De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 11 februari pagina 3

11 februari 1912 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1807 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Neen, lezer, ik bid n, lees hierna Van Looy nooh Erena over na, noch zelfs den on den Jozef Israël», om slechts Nederlandeche antenis te noemen;... Maar ik wil niet onbarmhartig zijn, waar ik gaarne herbaal: ik zie tegen dese Spaansche Bei»" op. Ik heb er eerbied voor, omdat ze, beter dan walke reeks uit deaen bundel, beter dan de gedichten die het met opzet of meer nadrukkelijkheid doen, de ontwikkeling der Idee voorstelt en onder beeld brengt. Op zich zelf kannen de aesnetten, waar ze nit samen gesteld is, gebrekkig zij», gebrekkig van wege het impressionisme dat Verwey juist vervangen wou door meer-geordend, door opgebouwd gevoel. Maar dat onbeholpen im pressionisme verzekert er eene frischheid aan, die aan de Idee der Vreugde om het Natuur-leven haar bigden glans, hare ade mende bewogenheid verzekert; die ze in een woord mededeelzaam maakt. Deze verzen zjjn niet uit de redeneering van den dichter ontstaan; zjj zjjn de zangen van een liefde; zjj zijn, zooals Verwey zeli ze toe spreekt: Verzen die beeld znlt zjjn van vreemde steden, En van nw dichter die ze door ging, hondend Het hart licht, en een liefde die vergoud snd Uit d' oogen scheen, glansde in zijn vleezen leden "; verzen van onsuiveren toon, van geforceerde en on&ave plastiek, van on voldragen ivthme, van onmachtige factuur, maar die ademen, ten minste, van onbezorgd leven zonder ver dere bedoelingen, die de vrucht niet zjjn van zwaartillige redenatie of den zucht niet dragen naar ragfijn betoog, verzen die ia elk geval, mét bon gebreken, opwegen tegen de volgende, die wél vormvolmaakt zijn, maar tevens levenloos en zniver-cerebraal: Wie zal met taaie zinnen U betoogen Leven, U, Uw Zjjn, Uw Heerlijkheid? Dat te Al-in-Een, en Een-in Al, vermogen En oorzaak U-zelf en geen andren zjjt?" of in dit sonnet (het laatste dezer veelvul dige citaten), eveneens nit de reeks Tot het Leven" genomen, dat, met zjjn knappe techniek, het n-dichterljjkste ding is dat men lezen kan: Leven, zij zeggen van.bet Dichter wezen Dat het iets groots en iets bijzonders it, En toch komt niets in gén mensch opgerezen Of 't is een beeld en een gelijkenis. Door andren hoor ik wetenschap geprezen: Die droomt niet wat maar Schijnt, die leert wat Is. Maar 't eerste Weten, splitsing van ons Wezen, Verbéldt gesplitst eeuwge verbintenis. Zoo zie ik, Laven, en wees Sjj mijn Richter, Niets vreemds in wat elk mensch doet, groot en klein; En 'k zie geen Dicht als droom en 't Weten lichter; Maar alles is Noodzakelijke Schijn; n in die GÜzjjt, dat's de ware Dichter, Maar 'k vat niet hoe Ge in n mensch niet zondt zign. *»* Nu kom ik weer voor den da 4 met mijne Traag: mogen wij zeggen, mag Albert Verwey beweren, dat met den bundel Aarde" alleen nog de ontwikkeling der Idee" bemoeid is, de andere ontwikkeling ik heb ze lang genoeg gekarakteriseerd geheel afgeloopen zijnde? Vinden wij, vindt de dichter, in deze verzen, wij de begenadigende bevrediging, hij de zekerheid van den eigen harmonischen groei-in-menechelykheid ? Is dit, in alle oprechting, waarlijk beter dan wat ik aanhaalde nit de Nieuwe Gedichten" ? Ik zal hier geen woord aan toevoegen: de citaten spreken vaor mij. Zjj zeggen of het geestelijk element genoeg doorleefd en door leden was, zij zeggen of het zinnelijk element genees gedragen en gekoesterd was, om tot kunst te gedijen. Zij leeren of de natuurlijke ontwikkeling" rjjp genoeg was, dat de dichter voortaan nog alleen aan de ontwikkeling der Idee" behoefde te denken. En zij zijn «eer duidelijk in hunne leering, of Verwey werkelijk der Jeugdpoëzie" in haar dubbel verschijnen ontgroeid is, tenzij in zijn eigen meening. Gelukkig volgt op &arde" het boek de Nieuwe Tuin", en op de Nieuwe Turn" volgen nog schoonere bundels. Het zal ons een vreugde zjjn, ze hier met minder restrictie te mogen bespreken, dan dit eerste deel der Verzamelde Gedichten'' ons oplei. *) KABBL VAK DB WOBSTIJNB. *) Het treurspel Tohan van Oldenbarnevell", waar deze bundel op sluit, verkies ik Afzonderlijk te bespreken met Jacoba van Beieren" en Cola Bienzi", de andere drama's van Verwey, in de volgende deelen ver schenen. J, Boeser in bet gelioiw m de Boüwinisl, Marnixs raat, Een nog , onbekende (en aankomende) schilder, wiens werk?naar bet uiterlijk ook voor den min fijnzinnigen schilderij minnaar wel een schrikbeeld moet zijn van onbeliiliiiHiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitininimnmMinimiiiimniiiniiitnmiliinW Hoeveel teeder licht speelt voor de onder wijzeres na o ver den zwarten tijd, die voorbij is l Zy' is heden bij het onderwijs, een milde kleine koningin. Een vrooljjke zelfs. Zy zou zoo graag Martha nog eenmaal zien lachen en maakt daarom de heele klasse een paar keer aan 't lachen. Martha wil ze tóch voor zich winnen, tot eiken prijs. Zjj heeft van nacht wat moois bedacht. Zon de eenvoudige verdedigingsrede, die de waschvrouw gisteren voor de zelf moorde nares uitgesproken heeft, niet overtuigend werken. Wanneer een welbespraakte mond ze luid in de gerechtszaal verkondigde? Ze wil zich met Mar t h a's vader verstaan, wil hem helpen, met geld en alle energie, de beste rechtsgeleerde der stad als verdediger voor z'n vrouw trachten te krijgen. Maar vader zal haar door zijn geachten en bekenden juristen-naam helpen, de belangstelling van den verdediger voor de zaak op te wekken. Vór alles wil en moet zq 'c vertrouwen van het kind bezitten, wil nit den mond van het kind zelf hoor en, hoeveel het van haar moeder houdt, wat de moeder voor haar geweest is. Het geheele gerechtshof zal de macht der moederliefde voelen zooals zjj die heden gevoeld heeft, de liefde die het beste voor liet kind wilde, de vertwijfelde moeder liefde, die in den dood de beste oplossing zag. Zul je voor morgen eens erg mooi schrijven, Martha? Je inspannen voor je moeder, dat ze bly is, als je weerkomt ?" fluistert ze aan 't eind van den schooltijd 't holpenheid en morsige uitvoering. Inderdaad valt er genoeg op aan te merken; er zijn misteekeningen, die deze figuren spins het aanschijn geven van gedrochtelijke wezens en in 't algemeen ziet het werk, zoowel in de vorm als in de' klenrdniding er groeaeljg uit. Maar is daarmee de waarde schatting volkomen? Is het dezen schilder .zoo euvel te duiden, dat hij in weinig gesoigneerden dracht en met nogal linkse h manieren voor 't voetlicht treedt ?... Als er kan toegegeven worden, dat dit werk onrijp te> moge nn eens op de betrekkelijke waarde van den onrypen staat den nadruk zjjn gelegd,- daar de kwalificatie onrijp" zoo dikwijls misplaatst wordt bevestigd. Want in de aanduiding van onrijpheid ligt de erkenning der aanwezigheid van een Jtern opgesloten en hoeveel kernlooze kunst uitingen" zijn er niet, die een valschen schijn van waarde aannemen, door een heel wat meer gefatsoeneerd of ordentelijk voor komen, dan dit werk eigen is. Het vraagstuk over den samenhang, of de wederkeerige verhouding van inhoud en vorm het geestelijke en het stoffelijke deel in het kunstwerk dringt zich hier weer op, en in aansluiting daarmee een verklaring van het belang der technische hoedanigheden. In 't algemeen zij hier alleen opgemerkt, dat de waarde van techniek en bekwaamheid doorgaande meer afgemeten wordt naar den graad van hand bedrevenheid of schoolsche kundigheid, dan naar de karaktervolheid van een uitvoeringswyze, die doeltreffend blijkt tot het openbaren ..van een levenden zin achter de handeling. . Zeggingskracht is allereerste eischdnavan den vorm, waarmee dan «ok de aanwezig heid van een in koud een kern evident is. Maar de zeggingskracht, die iedere rechtstreeksche uiting vam een waarachtige aan doening eigen is, kan meer of minder over tuigend zyn, naarmate de volheid of de diepte van den innerlijke n zin. En vindt juist de praktijk met al de vakkundige ervaringen, weer haar wederkeerige werking in het be vorderen der geestelijke ervaringen en tot verdieping van het gevoel. Daarin ia gelegen de werkelijke beschaving en hoe voller het innerlijk leven van den kunstenaar wordt, en uitgebreider zy'n uitzichten, des te meer zal hjj streven naar volmaking van zy'n ver mogen, dat is in gaven vorm zyn ontroeringen of geestelijke ondervindingen belichamen. Nn kan bij dezen schilder de zelfopvoeding nog lang niet voltooid heeten, maar wat reeds nit zjjn handen kwam, is van waarde om de natuurlijke expressieve macht. En de expressie is, in al haar rauwheid, zoo kantig en spontaan dikwijls, dat veel van deze figuratie's van menschelijke misère aangrijpend werken. Er ia in deze gruwbare voorstellingen der menschely kheid, verbeestigd door lichame lijke of geestelijke ellende, de bestiering van een zekere Zola-istische opvatting; met al die grofheid van teekening is de typeering der aangezichten, de karakteriseering ook vooral der handen, zeer pakkend toch dikwijls te heeten. De beeltenis bijv. van een dee moedige waanzinnige met het treffend en dlepbegrepen gebaar der tastende, dwalende handen (aan de beweging der handen alleen kunt ge den krankzinnige teekenen) is van een schier beknellende natuurlijkheid. Zoo zy'n er veel meer dingen onder dit knnstelooze en nogal flodderi g met pastei gekleurde teekenwerk, waarvan een fascineerende macht uitgaat, alle beelden van haveloosheid, menschen die in geestelijke verstoMptheid of doffe gelatenheid hnn leven van ont beringen en bestaanszorgen van den eenen in den anderen dag uitduren. De kern of inhoud van deze kunst is hier mede iets nader aangeduid en my'n doel was daar nadrukkelijk op te wijzen. Want die kern is van te meer beteekenis wijl ze een element bevat, dat in onzen tjjd echaarscher wordt: het dramatische. Versierende of decora tieve neigingen zy'n overheerschend in de tegenwoordige strevingen. Dit werk echter toont een verwaarloozing in het streven naar schoonheid door verfijning en veredeling van kleur en vorm. Maar het getuigt van een scheppingsdrang uit de mededeelzaamheid van menschelyke ontroering, van een roman tische gezindheid zelfs, en kan deze schilder door een zelfkeur met zy'n wat al te boute uitingen tot verdere beschaving komen, dan is er kans, dat behalve de aangrijpendheid die zijn weik soms al heeft, ook door een meer st yl volle houding zy'n uiting aan grootschheid zal winnen, en wat nu nog te veel een natuur-getrouwe voorstelling van verschil lende schoreme typen uit de gemeenschap mag heeten, kan dan wellicht een algemeener uitbeelding van menschelyke ellende worden. W. STBBNHOFF. Veere, Heemschut Veere is een der vele steden die van het stil kapitaal der schoonheid leven, en leven blij ren konden. Ieder bestuur in ieder ander land ziet tegenwoordig naast de aesthetische de practische waarde van zulken stedenadel kind in. Martha knikt. En nn is werkelijk de weg naar het kinderhart gevonden, Men kan den anderen dag aan ieder der stijve letters zien, hoeveel toewijding het kind in het moeilijke werk gelegd heeft. Gerda Rode kan verheugd zjjn. Voor moeder" laat ze Martha nu voortaan alles leeren, alles doen. ., Voor moeder" verzet het kind zich tegen haar droomen. En aldoor meer. Als de onderwijzeres op den weg naar huis, die nu juist, met een omweg van een half uur, door het fabriekskwartier loopt, het eene punt in de ai al van 't kind aan roert, waaruit alle leven straalt, dan vloeien de woorden van de ichnwe lippen, en ieder woord is voor de onderwijzeres leerstof, voor de vrouw heerlijkheid, voor de juristendochter materiaal. Zy zet haar zaak door. Zy heeft er haar lammen vader voor weten te interesseeren, en met een aanbevelingsbrief van hem den advocaat opgezocht, op wien na beraadslaging met Martha'd vader en haar collega de keus gevallen is. Dat was een aangrijpende beraad slaging. Zy' had nog nooit een man zoo zien huilen, een hart zoo zichtbaar zien sidderen door de ribben en spieren van een reus, als dat van dezen berpuwvollen misdadiger nit de yzerfabriek. Hy had z'n vrouw tot haar daad gedreven. Zij had hem immers gezegd: A.ls je nog eenmaal die onschuldige kinderen slaat en zulke godslasterende woorden gebruikt, spring ik in 't water. My'n arme, vroolyke kleuters zullen geen wilde beesten worden. in. Ziet de Veersche gamesnte-regeering dit in? In der tijd is het binnenkomen in het kleine stadje vlak bij de Groote kerk (het hospitaal) vernield door een ry huisjes, die EOO niet geheel, toch gedeeltelijk, op grond, die van de gemeente was, staan en welke buitjes, als een stadsbuurtje vol arme aanstellerij, het schoon verminderen van de andere arme maar oude, wrakke maar schoonverweerde gebouwtjes, die voor den schilder den rijkdom der kleuren hebben en voor den bouwmeester het bevallige of stoute of edele der verhoudingen. Ik heb in een alge meen gehouden artikel (wellicht met enkele satirische opmerkingen over bepaalde ge vallet.) indertjjd een protest geuit dat zeker nog forscher had kunnen zijn. Daarna is in Walcheren een vereeniging Nehalennia" opgericht, als onderdeel der grootere Heemschnt". Het oprichten heeft goede gevolgen gehad. Onlangs is ter sprake gekomen het af breken en weer opbouwen van de katholieke kerk te Veere, die daar op den hoek staat van markt en havenkade an die tusschen het oude huisje de Kolve" en het goede hulpje de Fortuyne" staat. Wat na het af breken weer gebouwd zou worden, was als bouwwerk niet aan te bevelen. Er kwam een protest in den Middelburger en in den Nieuwe Rotterdammer. Ik wist niet wie de schrijver was, maar het was iets dat goed deed. Ik was bijna begonnen te prijzen, wat in deze geen lof verdiend heeft. Ik dacht, dat het gemeentebestuur van Veere zich uitgesproken had in dit artikel (hoewel het my verwon derde); ik dacht dat de raad, de burge meester, de wethouders bekeerd waren; dat ze een geval van ontsierinp, als door een andera kerk op da kade, wil dan voorkomen; dat ze inzagen dat ze gezondigd hadden. Ik had hun een mooien krans willen laten vlechten van eerbetoon. Ik dacht dat ze zorgden, dat het by' n verdronken kalf bleef en snel de put gedempt hadden voor verder verlies. Ik had verkeerden geprezen, had ik mijn voornemen volvoerd. Twee anderen komt lof toe; in gelyke mate. Aan het katholieke kerkbestuur, dat willig zwichtte voor goede redanen, en een wijziging in de plannen bracht, en aan Nehalennia of het lid daarvan, die beiden of alleen de schoon heid van Walcheren wilden handhaven, herstellen, weer willen doen opleven. Deze vereeniging kan neg veel doen. Juist omdat Zeeland klein is, zy'n da aanrakingen onder ling er direct, en juist daarom is het mogelijk, dat zulke vereenigingen, geleid door de goede krachten, grooter invloed hebben dan in grooter gewest. Een verzoek yolge; iets dat reeds lang in my'n gedachten is... Er is in de vele oude steden en stadjes van ons eens rijk, nog niet arm land, een goed werk te doen. Ook hierin handele de vereeniging Heemschut en hare onderafdeelingen, die onder welken naam ook hetzelfde zui vere doel beoogen. Het dett.il aan de oude huizen aanwezig worde in teekeningof inphoto verzameld. Want naast dit, wat de oude wo ningen aan groote of sierlijke verhoudingen bezitten, schuilt er nog allerlei aan ze, binnen of buiten, wat da moeite waard is. Wordt dit niet verzameld, dan zullen botten en knoppen van de Roos der Schoonheid binnen kort vermist, en voor da lateren voor altyd onvermeld bly ven. Er sy'n allerlei fijn heden of dartelheden van den menschelyken geest nn nog te vinden, die een felle zucht tot verwoesting binnenkort vernield hebben za!. Ook hierin moet meer voor de kleine steden en dorpen gezorgd worden dan voor de groote, waar altyd genoeg ichoonheid-lievenden zy'n om het schoon zoo noodig te verdedigen. Ik weet deze beide dingen van dichtbij en uit ondervinding; ik ken de kleine stad en haar onverschilligheid voor haar eenigen rijkdom en de zorg van de groote stad voor wat haar nog rest van vroeger en tijd... Hoe ik my' dit denk, dit bewaren? Een teekenaar aan te wy'zen voor een streek, of voor een stad, ware een ideaal, en toch vervulde het misschien de verwachting niet. Beroep werd wat liefde moet blijven, taak werd wat telkens opnieuw verrassing moet zy'n. Het bette ware zoo de schilder»dit wilden inzien wat ik hier voordraag, en met genegenheid allet verzamelden wat het oog verratt of verrukt. Zy konden dan niet alleen de ge y els t eenen teekenen en de engelen op bazuinen laten toeteren in den boog van een deurpost, ze konden ook de balken teekenen die in Gothische letters by'belsprenken be waren of andere, waar de Zaenwsche opzwemmende leeuw zich boven water houdt in het midden, en die ter zijde een versiering vertoonen van regelmatig weerkearend figuur; ze konden den Schotschen distel vinden; en een sleutelgat, geflankeerd door twee dolfijnen. Ean tentoonstelling kon dan alle deze dingen aan hen vertoonen, wien dit niet zonder belang is, en daarna kon dit alles, geklasseerd, in bewaring gegeven worden, waar het thuis hoort: aan de Technische Hoogeschool. Ik weet dat er nog vele verrassingen verborgen zouden blyken te zy'n en ik weet dat een En toch was de duivel nog eenmaal in hem gevaren om wat aangebrande linzen. Nu zou hy ze graag eten. ledere beet smaakt hem buitendien nu toch als aangebrand. De ervaren collega van Gerda had bargen gemeend: Ominl Nn zal je vrouw ze niet meer laten aanbranden I Dat weet je wel. Na zoo'n les. Zooals zij met den reus praten kon! De jonge onderwijzeres bewonderde haar aldoor meer. Vooral wanneer men het groote, barsche meitjo maar goed kende. Gerda had haar eenmaal, na een gemeenschappelijk bezoek aan den gevangene, haar krachtige hand willen kassen. Toen had ze, in plaats van het toe te staan, Gerda eerst afgestooten, maar plotseling in haar armen gesloten en gekust. Van de winkels te vertellen, waar deze onverwoestbaar praktische stof te kry'gen was, scheen het eenige zwakke punt in het groote denken van dit meisje. Kleurend en half met tegenzin vroeg Gerda eens: Welke winkels zy'n het? Het was haar eender. Ze had de som, die ze van haar traktement voor kleeren bestemd had, tot de helft verminderd, omdat ze voor andere dingen zooveel noodig had. De verovering, waartoe haar met moeite volgehouden elegance niets had geholpen, was haar nu gelukt. Martha had haar schuwe ziel wyd voor kaar opengelegd. Zij liet de onderwijzeres niet uit haar oogen gaan, liep enkele schilder, als Tholen, van zelve ver zamelde en noteerde wat ik zoo gaarne in teekening, in veiligheid gebracht zag. Muiea. De meeste begrootingen onser musea zijn klein. Er moet das met schranderheid gehandeld worden, zullen we iets kunnen aankoopen voor het land, en iets bewaren kunnen van de schatten die van tijd tot ty'd bier door de geesten gemaakt worden. En toch gebeurden er en gebeuren er nog steeds groote geldverspillingen in deze musea. Deze geschieden zelden door het aankoopen op ontijdig oogenblik van minderwaardige osde werken; deze geldspillingen gebeuren nog door het niet tijdig aankoopen van modern wert. Het museum leeft van den kry'g" in den slechten zie. Het verwacht steeds dat par ticulieren zullen aanvullen, wat het bestuur naliet. Want het gaat niet aan steeds naar de geldmiddelen te wy'zen en te zeg jen: non possnmus, het ware b.v. de zaak geweest, indertijd te koopen tegen de uiterst lage pryzen die besteed werden voor de baste werken van de Hollandsche school. Wat deden toen de directeuren en wat deden toen de besturen die in menigte zwermen om de bestuurders dier openbare instellingen? De directeuren vergaarden wellicht wetenschap, waar ze zich van geen kunst bewust waren. Maar hoewel alles te pryzen is wat het wetenschappelijk bezit vermeerdert, ze waren daarvoor niet aangewezen; ze behoefden daarvoor niet aan het hoofd dezer instel lingen te staan; ze konden dit, ergens op een kamer zittende, doen, waar ze niet met het geld der natie te maken hadden, noch in de gelegenheid waien die natie durend te verarmen. Want deze wel-gezetenen hebben het laad een schaégedaan, te groot om te beseffen. De Marissen, de Mauves, de Israëls, de Weissenbruch's ge moest ze hier in menigte kunnen vinden, iu de openbare tentoonstellingszalen. En wat vindt ge, had den Drucker en Mesdag niet geschonken wat het land miste? Wat zonden we kunnen t o on en van wat toch een bloeitijd was, zoo we den vreemden alleen konden laten zien' wat deze- slechte opzichters-der-schoonheid verzameld hadden met hun angstige onkundeder-schoonheid! En welke schaéhebben ze niet gedaan, en zullen ze over e en wen nog doen l Moeten zy°, die de Hollandsche school der 19de eeuw bestudeeren, dan naar Schotland, Canada, Amerika en verder gaan om volledig te leeren kennen, wat hier in uitgezochte werken aanwezig moest zyn en kon zijn, ty'dig gekozen door de stoutmoe dige bezonnenheid van werkely'k schoonheidgevoeligen, die het tydalyke scheiden konden van het blijvende, en niet aarzelden in schrale onwetendheid l PLASSCHAERT. Berichten, GEOBQ BEANDEB. Ter gelegenheid van den zeventigsten verjaardag van dezen Deenschen auteur, op den 4en van deze maand, werd door zy'n uitgevers te Kopenhagen een geïllustreerde editie van zy'n werk over Shakespeare uitgegeven. In de Koninklyke Bibliotheek te Kopenhagen zal een verzame ling geschriften, op hem betrekking hebbende, den grondslag vormen van een Brandesarchief. Brandes heeft beloofd alle hand schriften van zy'n werken, alsmede de in zijn bezit zyn de uitgaven en vertalingen daarvan, aan deze verzameling te schenken. HEKRY LABOUCIIEEE. Da erfgenamen van dezen onlangs overleden, ook bij ons te lande wolbekenden, journalist, hebben de samen stelling van zy'n levensbeschrijving opgedragen aan zyn neef Algar Thorold, die reeds meer dere werken heeft geschreven. Deze houdt zich aanbevolen voor inzage van alle mogelijke geschrifte»als brieven e.d. welke hem bij zijn werk kannen dienen. Natuurlijk zal al het hem toegezondene aan het adres van Truth, Carteret Streef, Westminster?naar zy°ne verzekering met de meeste zorg worden behandeld en behoorlijk teruggezonden. MEMOIBS OF MANY MEN is de titel van een werk van M. B. Field, waarvan binnenkort een herdruk zal verschijnen. De schrijver was eeen Amerikaan, die bevriend was met Thackeray en die met verscheidene beroemde mannen van dien tijd in aanraking is geweest. De eerste uitgave van het boek verscheen in 1873 en bevat vele anecdoten omtrent Dickens en Thackeray, terwy'l er ook aardige herinne ringen in voorkomen aan Napoleon III, Macaulay, Palmerston, Disraeli, Thiers, Guizot, Emerson, Lincoln, Jenny Lied, e. a. JULES LEMAITKE geeft een serie lezingen over Chateaubriand, welke later in boekformaat zullen worden uitgegeven. LOBD LYTTON is bezig een biografie te schrijven van zy'n groot va Ier Edward Bul wer Lytton, maar het is nog niet zeker wan neer het boek zal verschijnen. De in 1883 verschenen levensbeschrijving van Bulwer Lytton door zy'n zoon, loopt niet verder dan tot 1833; het te beloofde werk zal ook belangrijke gegevens bevatten uit de laatste veertig jaren van zyn leven. ROBEBT BROWNING. Ter gelegenheid van den honderdsten geboortedag van E ober t Brow ning op 7 Mei a.s., zal een Jubileums-uitgave van zyn werken verschijnen in tien deelen, gedrukt met flinke letter op fraai papier en met een bibliographische en verklarende inleiding bij elk gedicht door dr. F. G. Kenyon. De oplage van deze editie is beperkt tot 750 exemplaren, waarvan 500 voor Enge land en 250 voor Amerika. Elk deel zal een portret van Browning als frontispiece bevatten; verschillende van die portretten worden voor het eeret gepubliceerd. De gedichten zullen chronologisch worden gerangschikt. De beide eerste deelen verschijnen tegen 7 Mei, terwijl de geheele editie dit jaar compleet wordt. BOEKVBBKOOPISO TB LEIDEN. Bjj de firma Burgersdyk & Niermans Templnm Salomonie", zal van 21?27 Februari eene boekverkooping gehouden wotden welke zich uitsluitend beweegt op het gebied der ge neeskunde en aanverwante vakken, chemie, pharmacie, natuurkunde, wiskunde, sterrekunde, zoölogie, botanie en geologie. Zij omvat over deze wetenschappen plm. 3300 nrs o.m. afkomstig van Dr. H. G. J. van Doesburgb, arts te den Helder, H. van Lmnteren, botanicus en tuinbouwkundige te Utrecht, waarby het anthropologisch en natuurweten schappelijk gedeelte der boekerij van Baron G. W. W. C. van Hoëvell, oud-gouverneur van Celebes en onderhoorigheden en de boekerij van een oud-hoogleeraar in de chemie. De catalogus ia verkrijgbaar, en alles is 19 en ?0 Februarie te zien. . Daar het tegendeel niet ge vorderd is, behoef c een schrijver zich niet bij de inzending van n enkele novelle te be palen. Maar bescheidenheid zal ook hier als een sieraad worden aangemerkt. IIIIMlIIIIIIIIIIIHMIIIIIUMtlMIMIIIIMHI 40 cents per regel. BOUWT te NÜNSPEET. Inlichtingen bühet bouwbureau A r t i". aldaar. DELAONAY BELLEVILLE AUTOMOBIELEN. Hoofd- Acent roor Jfederlandi J. LEONARD AMSTERDAM. J. LE MINJE, Amsterdam. OUDE GENEVER merk Nectar". ? 1.38 per D literflesch. WIJNEN, COGNAC etc. Badplaats in ZuidTirol. Heerlijk klimaat. Seizoen September Juni 1910/11 30826 Dadgahten. Stedelijke Knr-en Badinrichting. Zanderinstituut. Komdwaterinrichting. Koolzuur- en alle geneeskundige baden. Zwembassin. Inhalaties. Druiven-, Mineraalwater-, terrein- en openlucht ligkuren. 4 gekanaliseerde hoogebronwaterleidingen. Theater. Sportterrein. Concerten. 20 Hotels Ie Rang. Sanatoria. Talrijke pensi ons en villa's voer vreemdelingen. Prospectus gratis bij de Kurvorstehang. LUG-ANO Hotel Bristol. (ITAIIAANSCHE MEREN), Schoonste Win ter- en Voorjaar-verblyfplaats. 1ste kl. Hotel, prachtig gelegen, met gr. Panorama. Kamer vanaf fr. 4.?, Pension vanaf fr. 9.?. Eigen.: C. CAMENZUND. Prosp. gr. en fr. Intern. Verkeersbureau Raadhnisstr. 16, Amsterdam. haar buiten schooltijd als een schaduw na, wachtte na schooltijd als een trauwe page op haar en legde haar handje in haar hand, als hoorde bet zoo. Zij was ecüter het egoïstische en trouweloosste wat men vinden kan in het bedriegelyk gebied der liefde, deze kindergenegenheid! Want zoodra zy de hand van de onderwijzeres om de hare voelde, begon de kleine vroolyk te babbelen over de aanstaande terugkeer van moeder. En den grooten dag in December, den dag na de bewogenste rechtzitting, die sedert lang in de stad plaats had gevonden, de jury had de zitting tot middernacht gerekt dien dag, dat Martha te laat op school kwam en des ondanks trotsch over de biddende klasse schreeuwde: M'n moeder is er weer!" dien grooten dag was de onderwijzeres geheel vergeten. Het kind keek over haar heen met lichtende oogen. In het speelkwartier hing zy maar even om haar hals en jubelde in een oogenblik wel tienmaal: M'n moeder is er weer!" En na de school was ze snel als de wind weg, eer de onderwijzeres haar hoed zelfs vastgestoken had. Een py'nlijke beleediging had haar zalig hart bezeerd. Maar dat was wel goed. Heer lijkheid en leed geven een zoeten weemoed aan de ziel van een jonge vrouw. Zonder gevoel van leed zon deze ry'kdom en vreugde beslist tartend geweest zijn. Het blonk haar immers uit alle oogen tegen, hoewel bedekt, zooals onder het personeel, het: Bravo. Flink gewonnen!" En bovendien dat geluk in de kamer der armen. Ja, zy kon de pijn van haar wond best verbijten. Zy' kon het ook verdragen, dat Martha twee weken later, midden onder het feestelijke gezang, met achterlating van pop, wagentje, koek en pantoffeltjes, met een schellen kreet wegliep van het kerstfeestje, dat G ar da voor de drie kinderen aangericht had, en waartoe ze de moeder opzettelijk niet had uitgenoodigd. Ik dacht op eens, dat moeder weer weg was! legde het meifje, dat nog over haar heele ly'f sidderde, Gerda uit, toen ze later met de kinderen en de heele speelgoedwinkel na kwam. Je bent een leely'ke spelbreekster l" plaagde de strenge onderwyzeree. Maar ze had toch teere gedachten voor het kind toen ze in een prettige stemming naar huia reisde, in een goed verwarmde coupédetde klas. Het kwam er immers niets op aan, of ze eerste, tweede of derde reisde, meende ze. Ze ging naar huis, naar haar ouders, niet naar de luitenantsfamilie aan den Ry'n. In den zomer, wanneer ze er geen baltoiietten voor noodig had, zou ze misschien haar zuster bezoeken. En het danslied mag graag verklinkenl dacht ze. Zy' had een andere melodie ge vonden, een groote, vrije. En die beviel haar goed ondanks de ernst ervan.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl