De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 18 februari pagina 2

18 februari 1912 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1808 De K. E. Ct., zonder dezen hoofdinhoud van on* artikel te vermelden (I), verklaarde, dat haar correspondent zweeg* omdat zijn eerewoord hem bond. . . . Hy had immers, mét den heer Alexander Cohen, en vór de uitspraak der Parüsche enquête-commissie, een stuk geteekend, waarin h\j beloofde over de zaak te zwvjgen en haar te be schouwen als afgedaan. Nog op n punt verder al het overige verzwijgend ging de N. R. Ct. in. Dit artikel van de N". R. Ct. hebben wü, zooals onze gewoonte is, en zooals trouwens de eerste regelen van persfatsoen gebieden, in zün geheel afgedrukt -(LI Febr.) Haar twee argumenteeriagen" hebben wjj nauwgezet beantwoord en voor ieder duidelijk als waardeloos doen kennen. Door aanhaling eener in de notulen der Persvereeniging opgenomen presidentieele verklaring bewezen wij, dat de heer Cohen (en bijgevolg de heer Drielsma natuurlijk evenmin) niet meer door zijn eere woord was gebonden. En wij vervolgden: "Wüverklaren hier met den meesten nadruk, dat wjj in onze uiteenzettingen, gelijk de vorige maal, zoo sober zijn als ' wüeenigszins kunnen verantwoorden. VTügingen .voorloojpig niet verder dan het : bewijs te leveren van de waarde loosheid der documenten, door de N. R. Ct. te berde gebracht. Wütreden onge noopt niet in verdere bijzonderheden. WlJ HERHALEX ECHTER DRINGEND, ONZE VRAAG ; WAAROM WORDT BEN DOOR AL NEDEKLANDSCHE COLLEGA'S TE PARUS ALS EERLIJK ERKEND COLLEGA, N.L. DE HEER COHEN, NOG STEEDS NIET DOOR DEN CORRESPONDENT VAN. DE N. R. Ct. TER VERANTWOORDING GEROEPEN VOOR BENIGE JURISDICTIE, DIE WAARBORGEN GEEFT?" De N. R. Ct. zonder eigenlijk van ons stuk, waarvan dit laatste de pointe was, eenige notitie te nemen, babbelt nu aldus: ONWAARDIGE VERDACHTMAKING. Het Groene weekblad neemt ander maal den handschoen op voor den cor respondent van de Telegraaf te Parijs, ten aanzien van diens beschuldiging, tegen onzen Parijschen cqrrespondent geuit, als zon deze aan de redactie van de Telegraaf een anoniemen brief hebben geschreven, waarin over den Parijschen correspondent van dat blad niet mooi werd gesproken. Wüzouden op deze verdachtmaking, niet' terugkomen, indien niet het Groene ?weekblad zijne beschouwingen inleidde met dezen zin, die niet zonder dubbel zinnigheid is : Wij kunnen het prijzen, dat een blad zijn correspondent be schermt, maar als het met zoo weinig kennis van zaken geschiedt als hier boven (de Groene drukt ons artikel van verleden week af) is noch de corres pondent, nöoh het openbaar belaag daar op den duur mee gediend." Wij kunnen het prijzen, dat een blad zijn correspondent beschermt." Hier over n woord. De redactie van de N. R. Ct. kan het in eene zaak als deze allén prijzen, dat een blad zijn corres pondent beschermt, indien dat blad op recht overtuigd is, dat de correspondent ; niet schuldig staat aan het hem telaste , ' gelegde feit. Aangezien wüin goeden temoede die overtuiging bezitten, en dank züde campagne die tegen onzen correspondent gevoerd wordt steeds sterker die overtuiging koesteren, Dit is een onbeschaamdheid. Zulk een tusschenzin kan alleen beteekenen, dat onze artikelen (zij vormen immers op 't oogenblik de eemige campagne"), die wümet zoo : groote voorzichtigheid en soberheid hebben gesteld, door hun karakter het wantrouwen in de aanvallers versterken. . . . Dit geeft de N. R. Ct." tenminste den buitenstaander te denken. Yan insinuatie" gesproken! nemen wüde zaak voor hem op nadat onze correspondent op onzen herhaalden aandrang zich van elk ver weer heeft onthouden, dat hij daaren boven niet afdoend zou kunnen voeren, zonder zijn eerewoord te breken. Schrij ven wij zonder kennis van zaken? Wij schrüven wellicht met heel wat meer kennis van zaken, dan de redactie van de Groene, die, door den aanvaller voorgelicht, den aanval op onzen DE KLEINE KATHARINA DOOR H. CORNELI88EN. Een der merkwaardigste vrouwen, die in de achttiende eeuw een groote rol in het leven der Bassen gespeeld heeft, is voorzeker Katharina Wironsow te noemen. Zjj werd te St. Petersburg in het jaar 1744 geboren. Hare beide oudere zusters waren hofdames der Keizerin. Van haren vader valt weinig te vertellen en hare moeder stierf toen zy nog heel jong was, zoodat z\j bjj haar groot moeder in huis kwam, doch eigenlijk ten huize van haar oom, den minister, met diens eenige dochter werd opgevoed. Hoewel de opvoeding der Russische dame destijds zeer oppervlakkig was, mocht de hare zeer voldoende heeten, want züleerde vier talen, en allerlei bijzaken, en wel van de beste meesters die in Petersburg te krijgen waren. Maar zij begreep, dat er meer te leeren viel dan datgene wat slechts dierde om in gezelschappen te schitteren, en be sloot zich zelve te ontwikkelen en te be kwamen. Züvroeg haar oom om diens papieren te mogen nasnufielen en zat dag en nacht te stndeeren, zoo zelfs dat hare gezondheid er onder leed. Eiken vreemde ling, die het huis van haar oom betrad, overstelpte zij met vragen, aangaande zün geboorteland, de wetten en den regeeringsvorm, en geleek hunne antwoorden onder ling. Dit was haar echter nog niet voldoende, en zij nam zich voor, om zoodra de gelegen heid zich voordeed, zelve te gaan r eisen. De keus harer boeken was voor een des tijds veertienjarig meisje buitengewoon te noemen; zij zelve noemt als hare geliefkoosde echrüvers: Bayle, Monteeqnien, Boileau en Voltaire, en toen haar bibliotheek eens verrijkt werd met een encyclopaedie, waa zij zoo verheugd, als een ander meisje over een schoon sieraad. Nog vór zij haar intrede in de wereld correspondent voor hare rekening neemt, en geene poging heeft gedaan, om ook van de andere zyde te worden op de hoogte ge bracht. Na een langdurige enquête, na wisseling van talrijke geschreven stukken, nadat alle Parüsche correspondenten van Nederlandsche dagbladen, n.I. die van het Han delsblad, de Nieuwe Courant, het Nieuws van den Dag, de Nederlander, eenstemmig als hun overtuiging hadden gegeven, dat de beschuldigde collega schuldig stond, na het bewijsmateriaal dat wüleerden kennen en hefr andere dat wij (schriftonderzoek) zelf zagen worden, zeker, na dit alles zouden wütoch nog den beschuldigde hebben willen hooren: als wümet de beschuldiging waren gekomen. Wühebben echter een reeds gedane beschuldiging gesigna leerd, pp des beschuldigers verzoek haar enkel ruimer gesteld, en toen hebben wu onze verbazing uitgedrukt over het zwijgen van den beschuldigde en zijn dagblad. Dat was, is en zal blijven, voor as, die per slot buitenstaanders zijn, de zaak waarover het gaat". De zaak, waarover het gaat, is, gelijk me a weet, te Parus voor eene enquête commissie geweest, welke onzen corres pondent heeft vrijgesproken met be tuiging van leedwezen. Alvorens die uitspraak te doen heeft de enquête commissie gezegd tot de partijen, dat de commissie, na de uitvoerige zittingen en debatten, alleen uitspraak wilde doen, indien partyen zich op eerewoord wilden verbinden, zich volstrekt te onderwerpen aan de uitspraak, de zaak als geheel beëindigd te beschouwen, en geen enkele andere publicatie ever de zaak te doen, dan desgewenscht de publicatie van de uitspraak. Beide partijen hebben dit aangenomen. De voorzitter heeft toen de schriftelijke verklaring voor gelezen, die wüverleden week hebben afgedrukt, en welke toen door beide partijen is onderteekend. Hierdoor kreeg de enquête-commissie feitelijk volstrekte bevoegdheid in hoog ste ressort, en dit deed haar bij ver gissing in haar advies aan het bestuur van de persvereeniging het woord Eere raad, die formeel de hoogste instantie schijnt te zijn, gebruiken. Dit woord is toen verbeterd op de algemeene ver gadering, en partijen zijn gemachtigd, het stuk te publiceeren met wijziging van het woord Eereraad in Enquête commissie. * De correspondent van de Telegraaf schijnt nu hierop de bewering te ba seeren, dat het door hem gegeven eere woord niet langer van kracht was. BSchijnt h i e r o p te baseeren" ?! Het is ge makkelijk zulke onwaarheden te verkoopea, als men onze woorden verdonkeremaant! Wühaalden uit de officieele stukken, uit de notulen zelve van Mr. Drielsma's eigen Parüsche Persvereeniging, de ongewraakte Presidentieel a verklaring aan, waaruit zon neklaar bleek, dat het vonnis niét was ge weest het vonnis eener laatste instantie, en waardoor gevolgelijk iedere beteekenis ver viel van het onderteekende stuk, dat stuk, waarop men zich thans zoo halstarrig bluft beroepen om... iedere nieuwe instantie te kunnen ontgaan! Daarenboven insinueert hij, dat aan onzen correspondent verboden is, van de uitspraak gebruik te maken. 'Waar hu dit laatste van daan haalt, is zelfs niet te raden. Wij noemden notabene man en paard! Men zie ook hiervoor ons. artikel van 11 Februari, en wel pag. 2, 2e kolom. Maar men zoeke ons artikel niet in de N. R. Ct., men zou het er vergeefs zoeken. Na deze vergissing met het woord Eereraad, heeft de corr. van de Tele graaf" ontslag uit de persvereeniging genomen. Zijn ontslagbrief is hij in eene vergadering van de pers ver eeniging komen brengen, in zulk een staat van opwinding, dat er groote onaangenaam heid is gevolgd. Buiten de deur ge komen, vroeg hij toen aan de exeoquéteurs eene verklaring, dat zijn eer niet aangetast was. Het is niet waar. Wühebben het tegenhad gedaan, en wel op haar vijftiende jaar, werd z|j met vorst Daschkow verloofd. Maar op dienzelfden leeftijd, had de, volgens haar overtuiging, belangrijkste gebeurtenis uit haar leven plaats, namelijk haar kennismaking met de grootvorstin Katharina, de gemalin van Peter, later de vriendin van Voltaire, die wüin de geschiedenis kennen ala Katha rina de Groote, Keizerin van Rusland. Men stelle zich de toovermacht voor, welke deze schitterende, onweerstaanbare vrouw moest uitoefenen op de verbeelding van een jong meisje, dat naar sympathie zocht bühare lieveliogastndies en deze vond bij iemand, tot wie zg natuurlijk met eerbied en bewondering opzeg. Uit dien tijd dagteekeut de naam dien zjj zich zelve later in hare gedenkschriften gaf, de naam van Katharina de kleine". Maar al vergeleek zy zich bij het muisje tegenover den leeuw, wó&r is het, dat de groote Katharina nooit warmer vriendin, trouwer aan hangster heeft gehad, dan onze Katharina Woronzon, die weldra in het huwelijk trad, en dus op haar zestiende jaar vorstin Daschkow werd. Tot aan haar achttiende jaar leefde zy met haar echtgenoot büdiens familie en betrok toen een eigen woning, tusschen Petersburg en Oraniëabaum, het paleia der Grootvorsten, gelegen. Keizerin Biisabeth leefde nop, en het hof was verdeeld in twee partyen, de aanhangers van den grootvorst en die der grootvorsten. De zuster van onze KatLarina was de vriendin van den groot vorst; de kleine Katharina daarentegen verachtte hem wegens zijn onbeduidendheid en gemeenheid. Hoewel hij dit wist, droeg hu haar geen kwaad hart toe, en gaf haar zelfs eens een goeden raad met deze woorden: Geloof mij, het ia beter domme menschen, zooals uwe zuster en mg', aan te hangen, dan de geleerde lui, die de citroen uitpersen en daarna de schil wegwerpen." Haar gehechtheid aan de groot vorstin bleef evenwel dezelfde, en de ophanden zynde dood der Keizerin Elizabeth gaf nieuw voedsel aan de eerzucht der beide vrouwen. Zoodra de doodstijding tot haar kwam, stond Katharina Daschkow te middernacht deel in onze artikelen gezegd, en dat op goeden grond. De heer Cohen vroeg niets van dien aard. De N. R. Ct." is zeker wel zoo goed te zeggen hoe zükomt aan zulke fantastische wetenschap? De heer Dawson. correspondent van een Amerikaansch blad, naar w meenen, heeft toen uit naam van de exenquéteurs, persoonlijk en niet-officieel, zoo'n verklaring afgegeven. Daarover was ontstemming onder de leden der vereeniging, ten bewijze waarvan wij verleden week de verklaring van dr. Frischauer, den correspondent van de Neue Freie Presse, hebben afgedrukt. De redactie van De Groene zou de portee hiervan zeer wel hebben begre pen, indien zij van de zaak voldoende op de hoogte ware geweest. Niettemin bluft de Groene zich aan dat brevet d'honneur vastklampen, met de mededeeling dat eenzelfde (later schriftelijke) verzekering van hoogachting geweigerd werd aan den vrijgesproken" corres pondent der N. R. Ct, die er om vroeg." Deze verdachtmaking komt door ver haal der gebeurtenissen in het juiste licht. Ineen persoonlijk gesprek met den heer Dawson, heeft onze oor respondent dezen gevraagd, waarom hu den correspondent van De Telegraaf die verklaring had afgegeven, en oj niet misbruik of misvatting van die verklaring behoorde voorkomen te wor den, door een dergelüke verklaring uit te reiken aan onzen correspondent. De heer Dawson heeft toen geantwoord: De heer Cohen had behoefte aan eene verklaring, maar gij niet; uw vrüspraak en het door ons uitgedrukt leedwezen maken voor u elke verklaring overbodig; hieromtrent is geen misvatting mogelijk. Hiermede was voor onzen correspon dent de zaak uit, en, aaar wij meenen, voor iemand, die te goeder trouw was, terecht uit. Wij zijn bij dat gesprek natuurlijk niet tegenwoordig geweest, en de ex commissie leden achten zich niet gerechtigd tot eenige uitlating in verband met hun vroegere functie, zoolang er geen dringende redenen zijn. Wüvermelden echter noodgedwongen eenige zaken, die de geloofwaardigheid van deze voorstelling zeer verzwakken. W ij moeten dan mededeelen, dat de positie van den heer Drielsma tegenover de ex-enquête commissie en tegenover het bestuur zijner vereeniging, niet veel verschilt van zijne posi tie jegens zyne Ned. collega's, die, zooals men weet, allen tégen hem hebben getuigd. Die verhouding is een gespannene. Men begrijpt immers, ginds te Parijs, volstrekt niet, dat de publicatie in de Telegraaf" tot gén vervolging door den correspondent van de N. R. Ct." heeft geleid. Dit is zówaar, dat een spreker in de jomgste vergadering der Association" hem, onder applaus, hier op kon wijzen, en hij, die sedert jaren, als automatisch, in zijn bestuurslidmaatschap met groote meerderheid van stemmen werd gehandhaafd, thans uit het bestuur werd verwijderd met 33 van de 39 stemmen. Hier is eene positie letterlijk onmogelijk geworden... Iemand (de heer Cohen) biedt zich aan een uitkomst! om voor den rechter klaarheid te brengen, met alle risico aan zulk een daad van moed verbonden, op gevaar af daar zwaar voor te boeten en men gaat voort zich schuil te houden!! Het is em er van te bloozen I Sedert heeft de correspondent van De Tel. naar andere wapens gezocht. Toen hu te Parijs in het ongelijk was gesteld, heeft EU te Amsterdam schriftkundige inlichtingen gevraagd. Hij beroept zich nu op een schriftkundig rapport, om onzen correspon dent verder te vervolgen. Nu zou de eerste daad van iemand, die bona fide is, zijn, dat hij zijn tegenstander een fotografie van het stuk, waarover het gaat, en een afschrift van het deskun dige rapport verstrekt. Tot nu toe heeft onze correspondent noch het een nochhetander kunnen machtig worden. Nu vragen wij aan elk weldenkend mensch, of het pas geeft, zich eene beschuldi ging aan te trekken, terwijl de tegen partij niet ertoe te krijgen is, den be schuldigde zelfs maar in de gelegenheid van haar ziekbed op, begaf zich naar het paleis der grootvorstin, eischte dringend toe gelaten te worden, en werd weldra in de slaapkamer gebracht. Als een staaltje van de zonderlinge gebruiken dier tyden, wordt vermeld, dat z^j zich toen büde vorstin te bed begaf, naast haar ging liggen, en dat zoo de beide vrouwen, onder het storten van tranen, een complot smeedden, dat zen aan vangen met den dood van den grootvorst, en voor Rusland zulke onnoemelijke gevolgen zon hebben. Ware echter de grootvorst niet zoo laf en Praisisch-gezind geveest, dan was alles anders geloopen, want büden aanvang zijner regee ring werd Peter de Derde met gejuich be groet, en genoot hij zelfs eenige populariteit. Maar er waren pas eenige maanden ver streken, toen hu het leger reeds tegen zich had ingenomen, en zy'n gemalin heviger dan ooit had verbitterd, daar hu zijn best deed, zich van haar te laten scheiden, om Elisabeth Woronzow te kunnen huwen. Nu was voor de kleine" Katharina de tüd van handelen aangebroken. Haar Luis werd de plaats van bijeenkomst der saamgezwore nen, en züwas er gedurig op uit, om of nieuwe aanhangers te winnen, of allen die weifelden, vooral de officieren, over te halen, aan haar komplot deel te nemen. Peter de Derde zette intu;achen zyn zorge loos leven voort, en wanneer hem het een en ander ter oore kwam, lette hu er niet op. Wie zou een samenzwering vreezen, aan het hoofd waarvan een vrouwtje van 18 jaren stond! Maar dit was geen gewoon vrouwtje, en daarby' gesteund door de graven Orlofi, die geheel op de hand der Keizerin waren, brak weldra de tüd van handelen aan. Op den grooten dag zon vorstin Daschkow in mansgewaad de keizerin vergezellen; doch het nnr is daar, en de kleermaker niet gereed. In vronwenkleederen durfde züsich büzulk een gelegenheid niet vertoonen, doch zond een bode naar de keizerin, met verzoek zich onmiddeljjk naar Petersburg te begeven, waar de lijfwacht gereed stond haar te ontvangen en alles voor haar te wagen. Het gevaar dat nu nog bestond was, dat Peter lont rook, zün gemalin vór was, met zün troepen Petersburg te stellen, zich te verweren. Men kan er, dunkt ons, onder zulke omstandig heden, met minachting voorbij gaan. Dit is de Unferfrorenheit ten top gevoerd! Zelfs maar in de gelegenheid te stellen zich te verweren"! En dat zegt een verdoukeremaner van argumenten aan het adres van een man, die door openbare be schuldiging de volle gelegenheid geeft voor de rechtbank van het eigen land hem te voeren, met op hém, beschuldiger, de volle last van het bewijs! Het is bovendien niet waar, dat de heer Alexander Cohen de be doelde stukken weigerde. Uit de copie van een brief, die voor ons ligt, en die geteekend was door den heer Pierre Bernus, correspondent van het Journal de Genêve, Parijs 125 rue N. D. des Champs, en gericht aan een persoon, die voor Mr. Drielsma optrad, halen wij aan. En réponse a la démarche que vous m'avez dëmandéde faire auprès de lui, M. Cohen me prie de vous dire ceci: II s'engage a vous faire tenir la photographie des documepts en queation, a savoir la photographie de votre lettre a M. Groei (deze brief valt sedert het schriftkundigenrapport eigenlijk buiten beschouwing, Red.) et celle du P. S. de la lettre anonyme (dont Ie texte dactylographién'a pu 're pho tographié), Ie jour oüil aura recu une citation reguliere h comparaitre soit devant les tribunaux hollandais, soit devant une juridiction professionnelle en Hollande. Deze brief is gedateerd 9 Februri. De N. R Ct., die wij citeerden, 11 Februari. Ons dunkt dat het misbaar van 's heeren Drielsma's al te solidaire krant er mede geteekend is. Den heer Alexander Cohen als de persoon te beschrijven, die eenig licht weigert, wordt waarlijk te fraai! Zoo heeft dan het Rotterdanuche hoofd orgaan, met allerlei praatjes waarvan wij telkens opnieuw den mageren inhoud wraken moesten, de hoofdzaak die wij te berde brachten, verzwegen. Het koppelt aan die wisselende praatjss de... gedurfde alinea, die hier volgt, en waarmede wij haar brok kelig proza (brokkelig, en daarom mochten wij het in brokken geven) geheel hebben geciteerd: Het Groene weekblad schrijft mooie zinnen over de eer van de pers en geeft te kennen, dat het onze houding in deze zaak daarmede niet weet te rijmen. Inderdaad, uit de onwaardige verdacht makingen, die nu tot tweemaal toe in dat blad ZUH verschenen, blijkt dat wij omtrent de eer van de pers andere opvattingen huldigen, dan de redacteur van de Groene. Wüzijn langzamerhand overtuigd ge worden, dat wij onszelf daarmee kunnen gelukwenschen. Wij schreven boven dit artikel: De Nieuwe Rotterdamsche Courant." Onze polemiek toch met dit dagblad over eene zaak, die eerst de eer betrof van twee cor respondenten, gaat van beteekenis worden voor de waardeering van de Nederlandsche pers. Hoe is het mogelijk, vragen wij, dat zij. die een krant geregeld lezen, die er aldus de dagelijksche steun van zijn, de benedenpeilsche polemische methoden dul den, die groote organen, zooals dit, er bij wijlen op na houden? Hoe kunnen zij, zonder in hun fatsoensgevoel te worden geschokt, het aanzien, dat aangeval len artikels, voorkomend in andere bladen, met vooze deftigheid worden omlaaggehaald, zonder dat deze artikels worden overgenomen, zonder dat hun inhoud eenigermate wordt weergegeven, ja zelfs zonder dat aan de klem mendste argumenten iets anders ten deel valt dan een reddelooze verhaspeling l Men leze in ons nummer van 11 Februari ons kort en waarlijk sober betoog over de presiden tieele verklaring ia den Parijschen journa listenkring, en men vergelijke daarmee (wij gaven het boven eenigszins aan) wat de N. R. Ct. er van maakt! Men leze onze herhaalde verklaringen, dat en waarom wij verbaasd zijn over het niet voor den rechter geroepen worden van den heer Alexander Cohen door zijn beschuldigden collega van de N. R. Ct. en men ga na, waar in de deftigdoende artikels van dit zichzelf hoog achtende blad deze hoofdinhoud van bereikte en de poorten liet sluiten. Onze arme vorstin bracht in haar onzekerheid een slapeloozen nacht door, doch reeds des ochenis om zes uren ontving zy de heuchelüke tijding, dat Katharina door de garde tot Keizerin was uitgeroepen. Nu trok de kleine" dadelijk haar galakleei aan, reed naar het paleis; doch moest wegens de groote menschenmagsa, die zich daarvoor hadden verzameld, uit haar rijtuig stappen. Daar werd zy door eenige officieren en soldaten herkend, die haar op hunne armen tot in de vertrekken der Keizerin droegen, waarop zij deze omhelsde en geluk wenschte. De tyd van rusten was echter voor de beide dames nog niet aangebroken. Ka eenige noodzakelijke plechtigheden te hebben bij gewoond, bega7en zy zich aan hethoefdder troepen, naar Peterhof, "den zetel van het leger, evenals Kroonstad die der vloot was. Voor deze gelegenheid staken beiden zich in de uniform der garde-officieren. Da vorstin Daschkow, die ons wordt voorgesteld als een klein tenger vrouwtje, heeft er zeker in zoo'n uniform, als een jongen van 15 jaren uitge zien, en zy verbaasde de Heeren Senatoren dan ook niet weinig, toen zy in datkostnnm in hunne vergadering kwam, om hen op een in der haast begaan verzuim opmerkzaam t e maken. De Keizerin en haar vriendin hielden een revue over twaalfduizend man, en over nachtten in een boerenwoning. Den vol genden avond kwamen züta Peterhof aan. Peter de Derde was van daar vertrekken naar Oraniënbanm en ijlde gedurig van de eene plaats naar de andere. By eiken nieuwen triomf zyner gemalin verloor hy een deel van den moert, dien hy wellicht eens had bezeten. De dappere generaal Mnnnick bad hem slag te leveren ; doch te vergeeft. Peter ontwierp twintig plannen, die geen van allen werden uitgevoerd. Toen ried Munnick hem aan naar Kroonstad te gaan, en zich van de trouw der vloot te verzekeren ; doch Kathaiiua was hem voor geweest, en büzyn aankomst werd hy begroet met de kreten : leve Katharina." Overal waar hy kwam dezelfde juichtonen. HU keerde naar Peterhof terug. ons betoog vermeld staat. Men zal het niat vinden. Het lust ons op dit oogenblik niet iets meer over deze zaak te zeggen. Wij zwijgen wederom over al datgene, dat wij niet be hoeven te beroeren, indien de Nieuwe Rott. Courant en haar correspondent thans een der vele wegen betreden, die wühaar wezen. Dat de heer Cohen vrij was zün beschul diging te uiten, hebben wij aangetoond. Dat de heer Drielsma vrij is, nadat de heer Cohen die vrijheid heeft genomen (al ware dit zelfs, tegen hetgeen juist is, n, ten on rechte geschied), is zoo klaar als de dag. Het is hem trouwens beduid in zijne ver eeniging zelve. Wij wachten nog met een laatste overblijfsel van vertrouwen. Het is zeer klein. Maar wij zijn optimisten! HELENE MBECIEK. Verbonden Schakelt ingeleid door Mevrouw G KAPTEYNMUYSKEN. Ned. Bibliotheek. Mpy. voor Goede en Goedkoope Lectuur. Amsterdam (1911). Wat van dezen nuttigen en sympathieken herdruk van Helena Merciar's Perbonden Schakels een der aangenaamste omstandig heden uitmaakt, ia dat hy gelegenheid geeft nog eens da persoonlijkheid der schrijfster te gedenken, zoowel in haar geschrifcen als in haar leren en werken. Wat de eerste betreft, zoozeer veranderd sedert 1885 is de wereld niet of menige man en menige vrouw kan er zyn begrip door verhelderen van verschillende maatschappe lijke toestanden en tot zei f inzicht geraken, maar wij allen,, haast zonder uitzondering, kunnen onder de bekoring komen van dezen helderer, inget ogen-ze', f aewust en en wel zeer voornamen geest, die, trots een weinipje ouderwe's Aheid in den vorm van het soms over-bee'dryk en al te breed uitgedijde betoog, een accent van innigen ernst en diepe bewogenheid bewaart, die onmiddellijk van hart tot hart gaat. Er ia nieta senti menteels in dit gevoel, alle ijdelheid en zelfverheffing zün hier verre! Het is eerder de «ede aap t e klank van een atem, die geleerd heeft zich te beheerechen in haar harts tochtelijke aandrangen, omdat immers harts tocht nog geen kracht beteekent en züniet spreken wilde, vór züvan weten en over tuiging sterk waa. En nu gevoelt men in die vaak onpersoonlijk deftige taal, de vroeger geykte zeggingswüs van de verhan deling"?de macht van een tot rede en wil geworden ontroering, die niet nalaat een duidelijke echo in ons te wekken van mee gevoel er... een weinig zelfverwijt tevens. Ziedaar waarom deze opstellen, waarvan enkele toch reeds over de dertig jaar oud zyn, ons zoo bij tender frisch aandoen, ook al is het feitelijke hunner beweringen voor een deel reeds niets meer van onzen tijd. Helene Mercier ia in dezen bundel overal de hervormster, wisdevrij wording der vrouw ter harte gaat, de vrouw speciaal uit de hoogere klassen, de getrouwde zoowel als de ongetrouwde. n nu is het misschien haar fout, de font van haar eigen sterk individu alisme, dat zy den toestand dier vrouwen en hun vrijmaking al te zeer beschouwt buiten verband met hun omgeving en hun socialen groep. Dit noemt men, geloof ik, juist idea listisch zijn. Van de ongehuwden wist zy, dat de drang der maatschappelijke omstan iigheden, niet minder dan het eigen gemoed, hen dreef zelfstandig te worden en het was haar vurig begeeren, die ontwikkeling van individu en maatschappij te bevorderen door geastesontwikkeling. Maar voor de getrouwden kon züeen gelijke sociale verkeering niet aan wijzen, terwül zij echter wist, dat ook mj hen de onvrede met hun lot van vrouw-enmoeder en een vaag verlangen naar wat anders van jaar op jaar toenam. En nu dacht haar dit genoeg, deze per soonlijke, afzonderlijke neiging tot levengwyziging, en achtte zij het enkel traagheid of weeldezucht of oppervlakkigheid, indien desondanks zoo velen volhardden bühet leven van bezig nietsdoen, dat by' uitnemendheid het bestaan der getrouwde dame" uit den De kozakken, die hem nooit gezien had den, bewaarden het stilzwijgen; al de anderen riepen wederom leve de Keizerin". Men sloot hem nu op in een sombere kamer te Peterhof en voerde hem later naar Mopsa, waar Orloff hem met behulp van een paar anderen vermoordde, een paar dagen nadat de beide Katharina's, een zege yi er en den intocht in Petersburg hadden gedaan. Zoo was het jaren daarna in Ruslan l gegaan, zoo ging het jaren daarna. Menschenlevens werden weinig geteld, wanneer de een den ander in den weg stond. De sterkste of de geslepenste bleef meester. Als loon voor hare trouwe diensten kreeg Katharina Daschkow de orde van St. Katha rina en een som van 24,000 roebels, waarmee züde schulden van haar man betaalde. Kart daarop werd zij tot eeredamèder Keizerin benoemd, en betrok met baar echt genoot eenige vertrekken in het paleis, at eiken dag aan de Keizerlijke tafel en nam deel aan de genoegens van het hof, maar het Bchynt dat de Keizerin jaloerscb. was op haar roam, door het gelukken van haar samenzwering, en dat de Orloffs, die ook naürerig op haar waren, geen gelegenheid verzuimden om haar te krenken. Het ging wonderlyk toe aan het hof, en voor zulk een buitengewoon ontwikkel Je vrouw als Katharina de Groote werkelijk was, kon ze zich al zeer vreemd vermaken. Z kon volstrekt niet zingen, vorst Daschkow ever min, en toch zongen zij samen duetten, waarby zy' de zangers en zangeressen van beroep potsierlijk nabootsten. Ook speelde zy soms voor poes, en liep dan miauwende door de zalen van het paleis, terwyl züaan elk die in haar naby'heid kwam, oor vegen uitdeelde. Op twintisijarigen leefty'd werd onze ..Kleine" Katharina weduwe. Zy had voor nalatenschap twee kinderen en een massa schulden. Om de eerste behoorlijk op te voeden, en de laatste te betalen, verliet zy het hof en betrok zy een klein huisje, werd haar eigen huishoudster en de gouvernante harer kinderen, verkocht al haar zilver en jnweelen, verteerde jaarlijks niet meer dan 500 roebels en had na eenige jaren alle schuld

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl