Historisch Archief 1877-1940
p.'
DE A M S T E R D A M M E K' W E E K B L A D V O OEN E D E R L A N D.
No. 1808
PBOFESSOB LOBD LIBTER.
'.y. Joseph Lister.
In den engelschen chirurg Jtoseph
laster ia een man heengegaan, die meer
dan eenig levend mensch verdient in
fiHilffllilfiiiitiiiiifMlfllflliiifififiilfillttiiiitfiiiiffiitliiftfiiiiiiltfffifirifltil
een algemeen blad dankbaar herdacht
te worden.
In 1827 te Upton in- Essex geboren,
studeerde Lister geneeskunde te Londen,
waar hij in 1852 tot bachelor of medecine"
werd gepromoveerd. Twee jaar later
w«rd hij inwonend chirurg aan de Royal
Infinnary te Edinburg, aaa welk hospi
taal hij in 1856 tot Asaistant-surgeon"
werd benoemd. Hij begon toen torens
leasen in chirurgie te geren en schreef
in de eerstvolgende jaren artikelen over
verschillende geneeskundige onderwer
pen. In 1860 werd Lister benoemd tot
hoogleeraar in de chirurgie te OHasgow
en van daar uit verschenen wederom,
zooals van iederen professor, af en toe
wetenschappelijke publicaties van zijn
hand. Maar niet lang duurde het of hjj
kwam met eene publicatie, die met volle
recht mag aangeduid worden ah het
merkteeken van de geboorte der
hedendaagsche chirurgie. Zij verscheen in 1867
in the Lancet" en had tot titel: over
eene nieuwe methode van behandeling van
gecompliceerde beenbreuken, abcessen,
enz. met opmerkingen over de voor
waarden van het ontstaan van ettering.
In de voorafgaande 6 jaren had Lister
de in dat opstel neergelegde denkbeelden
geleidelijk voor zijn leerlingen ontwik
keld en ten slotte in uitvosrigen en
systenutisshen vorm aan hen voorgedragen,
zoodat zijne publicatie tevens als bewijs
kan dienen dat hij da typisch Engelsohe
daugd bezat, van slechts een wei over
wogen en goed geargumenteerde meening
de wereld in te zenden.
Steunende op de pros ven van Pasteur
omtrent de o ir zaak van rotting en gisting,
begreep Lister dat de wondettering ver
oorzaakt moest worden door bacteriën,
en dat de lucht m jest worden afgesloten
van de wond vlakte, wilde men een woad
laten genezen zonder ettering. Ia dien
gedachtengang stelde hij samen eene wijze
van wondbehandeling»zoowel tijdens de
operatie als daarna, die eensdeels het in
aanraking komen der wonde met bac
teriën zooveel mogelijk tegenging, ander
deels toch in déwond geraakte bacteriën
zooveel mogelijk onschadelijk maakte.
Dat zijn gedachtengang juist en de daarop
gebaseerde methode goed was, kon hij
in 1870, toen hij sinds een jaar hoog
leeraar te Eiinburg was, bewijzen door
de geweldige ommekeer in den gezond
heidstoestand op chirurgische afdeelingen,
waar de antiseptisohe methode was in
gevoerd.
Met een enkele uitzondering hier en
daar, pasten dan ook weldra alle chi
rurgen van naam de nieuwe methode
toe en met n slag was daardoor de
geheele chirurgie veranderd. Het oude
woord van den beroemden
161e-eeuwschen chirurg Atnbroise Pare: je l'ai
opéré, Dieu Ie guérira", datzoo.dnidelijk
aangaf dat de chirurg zich verantwoor
delijk stelde roor de techniek dar operatie,
doch niet voor de z.g. accidenteele
wondziekten, die al zijn werk vruchte
loos maakten; dat oude woord had
afgedaan in dien zin, dat ook de
geloovigste chirurg meer en meer be
greep, dat hij aansprakelijk is voor wat
er na de operatie van zij a patiënt wordt.
Werd de verantwoordelijkheid grooter,
daarnaast werd ook de macht van den
chirurg groot er; zoo zijn b. v. de geheele
nieuwer a darmchirurgie en de chirur
gische behandeling van galateenen, om
alleen deze twee te noemen, slechts
mojrelijk geworden door de antiseptische
methode. Wat doet het er toe, dat bet
antiseptische verband thans gofidd»els
door het aseptische verrangen is? Wat
maakt het uit dat de instrumenten
antiseptisch worden behandeld door middel
van kokend water in plaats van door
carbolzunr? Wat roor principiëole
beteekenis heeft het dat wij tegenwoordig
de handen in sublimaat en niet maer
in earbol desinfecteeren P Het antwoord
kan eensluidend zjjn op alle drie vragen:
niemendal.
Wanneer de hedendaagsehe chirurg
trotsoh is op zyn aeeptisch opereeren en
nu en dan geneigd is met minachting
over de antiseptische periode te spreken,
dan vergeet hij dat er ten slotte tusechen
de antisepsis en de asepsis slechts een
gradue»! en geen werkelijk principieel
verschil is en dat de geheele asepsis
reeds werd begrepen en nagestreefd door
den vader der antisepsis, door Lister.
Ik heb het voorrecht gehad den grooten
man, toen reeds twee jaar professor aan
Eing's College te Londen, te ontmoeten
op het internationale geneeskundige
congres dat in 1879 te Amsterdam ge
houden is en ben, evenals ieder die met
hem in persoonlijke aanraking kwam,
getroffen door zijn buitengemeene be
scheidenheid en zijn vriendelijkheid voor
ons jongeren. Met dezelfde beminnelijke
eigenschappen vond ik hem weer op het
internationale congres te Berlijn in 1890,
twee jaar voor hij zijn ambt neerlegde.
Er wordt tegenwoordig ongetwijfeld
te veel geopereerd; de klacht is niet
nieuw. Maar er worden toch ook veel
operaties gedaan, die nooiig zijn en voor
veertig jaar absoluut ondenkbaar waren.
Laten de van een operatie genezenen,
bij al de dankbaarheid die zij den
operateur toedragen, ook met even groote
dankbaarheid zich herinneren den naam
van hem, die hun operateur het aan hen
verrichte werk heeft mogelijk gemaakt,
van Lord Joaeph Lister.
14 Febr. 1912. HECTOK TREÜB.
Ontwerp voor Da Groote Club" aan de Kal reraf raat en
Paleiastraat te Amsterdam.
Ontwerp voor De Bijenkorf' aan het Damrak te Amsterdam.
Hoe wordt onze Dam?
f Bovenstaande vraag zal zeker door velen
gesteld zijn, nu op twee belangrijke punten
van den Dam te Amsterdam groote bouw
werken zullen verrijzen, de Bijenkorf" op
het oude Beursterrein en het nieuwe ge
bouw voor De Groote Club" op den hoek
van Kalverstraat en Paleisstraat. Amster
dam heeft vele fraaie stadsgezichten; maar
geen zijner deelen ia historisch en archi
tectonisch, zoo belangrijk als de Dam, terecht
het hart van de oude Amstelitad genoemd.
En daarom wettigt de voorgenomen be
bouwing in alle opzichten onze nieuws
gierigheid, onze verwachting en onze kritiek.
Ligt de Bijenkorf slechts met een der
korte zyden aan den Dam en is zij meer
aan het Damrak gelegen, ter lengte van
110 M., de grootheid harer massa zal in
vloed uitoefenen op den indruk van den
Dam; terwijl de Groote Club een uiterst
gewichtige plaats heeft voor het
Damgezicht, namelijk links va« het hoofd
monument, het Paleis, dat rechts geflankeerd
wordt door de welbekende en architecto
nisch belangrijke Nieuwe Kerk.
, Laten wij de beide nieuwe gebouwen,
waarvan hierbij perspectivische afbeeldin
gen gegeven worden, eens nader beschou
wen, ten einde hunne bouwkunstige waarde
op zich zelf, en in verband met de om
geving gezien na te gaan, waarbij wij
de vraag, of de situatie dezer gebouwen al
of niet beter had kunnen zijn, niet zullen
behandelen.
In de architectuur van beide gebouwen
ia getracht overeenkomst te verkrijgen met
den 17e eeuwachen Hollandachen stijl, hier
en daar door Fransche of Italiaansche
Eenaiscauce beïnvloed, waarbij klaarblij
kelijk de architectuur van het Paleis zoo
al niet geïmiteerd, dan toch sterk tot voor
beeld is genomen.
Is deze stijl-keuze een gelukkige geweest P
De Bijenkorf is een groot naode-magazyn,
een modern winkel-gebouw, dat een maxi
mum glai-opperVlakte vraagt voor etalage;
vandaar dat het op den beganen grond be
staat uit een reeks smalle pijlers,
waartuaachen groote spiegelruiten. Boven deze
onderbouw verheft zich een zware boven
bouw van breede baksteen-muurdammen
met ramen, afgesloten door een forsche
kroonlijst, die over de gestrekte gevels heen
loopt en bijzonder het breede en zware
accentueert; daarboven een voortzetting van
den gevel, een z. g. attiek, waarin 3 kolos
sale, eveneens breede topgevel-partijen zijn
aangebracht, waarvan die op de hoeken
door hare hooge, afgesnoten daken, in
den geeat der Fransche Renaissance pavil
joens, een bijzonder gedrukt en zwaar voor
komen hebben.
Afgezien nog van de waarde der ge
velcompositie, is deze architectuur minder
gelukkig, doordat een veel te zware boven
bouw staat op dunne steunpunten,
waarHBT MAÜBITSHUIS TB 'S-GRAVENHAGK,
fraai voorbeeld van 17de eeuwsche Hollandsche Laat-Renaissance. De nieuwate, bedenkelijke mode op bonwknnstig
gebied is de bonwweiken van onze samenleving die een geheel andere bedoeling en samenstelling hebben
te vergieren", zoo goed en zoo kwaad het gaat, met deze oude vormen.
door het gebouw letterlijk op stelten wordt
gezet, en hiermede aan een eersten,
principiëeleneiach van bouwkunst: logiache ont
wikkeling der stabiliteit, ook voor het oog,
niet wordt voldaan.
Yan waar komt deze neiging tot het
zware ? Yan de poging om aan te sluiten
bij de architectuur van het Paleis. Maar
wat daar rustig en harmonieus is, ia in de
Bijenkorf storend, omdat in dit gebouw
andere en wel de moderne praktische eischen
gesteld u>orden} die niet vertolkt kunnen
worden door die oude vorme». De Bijenkorf
eiacht een luchtige pijlerbouw pp den
beganen grond, terwijl het prachtige van
het Paleis o. a, zit in de fgraohe, weinig
doorbroken hooge sokkel of onderbouw,
waarboven rustig de pilasters staan in
breede muurdammen.
Het zware en kloeke ia in het Paleis in
een fraai, ja bijna klaaaiek" evenwicht;
van sokkel tot muur (met de dubbele rij
niet groote pilasters) en dak is het: van
zwaar naar lichter en luchtig, n juiste
climax en een zuivere uiting van het
kunstvolle bouwen, van het op bepaalde wijze
overwinnen en toepassen der zwaartekracht.
Bjj de Bijenkorf is de climax eigenlijk
net andersom; van onderen het lichtst, van
boven het zwaarat, vandaar voor het oog
topzwaarheid. In de drie gelijke partijen
van het midden en de hoeken is getracht
door het aanbrengen van natuurateenen
pilasters in de baksteenpenanten deze te
verijlen en daardo«r beter ia overeenstem
ming te brengen met de dunne pijlers. Dit
is juist gezien; maar door de combinatie
natuursteen-baksteen, wordt het organisch
verband der muurdammen verbroken. Al
de overige elementen van den opbouw
leggen echter het accent op het zware, het
breed uit los liggende.
Gaarne wordt toegegeven, dat een goede
architectonische oplossing van het vraag
stuk : ijle onderbouw met gesloten boyen
bouw, moeilijk is. Maar zeer zeker is a
priori vast te stellen, dat de keuze van den
17en eeuwachen, klassieken stijl, j * feitelijk
de keuze van eiken hiatorisehen stijl voor dit
moderne gegeven niet goed is. De moderne
eischen vragen hun eigen behandeling, hun
eigen vormgeving; en hier kan gewezen
worden op de wijze, waarop de Duitschers
dooreen pijler-systeem, vooral in hun
waranhuizen, het vraagstuk een heel eind in de
goede richting hebben opgelost.
Ia in de Bijenkorf gestreefd naar een
eenigszins vrije bewerking van den 17den
eeuwschen stijl, het nieuwe gebouw van de
Groote Club" sluit zich maer direct aan bij '
het Paleis, in zooverre, dat hier ook de
pilasters zijn toegepast. Het gebouw bestaat
uit een hoogen onderbouw in zandsteen,
waarin groote ramen en deuren; daarboven
een half-zuil en pilasterstelling eveneens
met grooteramen; tenslotte het hoofdgestel,
waarboven een balustrade. Het geheel ia
vlak afgedekt; echter bevindt zich achter
het frooton aan de Paleiastraat een ge
broken dak. Bij deze hoofd verdeeling valt
op: de hooge onderbouw en de groote schaal
der ramen (spiegelglas) waardoor de pilas
ters, die imposant willen zijn, toch niet
forsoh doen. Het daksilhouët is bijzonder
ongelukkig; het kleine zichtbare dakje
achter het fronton, neemt zoowel de waar
digheid van het dak als van het fronton
weg; ook de aansluiting van de balustrade
aan het fronton is niet geheel geslaagd,
terwijl de poging, om den hoek aan den
Dam meerdere beteekenis te geven door
het aanbrengen van een nietig beelden
groep j e, mislukt is te noemen.
Natuurlijk vergelijkt men de Groote Club
bij het Paleis, daar beide gebouwen vlak
naast elkaar staan, en daarenboven de
Club naar styl verwantschap streeft. Het
Paleis met zij a gesloten onderbouw, zijn
vlakke muur, doorbroken met kleine,
onversierde ramen waardoor de muurwaarde
behouden blijft en deze muur verlevendigd,
gerythmeerd, door niet te groote, vlakke
pilasters, het geheel bekroond door een
sierlijk, gaaf dak, koninklijk, vergeleken
bij het dakje van de Groote Club, het Paleis
heeft architectuur elementen, die
aeathetisch niet geschikt zijn voor den gevel van
een modern clubgebouw, dat groote ramen
vraagt en winkels op den beeanen grond.
De Groote Club heeft halfzuilen boven
den hoofdingang; nu zijn halfzuilen, die in
hun zwellenden vorm den indruk maken
van vrij te staan en veerkrachtig te dragen,
doordat z\j ingemetseld zijn in een muur,
van een bedenkelijker gehalte dan pilasters,
die overal even breed z\jn en in hun vlak
heid den indruk maken van b\j den muur te
behooren. Maar in de Groote Cl ub ia het muur
karakter bijna geheel verdwenen, daar de
groote ramen naast de pilasters slechts zeer
kleine muurdammen over laten. Vandaar
iets twijfelachtige in de architectuur door
de vraag: overheerscht de muur of de
pilaster.
De waarde van de
architectuur-op^atting van gebouwen als de Groote Club
begrijpt men het beat, als men ze verge
lijkt met hun atijl volle voorbeelden, bjj v.
met het Mauritahuia, waarvan hierbij een
afbeelding gegeven wordt. Ook bij de Groote
Club zou een consequente aanvaarding van
de door den plattegrond geboden eiachen,
zonder atij l voorkeur tot een maer gezonde
architectuur hebben kunnen leiden.
Er ware over de architectonische ver
houdingen van Bijenkorf en Club nog meer
te zeegen, maar wij zullen het hierbij laten
en nog een blik werpen op de ornamen
teering hunner architectuur.
Bij beide gebouwen is deze zonder eenig
verband met onzen tijd en volopstyl copie;
wij vinden de vruchten-festoenen, de vazen,
guirlandes, vullingen enz., der Baroek, die,
voor zoo ver de teekeningen beoordeeling
toelaten, meer wetenschap dan kunst zijn,
en eigenlijk volkomen gelijkwaardig z\jn
met heel deze architectuur-uiting, welke
het onzegbaar Ie venlooze heeft der officieele
gebouwen uit de 80er jaren. "Wel beeft de
Bijenkorf te dezen opzichte meer waarde
dan de Club, maar ook hij roept eerder het
jaar 1880 dan 1912 voor onzen geest.
Met deze gebouwen wordt de vruchtbare
ontwikkeling der moderne bouwkunst ge
heel genegeerd en de bouwkunst kalmweg
een SOtal jaren teruggezet.