De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 4 februari pagina 6

4 februari 1912 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1808 JHR. MB. JOAN ROËLL, Te0*emnp H, J. Haverman. Qnd-Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, thans benoemd tot Vice-Prësident] van den Raad van State. «HIMItHlinillllllllltlMltllllllHIIIIIIIIIIMHUIIIIIIIIIHIIIIinilllllllllltlllHIIIIIMMIIIMIIIIMIIIIIIIIlll l HiimitHiimiumimHi Denker»van onzen tijd. (S. Apeneer , E, da Bois?Rjymond , Pasteur, Brnnetière , Newman) door dr. J. V. DB GEOOT, hoogleeraar by de ge meentelijke universiteit te Amsterdam. I. Ziehier een boek over wysgeeren, god geleerden en hunne stelsels, en wel bezien door een uiteraard niet onbe vooroordeelden, doe tl hoffalyken, en rustigen geeat. Waar de schrijver de meeningen van andersdenkenden bestrijdt, weet hjj een toon aan te nemen, die den tegenstander in het genot laat zijner eerbieiwaardigheid. De beslistheid van eigen standpunt wordt er niet door in ge raar ge bracht, integendeel schrijvers objectiviteit of schijn van objectiviteit verhoogd. De beleefde litteraire gebaren, waarmede een sterke en hopelijk smartelijke aanval op de kern eener bestreden leer wordt voorbere.d, nooden den lezer in een wy'sgeerig salon, waar niet zooieer de personen, hunne ambten en eigenaardigheden, maar enkel hunne bonding en meeningen gelden. Het proza is keurig verzorgd, en zelfs daar, waar de toon inniger wordt, waar de scholastische gedachte het raisonnement ver laat en zie b verheft naar de mystiek van dierbare geloofswaarheden, ook daar slaat des schrijvers zial hare wieken met bedacht zame, beheerschte en bykans preciense be weringen uit. .Wij zijn hier buiten de propaganda, en buiten de stormachtige practische mystiek des harten. Niets van den verneim»lrjkten haat in Roomtche dagbladartikelen A.M.D.G., niets ook van de ruwe innigheid sommi ger geloofshelden. Man mag den hevigen stijl van een Bruaet!ere hooger keuren, men mag oordeelen dat bij Veuillot de liefde tot de kerk in onverkapter vorm, meer als amor autivus, zich uit. Doch er ayn vele geesten, die door elke styastlsche hengheid onaan genaam worden aangedaan, en instinctief terugschrikken van den geweldenaar, wiens overtuiging een zoo beangstigend hevigen vorm aangenomen heeft, dat z(J vreezen, ondanks zicüselven, meer doo,r een gesugge reerd effjct dan door eigen overweging naar gewichtige geestelijke beslissingen te worden medegenomen. Voor hen zal de lectuur van dit werk een rustige en leerzame bezigheidzyu. Inzonderheid voor katholieken, want voor hen is dit boek bestemd. Het vooronderstelt in den lezer eene stilzwijgende bereidheid tot het aanvaarden van praemissen. omtrent het kerkelijk leergeiag etc. die voor den nietkathollek toch minstens een voorbereidend betoog behoeven. Het is een apologetisch geschrift en is voortgekomen uit den geest van een groot-seminar ie. Men kan zich echter nitt ontveinzen, dat de beschaafde, en zelfs onafhankelijke bonding van den tehrjjver, hier den kerketigken ge leerde kenmeiken, wien een weinig de vrije hand gelaten wordt, wiens wetenschap wel in voorzichtigheid gekweekt, mac,r ook in zekere vrijheid is opgewassen. Men herkent in hem dat eigenaardige type van kerkelyke docenten, die te geleerd, te rijp, en wellicht te gevaarlijk voor emmaria, als van nature bestemd zyn voor een leargestoelte aan eene liberale univeisiteit, waar tij vertegenwoor digers zyn van de meestal verwaarloosde, vaak gesmade middeleen wee hècultuur, waar uit tocd de universiteiten zijn voortgekomen. Het Tnomisme het f c binnen de kerk een eigen wezen en sinds het mi iden der vorige eeuw een bysonder gezag, waardoor het on afhankelijk is jegens tal van golvende controreraen in de theolog'e, gelyk de universi teiten tegenover wisselende maatschappelijke en politieke stroomingen. Het boek is in de schaduw, of laat ons zeggen, in de G ethische kapel va a een liberale universiteit geschreven, tegelijk geloorig en mild. Men kan zici afdragen, of er ooit zulke boeken zullen worden geschreven aan eene katholieke universiteit te Maastricht, of te Tilburg (1) IL De geestdrift, waarmede over Pasteur en Brnnetière gesproken wordt, is hier en daar wat ontstellend. Men vraagt zich af, of deze twee werkelijk zulke uitnemend orthodoxe geloovigen geweest zijn. Er is tweeërlei houding van den kerkelijken theoloog j agens den andersdenkende. Wijkt deze in kleineflaesee%bv. vanpoiitlei en ecclesiastisch inzicht van de siy re ortho doxie af, dan 'u het sterkste smaal woord nog te goed voor hem. Hij mag getooren aan de drieëenheid, aan de goddelijkheid van Christus in de juiste formuLeering, aan het apostolisch gezag der bisschoppan, aan de onfeilbaarheid van den Roomschen bisechop in galoofsiaken, hij ina£dat alles met groote fdrveur aannemen en belyden, maar zoodra is hy niet ongehoorzaam aan ean politiek kerkelijk voorschrift of een verbod van tydelijken aard, of hij wordt met diepe hartgrondigheid door autoriteiten onmogely' c gemaakt en tot afschrikwekkend voorbeeld aan de paal gezet. Daarentegen behoeft een ander slechts nu en dan eene uiting te doen hooren, die in de verte herinnert aan een kerkelijk godsgeloof, of een schaar van geestdriftige apologeten (Gnibert, Parraud, Rob) juicht: Hosiannah l Voor de propaganda heefc menige losse uitlating van een niet- precies igeloovige, wegens het voorbeeld" byna evangelische bateekenis. Prof. de Groot heeft verspreide uitlatingen van Pasteur verzameld, en peroreert by'na ditbyrambiech over diens geestelijk leven. Pasteur stierf, gelyk hij had geleefd, als een katholiek, wien het ernst is met zijn gods dienst." Hy gelooft en hoopt, dat hy de zy'nen zal wederzien." Dat hy niet geloofde, omdat hfj hoopte, wordt opgemaakt uit het feit, dat een zyner lievelingswerken was: Bossuet's: 'de la Connaissance de Dien et de soi-mêne'I Deze vage bewysen en staaltjes van Pastenr's katholiciteit voldoen o DS niet. Hij had even goed Doopsgezind of zelfs vrydenker kunnen zijn; er zya vrijdenkers die meer gelooven, dan omtrent Pasteur blykt uit prof. de Grooi'a verhandeling Wat was de inhoud van Pisteui's godsbegrip? Was G > d voor hèm o e su ostantie en drie per sonen? Verwierp hy de panthtïttUche leer, dat de H. Geest de gaett der wereld is? Was hij van oordeel, dat alleen da kerk d*e inter pretatie der H. Scarift mag vaststellen ? Gelocfie bij aan d; onbevlekte ontvangenis? Aan de eeuwigheid der he'sche folteringen? Aai de onfeiloaarheid des pausen? Wy zyn geneigd, dit alles te betwijfelen; prof. de Goot verzwy'irt de gronden, voor de aanname daarvan. Vanwaar dan schrijvers enthou siasme? Luther, of Zwingli, of Simon, of Ranan stonden waarschijnlijk dichter bjj het katholieke dogma dan Pasteur. Waar vindt men hunne panepyrieën bjj goed-Roomiche auteurs? Waarom Pasteur zoo welwillend beoordeeld? Kon juist hy volgens theo logische opvattingen «ijl hij een z hooge plaats innam, en het kerkelyke Ie ren kende, niet tot zwaardere verantwoording geroepen worden, wijl bij den waren inhoud der kerkelijke lear f niet omhelsda, of veiheinaelykte? Was het een qaestie van onverschilligen aard voor Pasteur, hoe hy zich tot de dogma's der kerk verhield? Ea was een meer diep gaand onderzoek naar den waren inhoud van zyn 'gelooi' voor pater de Groot van bykomstige en verwaarloosbare beteekenis? Of moeten de 'geloovigeu' onderscheiden worden in hen, die in den hemel ko*men, en ben, die wel voor de hel bastemd zyn maar op aarde d i ene a kunnen voor de zaligheid der anderen ? III. In da definities van het geloof" heerscht eene klassieke" tegenstrijdigheid. Ei deze tejienstj ydigheid regeert prof.de Grooi'd boek. Wy moeten veel geloo ren van hetgeen wij niet weten kunnen. Ea zelfs is in al ons weten een element van geloof. Toc'i is er reden, om meer in het bijzonder van geloof te spreken: da"a>, waar wij niet weten, d.i. bewyzen en afljHen kunnen, en het toch niet kunnen stellen zonder levenbeheeischende overtuigingen. Men kan onderscheiden tnsschen instinct en geloof. Instinct: de zekerheid omtrent het on-doordacate Geloof: de zekerheid o utrent het Ofidoordenkbare 1). Al ka i men niet, zonder minstens vaa?, en doctrinair te warden, spreken van bij zondere kenbronnen" des geloofd naast de bronnen der kennis", er is reden, om, wan neer wij nagaan, aoe wy ons verbonden jegens net geheel onzer overtuigingen en zekerheden , onderscheid te maken tnsschen doordachte en afgeleide kern- en ondoordenkbare maar onuitroeibare geloofjo vertaig'ng. Na wordt er omtrent de bronnen des ge loofd veel gefabeld. En dit is in den regel bijna niet te vermijden. Want ik mag, zoo reel ik wil, den nadrnk leggen op de rastheid, de onvernietigbaarheid, de af^esloienheid mijner geloofsovertnigicgen; min kan vragen: waarin verschillen de se overtuigingen van inbeeldingen, zoo hunne voorwerpen, d.i. datgene, waaraan gij gelooft, niet ook zonder de adhaesie van uw reielykoverlejr, eene bij zondere zekerheid hebben, ontleend aan een by rondere sfeer, waarin ay even o n oe t w ij f elbaar zyn en geiden, als de buitenwereld voor uwe oogen. Men beeft er zoo bijv. op gevonden, dat in ons is het qevoel", naast en bun en de rede, j i daarboven als een zeer veel fijner instiument tot het ontdekken van waar heden. Wat dan voor da rede niet goed mogelyk is, is mogeyc voor 'c gevoel. Het is niet moei y'fc, aan te toonen, dat de modernist, die zoo spreekt, op een dwaal spoor is. ue coisequentie van deze poging, om de objectiviteit der gelooisoVjecten te redden, is ten slot te de zuiver. oud-Proteatanteche s-elling der persoonlijke, (<evo alt) inspiratie. waarby dan Aristotelee = ieëisebub" wordt. Nu kan man natnnnye het garaar, d*c myne geloofsovertuigingen, met ze fayst fi caties of hardnekkige visionaire droomen zouien kunnen worden vereenzelvigd, of althans daarvan niet onde'echeiden, direct oohiffao, door eenvoudig «ast te stellen,dat de ge oofsorertniaüuen van een of slee at enkelen (Paus, Kerkvader)-) de ware zyn, waarnaar alle anderen zich te richten hebben. Dit is de inspiratiettelling: er zijn begaafde geesten, wier in lividueele overtuigingen en zekerheden onder bijzondere omstandig heden (an natuurlijk door particuliere genade) tegelijk en onmi ideiljjt aanschou wingen der waarheid-zelf zyo. Sc likt de geloovende' zich naar dit voor schrift, dan verandert wellicht deiwyfelaan de waaide der subjectieve overtuigingen in zakerheid, saaar het ('e?ende) geloof gaat over in iets geheel anders, nl. gehoarzaimheid. Voor de a onriipen geest kan zielkundig een ac'e van gehoorzaamheid voor den beiyder tegelyk de vo Ie waarde hebben van een acte des geloofs. Voor den ry peren geest, voor hem n', by wien de suojectieve gelooft) zekerheden direct scherpe begripsomtrekken aannemen, biedt de geloofeacte een geheel ander interesse, en een vo.komen andere bevrediging dan de acte van gehoorzaamheid. ?"i iv.; Prof. de Groot wekt eene maer algameene belangstelling wanneer hy laat zien, hoe Brunei ere, de directeur der Ra -na des denx moideo" door Arthu- Balfoui's Thefonniation of B)lief' in 1896 werd aangegrepen, hoe het bewijs van het goed recht der nvtraiioneele overtuigingen door de kanselier der Fdinhurgeche Universiteit hem tot nadeaken bracht. De schry rer boeit nog een ruimer publiek, wanneer hij den zér eigacaiadigen katholiek Pn-cal citeert: Ie coeur a sas raieons que la raison ne conngi; pas." B run et ere neemt de stelling over, maar drukt zich scherper uit dan Pascal, by wien coeur vaak beduidt: de vernetee invallen van onzen wil." Het aart" by Brunat ere is het constante bewust zijn van KelyKblii rende moreele ervaringen. Waar by Brunette e het geloof de beteekenia h et f c van een levende, innerlijke werkelykheid, en zelfs in contradictie wordt geplaatst tegenover de rede, is hy het sympathiekst, en weet prof. Da Groot hem het meest be langwekkend voor te stelien. De gezagsquaestie in het geloof (ook het gezag der scaolaniek voor 'c «eloof), staat geheel op den achtergrond. Ia antwoo'd aan mzr. d' Hulst, die Brucetière's stelling, dat het bestaan Gods, de onaterfe ykaeid der ziel, de Godheid van Christus niet kunnen worden bewezen, had bes reden, schreef de laatste: je persiste a pen°er que l'on ne dénontre i'imtnortalüde l'iVue ni l'exiitenca de Dieu. C'était l'opinioi de. Pascal, c'était ja'ement l'opinion de Kant; et j ai b ten Ie droit de me tiomper comme eux. On croit pare»que l'on vent croire, ponr des r a''gons da Tor.ire moral.... La d ffieile oa l'impissible c'est de se donner A. aoimêne ie sentiment de ce besoin et c'est en ce sens qi'en ne se donna point la foi" 2). Prof. de Groot kent deze plaats. Hy weet ook, dat Brunet ere geen groot theoloog is geweest, en dat menige orthodoxe godieleerde zijn hart vasthield, wanneer de redenaar de moderne critiek" bestreed. Bijna onvoorbereid, ook onvoorbereid in prof. de Gmot'a werk komt dan de stelling van de noodzakelijkheid van het gezag in ge loof «zaken in Brnnet re's leven binnen vallen. Hier is een contradictie met geheel zyoe motireering van ''ea oorsprong des gelooft». Wanceer hy 19UO zegt: vraagt si], wat ik geloof... alles Ie demander il R ime" 3), dan is men geneigd te antwoorden met de wedervraag: waarom als de taak zoo «?nvondig staat a beroepen op Pascal, op Kant, op gevoel, wil en moreele ervaring in uwen geest T Zjn door de kerk alleen en uitsluitend 'mysteriën' verklaard te zqa 'de file' te behooren .tot de geloofswaarheden T De geiagsvraag komt ook bij pre f. De Groot plotseling uit de lucht vallen, on ge argumenteerd, en daarom als het vancalfa^ rekende voorgesteld. Ia zyn dep»'en grond s'eunt het geloof op weten en zien, doch op bet sien van een ander, wiens woord volkomen te vertrouwen is. Dit geiag ia voor den geloovigen Christen het gn*ag van G>d... De kern ia: Qodheeft gesproken. Oorsprong, wezen en doel des geloof-t ver»chillen in dit stelsel diep van hetgeen gevoeltthforitia en' de lenttmenteelm hierover tte en." 4) Dat wai dus de kern der zaak. Da theoloog psycholoog zoekt naar den wortel van het godsdienstig aetoof in bet menschelyk bewuitzjjn, de Ultramontanist vindt het recht daarvan in het g«<ag G 'ds. Hoe kent hy echter het p« ag Gods? Het antwoord staat in Pms X's eenheidsoatechismua: Op welken grond moeten wij das de waar heden des geloof8 aannemen T Antwoord : Wy'l Gjd, de eeuwige waarheid za heeft fceopenba«rd, en OES door de kerk doet kennen.1'5) ^ Op welke wyie kennen wjj de door God geopenbaarde waarheden? Antwoord: De d or God geopenbaarde waarheden weten wy door de heilige kerk, die onfeilbaar is; d. i. door den paus en door de bisschoppen."6). M*a vraagt zich daarom af, waarom prof. de Groot zich zoo sympathiek nauwkeurig en zoo weinig afkeurend over de sentimen tele denkbeelden van Brnnetière heefc willen uitlaten, nademaal alle* wat aan zijn later basoek aan Rome en de eindelijk aangenomen nttramontaansche houding van den groeten coof-trencier voorafging, toch eigenlijk beden kelijk riakt naar de modernistische dwalingen, als de immanentie" leer, etc. Volgens K tent gen ia geloof een voorwaar-honden, waartoe wij worden bepaald door een vreemde macht". Neemt mandese O tramjntaanaehe definitie over, wairomzoo overvloedig gewêzan op de gtloofsgrooden, welke liggen in de induidueeie gevoeherrarin v, andera dan als bedriezely ke phantasmata ? Trouwens Brunetière blykt als bekeerlingen energnme<»D, evenals P. tiecker en anderen, een niet in alle opzichten e "en lofwaardige aanwinst voor de R. K. Kerk te zijn ge weest. De groote académicien heefc zich steeds ten gnnate van het sedert met veel clat veroordeelde Americanisme" uitaepproken. In een artikel in zy'u tyischrift (l November 1898) spreekt hy als zijn ge voelen uit, dat de vrijheid van denken, in de Europeesche diocesen door de Kerk tegengewerkt, in de Vereen'gde Staten juist zoodanige uitstekende vruchten had voort gebracht, dat men kon zengen, dat de Aoatiemata van het kerkelijk gezag door de veroordeelde beschaving met wtldaden waren beantwoord (1) Brunet:è-e was op den besten voet met de hoofden van de unaniem door de Italiaansche, Duitsche en Fracsche orthodoxie, als ' perniciena be streden modernistische beweging in Amerika, n), met kardinaal Vircenzo Vannntelli, en de aartsbisschoppen Keane en C»in. Het gernch1 makende ar ikel van Brnnet ere ver scheen (l Nov. 1898) toen. de voorbereiding van htt herderlijk schrijven van L-o XIII Tus'em Bsne'oientiae (22 Jao. 1899> tegen aft Americanisme, op haar eind Liep. Brnnet e's verhandeling hield eigenlyk niet min der in dan eene bestrijding vaa zeer voor name stellingen van den Syllabn'. De vooruitging van het Katholicisme in de V. 8. werd er in toegeschreven aan de ruimheid en vrijheid der opvattingen van de hoogere geef lelijkheid 'aldaar. Raeds 7 Nov. 1897 was Brunette re's leer als noogst gevaarlijk afgeschilderd door pater Coubé8. J. DspbbéMaignen, domCoamard en anderen voegden hunne sonore geluiden bil het koor van denuncianten. Ia laatste instantie zijn dezen in 't gelyk gesteld. Volgens Brunetière zijn er verschillende wegen, die naar htt geloof leiden. Hy ver giste zich; al de se wegen leidden oem naar Rome, en slechts n weg van rér naar het geloof door gehoorzaamheid, n.l. langa de onderwerping: Vraagt grj wat ik geloof... ga het vragen in Rome." Doch dit was geene oplossing van het zielsconfl et bij Rrunetière, bat was een daad van blitide onderwerping, meer het ontijdig e;nde dtn de vrucht van de ontwikkel!ag zyas gelooft?. Men had het'elf ie gezien bjj de orerige hoofdmannen van het V.mèricaniame." Mgr. Ireland was naar Rome gereisd om den PAUS iinostig te stemmen voor de moderne" denkbeelden en de aangekondigde publicatie van den kleinen Syllabus" te verhinderen. Toen dit vergeefs was gebleken endeOsserva'ore Romano op 21 Februari den tekst publiceerde van den brief Ttstem benevolentiat" antwoordde Mgr. Ireland reeds den volgenden dag en ook Mgr. Keane: dat zq aanvaardden en beleden alles, wat Z. S. in inmMiiHiMHlllimiiHiiimiiiittiiiiiMr De Italiaansche verschansingen rondom de oase van Ain Zara by TrlpolL Rechts ziet men ia de uitdieping een prikkeldraadversperring, welke vooral by een nacbtelyken aanval, als de vijand eerst d lor de sterke zoek lichten half verblind werd, uitstekend van dienst is.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl