Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1808
De K. E. Ct., zonder dezen hoofdinhoud
van on* artikel te vermelden (I), verklaarde,
dat haar correspondent zweeg* omdat zijn
eerewoord hem bond. . . . Hy had immers, mét
den heer Alexander Cohen, en vór de
uitspraak der Parüsche enquête-commissie,
een stuk geteekend, waarin h\j beloofde
over de zaak te zwvjgen en haar te be
schouwen als afgedaan. Nog op n punt
verder al het overige verzwijgend ging
de N. R. Ct. in.
Dit artikel van de N". R. Ct. hebben wü,
zooals onze gewoonte is, en zooals trouwens
de eerste regelen van persfatsoen gebieden,
in zün geheel afgedrukt -(LI Febr.)
Haar twee argumenteeriagen" hebben
wjj nauwgezet beantwoord en voor ieder
duidelijk als waardeloos doen kennen.
Door aanhaling eener in de notulen der
Persvereeniging opgenomen presidentieele
verklaring bewezen wij, dat de heer
Cohen (en bijgevolg de heer Drielsma
natuurlijk evenmin) niet meer door zijn eere
woord was gebonden. En wij vervolgden:
"Wüverklaren hier met den meesten
nadruk, dat wjj in onze uiteenzettingen,
gelijk de vorige maal, zoo sober zijn
als ' wüeenigszins kunnen verantwoorden.
VTügingen .voorloojpig niet verder dan
het : bewijs te leveren van de waarde
loosheid der documenten, door de N. R. Ct.
te berde gebracht. Wütreden onge
noopt niet in verdere bijzonderheden.
WlJ HERHALEX ECHTER DRINGEND, ONZE
VRAAG ; WAAROM WORDT BEN DOOR AL
NEDEKLANDSCHE COLLEGA'S TE PARUS
ALS EERLIJK ERKEND COLLEGA, N.L. DE
HEER COHEN, NOG STEEDS NIET DOOR DEN
CORRESPONDENT VAN. DE N. R. Ct. TER
VERANTWOORDING GEROEPEN VOOR BENIGE
JURISDICTIE, DIE WAARBORGEN GEEFT?"
De N. R. Ct. zonder eigenlijk van ons stuk,
waarvan dit laatste de pointe was, eenige
notitie te nemen, babbelt nu aldus:
ONWAARDIGE VERDACHTMAKING.
Het Groene weekblad neemt ander
maal den handschoen op voor den cor
respondent van de Telegraaf te Parijs,
ten aanzien van diens beschuldiging,
tegen onzen Parijschen cqrrespondent
geuit, als zon deze aan de redactie van
de Telegraaf een anoniemen brief hebben
geschreven, waarin over den Parijschen
correspondent van dat blad niet mooi
werd gesproken.
Wüzouden op deze verdachtmaking,
niet' terugkomen, indien niet het Groene
?weekblad zijne beschouwingen inleidde
met dezen zin, die niet zonder dubbel
zinnigheid is : Wij kunnen het prijzen,
dat een blad zijn correspondent be
schermt, maar als het met zoo weinig
kennis van zaken geschiedt als hier
boven (de Groene drukt ons artikel van
verleden week af) is noch de corres
pondent, nöoh het openbaar belaag daar
op den duur mee gediend."
Wij kunnen het prijzen, dat een blad
zijn correspondent beschermt." Hier
over n woord. De redactie van de
N. R. Ct. kan het in eene zaak als deze
allén prijzen, dat een blad zijn corres
pondent beschermt, indien dat blad op
recht overtuigd is, dat de correspondent
; niet schuldig staat aan het hem telaste
, ' gelegde feit. Aangezien wüin goeden
temoede die overtuiging bezitten, en
dank züde campagne die tegen onzen
correspondent gevoerd wordt steeds
sterker die overtuiging koesteren,
Dit is een onbeschaamdheid. Zulk een
tusschenzin kan alleen beteekenen, dat onze
artikelen (zij vormen immers op 't oogenblik
de eemige campagne"), die wümet zoo
: groote voorzichtigheid en soberheid hebben
gesteld, door hun karakter het wantrouwen
in de aanvallers versterken. . . . Dit geeft
de N. R. Ct." tenminste den buitenstaander
te denken. Yan insinuatie" gesproken!
nemen wüde zaak voor hem op
nadat onze correspondent op onzen
herhaalden aandrang zich van elk ver
weer heeft onthouden, dat hij daaren
boven niet afdoend zou kunnen voeren,
zonder zijn eerewoord te breken.
Schrij ven wij zonder kennis van zaken?
Wij schrüven wellicht met heel wat
meer kennis van zaken, dan de redactie
van de Groene, die, door den aanvaller
voorgelicht, den aanval op onzen
DE KLEINE KATHARINA
DOOR
H. CORNELI88EN.
Een der merkwaardigste vrouwen, die in
de achttiende eeuw een groote rol in het
leven der Bassen gespeeld heeft, is voorzeker
Katharina Wironsow te noemen. Zjj werd te
St. Petersburg in het jaar 1744 geboren.
Hare beide oudere zusters waren hofdames
der Keizerin. Van haren vader valt weinig
te vertellen en hare moeder stierf toen zy
nog heel jong was, zoodat z\j bjj haar groot
moeder in huis kwam, doch eigenlijk ten
huize van haar oom, den minister, met diens
eenige dochter werd opgevoed.
Hoewel de opvoeding der Russische dame
destijds zeer oppervlakkig was, mocht de hare
zeer voldoende heeten, want züleerde vier
talen, en allerlei bijzaken, en wel van de
beste meesters die in Petersburg te krijgen
waren. Maar zij begreep, dat er meer te
leeren viel dan datgene wat slechts dierde
om in gezelschappen te schitteren, en be
sloot zich zelve te ontwikkelen en te be
kwamen. Züvroeg haar oom om diens
papieren te mogen nasnufielen en zat dag
en nacht te stndeeren, zoo zelfs dat hare
gezondheid er onder leed. Eiken vreemde
ling, die het huis van haar oom betrad,
overstelpte zij met vragen, aangaande zün
geboorteland, de wetten en den
regeeringsvorm, en geleek hunne antwoorden onder
ling. Dit was haar echter nog niet voldoende,
en zij nam zich voor, om zoodra de gelegen
heid zich voordeed, zelve te gaan r eisen.
De keus harer boeken was voor een des
tijds veertienjarig meisje buitengewoon te
noemen; zij zelve noemt als hare
geliefkoosde echrüvers: Bayle, Monteeqnien,
Boileau en Voltaire, en toen haar bibliotheek
eens verrijkt werd met een encyclopaedie,
waa zij zoo verheugd, als een ander meisje
over een schoon sieraad.
Nog vór zij haar intrede in de wereld
correspondent voor hare rekening neemt,
en geene poging heeft gedaan,
om ook van de andere zyde
te worden op de hoogte ge
bracht.
Na een langdurige enquête, na wisseling
van talrijke geschreven stukken, nadat
alle Parüsche correspondenten van
Nederlandsche dagbladen, n.I. die van het Han
delsblad, de Nieuwe Courant, het Nieuws van
den Dag, de Nederlander, eenstemmig als
hun overtuiging hadden gegeven, dat de
beschuldigde collega schuldig stond, na het
bewijsmateriaal dat wüleerden kennen en
hefr andere dat wij (schriftonderzoek) zelf
zagen worden, zeker, na dit alles zouden
wütoch nog den beschuldigde hebben
willen hooren: als wümet de beschuldiging
waren gekomen. Wühebben echter een
reeds gedane beschuldiging gesigna
leerd, pp des beschuldigers verzoek haar
enkel ruimer gesteld, en toen hebben wu
onze verbazing uitgedrukt over het zwijgen
van den beschuldigde en zijn dagblad. Dat
was, is en zal blijven, voor as, die per slot
buitenstaanders zijn, de zaak waarover het
gaat".
De zaak, waarover het gaat, is, gelijk
me a weet, te Parus voor eene enquête
commissie geweest, welke onzen corres
pondent heeft vrijgesproken met be
tuiging van leedwezen. Alvorens die
uitspraak te doen heeft de enquête
commissie gezegd tot de partijen, dat
de commissie, na de uitvoerige zittingen
en debatten, alleen uitspraak wilde doen,
indien partyen zich op eerewoord wilden
verbinden, zich volstrekt te onderwerpen
aan de uitspraak, de zaak als geheel
beëindigd te beschouwen, en geen
enkele andere publicatie ever de zaak
te doen, dan desgewenscht de publicatie
van de uitspraak. Beide partijen hebben
dit aangenomen. De voorzitter heeft
toen de schriftelijke verklaring voor
gelezen, die wüverleden week hebben
afgedrukt, en welke toen door beide
partijen is onderteekend.
Hierdoor kreeg de enquête-commissie
feitelijk volstrekte bevoegdheid in hoog
ste ressort, en dit deed haar bij ver
gissing in haar advies aan het bestuur
van de persvereeniging het woord Eere
raad, die formeel de hoogste instantie
schijnt te zijn, gebruiken. Dit woord
is toen verbeterd op de algemeene ver
gadering, en partijen zijn gemachtigd,
het stuk te publiceeren met wijziging
van het woord Eereraad in Enquête
commissie. *
De correspondent van de Telegraaf
schijnt nu hierop de bewering te ba
seeren, dat het door hem gegeven eere
woord niet langer van kracht was.
BSchijnt h i e r o p te baseeren" ?! Het is ge
makkelijk zulke onwaarheden te verkoopea,
als men onze woorden verdonkeremaant!
Wühaalden uit de officieele stukken, uit
de notulen zelve van Mr. Drielsma's eigen
Parüsche Persvereeniging, de ongewraakte
Presidentieel a verklaring aan, waaruit zon
neklaar bleek, dat het vonnis niét was ge
weest het vonnis eener laatste instantie, en
waardoor gevolgelijk iedere beteekenis ver
viel van het onderteekende stuk, dat stuk,
waarop men zich thans zoo halstarrig bluft
beroepen om... iedere nieuwe instantie te
kunnen ontgaan!
Daarenboven insinueert hij, dat aan
onzen correspondent verboden is, van
de uitspraak gebruik te maken. 'Waar
hu dit laatste van daan haalt, is zelfs
niet te raden.
Wij noemden notabene man en paard!
Men zie ook hiervoor ons. artikel van 11
Februari, en wel pag. 2, 2e kolom. Maar
men zoeke ons artikel niet in de N. R. Ct.,
men zou het er vergeefs zoeken.
Na deze vergissing met het woord
Eereraad, heeft de corr. van de Tele
graaf" ontslag uit de persvereeniging
genomen. Zijn ontslagbrief is hij in
eene vergadering van de pers ver eeniging
komen brengen, in zulk een staat van
opwinding, dat er groote onaangenaam
heid is gevolgd. Buiten de deur ge
komen, vroeg hij toen aan de
exeoquéteurs eene verklaring, dat zijn
eer niet aangetast was.
Het is niet waar. Wühebben het
tegenhad gedaan, en wel op haar vijftiende jaar,
werd z|j met vorst Daschkow verloofd. Maar
op dienzelfden leeftijd, had de, volgens haar
overtuiging, belangrijkste gebeurtenis uit haar
leven plaats, namelijk haar kennismaking
met de grootvorstin Katharina, de gemalin
van Peter, later de vriendin van Voltaire,
die wüin de geschiedenis kennen ala Katha
rina de Groote, Keizerin van Rusland.
Men stelle zich de toovermacht voor,
welke deze schitterende, onweerstaanbare
vrouw moest uitoefenen op de verbeelding
van een jong meisje, dat naar sympathie
zocht bühare lieveliogastndies en deze vond
bij iemand, tot wie zg natuurlijk met
eerbied en bewondering opzeg.
Uit dien tijd dagteekeut de naam dien zjj
zich zelve later in hare gedenkschriften gaf,
de naam van Katharina de kleine". Maar
al vergeleek zy zich bij het muisje tegenover
den leeuw, wó&r is het, dat de groote
Katharina nooit warmer vriendin, trouwer aan
hangster heeft gehad, dan onze Katharina
Woronzon, die weldra in het huwelijk trad,
en dus op haar zestiende jaar vorstin
Daschkow werd.
Tot aan haar achttiende jaar leefde zy met
haar echtgenoot büdiens familie en betrok
toen een eigen woning, tusschen Petersburg
en Oraniëabaum, het paleia der Grootvorsten,
gelegen. Keizerin Biisabeth leefde nop, en
het hof was verdeeld in twee partyen, de
aanhangers van den grootvorst en die der
grootvorsten. De zuster van onze KatLarina
was de vriendin van den groot vorst; de
kleine Katharina daarentegen verachtte hem
wegens zijn onbeduidendheid en gemeenheid.
Hoewel hij dit wist, droeg hu haar geen
kwaad hart toe, en gaf haar zelfs eens een
goeden raad met deze woorden: Geloof mij,
het ia beter domme menschen, zooals uwe
zuster en mg', aan te hangen, dan de geleerde
lui, die de citroen uitpersen en daarna de
schil wegwerpen." Haar gehechtheid aan de
groot vorstin bleef evenwel dezelfde, en de
ophanden zynde dood der Keizerin Elizabeth
gaf nieuw voedsel aan de eerzucht der beide
vrouwen.
Zoodra de doodstijding tot haar kwam,
stond Katharina Daschkow te middernacht
deel in onze artikelen gezegd, en dat op
goeden grond. De heer Cohen vroeg niets
van dien aard. De N. R. Ct." is zeker wel
zoo goed te zeggen hoe zükomt aan zulke
fantastische wetenschap?
De heer Dawson. correspondent van
een Amerikaansch blad, naar w
meenen, heeft toen uit naam van de
exenquéteurs, persoonlijk en niet-officieel,
zoo'n verklaring afgegeven. Daarover
was ontstemming onder de leden der
vereeniging, ten bewijze waarvan wij
verleden week de verklaring van dr.
Frischauer, den correspondent van de
Neue Freie Presse, hebben afgedrukt.
De redactie van De Groene zou de
portee hiervan zeer wel hebben begre
pen, indien zij van de zaak voldoende
op de hoogte ware geweest. Niettemin
bluft de Groene zich aan dat brevet
d'honneur vastklampen, met de
mededeeling dat eenzelfde (later schriftelijke)
verzekering van hoogachting geweigerd
werd aan den vrijgesproken" corres
pondent der N. R. Ct, die er om vroeg."
Deze verdachtmaking komt door ver
haal der gebeurtenissen in het juiste
licht. Ineen persoonlijk gesprek
met den heer Dawson, heeft onze oor
respondent dezen gevraagd, waarom hu
den correspondent van De Telegraaf
die verklaring had afgegeven, en oj
niet misbruik of misvatting van die
verklaring behoorde voorkomen te wor
den, door een dergelüke verklaring uit
te reiken aan onzen correspondent. De
heer Dawson heeft toen geantwoord:
De heer Cohen had behoefte aan eene
verklaring, maar gij niet; uw vrüspraak
en het door ons uitgedrukt leedwezen
maken voor u elke verklaring
overbodig; hieromtrent is
geen misvatting mogelijk.
Hiermede was voor onzen correspon
dent de zaak uit, en, aaar wij meenen,
voor iemand, die te goeder trouw was,
terecht uit.
Wij zijn bij dat gesprek natuurlijk niet
tegenwoordig geweest, en de ex commissie
leden achten zich niet gerechtigd tot eenige
uitlating in verband met hun vroegere
functie, zoolang er geen dringende redenen
zijn. Wüvermelden echter noodgedwongen
eenige zaken, die de geloofwaardigheid
van deze voorstelling zeer verzwakken. W ij
moeten dan mededeelen, dat de positie van
den heer Drielsma tegenover de ex-enquête
commissie en tegenover het bestuur zijner
vereeniging, niet veel verschilt van zijne posi
tie jegens zyne Ned. collega's, die, zooals men
weet, allen tégen hem hebben getuigd. Die
verhouding is een gespannene. Men begrijpt
immers, ginds te Parijs, volstrekt niet, dat
de publicatie in de Telegraaf" tot gén
vervolging door den correspondent van de
N. R. Ct." heeft geleid. Dit is zówaar,
dat een spreker in de jomgste vergadering
der Association" hem, onder applaus, hier
op kon wijzen, en hij, die sedert jaren, als
automatisch, in zijn bestuurslidmaatschap
met groote meerderheid van stemmen werd
gehandhaafd, thans uit het bestuur werd
verwijderd met 33 van de 39 stemmen.
Hier is eene positie letterlijk onmogelijk
geworden... Iemand (de heer Cohen) biedt
zich aan een uitkomst! om voor den
rechter klaarheid te brengen, met alle risico
aan zulk een daad van moed verbonden, op
gevaar af daar zwaar voor te boeten en
men gaat voort zich schuil te houden!!
Het is em er van te bloozen I
Sedert heeft de correspondent van
De Tel. naar andere wapens gezocht.
Toen hu te Parijs in het ongelijk was
gesteld, heeft EU te Amsterdam
schriftkundige inlichtingen gevraagd.
Hij beroept zich nu op een
schriftkundig rapport, om onzen correspon
dent verder te vervolgen. Nu zou de
eerste daad van iemand, die bona fide
is, zijn, dat hij zijn tegenstander een
fotografie van het stuk, waarover het
gaat, en een afschrift van het deskun
dige rapport verstrekt. Tot nu toe
heeft onze correspondent
noch het een nochhetander
kunnen machtig worden. Nu
vragen wij aan elk weldenkend mensch,
of het pas geeft, zich eene beschuldi
ging aan te trekken, terwijl de tegen
partij niet ertoe te krijgen is, den be
schuldigde zelfs maar in de gelegenheid
van haar ziekbed op, begaf zich naar het
paleis der grootvorstin, eischte dringend toe
gelaten te worden, en werd weldra in de
slaapkamer gebracht. Als een staaltje van
de zonderlinge gebruiken dier tyden, wordt
vermeld, dat z^j zich toen büde vorstin te
bed begaf, naast haar ging liggen, en dat zoo
de beide vrouwen, onder het storten van
tranen, een complot smeedden, dat zen aan
vangen met den dood van den grootvorst,
en voor Rusland zulke onnoemelijke gevolgen
zon hebben.
Ware echter de grootvorst niet zoo laf en
Praisisch-gezind geveest, dan was alles anders
geloopen, want büden aanvang zijner regee
ring werd Peter de Derde met gejuich be
groet, en genoot hij zelfs eenige populariteit.
Maar er waren pas eenige maanden ver
streken, toen hu het leger reeds tegen zich
had ingenomen, en zy'n gemalin heviger dan
ooit had verbitterd, daar hu zijn best deed,
zich van haar te laten scheiden, om Elisabeth
Woronzow te kunnen huwen.
Nu was voor de kleine" Katharina de tüd
van handelen aangebroken. Haar Luis werd
de plaats van bijeenkomst der saamgezwore
nen, en züwas er gedurig op uit, om of
nieuwe aanhangers te winnen, of allen die
weifelden, vooral de officieren, over te halen,
aan haar komplot deel te nemen.
Peter de Derde zette intu;achen zyn zorge
loos leven voort, en wanneer hem het een
en ander ter oore kwam, lette hu er niet
op. Wie zou een samenzwering vreezen, aan
het hoofd waarvan een vrouwtje van 18
jaren stond! Maar dit was geen gewoon
vrouwtje, en daarby' gesteund door de graven
Orlofi, die geheel op de hand der Keizerin
waren, brak weldra de tüd van handelen
aan. Op den grooten dag zon vorstin Daschkow
in mansgewaad de keizerin vergezellen; doch
het nnr is daar, en de kleermaker niet gereed.
In vronwenkleederen durfde züsich büzulk
een gelegenheid niet vertoonen, doch zond
een bode naar de keizerin, met verzoek zich
onmiddeljjk naar Petersburg te begeven, waar
de lijfwacht gereed stond haar te ontvangen
en alles voor haar te wagen. Het gevaar dat
nu nog bestond was, dat Peter lont rook, zün
gemalin vór was, met zün troepen Petersburg
te stellen, zich te verweren. Men kan
er, dunkt ons, onder zulke omstandig
heden, met minachting voorbij gaan.
Dit is de Unferfrorenheit ten top gevoerd!
Zelfs maar in de gelegenheid te stellen
zich te verweren"! En dat zegt een
verdoukeremaner van argumenten aan het
adres van een man, die door openbare be
schuldiging de volle gelegenheid geeft voor
de rechtbank van het eigen land hem te
voeren, met op hém, beschuldiger, de volle
last van het bewijs! Het is bovendien niet
waar, dat de heer Alexander Cohen de be
doelde stukken weigerde. Uit de copie van
een brief, die voor ons ligt, en die
geteekend was door den heer Pierre Bernus,
correspondent van het Journal de Genêve,
Parijs 125 rue N. D. des Champs, en gericht
aan een persoon, die voor Mr. Drielsma
optrad, halen wij aan.
En réponse a la démarche que vous
m'avez dëmandéde faire auprès de lui,
M. Cohen me prie de vous dire ceci:
II s'engage a vous faire tenir la
photographie des documepts en queation,
a savoir la photographie de votre lettre
a M. Groei (deze brief valt sedert
het schriftkundigenrapport eigenlijk
buiten beschouwing, Red.) et celle du
P. S. de la lettre anonyme (dont Ie
texte dactylographién'a pu 're pho
tographié), Ie jour oüil aura recu
une citation reguliere h comparaitre
soit devant les tribunaux hollandais,
soit devant une juridiction
professionnelle en Hollande.
Deze brief is gedateerd 9 Februri. De
N. R Ct., die wij citeerden, 11 Februari.
Ons dunkt dat het misbaar van 's heeren
Drielsma's al te solidaire krant er mede
geteekend is. Den heer Alexander Cohen
als de persoon te beschrijven, die eenig licht
weigert, wordt waarlijk te fraai!
Zoo heeft dan het Rotterdanuche hoofd
orgaan, met allerlei praatjes waarvan wij
telkens opnieuw den mageren inhoud wraken
moesten, de hoofdzaak die wij te berde
brachten, verzwegen. Het koppelt aan
die wisselende praatjss de... gedurfde alinea,
die hier volgt, en waarmede wij haar brok
kelig proza (brokkelig, en daarom mochten
wij het in brokken geven) geheel hebben
geciteerd:
Het Groene weekblad schrijft mooie
zinnen over de eer van de pers en geeft
te kennen, dat het onze houding in
deze zaak daarmede niet weet te rijmen.
Inderdaad, uit de onwaardige verdacht
makingen, die nu tot tweemaal toe in
dat blad ZUH verschenen, blijkt dat wij
omtrent de eer van de pers andere
opvattingen huldigen, dan de redacteur
van de Groene.
Wüzijn langzamerhand overtuigd ge
worden, dat wij onszelf daarmee kunnen
gelukwenschen.
Wij schreven boven dit artikel: De
Nieuwe Rotterdamsche Courant." Onze
polemiek toch met dit dagblad over eene
zaak, die eerst de eer betrof van twee cor
respondenten, gaat van beteekenis worden
voor de waardeering van de Nederlandsche
pers. Hoe is het mogelijk, vragen wij, dat
zij. die een krant geregeld lezen, die er
aldus de dagelijksche steun van zijn, de
benedenpeilsche polemische methoden dul
den, die groote organen, zooals dit, er bij
wijlen op na houden? Hoe kunnen zij,
zonder in hun fatsoensgevoel te
worden geschokt, het aanzien, dat aangeval
len artikels, voorkomend in andere bladen,
met vooze deftigheid worden omlaaggehaald,
zonder dat deze artikels worden overgenomen,
zonder dat hun inhoud eenigermate wordt
weergegeven, ja zelfs zonder dat aan de klem
mendste argumenten iets anders ten deel
valt dan een reddelooze verhaspeling l Men
leze in ons nummer van 11 Februari ons kort
en waarlijk sober betoog over de presiden
tieele verklaring ia den Parijschen journa
listenkring, en men vergelijke daarmee (wij
gaven het boven eenigszins aan) wat de N. R.
Ct. er van maakt! Men leze onze herhaalde
verklaringen, dat en waarom wij verbaasd
zijn over het niet voor den rechter geroepen
worden van den heer Alexander Cohen
door zijn beschuldigden collega van de
N. R. Ct. en men ga na, waar in de
deftigdoende artikels van dit zichzelf hoog
achtende blad deze hoofdinhoud van
bereikte en de poorten liet sluiten. Onze
arme vorstin bracht in haar onzekerheid
een slapeloozen nacht door, doch reeds des
ochenis om zes uren ontving zy de
heuchelüke tijding, dat Katharina door de garde
tot Keizerin was uitgeroepen.
Nu trok de kleine" dadelijk haar
galakleei aan, reed naar het paleis; doch moest
wegens de groote menschenmagsa, die zich
daarvoor hadden verzameld, uit haar rijtuig
stappen. Daar werd zy door eenige officieren
en soldaten herkend, die haar op hunne
armen tot in de vertrekken der Keizerin
droegen, waarop zij deze omhelsde en geluk
wenschte.
De tyd van rusten was echter voor de
beide dames nog niet aangebroken. Ka eenige
noodzakelijke plechtigheden te hebben bij
gewoond, bega7en zy zich aan hethoefdder
troepen, naar Peterhof, "den zetel van het
leger, evenals Kroonstad die der vloot was.
Voor deze gelegenheid staken beiden zich
in de uniform der garde-officieren. Da vorstin
Daschkow, die ons wordt voorgesteld als een
klein tenger vrouwtje, heeft er zeker in zoo'n
uniform, als een jongen van 15 jaren uitge
zien, en zy verbaasde de Heeren Senatoren
dan ook niet weinig, toen zy in datkostnnm
in hunne vergadering kwam, om hen op een
in der haast begaan verzuim opmerkzaam t e
maken.
De Keizerin en haar vriendin hielden een
revue over twaalfduizend man, en over
nachtten in een boerenwoning. Den vol
genden avond kwamen züta Peterhof aan.
Peter de Derde was van daar vertrekken
naar Oraniënbanm en ijlde gedurig van de
eene plaats naar de andere. By eiken nieuwen
triomf zyner gemalin verloor hy een deel van
den moert, dien hy wellicht eens had bezeten.
De dappere generaal Mnnnick bad hem slag
te leveren ; doch te vergeeft. Peter ontwierp
twintig plannen, die geen van allen werden
uitgevoerd. Toen ried Munnick hem aan naar
Kroonstad te gaan, en zich van de trouw
der vloot te verzekeren ; doch Kathaiiua was
hem voor geweest, en büzyn aankomst werd
hy begroet met de kreten : leve Katharina."
Overal waar hy kwam dezelfde juichtonen.
HU keerde naar Peterhof terug.
ons betoog vermeld staat. Men zal het
niat vinden.
Het lust ons op dit oogenblik niet iets
meer over deze zaak te zeggen. Wij zwijgen
wederom over al datgene, dat wij niet be
hoeven te beroeren, indien de Nieuwe Rott.
Courant en haar correspondent thans een
der vele wegen betreden, die wühaar wezen.
Dat de heer Cohen vrij was zün beschul
diging te uiten, hebben wij aangetoond.
Dat de heer Drielsma vrij is, nadat de heer
Cohen die vrijheid heeft genomen (al ware
dit zelfs, tegen hetgeen juist is, n, ten on
rechte geschied), is zoo klaar als de dag.
Het is hem trouwens beduid in zijne ver
eeniging zelve. Wij wachten nog met een
laatste overblijfsel van vertrouwen.
Het is zeer klein. Maar wij zijn optimisten!
HELENE MBECIEK. Verbonden Schakelt
ingeleid door Mevrouw G
KAPTEYNMUYSKEN. Ned. Bibliotheek. Mpy.
voor Goede en Goedkoope Lectuur.
Amsterdam (1911).
Wat van dezen nuttigen en sympathieken
herdruk van Helena Merciar's Perbonden
Schakels een der aangenaamste omstandig
heden uitmaakt, ia dat hy gelegenheid geeft
nog eens da persoonlijkheid der schrijfster te
gedenken, zoowel in haar geschrifcen als in
haar leren en werken.
Wat de eerste betreft, zoozeer veranderd
sedert 1885 is de wereld niet of menige man
en menige vrouw kan er zyn begrip door
verhelderen van verschillende maatschappe
lijke toestanden en tot zei f inzicht geraken,
maar wij allen,, haast zonder uitzondering,
kunnen onder de bekoring komen van dezen
helderer, inget ogen-ze', f aewust en en wel zeer
voornamen geest, die, trots een weinipje
ouderwe's Aheid in den vorm van het soms
over-bee'dryk en al te breed uitgedijde
betoog, een accent van innigen ernst en
diepe bewogenheid bewaart, die onmiddellijk
van hart tot hart gaat. Er ia nieta senti
menteels in dit gevoel, alle ijdelheid en
zelfverheffing zün hier verre! Het is eerder
de «ede aap t e klank van een atem, die geleerd
heeft zich te beheerechen in haar harts
tochtelijke aandrangen, omdat immers harts
tocht nog geen kracht beteekent en züniet
spreken wilde, vór züvan weten en over
tuiging sterk waa. En nu gevoelt men in
die vaak onpersoonlijk deftige taal, de
vroeger geykte zeggingswüs van de verhan
deling"?de macht van een tot rede en wil
geworden ontroering, die niet nalaat een
duidelijke echo in ons te wekken van mee
gevoel er... een weinig zelfverwijt tevens.
Ziedaar waarom deze opstellen, waarvan
enkele toch reeds over de dertig jaar oud
zyn, ons zoo bij tender frisch aandoen, ook
al is het feitelijke hunner beweringen voor
een deel reeds niets meer van onzen tijd.
Helene Mercier ia in dezen bundel overal
de hervormster, wisdevrij wording der vrouw
ter harte gaat, de vrouw speciaal uit de
hoogere klassen, de getrouwde zoowel als de
ongetrouwde. n nu is het misschien haar
fout, de font van haar eigen sterk individu
alisme, dat zy den toestand dier vrouwen en
hun vrijmaking al te zeer beschouwt buiten
verband met hun omgeving en hun socialen
groep. Dit noemt men, geloof ik, juist idea
listisch zijn.
Van de ongehuwden wist zy, dat de drang
der maatschappelijke omstan iigheden, niet
minder dan het eigen gemoed, hen dreef
zelfstandig te worden en het was haar vurig
begeeren, die ontwikkeling van individu en
maatschappij te bevorderen door
geastesontwikkeling. Maar voor de getrouwden kon
züeen gelijke sociale verkeering niet aan
wijzen, terwül zij echter wist, dat ook mj
hen de onvrede met hun lot van
vrouw-enmoeder en een vaag verlangen naar wat
anders van jaar op jaar toenam.
En nu dacht haar dit genoeg, deze per
soonlijke, afzonderlijke neiging tot
levengwyziging, en achtte zij het enkel traagheid
of weeldezucht of oppervlakkigheid, indien
desondanks zoo velen volhardden bühet leven
van bezig nietsdoen, dat by' uitnemendheid
het bestaan der getrouwde dame" uit den
De kozakken, die hem nooit gezien had
den, bewaarden het stilzwijgen; al de anderen
riepen wederom leve de Keizerin".
Men sloot hem nu op in een sombere
kamer te Peterhof en voerde hem later naar
Mopsa, waar Orloff hem met behulp van een
paar anderen vermoordde, een paar dagen
nadat de beide Katharina's, een zege yi er en
den intocht in Petersburg hadden gedaan.
Zoo was het jaren daarna in Ruslan l gegaan,
zoo ging het jaren daarna. Menschenlevens
werden weinig geteld, wanneer de een den
ander in den weg stond. De sterkste of de
geslepenste bleef meester.
Als loon voor hare trouwe diensten kreeg
Katharina Daschkow de orde van St. Katha
rina en een som van 24,000 roebels, waarmee
züde schulden van haar man betaalde.
Kart daarop werd zij tot eeredamèder
Keizerin benoemd, en betrok met baar echt
genoot eenige vertrekken in het paleis, at
eiken dag aan de Keizerlijke tafel en nam
deel aan de genoegens van het hof, maar
het Bchynt dat de Keizerin jaloerscb. was op
haar roam, door het gelukken van haar
samenzwering, en dat de Orloffs, die ook
naürerig op haar waren, geen gelegenheid
verzuimden om haar te krenken.
Het ging wonderlyk toe aan het hof, en
voor zulk een buitengewoon ontwikkel Je
vrouw als Katharina de Groote werkelijk was,
kon ze zich al zeer vreemd vermaken. Z
kon volstrekt niet zingen, vorst Daschkow
ever min, en toch zongen zij samen duetten,
waarby zy' de zangers en zangeressen van
beroep potsierlijk nabootsten.
Ook speelde zy soms voor poes, en liep
dan miauwende door de zalen van het paleis,
terwyl züaan elk die in haar naby'heid kwam,
oor vegen uitdeelde.
Op twintisijarigen leefty'd werd onze
..Kleine" Katharina weduwe. Zy had voor
nalatenschap twee kinderen en een massa
schulden. Om de eerste behoorlijk op te
voeden, en de laatste te betalen, verliet zy
het hof en betrok zy een klein huisje, werd
haar eigen huishoudster en de gouvernante
harer kinderen, verkocht al haar zilver en
jnweelen, verteerde jaarlijks niet meer dan
500 roebels en had na eenige jaren alle
schuld