Historisch Archief 1877-1940
Na 1807
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
In dan tuin van een der Boidaert tehuizen.
Overwin het kuade door het goede.
We denken tegenwcordig al wel zoo modern
(het is sells do bon ton" zulks te doen) dat
men zonder vrees voor groote beroering een
scherp oordeel kan uitspreken over de waarde
en het wezen van het ouderschap. We zien
niet meer zóconventioneel-kortzichtig d air
alleen het onaantastbaar-goede, staan er meer,
als ik het zoo zeggen mag, als wetenschaps
mensen tegenover, zien feiten, ièn personen,
constateeren haast als een geval": dat zeer
dikwijls het ouderlijk tehuis een ongewenccht
milieu ia voor een kir d. Trouwens, zoolang
we maar rustig-zelfgenoegzaam voortgaan
ons en onzen kring batten die algemeene
waarheid te schakelen, is de door mij be
doelde uitspraak nog al gevaarloop.
Wanneer het ouderlijk milieu en de neigin
gen (aanleg) van bet kind niet harmonieeren,
en de ouders ook geen pogingen doen om 't
tehuis voor bet kind begeerlijk te maken,
dan kiest het zelf een ander milhn, eerat
de straat, later de kroeg. Wanne»r dergelijke
kinderen normaal van aanleg zijn, worden
ze ondanks dat nog wel brave burgers, wier
anti-socialiteit zich. hoogstens bepaalt tot een
gemoedelijke, gemakkeljjk-Hollandsche passi
viteit en door de defants de sa qnalité" nooit
aanstoot zal geven.
Eerst wanneer de anti-secialiteit ch actief
uit, worden we wakker en zinnen we op mid
delen om dien on-maatschappelijken invloed
te doen verdwijnen. Dan aignaieeren we
gaarne den invloed van het ouderlijk milieu
en houden roerende sermoenen over crimi
naliteit onder de jeugd, over heriditeit en?.
En de on-sociale individuen gaan, tot wij
uitgeeermoend zijn, raar Alkmaar, Montfoort,
Haren....
Overwin het kwade door het goede".
D44r denken we niet aan: 't is zoo eenvou
dig, zoo simpel, zoo onwetenschappelijk.
Overwin het kwade door het goede. Hy,
die het zei of neerschreef, of wien het toe
geschreven wordt, zag waarschijnlijk tooit
zielkundig-diep de oorzaak van het kwade,
wél freule E. Boddaert, in baar tehuizen
voor schoolgaande kinderen. Zij heeft diep
in verworden menachenlevena geschouwd en
weet, dat het kwade niet door den aanleg
kwaad ia, maar door den groei. Tegenover
dezen groti, die optreedt in de jeugd van
het individu en voornamelijk bevorderd wordt
door de onvoldorndheid der huiselijke
omgering en den invloed van een andere,
noodUIT DB NATUUR.
Inktvisschen.
Het verwondert mij heelemaal niet, dat ik
dezen keer zooveel vragen om inlichtingen
ontving; ik dacht wel, dat de fossielen uit
het laatst van het primaire
tijdvak, die wy in onze
steden by duizenden dage
lijks onderde oogen krijgen,
de belangstelling van mijn
lezers zouden wekker.
Be vragen om inlichtin
gen betreffen bijna alle de
namen der dieren, die ik
noemde. De vorige week
heb ik al op bet een en
ander geantwoord door een
opstel over moderne en
fossiele zeelelies. Ik had
echter door de groote af
beeldingen weinig
tekstruimte en moest mij dus
beperken.
Het is inderdaad een
van de grootste bezwaren
bij het bestudeeren der
geologie, dat men de fos
sielen niet missen kanen
daartoe heel wat weten
schap noodig heeft van de
thans levende diersoorten.
Het Ijjkt echter meer dan
het is, doordien w|j op
school in den regel juist
niet aan de dierklassen toe
komen, die een hoofdrol
speelden in de oudere tijd
vakken der
aardgeschiedenia. Zoo ia het ook met
de inktvisscher, en vooral
met de orde, waartoe nauti
lus en ammonshoorns ge
rekend worder.
Maar «l was het niet
om die voor de geologie
onmisbare kennis, de bio
logie der inktvisschen moet
wel ieder interesaeeren;
want het zijn buitenge woon
belangwekkende dieren; zij trokken al in
de oudheid de aandacht en werden geza
menlijk polypen, polypoden of veelpooten
genoemd. Enkele komen ook op onze kusten
voor; en, aldus behoorende tot de
Nederlandeche fauna, verdienen deze weekdieren
iets meer dan het stilzwijgen, dat er op de
meeste scholen over bewaard wordt.
Wat een weekdier, een mollnsk, is, weet
gedwongen-aanvaarde, plaatst zij haar,
wel met de eischen van htt kind rekening hou
dende, omgeving, baar goeden invloed.
Dus geen nitzonderings-maatregelen: het
kind blijft in de maatcchappy'.
Dat is een nobel en practiech principe.
Terecht is freule Boddaert er trotsch op,
dat zij de kinderen houdt buiten de tucht
scholen, waar zij door h»n txceptionneele
behandeling het krenkende ervan even
buiten beschoo ing gelaten zich zelf
anders zien dan andere kinderen, hun eigen
afwijkende persoonlijkheid te sterker vcelen
en dus opzettelijk rader gebiacht worden
tof hun criminaliteit en die noodzakelijk
gaan beschouwen als 'n integreerend deel
van ch zelf. Buitendien ia er van een
systeem, dat zoo in de hoogste mate grie
vend, stuitend en den kinderen antipathiek
ip, nooit iets goeds te verwachten.
Het geheim van fr. Boddaert's succes
want dat heeft ze is juist, dat ze de
kleine aspirant misdadigers behandelt geheel
als gewone kindeien. Ofschoon de bengels
natuurlijk zich drsmmels goed hun
miedadigerscbap, hoe gering ook, bewust zijn, bij
hun inkomst in het tehuis, een dergelijke
houding wekt vertronwer, bouwt, van den
eersten dag af, p.
Met bizonder veel genoegen heb ik zelf
tusschen de bevolking van het Ie tehuis in
de Nic. Beetsstraat 121 aan tafel gezeten,
zelf ontleed de stemming, de t f eer, den invloed
van de leidsler. Een oogenblik was 'k even
ontnuchterd: 't was tégewoon. Maar ras
begreep ik, dat die gewoonhe'd de deugd
van deze instel,ing is, dat de minste gekun
steldheid, de geringste uiting van 'E systeem,
het feauis en dis werk onverbiddelijk zon
hebben zeoprdeeld. Dit normaal aan-tafel
zitten, of 'i kinderen waren zonder af wijkingen,
ia op zichzelf al 'n bereiking.
Wanneer ze daar zoo matig hun in-schil
gekookte aardappels pellen, handig zich
reppen met mes en vork, krijg je geen
oogenblik des irdrnk, dat van die kinderen
enkelen op zesjarigen leeftijd aan 't hoofd
stonden van rooverbender, goede en geregelde
klanten waren van den opkooper, dat
van deze genoeglijke, kind-zachte gezichtjes
vele slechts onder bruggen den slaap vonden,
dat een der meiejea uit de Montfoorteche
tuchtschool komt, waar ze 'n onhandelbaar,
gexueel-gedegeneerd en miedadigtype waa,
dat de jongen, die daar lachend en
echtverheerlykt 'n kop thee voor me brengt,
een rooverhoofdmannetje was, die er z'n
menschen voor had" om te stelen en zelfs
in het tehuis nog 20 gulden wegnam om
ze in 't Vondelpark te begraven.
ieder wel; al was het alleen door den
wetenschappelijken naam, die in dit geval eens
werkelijk tot ieder spreekt.
Het zy'n ware weeke schepselen, dieren
zonder harde deelen in hu a lichaam, zonder
geraamte dus; toch scheiden vele, zooals de
huiejesslakken, oeiters en mossels een huif j e
Een Coligo; een decapode, die soms op onze
kusten voorkomt.
of een schelp af; ook vele soorten
inktviaechen, maken zich een inwendige
kalkplaat of pijl, maar er zy'n geen geledingen
tusschen de harde deelen, zooals bij insecten
en kreeften; hoogstens kunnen de beide
kleppen van een mosselschelp naar elkaar
toe worden bewogen of gesloten.
De klasee der weekdieren nu, die, in den
regel het eerst in de leerboeken genoemd
Er wordt hier nooit iets weggesloten en dna
dikwijls iets gemist, maar hoe goed een
dergelijk onbeperkt vertrouwen werkt, toont
een meifje uit het Lnthercche weeshuis te
'g-Gravenbage, dat 2 jaar lang 'a nachts
opstond en met valsche sleutels verschillende
diefstallen pleegde; ze ia nu 3% jaar in het
tehuis en ze heeft nooit iets weggenomen:
dat pleit tevens tegen weeshuizen met hun
haast kerkerachtig opslnitingst ysteem.
Aan tafel zijn de kinderen levendig en
ongedwongen, gretig er op uit om 'n
moeilyk raadsel te zeggen of 'n aardigheid
te plaatsen, 'c Is 'n genot te zien, hoe ze
niet gekwc ekt worden tot manier i ge,
uiterlijkbeschaafde jongens en meisjes, B aar tot
flinke, ernstige, leuk-gnitige, gezond-onden ?
gende kinders, vroolijk en levenslustig allen.
En c'ui is het werk van freule Boddaert,
die nooit straft, nooit verwenscht, nooit
verwijt, in tegenstelling met ouders en
onderwijzers: de omgeving hier is bovenal
mild en begrijpend. Haar grondslag mag
deernis zijn, tot ziekelijke sentimentaliteit
ontaardt zij niet: 't ia hier allee even
aimpelprastisch en gezond.
Het tehuis beschikt slechts over 'n geringe,
betrekkelijk onvoldoende ruimte; 'n gewoon
huis met 'n vrije etage, en achtereen plaattje.
Meer ruimte om het comfortabeler en rij
ker in te richten acht ik niet gewen echt,
wél om daardoor de kinderen rog meer af
leiding te geven, waar ze nu bijna uitsluitend
aangewezen zy'n op de werkkamer en den
tuin. Die werkkamer is 'n miniatuur si
jdzaal, waar de jongens wel hun aangenaamste
uren doorbrengen, buiten die misschien welke
ze wijden aan hun tnincultunr.
Verder vinden ze beurt om beurt gere
gelden arbeid in de keuken, wat een prettige
ze fwerkzaamheid bevordert. Al het huis
houdelijk werk wordt door de kinderen zelf
uitgevoerd.
Op twee moderne beginselen moet ik hier
nog evei wijzen. Evenals op sommige scho
len oefenen zich n jongens n meisjes in
handwerken en het resultaat ip, o goden:
dat jongens bevattelijker, handiger en dank
baarder leerlingen zy'n dan meitjep. Ik heb
Btaa'tjes van hun arbeid gezien, die inder
daad bl|jk gaven van intelligentie en smaak.
Verder ia de leefwijze vegetarisch en oor
met uitstekeide zeeultaten, zoowel wat be
treft de toeneming van het lichaamsgewicht
als afneming der prikkelbaarheid. Het is
wel eigenaardig, dat freule Beddaert geregeld
na 'n Zondag thuis doorgebracht, waarop
vleesch gegeten werd, constateerde- andere
invloeden uitgeschakeld een grootere
prikkelbaarheid.
Feitelijk zou ik nog meer bizonderheden
van de inrichting van het tehuis kunnen
vertellen, maar 't is mij er meer om be
gonnen het dikwijls gesmade principe naar
voren te dringen, met den verholen wensch,
dat ou: er d en onderwijzers het meer tot-het
hunne maak ter.
Wel zijn de 25 kinderen, die ik in het Ie
tehuis zag, waaronder 'n stok of 5 meisjes,
allen voorbeschikt", kinderen cf klein
kinderen van alcoholici of beroepsmisdadigers
meest, maar door op hen dien a'enpel te
drukken, staan ze als bannelingen in het
leven en kunnen niet anders dan uit
zelfbehoud anti- sociaal reageeren. Ik weet
we>, dat dergelijke individuen in 'n klas lastig
zijn, en bijwijlen verderfelijk werken, maar
'n onderwijzer is ook niet voor z'n gemak
geboren en het is een zeer af te keuren be
ginsel: de kinderen naar een z.f. strenge
school te sturen. Het zijn juist in deeerate
plaats zij, die naar een zachte school zouden
moeten.
Er is wat gelachen en smadelijk gepraat
toen freule Boddaert haar tehuis in 1903
opende en ook de ouders der voor het tehuis
in aanmerking komende kinderen beschouw
den het erten- en boonenhuih" met wan
trouwen, wat jammer was, omdat het ouderlijk
gezag we1, het bestwil van 't kind niet een
plaatsje ia ingeruimd in ons B W. Maar
toen de resultaten goed waren, volgde aldra
wordt, is die der Koppootigen of der
Cephalopoden; wat precies hetzelfde beteekent;
(cephalus =: hoofd).
Ook deze naam is zoo kwaad niet ; want
de dieren, die er toe behooren, hebben hun
acht of tien pooten inderdaad aan den kop
zitten; je zon zegteu op hun kop. Men kan
die pooten evengoed armen of grijpannen
of tentakel noemen ; hetgeen voor de afwis
seling ook dan wel eens gedaan word r. Die
pooten zin haast altijd van talrijke zuig
nappen voorzien, die in een of twee rijen
staan, al naar het geslacht. Deze tentakels
omsluiten met hun basis den bek van het
dier."
ian den 'kop glinsteren een paar groote
oogen, die zoo ijselijk staren en tegelijk van
kleur en uitdrukking kunnen wisselen, dat
het akelig is er in te zier. De bek zelf
is van buiten niet te «ntwaren; hij zit een
eindje diep in het zuig- of mondgat; en
bssteat uit twee geweldige, hoornacbtige
kaki-n, die wel wat van een papegaaien-bek
hebben; maar meer nog lijken op
tweekatteniagels, of als het de groote polypen of
kraken betreft, op twee reusachtige
tijgernagtls, welke tegenover elkear zijn geplaatst.
De kop van zoo'n inktvkch steekt in een
zak of mantel, waarvan by sommige soorten
een groote spleet rondom, bij andere een of
twee kleinere is open gebleven ; dat is de
mantelspleet; deze moet het ademwater op
nemen, dat t aar de kieuwen wordt gevoerd,
die, met hart en maag in den lijfaak of den
omgeslagen mantel verborgen liggen. Da
moderne inktvieschen hebben twee kieuwer,
de antieke en fossiele, dit zijn de echte
nautilussen en ammonieten, hebben of had
den er vier.
Dan dragen sommige f>an den buitenkant
van den mantel nog een paar zoomen of
lappen, die zooveel als de vinnen van het
dier zy'n.
Uit de kieuwholte voert een pijp naar
bniten ; deze, de trechter geheeten, is de
buis e f siphon, waaruit het dier het opge
nomen water met geweld kan verdrijven;
zoo snel en sterk zelfs, dat het bij groete
dieren een paar meters hoog boven opspuit,
als zit het dier nog een halven meter onder
water; kleinere soorten natuurlijk
naarvenant.
Dit uitspuiten ia tevens een middel voor
het dier, om met een ruk, pijlsnel een heel
eind echternit te schieten. In den regel
beweegt het sich met zijn koppooten over
den bodem en den at eenigen oever; als het ver
kiest, gaat het veei sneller dan men van zoo'n
slap beest verwachten zon; maar bij gevaar
past het de pbysische reactie of w
romde oprichting van de vereeniging Tehuizen
voor schoolgaande kinderen", herdoopt in
Boddaert-tehuizen voor s. k." Deze ver
eeniging geniet een subsidie van ? 3000 van
de gemeente, maar heeft daardoor eenigszixa
de moreele verplichting een 3e tehuia op te
richten. Doch daar is veel geld voor noodig,
wanneer men weet, dat de tehuizen in de
Nic. Beetstraat en Amaliastraat ieder ±
? 3500 per jaar koster». Al maken ru de
jongens zelf evenala voor het tehuis in de
Amaliastraat stoelen, toch kost alleen de
installatie al 'n paar duizend gulden.
Gelukkig weid er al steun toegezegd; de
dames mevr. Koëll, mevr. Cremer en mevr.
Laboncbère zullen een propaganda-comit
vormen en vcor zulke dingen weten we dat
er veel is in a name". Het adres van den
penningmeester, mr. H. L. A. V i s s e r,
Keizersgracht 528, Amsterdam, kan ik daarbij
gevoeglijk even in herinnering brengen.
HESSKL JONGSMA.
Ook een auto.
Het zonderlingste spannetje van trekdieren,
dat ik ooit gezien heb, was het eigendom
van een kennis van mij te Leiden.
Deze bad van een sigaren-plankje en vier
ronde kurkschijfjea met zorgvuldig tot assen
verbogen spelden een alleraardigst wagentje
gemaakt, -waaraan twee dunne draadjes be
vestigd waren, die met goede lijm werden
vaat geplakt aan twee slakkenhnizen.
De hulpjes-slakken (ze behoefden daarvoor
henach niet gedresseerd te worden) gingen,
niets kwaads vermoedend, aan 't kruipen, en
trokken dan zonder 't zelf te weten of te
willen, het liliputteiswagentje voort. Op 't
wagentje stond een klein bakje, waarin stuk
voor stuk telkens enkele looden kogeltjes wer
den gegooid, en de uitkomst bewees, dat het
slakken-span veel sterker was dan iemand
verwacht had. Ze trokken nagenoeg vier
ons zonder veel moeite voort.
Het zou niet onaardig zijn op die wijze op
?en langen winteravond eens een
alakkenharddravery te organieeeren.
***
Aan de wieg.
Een zeer ernstige vriendin van mij, zeide
eens tot me: Je moogt nooit spottend of
lichtvaardig praten over de geboorte van
een kind, want het geboren worden is even
ernstig, als het sterven". Het gewicht van dit
oogenblik is trouwers door velen gevoel l
en begrepen, en dit blijkt o a. uit het
r|jke folklore, dat met de geboorte verband
houdt. Op het land vindt men duizend
en-een gebruiken, die te pas komen bij
de inwijding van dit jonge leventje in
windselen en men vindt ze overal. Te Cockney,
in Engeland, legt men onder het
hoofdkussentje van het pasgeboren kind een boek,
opdat het goed zal kunnen leereo, en werpt
geld in zijn eerste bad, opdat het zich in
later t|jd in welstand zal mogen verheugen.
In Wales legt men in de wieg van het kind een
mes, omdat men het sterk en dapper wenscht.
In Griekenland wordt de pasgeborene door
een der natste verwante opgenomen, drie
keer in de rondte gedraaid voor het vuur,
terwijl de drager of draagster daarbij een
eigenaardig lied zingt, dat alle denkbare booze
geesten bezweert. In leiland maakt men een
streng van het haar der moeder en bindt
die het kind als een gordel cm het lichaampje,
natuurlijk eveneens als talisman tegen de
booie geester. In Sparje strijkt men zacht
over het gelaat van ket kindje met een takje
van een pijnboom, wat, naar het volksgeloof,
geluk brengt, terwijl de Turkcche moeder
reeds vooraf een groote ketting van amuletten
heeft klaargemaakt die dadelijk om het halsje
der kleine baby wordt vastgehecht. In
Rumenië bindt men het kindje als teeken van
het door ieder gewenschte geluk roode
strikken om de enkebjes, wat bovendien
stuit toe, om zich snel uit de voeten te maken.
De echte inktvisschen volgen daarbij dikwijls
nog de bekende methode, die hun den naam
van inktrisechen heeft bezorgd; ze laten bij
het terugschieten, uit een zakje in hun zakly f,
een zwarte vloeistof los, die hun omgeving
zoo troebel mogelijk maakt, zoodat de ver
volger letterlijk in duiater tast.
Goed toegepast, dat wil zeggen op het
juiste oogenbük, redt dit middel het dier in
den regel. Als het wordt aai geraakt en
opgevifcht met den beugel van een sleepnet,
natuurlijk niet.
De stof die hier als beveiligingsmiddel
dienst doet, heet sepia; het gebruik ervan is
wei bekend. Ook de inwendige rugschalen
van de dieren, die soms bij duizenden op ons
strand gevonden worden, heeten wel sepia.
Ze worden vermalen en als tandpoeder ge
bruikt; ook wel in broedkooien van kanaries
bevestigd, om den vogels kalk te verschaffen
voor de eierschalen en tevens als een
gelegenheid om den bek te schuren.
De groote soorten van het geslacht der
achtpooten of kraken zy'n geweldige roovers.
Za liggen, 10 tot 160 Meter diep, verscholen
in de holten van een rotsige zeekust, en
honden de lange poolen ingetrokken tegen
het lijf; dit is btf de gewone kraak of polyp
met groote doorns bezet, ook op de
oogranden staan doorns. Het l|jf kan alle kleuren
van den regenboog aannemen, en deze
kleurwiaseling gaat ioo snel onder de wisselende
gemoedsbewegingen van het dier, dat het
schijnt of er roode, groenige of bruine wolken
over de huid heentrekken; ook kunnen er
plotseling knobbels of wratten verschijnen
om even snel weer te verdwü'ner.
Zoo, gekleurd als de bodem of de rots,
wacht de achtpoot op een prooi; het is
of een levenloos voorwerp tegen de rots
rust ; alleen die rose topjes van de pooten
schommelen, in zacht regelmatige golvingen,
als slangetjes heen en weer; niets wijst er
op, dat ze behooren by den klomp steen in
het midden er van ; die dunne draadjes be
wegen zich zeo kalm als wormpjee. Een
visch, een groote makreel komt wat naderbij
om te onderzoeken of bet misschien ook ge
schikt voedsel voor hem ip. Na fonkelen
de oogen van den kraak als karbonkelg,
rood, groen, wit, blauw; het lijf zwelt; de
huid kry'gt zwarte en roode vlekken die zich
snel uitbreiden en dan weer inkrimpen tot
stipjes.
Nu is de makreel binnen echo t en met
een ruk, zoo sne', dat de visch geen ty'd
heeft om zich te bezinnen, is hij omslingerd
door acht poiypenarmen, die zich met een vast ?
zuigen en den visch naur de opening voeren,
het voordeel heeft dat het gracieus en aardig
staat. In de Vogeezea gelooft men, dat een
kind, dat geboren is met D ie- u ure maan, by zon der
goed ter sprake is. Een kind dat gedmrende
het Ifatste maankwartier geboren werd, is
minder welsprekend, maar heeft meer gezond
verstand. Een m eitje, dat gedurende wassende
maan geboren i f, groeit zeer voordeelig en
wordt een schoonheid. In vele boerengf zinnen
gelooft men, dat het ongeluk aanbrengt om
een baby te wegen. O jk mag men het kleintje
niet de nagel t j es knippen; maar deze moeten
afgebeten worden. Een zeer zonderling
by'geloof onder het Engelsche landvolk, zegt, dat
een kindje, wanneer bat de kamer der moeder
voor het eerst verlaat, altijd eerst naar omhoog
gebracht moet worden. IK dus de kraamkamer
op de tweede verdieping dan loopt de baker
eerst eanige treden van de zoldertrap op en
kan dan rustig naar beneden gaan en de
verdieping gelijkvloers bereiken. Is er geen
zolder op het huis dan is er een ander
uitredding: zij klimt n.l. met kind en al, voor zij de
kamer verlaat, op een stoel en daarmee zijn
de goden verzoend. Er zijn natuurlijk nog
een menigte andere gebruiken, maar ik vond
deze curieus genoeg om ze n mede te deelen.
*»*
Vrouwtnschaanchte.
In geen land ter wereld is het zoo moeiely'k,
om een dienstbode te krijgen ala in Canada:
een Canadeesche dame met eenigen flux de
bouche zon u over dit defect van het maat
schappelijk leven in de groote Eageliche
kolonie zes-en-dertig uur achter elkander
aangenaam bezig kunnen honden. In de
meeste lauden ia het aantal vrouwen grooter
dau dat der mannen, in Canada echter is
de verhouding totaal omgekeerd. De laatste
statistieken hebben bewezen, dat er acht
maal mear marnen dan vrouwen zy'n. Men
tracht nu wel de emigratie van jonge vrouwen
zeer t) bevorderen, maar ge begrijpt dat de
meisjes, die op deze wijze naar het verre
land trekken wel wat beters te doen vinden,
dan ala dienatvaardige maagd zich naar de
luimen en nukken van een meesteres te
schikken. Wanneer ze bet steomcchip ver
laten en baar intocht doen in het nieuwe
land der belofte, dan staan er honderden
jonge mannen aan de haven om te zien of
zich onder de new comes" ook een meisje
bevindt dat hun hart in vuur en vlam zet,
en daar cnder de gegeven omstandigheden
hun harten ontvlambaar zijn als benzine, zijn
weldra nagenoeg alle landverhuizeresjes hoofd
van een huishouding,* en vrij van het juk
der dienstbaarheid, en ah er soms een enkele
mocht overblijven, dan vindt die spoedig een
uitmuntende betrekking, waar mevrouw de
beleefdheid in persoon is, en al het mogelijke
doet om de gedienstige zoo vast mogelijk
aan haar huishouding te kluisteren.
* «
*
My Granófathers Cloek.
Men kent het populaire Engelache lied
van de klok van Grootvader", die altijd
zonder eenige vertraging geloopen had....
Maar opeens bleef zij staan
En heeft nooit meer gegaan,
Toen het doodsunr van d'oude verscheen."
Dit romantische voorval heeft onlangs in
de werkelijkheid een tegenhanger gevonden.
De bisschop van Stratford, Mr. George
Platten, die eenige maanden geleden op den
leefc|jd van vierenzeventig jaar overleed, had,
terwijl h|j stierf zy'n gouden horloge onder
zy'n hoofdkussen liggen, en later bemerkte
men dat dit uurwerk, dat gedurende meer
dan een halve eeuw zy'n trouwe reisgezel
door het leven waa geweest, precies was
blijven stilstaan pp het oogenblik dat de
oude man voor immer zijn oogen gesloten
had. Toeval natuurlijk; maar toch een aan
doenlijk toeval, dat de familie van den
overledene getroffen moet hebben.
ALLEGKA.
imlHHMIHIIIII
waaruit niets wederkeert, dat verteerbaar is.
Ongelooielijke verhalen deden in vroeger
eeuwen de ronde over monsterachtige kraken
die met hun armen boven water uitkwamen,
en de masten der schepen omstrengelden. Een
lijf zoo groot als een eila»d steeg beven de
oppervlakte der zee; maar wee hem die het
betrad! Reuzenarmen doken op uit de diepte,
grepen den onnoozele en sleurden hem mee
omlaag in de golven, die klotsten tegen het
levende eiland. Matrozen werden door kraken
van boord gehaald, geheele booten meege
trokken door de armen die hadden vast ge
zogen ; badenden had men zien verdwijnen
in de kronkels van de ontelbare armen der
polypen.
Allemaal fabelen", zei men in de negen
tiende eeuw; en het zijn nitteraard producten
van verbeelding, maar toch meer door overdrij
ven dan door verzinnen ontstaan; want er zijn
inderdaad soorten van octopus gezien, kraken,
mat een lichaam van 5 & 6 M. en pooten of
armen naar rato; van enkele is het gelukt
een ar»of een stuk van een arm machtig
te worden. Wie er een zien wil, behoeft maat
eens in het museum van Artis naast het
Aquarium te gaan kijken; die kan daar
een brokstuk van een kraken-poot vinden
van geweldige dikte en lengte. Daarnaar valt
het niet moeilijk, zich een denkbeeld te
vormen, van de afmetingen van het
compleete dier; ze noeten inderdaad respect abel
geweest zijn.
Er bestaan gelukkig ook kleintjes, heel e
kleintjes zelfs, van een paar centimeter groot,
waarvan ge het lijf in een luciferdoosje kunt
bergen.
De inktvisechen met tien pooten, de
decapoden zijn in den regel ook klein van
stnk. Een van een vinger lengte komt ook
op onze kusten voor. Ge ziet zijn portret
hier naast; het moet voor iemand, die de
inktvisschen niet kent, wel een komuch
effect maken. Twee pooten, die wel speciaal
de tentakels worden genoemd, zy'n veel langer
dan de acht andere en doen ook een heel
anderen, zeer cnrieusen dienst; waarover een
volgenden keer.
Het figuurtje er naast stelt de rugpijl
voor van dit inktvischje. de Loligo vnlgaris.
Ik moet nog lachen als ik denk aan het
geval, dat ik een leerling dit diertje liet
zien en me-teen den naam Loligo vulgaris
noemde. Hy begon te schateren en ik stond
8uf te kijken, want ik begreep niet waarorp.
Eindelijk bleek het; hij meende dat ik een
grapje maakte en een komischen naam had
bedacht voor het lollige" beestje.
E. HEIMANS.