De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 11 februari pagina 5

11 februari 1912 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Na 1807 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. In dan tuin van een der Boidaert tehuizen. Overwin het kuade door het goede. We denken tegenwcordig al wel zoo modern (het is sells do bon ton" zulks te doen) dat men zonder vrees voor groote beroering een scherp oordeel kan uitspreken over de waarde en het wezen van het ouderschap. We zien niet meer zóconventioneel-kortzichtig d air alleen het onaantastbaar-goede, staan er meer, als ik het zoo zeggen mag, als wetenschaps mensen tegenover, zien feiten, ièn personen, constateeren haast als een geval": dat zeer dikwijls het ouderlijk tehuis een ongewenccht milieu ia voor een kir d. Trouwens, zoolang we maar rustig-zelfgenoegzaam voortgaan ons en onzen kring batten die algemeene waarheid te schakelen, is de door mij be doelde uitspraak nog al gevaarloop. Wanneer het ouderlijk milieu en de neigin gen (aanleg) van bet kind niet harmonieeren, en de ouders ook geen pogingen doen om 't tehuis voor bet kind begeerlijk te maken, dan kiest het zelf een ander milhn, eerat de straat, later de kroeg. Wanne»r dergelijke kinderen normaal van aanleg zijn, worden ze ondanks dat nog wel brave burgers, wier anti-socialiteit zich. hoogstens bepaalt tot een gemoedelijke, gemakkeljjk-Hollandsche passi viteit en door de defants de sa qnalité" nooit aanstoot zal geven. Eerst wanneer de anti-secialiteit ch actief uit, worden we wakker en zinnen we op mid delen om dien on-maatschappelijken invloed te doen verdwijnen. Dan aignaieeren we gaarne den invloed van het ouderlijk milieu en houden roerende sermoenen over crimi naliteit onder de jeugd, over heriditeit en?. En de on-sociale individuen gaan, tot wij uitgeeermoend zijn, raar Alkmaar, Montfoort, Haren.... Overwin het kwade door het goede". D44r denken we niet aan: 't is zoo eenvou dig, zoo simpel, zoo onwetenschappelijk. Overwin het kwade door het goede. Hy, die het zei of neerschreef, of wien het toe geschreven wordt, zag waarschijnlijk tooit zielkundig-diep de oorzaak van het kwade, wél freule E. Boddaert, in baar tehuizen voor schoolgaande kinderen. Zij heeft diep in verworden menachenlevena geschouwd en weet, dat het kwade niet door den aanleg kwaad ia, maar door den groei. Tegenover dezen groti, die optreedt in de jeugd van het individu en voornamelijk bevorderd wordt door de onvoldorndheid der huiselijke omgering en den invloed van een andere, noodUIT DB NATUUR. Inktvisschen. Het verwondert mij heelemaal niet, dat ik dezen keer zooveel vragen om inlichtingen ontving; ik dacht wel, dat de fossielen uit het laatst van het primaire tijdvak, die wy in onze steden by duizenden dage lijks onderde oogen krijgen, de belangstelling van mijn lezers zouden wekker. Be vragen om inlichtin gen betreffen bijna alle de namen der dieren, die ik noemde. De vorige week heb ik al op bet een en ander geantwoord door een opstel over moderne en fossiele zeelelies. Ik had echter door de groote af beeldingen weinig tekstruimte en moest mij dus beperken. Het is inderdaad een van de grootste bezwaren bij het bestudeeren der geologie, dat men de fos sielen niet missen kanen daartoe heel wat weten schap noodig heeft van de thans levende diersoorten. Het Ijjkt echter meer dan het is, doordien w|j op school in den regel juist niet aan de dierklassen toe komen, die een hoofdrol speelden in de oudere tijd vakken der aardgeschiedenia. Zoo ia het ook met de inktvisscher, en vooral met de orde, waartoe nauti lus en ammonshoorns ge rekend worder. Maar «l was het niet om die voor de geologie onmisbare kennis, de bio logie der inktvisschen moet wel ieder interesaeeren; want het zijn buitenge woon belangwekkende dieren; zij trokken al in de oudheid de aandacht en werden geza menlijk polypen, polypoden of veelpooten genoemd. Enkele komen ook op onze kusten voor; en, aldus behoorende tot de Nederlandeche fauna, verdienen deze weekdieren iets meer dan het stilzwijgen, dat er op de meeste scholen over bewaard wordt. Wat een weekdier, een mollnsk, is, weet gedwongen-aanvaarde, plaatst zij haar, wel met de eischen van htt kind rekening hou dende, omgeving, baar goeden invloed. Dus geen nitzonderings-maatregelen: het kind blijft in de maatcchappy'. Dat is een nobel en practiech principe. Terecht is freule Boddaert er trotsch op, dat zij de kinderen houdt buiten de tucht scholen, waar zij door h»n txceptionneele behandeling het krenkende ervan even buiten beschoo ing gelaten zich zelf anders zien dan andere kinderen, hun eigen afwijkende persoonlijkheid te sterker vcelen en dus opzettelijk rader gebiacht worden tof hun criminaliteit en die noodzakelijk gaan beschouwen als 'n integreerend deel van ch zelf. Buitendien ia er van een systeem, dat zoo in de hoogste mate grie vend, stuitend en den kinderen antipathiek ip, nooit iets goeds te verwachten. Het geheim van fr. Boddaert's succes want dat heeft ze is juist, dat ze de kleine aspirant misdadigers behandelt geheel als gewone kindeien. Ofschoon de bengels natuurlijk zich drsmmels goed hun miedadigerscbap, hoe gering ook, bewust zijn, bij hun inkomst in het tehuis, een dergelijke houding wekt vertronwer, bouwt, van den eersten dag af, p. Met bizonder veel genoegen heb ik zelf tusschen de bevolking van het Ie tehuis in de Nic. Beetsstraat 121 aan tafel gezeten, zelf ontleed de stemming, de t f eer, den invloed van de leidsler. Een oogenblik was 'k even ontnuchterd: 't was tégewoon. Maar ras begreep ik, dat die gewoonhe'd de deugd van deze instel,ing is, dat de minste gekun steldheid, de geringste uiting van 'E systeem, het feauis en dis werk onverbiddelijk zon hebben zeoprdeeld. Dit normaal aan-tafel zitten, of 'i kinderen waren zonder af wijkingen, ia op zichzelf al 'n bereiking. Wanneer ze daar zoo matig hun in-schil gekookte aardappels pellen, handig zich reppen met mes en vork, krijg je geen oogenblik des irdrnk, dat van die kinderen enkelen op zesjarigen leeftijd aan 't hoofd stonden van rooverbender, goede en geregelde klanten waren van den opkooper, dat van deze genoeglijke, kind-zachte gezichtjes vele slechts onder bruggen den slaap vonden, dat een der meiejea uit de Montfoorteche tuchtschool komt, waar ze 'n onhandelbaar, gexueel-gedegeneerd en miedadigtype waa, dat de jongen, die daar lachend en echtverheerlykt 'n kop thee voor me brengt, een rooverhoofdmannetje was, die er z'n menschen voor had" om te stelen en zelfs in het tehuis nog 20 gulden wegnam om ze in 't Vondelpark te begraven. ieder wel; al was het alleen door den wetenschappelijken naam, die in dit geval eens werkelijk tot ieder spreekt. Het zy'n ware weeke schepselen, dieren zonder harde deelen in hu a lichaam, zonder geraamte dus; toch scheiden vele, zooals de huiejesslakken, oeiters en mossels een huif j e Een Coligo; een decapode, die soms op onze kusten voorkomt. of een schelp af; ook vele soorten inktviaechen, maken zich een inwendige kalkplaat of pijl, maar er zy'n geen geledingen tusschen de harde deelen, zooals bij insecten en kreeften; hoogstens kunnen de beide kleppen van een mosselschelp naar elkaar toe worden bewogen of gesloten. De klasee der weekdieren nu, die, in den regel het eerst in de leerboeken genoemd Er wordt hier nooit iets weggesloten en dna dikwijls iets gemist, maar hoe goed een dergelijk onbeperkt vertrouwen werkt, toont een meifje uit het Lnthercche weeshuis te 'g-Gravenbage, dat 2 jaar lang 'a nachts opstond en met valsche sleutels verschillende diefstallen pleegde; ze ia nu 3% jaar in het tehuis en ze heeft nooit iets weggenomen: dat pleit tevens tegen weeshuizen met hun haast kerkerachtig opslnitingst ysteem. Aan tafel zijn de kinderen levendig en ongedwongen, gretig er op uit om 'n moeilyk raadsel te zeggen of 'n aardigheid te plaatsen, 'c Is 'n genot te zien, hoe ze niet gekwc ekt worden tot manier i ge, uiterlijkbeschaafde jongens en meisjes, B aar tot flinke, ernstige, leuk-gnitige, gezond-onden ? gende kinders, vroolijk en levenslustig allen. En c'ui is het werk van freule Boddaert, die nooit straft, nooit verwenscht, nooit verwijt, in tegenstelling met ouders en onderwijzers: de omgeving hier is bovenal mild en begrijpend. Haar grondslag mag deernis zijn, tot ziekelijke sentimentaliteit ontaardt zij niet: 't ia hier allee even aimpelprastisch en gezond. Het tehuis beschikt slechts over 'n geringe, betrekkelijk onvoldoende ruimte; 'n gewoon huis met 'n vrije etage, en achtereen plaattje. Meer ruimte om het comfortabeler en rij ker in te richten acht ik niet gewen echt, wél om daardoor de kinderen rog meer af leiding te geven, waar ze nu bijna uitsluitend aangewezen zy'n op de werkkamer en den tuin. Die werkkamer is 'n miniatuur si jdzaal, waar de jongens wel hun aangenaamste uren doorbrengen, buiten die misschien welke ze wijden aan hun tnincultunr. Verder vinden ze beurt om beurt gere gelden arbeid in de keuken, wat een prettige ze fwerkzaamheid bevordert. Al het huis houdelijk werk wordt door de kinderen zelf uitgevoerd. Op twee moderne beginselen moet ik hier nog evei wijzen. Evenals op sommige scho len oefenen zich n jongens n meisjes in handwerken en het resultaat ip, o goden: dat jongens bevattelijker, handiger en dank baarder leerlingen zy'n dan meitjep. Ik heb Btaa'tjes van hun arbeid gezien, die inder daad bl|jk gaven van intelligentie en smaak. Verder ia de leefwijze vegetarisch en oor met uitstekeide zeeultaten, zoowel wat be treft de toeneming van het lichaamsgewicht als afneming der prikkelbaarheid. Het is wel eigenaardig, dat freule Beddaert geregeld na 'n Zondag thuis doorgebracht, waarop vleesch gegeten werd, constateerde- andere invloeden uitgeschakeld een grootere prikkelbaarheid. Feitelijk zou ik nog meer bizonderheden van de inrichting van het tehuis kunnen vertellen, maar 't is mij er meer om be gonnen het dikwijls gesmade principe naar voren te dringen, met den verholen wensch, dat ou: er d en onderwijzers het meer tot-het hunne maak ter. Wel zijn de 25 kinderen, die ik in het Ie tehuis zag, waaronder 'n stok of 5 meisjes, allen voorbeschikt", kinderen cf klein kinderen van alcoholici of beroepsmisdadigers meest, maar door op hen dien a'enpel te drukken, staan ze als bannelingen in het leven en kunnen niet anders dan uit zelfbehoud anti- sociaal reageeren. Ik weet we>, dat dergelijke individuen in 'n klas lastig zijn, en bijwijlen verderfelijk werken, maar 'n onderwijzer is ook niet voor z'n gemak geboren en het is een zeer af te keuren be ginsel: de kinderen naar een z.f. strenge school te sturen. Het zijn juist in deeerate plaats zij, die naar een zachte school zouden moeten. Er is wat gelachen en smadelijk gepraat toen freule Boddaert haar tehuis in 1903 opende en ook de ouders der voor het tehuis in aanmerking komende kinderen beschouw den het erten- en boonenhuih" met wan trouwen, wat jammer was, omdat het ouderlijk gezag we1, het bestwil van 't kind niet een plaatsje ia ingeruimd in ons B W. Maar toen de resultaten goed waren, volgde aldra wordt, is die der Koppootigen of der Cephalopoden; wat precies hetzelfde beteekent; (cephalus =: hoofd). Ook deze naam is zoo kwaad niet ; want de dieren, die er toe behooren, hebben hun acht of tien pooten inderdaad aan den kop zitten; je zon zegteu op hun kop. Men kan die pooten evengoed armen of grijpannen of tentakel noemen ; hetgeen voor de afwis seling ook dan wel eens gedaan word r. Die pooten zin haast altijd van talrijke zuig nappen voorzien, die in een of twee rijen staan, al naar het geslacht. Deze tentakels omsluiten met hun basis den bek van het dier." ian den 'kop glinsteren een paar groote oogen, die zoo ijselijk staren en tegelijk van kleur en uitdrukking kunnen wisselen, dat het akelig is er in te zier. De bek zelf is van buiten niet te «ntwaren; hij zit een eindje diep in het zuig- of mondgat; en bssteat uit twee geweldige, hoornacbtige kaki-n, die wel wat van een papegaaien-bek hebben; maar meer nog lijken op tweekatteniagels, of als het de groote polypen of kraken betreft, op twee reusachtige tijgernagtls, welke tegenover elkear zijn geplaatst. De kop van zoo'n inktvkch steekt in een zak of mantel, waarvan by sommige soorten een groote spleet rondom, bij andere een of twee kleinere is open gebleven ; dat is de mantelspleet; deze moet het ademwater op nemen, dat t aar de kieuwen wordt gevoerd, die, met hart en maag in den lijfaak of den omgeslagen mantel verborgen liggen. Da moderne inktvieschen hebben twee kieuwer, de antieke en fossiele, dit zijn de echte nautilussen en ammonieten, hebben of had den er vier. Dan dragen sommige f>an den buitenkant van den mantel nog een paar zoomen of lappen, die zooveel als de vinnen van het dier zy'n. Uit de kieuwholte voert een pijp naar bniten ; deze, de trechter geheeten, is de buis e f siphon, waaruit het dier het opge nomen water met geweld kan verdrijven; zoo snel en sterk zelfs, dat het bij groete dieren een paar meters hoog boven opspuit, als zit het dier nog een halven meter onder water; kleinere soorten natuurlijk naarvenant. Dit uitspuiten ia tevens een middel voor het dier, om met een ruk, pijlsnel een heel eind echternit te schieten. In den regel beweegt het sich met zijn koppooten over den bodem en den at eenigen oever; als het ver kiest, gaat het veei sneller dan men van zoo'n slap beest verwachten zon; maar bij gevaar past het de pbysische reactie of w romde oprichting van de vereeniging Tehuizen voor schoolgaande kinderen", herdoopt in Boddaert-tehuizen voor s. k." Deze ver eeniging geniet een subsidie van ? 3000 van de gemeente, maar heeft daardoor eenigszixa de moreele verplichting een 3e tehuia op te richten. Doch daar is veel geld voor noodig, wanneer men weet, dat de tehuizen in de Nic. Beetstraat en Amaliastraat ieder ± ? 3500 per jaar koster». Al maken ru de jongens zelf evenala voor het tehuis in de Amaliastraat stoelen, toch kost alleen de installatie al 'n paar duizend gulden. Gelukkig weid er al steun toegezegd; de dames mevr. Koëll, mevr. Cremer en mevr. Laboncbère zullen een propaganda-comit vormen en vcor zulke dingen weten we dat er veel is in a name". Het adres van den penningmeester, mr. H. L. A. V i s s e r, Keizersgracht 528, Amsterdam, kan ik daarbij gevoeglijk even in herinnering brengen. HESSKL JONGSMA. Ook een auto. Het zonderlingste spannetje van trekdieren, dat ik ooit gezien heb, was het eigendom van een kennis van mij te Leiden. Deze bad van een sigaren-plankje en vier ronde kurkschijfjea met zorgvuldig tot assen verbogen spelden een alleraardigst wagentje gemaakt, -waaraan twee dunne draadjes be vestigd waren, die met goede lijm werden vaat geplakt aan twee slakkenhnizen. De hulpjes-slakken (ze behoefden daarvoor henach niet gedresseerd te worden) gingen, niets kwaads vermoedend, aan 't kruipen, en trokken dan zonder 't zelf te weten of te willen, het liliputteiswagentje voort. Op 't wagentje stond een klein bakje, waarin stuk voor stuk telkens enkele looden kogeltjes wer den gegooid, en de uitkomst bewees, dat het slakken-span veel sterker was dan iemand verwacht had. Ze trokken nagenoeg vier ons zonder veel moeite voort. Het zou niet onaardig zijn op die wijze op ?en langen winteravond eens een alakkenharddravery te organieeeren. *** Aan de wieg. Een zeer ernstige vriendin van mij, zeide eens tot me: Je moogt nooit spottend of lichtvaardig praten over de geboorte van een kind, want het geboren worden is even ernstig, als het sterven". Het gewicht van dit oogenblik is trouwers door velen gevoel l en begrepen, en dit blijkt o a. uit het r|jke folklore, dat met de geboorte verband houdt. Op het land vindt men duizend en-een gebruiken, die te pas komen bij de inwijding van dit jonge leventje in windselen en men vindt ze overal. Te Cockney, in Engeland, legt men onder het hoofdkussentje van het pasgeboren kind een boek, opdat het goed zal kunnen leereo, en werpt geld in zijn eerste bad, opdat het zich in later t|jd in welstand zal mogen verheugen. In Wales legt men in de wieg van het kind een mes, omdat men het sterk en dapper wenscht. In Griekenland wordt de pasgeborene door een der natste verwante opgenomen, drie keer in de rondte gedraaid voor het vuur, terwijl de drager of draagster daarbij een eigenaardig lied zingt, dat alle denkbare booze geesten bezweert. In leiland maakt men een streng van het haar der moeder en bindt die het kind als een gordel cm het lichaampje, natuurlijk eveneens als talisman tegen de booie geester. In Sparje strijkt men zacht over het gelaat van ket kindje met een takje van een pijnboom, wat, naar het volksgeloof, geluk brengt, terwijl de Turkcche moeder reeds vooraf een groote ketting van amuletten heeft klaargemaakt die dadelijk om het halsje der kleine baby wordt vastgehecht. In Rumenië bindt men het kindje als teeken van het door ieder gewenschte geluk roode strikken om de enkebjes, wat bovendien stuit toe, om zich snel uit de voeten te maken. De echte inktvisschen volgen daarbij dikwijls nog de bekende methode, die hun den naam van inktrisechen heeft bezorgd; ze laten bij het terugschieten, uit een zakje in hun zakly f, een zwarte vloeistof los, die hun omgeving zoo troebel mogelijk maakt, zoodat de ver volger letterlijk in duiater tast. Goed toegepast, dat wil zeggen op het juiste oogenbük, redt dit middel het dier in den regel. Als het wordt aai geraakt en opgevifcht met den beugel van een sleepnet, natuurlijk niet. De stof die hier als beveiligingsmiddel dienst doet, heet sepia; het gebruik ervan is wei bekend. Ook de inwendige rugschalen van de dieren, die soms bij duizenden op ons strand gevonden worden, heeten wel sepia. Ze worden vermalen en als tandpoeder ge bruikt; ook wel in broedkooien van kanaries bevestigd, om den vogels kalk te verschaffen voor de eierschalen en tevens als een gelegenheid om den bek te schuren. De groote soorten van het geslacht der achtpooten of kraken zy'n geweldige roovers. Za liggen, 10 tot 160 Meter diep, verscholen in de holten van een rotsige zeekust, en honden de lange poolen ingetrokken tegen het lijf; dit is btf de gewone kraak of polyp met groote doorns bezet, ook op de oogranden staan doorns. Het l|jf kan alle kleuren van den regenboog aannemen, en deze kleurwiaseling gaat ioo snel onder de wisselende gemoedsbewegingen van het dier, dat het schijnt of er roode, groenige of bruine wolken over de huid heentrekken; ook kunnen er plotseling knobbels of wratten verschijnen om even snel weer te verdwü'ner. Zoo, gekleurd als de bodem of de rots, wacht de achtpoot op een prooi; het is of een levenloos voorwerp tegen de rots rust ; alleen die rose topjes van de pooten schommelen, in zacht regelmatige golvingen, als slangetjes heen en weer; niets wijst er op, dat ze behooren by den klomp steen in het midden er van ; die dunne draadjes be wegen zich zeo kalm als wormpjee. Een visch, een groote makreel komt wat naderbij om te onderzoeken of bet misschien ook ge schikt voedsel voor hem ip. Na fonkelen de oogen van den kraak als karbonkelg, rood, groen, wit, blauw; het lijf zwelt; de huid kry'gt zwarte en roode vlekken die zich snel uitbreiden en dan weer inkrimpen tot stipjes. Nu is de makreel binnen echo t en met een ruk, zoo sne', dat de visch geen ty'd heeft om zich te bezinnen, is hij omslingerd door acht poiypenarmen, die zich met een vast ? zuigen en den visch naur de opening voeren, het voordeel heeft dat het gracieus en aardig staat. In de Vogeezea gelooft men, dat een kind, dat geboren is met D ie- u ure maan, by zon der goed ter sprake is. Een kind dat gedmrende het Ifatste maankwartier geboren werd, is minder welsprekend, maar heeft meer gezond verstand. Een m eitje, dat gedurende wassende maan geboren i f, groeit zeer voordeelig en wordt een schoonheid. In vele boerengf zinnen gelooft men, dat het ongeluk aanbrengt om een baby te wegen. O jk mag men het kleintje niet de nagel t j es knippen; maar deze moeten afgebeten worden. Een zeer zonderling by'geloof onder het Engelsche landvolk, zegt, dat een kindje, wanneer bat de kamer der moeder voor het eerst verlaat, altijd eerst naar omhoog gebracht moet worden. IK dus de kraamkamer op de tweede verdieping dan loopt de baker eerst eanige treden van de zoldertrap op en kan dan rustig naar beneden gaan en de verdieping gelijkvloers bereiken. Is er geen zolder op het huis dan is er een ander uitredding: zij klimt n.l. met kind en al, voor zij de kamer verlaat, op een stoel en daarmee zijn de goden verzoend. Er zijn natuurlijk nog een menigte andere gebruiken, maar ik vond deze curieus genoeg om ze n mede te deelen. *»* Vrouwtnschaanchte. In geen land ter wereld is het zoo moeiely'k, om een dienstbode te krijgen ala in Canada: een Canadeesche dame met eenigen flux de bouche zon u over dit defect van het maat schappelijk leven in de groote Eageliche kolonie zes-en-dertig uur achter elkander aangenaam bezig kunnen honden. In de meeste lauden ia het aantal vrouwen grooter dau dat der mannen, in Canada echter is de verhouding totaal omgekeerd. De laatste statistieken hebben bewezen, dat er acht maal mear marnen dan vrouwen zy'n. Men tracht nu wel de emigratie van jonge vrouwen zeer t) bevorderen, maar ge begrijpt dat de meisjes, die op deze wijze naar het verre land trekken wel wat beters te doen vinden, dan ala dienatvaardige maagd zich naar de luimen en nukken van een meesteres te schikken. Wanneer ze bet steomcchip ver laten en baar intocht doen in het nieuwe land der belofte, dan staan er honderden jonge mannen aan de haven om te zien of zich onder de new comes" ook een meisje bevindt dat hun hart in vuur en vlam zet, en daar cnder de gegeven omstandigheden hun harten ontvlambaar zijn als benzine, zijn weldra nagenoeg alle landverhuizeresjes hoofd van een huishouding,* en vrij van het juk der dienstbaarheid, en ah er soms een enkele mocht overblijven, dan vindt die spoedig een uitmuntende betrekking, waar mevrouw de beleefdheid in persoon is, en al het mogelijke doet om de gedienstige zoo vast mogelijk aan haar huishouding te kluisteren. * « * My Granófathers Cloek. Men kent het populaire Engelache lied van de klok van Grootvader", die altijd zonder eenige vertraging geloopen had.... Maar opeens bleef zij staan En heeft nooit meer gegaan, Toen het doodsunr van d'oude verscheen." Dit romantische voorval heeft onlangs in de werkelijkheid een tegenhanger gevonden. De bisschop van Stratford, Mr. George Platten, die eenige maanden geleden op den leefc|jd van vierenzeventig jaar overleed, had, terwijl h|j stierf zy'n gouden horloge onder zy'n hoofdkussen liggen, en later bemerkte men dat dit uurwerk, dat gedurende meer dan een halve eeuw zy'n trouwe reisgezel door het leven waa geweest, precies was blijven stilstaan pp het oogenblik dat de oude man voor immer zijn oogen gesloten had. Toeval natuurlijk; maar toch een aan doenlijk toeval, dat de familie van den overledene getroffen moet hebben. ALLEGKA. imlHHMIHIIIII waaruit niets wederkeert, dat verteerbaar is. Ongelooielijke verhalen deden in vroeger eeuwen de ronde over monsterachtige kraken die met hun armen boven water uitkwamen, en de masten der schepen omstrengelden. Een lijf zoo groot als een eila»d steeg beven de oppervlakte der zee; maar wee hem die het betrad! Reuzenarmen doken op uit de diepte, grepen den onnoozele en sleurden hem mee omlaag in de golven, die klotsten tegen het levende eiland. Matrozen werden door kraken van boord gehaald, geheele booten meege trokken door de armen die hadden vast ge zogen ; badenden had men zien verdwijnen in de kronkels van de ontelbare armen der polypen. Allemaal fabelen", zei men in de negen tiende eeuw; en het zijn nitteraard producten van verbeelding, maar toch meer door overdrij ven dan door verzinnen ontstaan; want er zijn inderdaad soorten van octopus gezien, kraken, mat een lichaam van 5 & 6 M. en pooten of armen naar rato; van enkele is het gelukt een ar»of een stuk van een arm machtig te worden. Wie er een zien wil, behoeft maat eens in het museum van Artis naast het Aquarium te gaan kijken; die kan daar een brokstuk van een kraken-poot vinden van geweldige dikte en lengte. Daarnaar valt het niet moeilijk, zich een denkbeeld te vormen, van de afmetingen van het compleete dier; ze noeten inderdaad respect abel geweest zijn. Er bestaan gelukkig ook kleintjes, heel e kleintjes zelfs, van een paar centimeter groot, waarvan ge het lijf in een luciferdoosje kunt bergen. De inktvisechen met tien pooten, de decapoden zijn in den regel ook klein van stnk. Een van een vinger lengte komt ook op onze kusten voor. Ge ziet zijn portret hier naast; het moet voor iemand, die de inktvisschen niet kent, wel een komuch effect maken. Twee pooten, die wel speciaal de tentakels worden genoemd, zy'n veel langer dan de acht andere en doen ook een heel anderen, zeer cnrieusen dienst; waarover een volgenden keer. Het figuurtje er naast stelt de rugpijl voor van dit inktvischje. de Loligo vnlgaris. Ik moet nog lachen als ik denk aan het geval, dat ik een leerling dit diertje liet zien en me-teen den naam Loligo vulgaris noemde. Hy begon te schateren en ik stond 8uf te kijken, want ik begreep niet waarorp. Eindelijk bleek het; hij meende dat ik een grapje maakte en een komischen naam had bedacht voor het lollige" beestje. E. HEIMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl