sneeuw gevolgd. De groote kachel in den hoek van 't lokaal meende het goed, maar ook haar pogingen bestreden elechts met gering gevolg den toustand. De klasse was te groot, de kinderen brachten te reus achtige hoeveelheden koude mee, en de meesten waren zoo erbarmelijk dun gekleed, dat de kachel de warme zomerzon had moeten zyn om renultaat te hebben. Daarom deed het goed, wanneer de blauw-roode, gespron gen handen, die de griflel aldoor weer vallen liet, eens een keertje aanmoedigend gestreeld in plaats van straffend geslagen werden. Al de kleine.verlegen vriendely kheden.die de strenge j uffron w thans met hand en mond o Ter de klasse strooide, golden Martha, de warme toon, waarmee ze over de dingen van het leven en den hemel sprak, van de m met drie pooten ia het leesboek, van het bereiden van 't brood uit de nietige graankorrel zoowel als over het groote geheim der liefde in de stal van Bathlehem, gold eveneens haar. Maar het was naast het slechte resul taat van de hoofdrekening toch een heel aardige nevenwinst, dat uit de gelijkvormige hoop der anderen in het bewustzijn der onderwijzeres aldoor meer gezichten duidelijk naar voren kwamen: ontroerende, zieke, aangrijpende, zelfs aardige, bekoorlijke kin dergezichtjes, die ze vroeger niet gezien had. Met beschroomde oogen keek menigeen de onderwijzeres aan, en uit die blikken zag ze, dat het monster, dat ze de eerste weken zoo bang in de dreigende oogen ge zien had, zich soms door heel kleine stukjes vrengdebrood temmen laat. Dat maakte haar verdockerd hart veel lichter en ruimer. Tegelijkertijd ging de angst weg. Eindelijk klonk zelfs het eerste gezamenlijke lachen door de klasse. En o, wonder en heerlijk heid l aan deze lach deed een bedeesd lachje mee. Martha had tegen de onder wijzeres geglimlacht, met een soort verstrooide verbazing, alsof ze de juffrouw pas voor 't eerst zag. Heb ik je nu? Heb ik je mak gemaakt. Schuw, verwilderd,vogeltje?" juichte Gerda, innerlijk diep gelukkig. Maar het was nog niets. De volgende dagen was ze weer weg, in het starre, kille land, waar kleine vogeltjes verhongeren en. bevriezer. Maar de onderwijzeres liet haar niet meer los. Dit kind lóu, móast genezen, móest de armen oaa haar hals slaan en zich aan haar hart warmen. (Slol volgt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl