Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1808
JHR. MB. JOAN ROËLL, Te0*emnp H, J. Haverman.
Qnd-Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, thans benoemd tot Vice-Prësident]
van den Raad van State.
«HIMItHlinillllllllltlMltllllllHIIIIIIIIIIMHUIIIIIIIIIHIIIIinilllllllllltlllHIIIIIMMIIIMIIIIMIIIIIIIIlll l
HiimitHiimiumimHi
Denker»van onzen tijd. (S. Apeneer ,
E, da Bois?Rjymond , Pasteur,
Brnnetière , Newman) door dr. J.
V. DB GEOOT, hoogleeraar by de ge
meentelijke universiteit te Amsterdam.
I.
Ziehier een boek over wysgeeren, god
geleerden en hunne stelsels, en wel bezien
door een uiteraard niet onbe vooroordeelden,
doe tl hoffalyken, en rustigen geeat. Waar de
schrijver de meeningen van andersdenkenden
bestrijdt, weet hjj een toon aan te nemen,
die den tegenstander in het genot laat zijner
eerbieiwaardigheid. De beslistheid van eigen
standpunt wordt er niet door in ge raar ge
bracht, integendeel schrijvers objectiviteit
of schijn van objectiviteit verhoogd. De
beleefde litteraire gebaren, waarmede een
sterke en hopelijk smartelijke aanval op de
kern eener bestreden leer wordt voorbere.d,
nooden den lezer in een wy'sgeerig salon,
waar niet zooieer de personen, hunne ambten
en eigenaardigheden, maar enkel hunne
bonding en meeningen gelden.
Het proza is keurig verzorgd, en zelfs
daar, waar de toon inniger wordt, waar de
scholastische gedachte het raisonnement ver
laat en zie b verheft naar de mystiek van
dierbare geloofswaarheden, ook daar slaat
des schrijvers zial hare wieken met bedacht
zame, beheerschte en bykans preciense be
weringen uit.
.Wij zijn hier buiten de propaganda, en
buiten de stormachtige practische mystiek
des harten. Niets van den verneim»lrjkten
haat in Roomtche dagbladartikelen A.M.D.G.,
niets ook van de ruwe innigheid sommi ger
geloofshelden. Man mag den hevigen stijl
van een Bruaet!ere hooger keuren, men mag
oordeelen dat bij Veuillot de liefde tot de
kerk in onverkapter vorm, meer als amor
autivus, zich uit. Doch er ayn vele geesten,
die door elke styastlsche hengheid onaan
genaam worden aangedaan, en instinctief
terugschrikken van den geweldenaar, wiens
overtuiging een zoo beangstigend hevigen
vorm aangenomen heeft, dat z(J vreezen,
ondanks zicüselven, meer doo,r een gesugge
reerd effjct dan door eigen overweging naar
gewichtige geestelijke beslissingen te worden
medegenomen. Voor hen zal de lectuur van
dit werk een rustige en leerzame bezigheidzyu.
Inzonderheid voor katholieken, want voor
hen is dit boek bestemd. Het vooronderstelt
in den lezer eene stilzwijgende bereidheid
tot het aanvaarden van praemissen. omtrent
het kerkelijk leergeiag etc. die voor den
nietkathollek toch minstens een voorbereidend
betoog behoeven. Het is een apologetisch
geschrift en is voortgekomen uit den geest
van een groot-seminar ie.
Men kan zich echter nitt ontveinzen, dat
de beschaafde, en zelfs onafhankelijke bonding
van den tehrjjver, hier den kerketigken ge
leerde kenmeiken, wien een weinig de vrije
hand gelaten wordt, wiens wetenschap wel
in voorzichtigheid gekweekt, mac,r ook in
zekere vrijheid is opgewassen. Men herkent
in hem dat eigenaardige type van kerkelyke
docenten, die te geleerd, te rijp, en wellicht
te gevaarlijk voor emmaria, als van nature
bestemd zyn voor een leargestoelte aan eene
liberale univeisiteit, waar tij vertegenwoor
digers zyn van de meestal verwaarloosde,
vaak gesmade middeleen wee hècultuur, waar
uit tocd de universiteiten zijn voortgekomen.
Het Tnomisme het f c binnen de kerk een
eigen wezen en sinds het mi iden der vorige
eeuw een bysonder gezag, waardoor het on
afhankelijk is jegens tal van golvende
controreraen in de theolog'e, gelyk de universi
teiten tegenover wisselende maatschappelijke
en politieke stroomingen.
Het boek is in de schaduw, of laat ons
zeggen, in de G ethische kapel va a een liberale
universiteit geschreven, tegelijk geloorig en
mild. Men kan zici afdragen, of er ooit
zulke boeken zullen worden geschreven aan
eene katholieke universiteit te Maastricht,
of te Tilburg (1)
IL
De geestdrift, waarmede over Pasteur en
Brnnetière gesproken wordt, is hier en daar
wat ontstellend. Men vraagt zich af, of deze
twee werkelijk zulke uitnemend orthodoxe
geloovigen geweest zijn.
Er is tweeërlei houding van den
kerkelijken theoloog j agens den andersdenkende.
Wijkt deze in kleineflaesee%bv. vanpoiitlei
en ecclesiastisch inzicht van de siy re ortho
doxie af, dan 'u het sterkste smaal woord
nog te goed voor hem. Hij mag getooren
aan de drieëenheid, aan de goddelijkheid
van Christus in de juiste formuLeering, aan
het apostolisch gezag der bisschoppan, aan
de onfeilbaarheid van den Roomschen
bisechop in galoofsiaken, hij ina£dat alles met
groote fdrveur aannemen en belyden, maar
zoodra is hy niet ongehoorzaam aan ean
politiek kerkelijk voorschrift of een verbod
van tydelijken aard, of hij wordt met diepe
hartgrondigheid door autoriteiten onmogely' c
gemaakt en tot afschrikwekkend voorbeeld
aan de paal gezet.
Daarentegen behoeft een ander slechts nu
en dan eene uiting te doen hooren, die in de
verte herinnert aan een kerkelijk godsgeloof,
of een schaar van geestdriftige apologeten
(Gnibert, Parraud, Rob) juicht: Hosiannah l
Voor de propaganda heefc menige losse
uitlating van een niet- precies igeloovige, wegens
het voorbeeld" byna evangelische bateekenis.
Prof. de Groot heeft verspreide uitlatingen
van Pasteur verzameld, en peroreert by'na
ditbyrambiech over diens geestelijk leven.
Pasteur stierf, gelyk hij had geleefd, als een
katholiek, wien het ernst is met zijn gods
dienst." Hy gelooft en hoopt, dat hy de
zy'nen zal wederzien." Dat hy niet geloofde,
omdat hfj hoopte, wordt opgemaakt uit het
feit, dat een zyner lievelingswerken was:
Bossuet's: 'de la Connaissance de Dien et de
soi-mêne'I
Deze vage bewysen en staaltjes van
Pastenr's katholiciteit voldoen o DS niet. Hij
had even goed Doopsgezind of zelfs
vrydenker kunnen zijn; er zya vrijdenkers die
meer gelooven, dan omtrent Pasteur blykt
uit prof. de Grooi'a verhandeling
Wat was de inhoud van Pisteui's godsbegrip?
Was G > d voor hèm o e su ostantie en drie per
sonen? Verwierp hy de panthtïttUche leer,
dat de H. Geest de gaett der wereld is? Was
hij van oordeel, dat alleen da kerk d*e inter
pretatie der H. Scarift mag vaststellen ?
Gelocfie bij aan d; onbevlekte ontvangenis?
Aan de eeuwigheid der he'sche folteringen?
Aai de onfeiloaarheid des pausen? Wy zyn
geneigd, dit alles te betwijfelen; prof. de
Goot verzwy'irt de gronden, voor de aanname
daarvan. Vanwaar dan schrijvers enthou
siasme? Luther, of Zwingli, of Simon, of
Ranan stonden waarschijnlijk dichter bjj het
katholieke dogma dan Pasteur. Waar vindt
men hunne panepyrieën bjj goed-Roomiche
auteurs? Waarom Pasteur zoo welwillend
beoordeeld? Kon juist hy volgens theo
logische opvattingen «ijl hij een z
hooge plaats innam, en het kerkelyke Ie ren
kende, niet tot zwaardere verantwoording
geroepen worden, wijl bij den waren inhoud
der kerkelijke lear f niet omhelsda, of
veiheinaelykte?
Was het een qaestie van onverschilligen
aard voor Pasteur, hoe hy zich tot de dogma's
der kerk verhield? Ea was een meer diep
gaand onderzoek naar den waren inhoud van
zyn 'gelooi' voor pater de Groot van
bykomstige en verwaarloosbare beteekenis?
Of moeten de 'geloovigeu' onderscheiden
worden in hen, die in den hemel ko*men,
en ben, die wel voor de hel bastemd zyn
maar op aarde d i ene a kunnen voor de
zaligheid der anderen ?
III.
In da definities van het geloof" heerscht
eene klassieke" tegenstrijdigheid. Ei deze
tejienstj ydigheid regeert prof.de Grooi'd boek.
Wy moeten veel geloo ren van hetgeen wij
niet weten kunnen. Ea zelfs is in al ons
weten een element van geloof. Toc'i is er
reden, om meer in het bijzonder van geloof te
spreken: da"a>, waar wij niet weten, d.i.
bewyzen en afljHen kunnen, en het toch niet
kunnen stellen zonder levenbeheeischende
overtuigingen.
Men kan onderscheiden tnsschen instinct
en geloof. Instinct: de zekerheid omtrent
het on-doordacate Geloof: de zekerheid o
utrent het Ofidoordenkbare 1).
Al ka i men niet, zonder minstens vaa?,
en doctrinair te warden, spreken van bij
zondere kenbronnen" des geloofd naast de
bronnen der kennis", er is reden, om, wan
neer wij nagaan, aoe wy ons verbonden
jegens net geheel onzer overtuigingen en
zekerheden , onderscheid te maken tnsschen
doordachte en afgeleide kern- en
ondoordenkbare maar onuitroeibare geloofjo
vertaig'ng.
Na wordt er omtrent de bronnen des ge
loofd veel gefabeld. En dit is in den regel
bijna niet te vermijden. Want ik mag, zoo reel
ik wil, den nadrnk leggen op de rastheid,
de onvernietigbaarheid, de af^esloienheid
mijner geloofsovertnigicgen; min kan vragen:
waarin verschillen de se overtuigingen van
inbeeldingen, zoo hunne voorwerpen, d.i.
datgene, waaraan gij gelooft, niet ook zonder
de adhaesie van uw reielykoverlejr, eene bij
zondere zekerheid hebben, ontleend aan een
by rondere sfeer, waarin ay even o n oe t w ij f
elbaar zyn en geiden, als de buitenwereld voor
uwe oogen.
Men beeft er zoo bijv. op gevonden, dat
in ons is het qevoel", naast en bun en de
rede, j i daarboven als een zeer veel fijner
instiument tot het ontdekken van waar
heden. Wat dan voor da rede niet goed
mogelyk is, is mogeyc voor 'c gevoel.
Het is niet moei y'fc, aan te toonen, dat de
modernist, die zoo spreekt, op een dwaal
spoor is.
ue coisequentie van deze poging, om de
objectiviteit der gelooisoVjecten te redden, is
ten slot te de zuiver. oud-Proteatanteche
s-elling der persoonlijke, (<evo alt) inspiratie.
waarby dan Aristotelee = ieëisebub" wordt.
Nu kan man natnnnye het garaar, d*c
myne geloofsovertuigingen, met ze fayst fi
caties of hardnekkige visionaire droomen
zouien kunnen worden vereenzelvigd, of
althans daarvan niet onde'echeiden, direct
oohiffao, door eenvoudig «ast te stellen,dat
de ge oofsorertniaüuen van een of slee at
enkelen (Paus, Kerkvader)-) de ware zyn,
waarnaar alle anderen zich te richten hebben.
Dit is de inspiratiettelling: er zijn begaafde
geesten, wier in lividueele overtuigingen en
zekerheden onder bijzondere omstandig
heden (an natuurlijk door particuliere
genade) tegelijk en onmi ideiljjt aanschou
wingen der waarheid-zelf zyo.
Sc likt de geloovende' zich naar dit voor
schrift, dan verandert wellicht deiwyfelaan
de waaide der subjectieve overtuigingen in
zakerheid, saaar het ('e?ende) geloof gaat
over in iets geheel anders, nl. gehoarzaimheid.
Voor de a onriipen geest kan zielkundig een
ac'e van gehoorzaamheid voor den beiyder
tegelyk de vo Ie waarde hebben van een acte
des geloofs. Voor den ry peren geest, voor
hem n', by wien de suojectieve gelooft)
zekerheden direct scherpe begripsomtrekken
aannemen, biedt de geloofeacte een geheel
ander interesse, en een vo.komen andere
bevrediging dan de acte van gehoorzaamheid.
?"i iv.;
Prof. de Groot wekt eene maer algameene
belangstelling wanneer hy laat zien, hoe
Brunei ere, de directeur der Ra -na des denx
moideo" door Arthu- Balfoui's
Thefonniation of B)lief' in 1896 werd aangegrepen,
hoe het bewijs van het goed recht der
nvtraiioneele overtuigingen door de kanselier
der Fdinhurgeche Universiteit hem tot
nadeaken bracht.
De schry rer boeit nog een ruimer publiek,
wanneer hij den zér eigacaiadigen katholiek
Pn-cal citeert: Ie coeur a sas raieons que la
raison ne conngi; pas." B run et ere neemt
de stelling over, maar drukt zich scherper
uit dan Pascal, by wien coeur vaak beduidt:
de vernetee invallen van onzen wil." Het
aart" by Brunat ere is het constante bewust
zijn van KelyKblii rende moreele ervaringen.
Waar by Brunette e het geloof de beteekenia
h et f c van een levende, innerlijke
werkelykheid, en zelfs in contradictie wordt geplaatst
tegenover de rede, is hy het sympathiekst,
en weet prof. Da Groot hem het meest be
langwekkend voor te stelien. De
gezagsquaestie in het geloof (ook het gezag der
scaolaniek voor 'c «eloof), staat geheel op
den achtergrond. Ia antwoo'd aan mzr.
d' Hulst, die Brucetière's stelling, dat het
bestaan Gods, de onaterfe ykaeid der ziel,
de Godheid van Christus niet kunnen worden
bewezen, had bes reden, schreef de laatste:
je persiste a pen°er que l'on ne dénontre
i'imtnortalüde l'iVue ni l'exiitenca de Dieu.
C'était l'opinioi de. Pascal, c'était ja'ement
l'opinion de Kant; et j ai b ten Ie droit de
me tiomper comme eux. On croit pare»que
l'on vent croire, ponr des r a''gons da Tor.ire
moral.... La d ffieile oa l'impissible c'est
de se donner A. aoimêne ie sentiment de
ce besoin et c'est en ce sens qi'en ne se
donna point la foi" 2). Prof. de Groot kent
deze plaats. Hy weet ook, dat Brunet ere geen
groot theoloog is geweest, en dat menige
orthodoxe godieleerde zijn hart vasthield,
wanneer de redenaar de moderne critiek"
bestreed.
Bijna onvoorbereid, ook onvoorbereid in
prof. de Gmot'a werk komt dan de stelling
van de noodzakelijkheid van het gezag in ge
loof «zaken in Brnnet re's leven binnen
vallen. Hier is een contradictie met geheel
zyoe motireering van ''ea oorsprong des
gelooft». Wanceer hy 19UO zegt: vraagt si],
wat ik geloof... alles Ie demander il R ime" 3),
dan is men geneigd te antwoorden met de
wedervraag: waarom als de taak zoo
«?nvondig staat a beroepen op Pascal, op
Kant, op gevoel, wil en moreele ervaring in
uwen geest T Zjn door de kerk alleen en
uitsluitend 'mysteriën' verklaard te zqa 'de
file' te behooren .tot de geloofswaarheden T
De geiagsvraag komt ook bij pre f. De
Groot plotseling uit de lucht vallen, on ge
argumenteerd, en daarom als het
vancalfa^ rekende voorgesteld.
Ia zyn dep»'en grond s'eunt het geloof
op weten en zien, doch op bet sien van een
ander, wiens woord volkomen te vertrouwen
is. Dit geiag ia voor den geloovigen Christen
het gn*ag van G>d... De kern ia: Qodheeft
gesproken. Oorsprong, wezen en doel des
geloof-t ver»chillen in dit stelsel diep van hetgeen
gevoeltthforitia en' de lenttmenteelm hierover
tte en." 4)
Dat wai dus de kern der zaak. Da theoloog
psycholoog zoekt naar den wortel van het
godsdienstig aetoof in bet menschelyk
bewuitzjjn, de Ultramontanist vindt het recht
daarvan in het g«<ag G 'ds. Hoe kent hy
echter het p« ag Gods? Het antwoord
staat in Pms X's eenheidsoatechismua:
Op welken grond moeten wij das de waar
heden des geloof8 aannemen T Antwoord :
Wy'l Gjd, de eeuwige waarheid za heeft
fceopenba«rd, en OES door de kerk doet
kennen.1'5) ^
Op welke wyie kennen wjj de door God
geopenbaarde waarheden? Antwoord: De
d or God geopenbaarde waarheden weten
wy door de heilige kerk, die onfeilbaar is;
d. i. door den paus en door de bisschoppen."6).
M*a vraagt zich daarom af, waarom prof.
de Groot zich zoo sympathiek nauwkeurig
en zoo weinig afkeurend over de sentimen
tele denkbeelden van Brnnetière heefc willen
uitlaten, nademaal alle* wat aan zijn later
basoek aan Rome en de eindelijk aangenomen
nttramontaansche houding van den groeten
coof-trencier voorafging, toch eigenlijk beden
kelijk riakt naar de modernistische dwalingen,
als de immanentie" leer, etc.
Volgens K tent gen ia geloof een
voorwaar-honden, waartoe wij worden bepaald
door een vreemde macht". Neemt mandese
O tramjntaanaehe definitie over, wairomzoo
overvloedig gewêzan op de gtloofsgrooden,
welke liggen in de induidueeie
gevoeherrarin v, andera dan als bedriezely ke phantasmata ?
Trouwens Brunetière blykt als bekeerlingen
energnme<»D, evenals P. tiecker en anderen,
een niet in alle opzichten e "en lofwaardige
aanwinst voor de R. K. Kerk te zijn ge
weest. De groote académicien heefc zich
steeds ten gnnate van het sedert met veel
clat veroordeelde Americanisme"
uitaepproken. In een artikel in zy'u tyischrift
(l November 1898) spreekt hy als zijn ge
voelen uit, dat de vrijheid van denken, in
de Europeesche diocesen door de Kerk
tegengewerkt, in de Vereen'gde Staten juist
zoodanige uitstekende vruchten had voort
gebracht, dat men kon zengen, dat de
Aoatiemata van het kerkelijk gezag door
de veroordeelde beschaving met wtldaden
waren beantwoord (1) Brunet:è-e was op
den besten voet met de hoofden van de
unaniem door de Italiaansche, Duitsche en
Fracsche orthodoxie, als ' perniciena be
streden modernistische beweging in Amerika,
n), met kardinaal Vircenzo Vannntelli, en
de aartsbisschoppen Keane en C»in. Het
gernch1 makende ar ikel van Brnnet ere ver
scheen (l Nov. 1898) toen. de voorbereiding
van htt herderlijk schrijven van L-o XIII
Tus'em Bsne'oientiae (22 Jao. 1899> tegen
aft Americanisme, op haar eind Liep.
Brnnet e's verhandeling hield eigenlyk niet min
der in dan eene bestrijding vaa zeer voor
name stellingen van den Syllabn'. De
vooruitging van het Katholicisme in de V. 8.
werd er in toegeschreven aan de ruimheid
en vrijheid der opvattingen van de hoogere
geef lelijkheid 'aldaar.
Raeds 7 Nov. 1897 was Brunette re's leer
als noogst gevaarlijk afgeschilderd door pater
Coubé8. J. DspbbéMaignen, domCoamard
en anderen voegden hunne sonore geluiden
bil het koor van denuncianten. Ia laatste
instantie zijn dezen in 't gelyk gesteld.
Volgens Brunetière zijn er verschillende
wegen, die naar htt geloof leiden. Hy ver
giste zich; al de se wegen leidden oem naar
Rome, en slechts n weg van rér naar
het geloof door gehoorzaamheid, n.l. langa de
onderwerping: Vraagt grj wat ik geloof...
ga het vragen in Rome."
Doch dit was geene oplossing van het
zielsconfl et bij Rrunetière, bat was een daad
van blitide onderwerping, meer het ontijdig
e;nde dtn de vrucht van de ontwikkel!ag
zyas gelooft?.
Men had het'elf ie gezien bjj de orerige
hoofdmannen van het V.mèricaniame." Mgr.
Ireland was naar Rome gereisd om den
PAUS iinostig te stemmen voor de moderne"
denkbeelden en de aangekondigde publicatie
van den kleinen Syllabus" te verhinderen.
Toen dit vergeefs was gebleken
endeOsserva'ore Romano op 21 Februari den tekst
publiceerde van den brief Ttstem
benevolentiat" antwoordde Mgr. Ireland reeds den
volgenden dag en ook Mgr. Keane: dat zq
aanvaardden en beleden alles, wat Z. S. in
inmMiiHiMHlllimiiHiiimiiiittiiiiiMr
De Italiaansche verschansingen rondom de oase van Ain Zara by TrlpolL
Rechts ziet men ia de uitdieping een prikkeldraadversperring, welke
vooral by een nacbtelyken aanval, als de vijand eerst d lor de sterke zoek
lichten half verblind werd, uitstekend van dienst is.