Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1809
na 3 dienstjaren als vlieger, het jaarlijksche
pensioen met ?860 wordt verhoogd.
Engeland maakt weinig haast met zyn
vlieftoernstingen. In hét vorig jaar was hiervoor
sleqbjto 20.000 op het budget uitgetrokken.
Eén speciale sectie van het onlangs opgericht
luchtschippers-bataillon is voor den
vliegdienst bestemd. Van de 80 a 100 officieren,
die het leg«rbestaur voor een goede inrichting
meent noodig te hebben, waren in den loop
van 1911 nog slechts 7 voldoende geotfend.
Eren als' dit met de uitbreiding van leger
en vloot het geval is geweest, zal Frankrjjk's
voorbeeld- p het gebied der militaire
luchtsoheepvaart in de naaste toekomst door de
andere Earopeesche staten worden gevolgd
en menig, staatsburger cal over enkele jaren
bfj het betalen van zjjn belasting met een
zucht terugdenken aan den tijd, toen
luchtkasteelen inderdaad nog luchtkasteelen"
waren.
23/2'12.
V. D.
llllllllllllllllllllllllimillllllllllllllllliiilllliimiliiii
HETSJES
Een hoogmoedige,
door Léon Ff apié,
; vertaald door Free Hart.
Het was Nieuwjaarsdag, tien uur in den
morgen. De straten waren grauw, en büeen
grauwen hemel vroor het' vu f graden.
Aan het station Salnt-Lazare was het een
gewoel vati menschen als in een kaleidoskoop,
allen warm ingemoffeld, in Zondagsche
kleeren, met aardige roode heazen, bonten,
ruikers en sakjei lekkers.
Vier menschen, blootshoofds, met bleeke
gezichten, en door hét vele wasschen kaal
geworden zwarte kléeren, waren zoo weinig
in' overeenstemming met de menigte, dat
een paar kinderen, die, met handschoen* j es
aan, begeleid werden door een Engelsche
góevernante, hen voortdurend aankeker, met
een nieuwsgierigheid als waren ze in een
dierentuin.
Ze waren hun geld aan 't tellen: de moeder,
een vrouw van vijf en dertig jaar, Louis zee,
Jean negen, Marie elf jaar.
Men verliet de wachtkamers.
In een wagon derde klasse gingen de
moeder en Marie tegenover elkaar zitten bjj
de deur aan den kant van .hét perron;
rechts van, hen, ook tegenover elkaar, namen
Louis en Jean plaats. Er stapten nog andere
reizigers in: naast Jean ging een man zitten
met een zweep ' in de hand zooals de vee
leiders die gebruiken ; naast Louis een jonge
vrouw als een keukenmeieje gekleed'; een
heer en een jongen (blijkbaar een koopman
met zijn zoon) gingen bjj het andere raampje
zitten.
De trein vertrok.
Jean, heb jq de tabak? en jij het tricot,
Louis f vroeg de moeder.
Ik heb de sinaasappelen, zei Marie ge
wichtig. En in het snelle byken van het
kleine meipje langs de banken lag een be
zorgdheid om wat de menschen wel zouden
kunnen denken van haar en haar familie.
Heur kastanjebruin haar was van achteren
opgenomen in een vlecht met een blauw
lintje erom; haar gezichtje was schraal en
puntig en buitengewoon ernstig. Een jurk
van ouweljjken snit sloot nauw om haar mager
kattenruf je en de te smalle borst. Zjj hoestte
dikwijle, ondanks haar pogingen om het in
te houden. De jongens, zorgeloos, minder
spichtig, met dikken ongekamden haarbos,
droegen hun schoolboezelaars.
De trein gleed langzaam voort en vulde
zich met de sombere atmosfeer van de bui
tenwijken!
Louis. Hoe zal hu die tabak rooken ?
Jean. In een p^p.
Marie, met een blik van verstandhouding
naar haar moeder. Keen... in cigaretten,
dat is behoorlijker.
Jean. Is het tricot om over je kléeren
heen of eronder te dragen ?
De moeder. Altijd eronder.
Marie fronste de wenkbrauwen: die kin
deren waren vreeselgk, ze praatten maar
wat los en vast was; de menschen zonden
hooren, wat hun niet aanging.
Louis. Ik zal mrjn fabel opzeggen.
Marie, geprikkeld. Keen hoor.
De moeder. Dat zal er vanaf hangen...
Louis. Alle jongens van school mogen
ze opzeggen, ik wil 't ook.
Marie. Thuis mag je ze opzeggen...
Louis. Goed, maar wanneer komt vader
dan thuis, dat ik ze voor hem op kan
zeggen ?
Marie. Later... als de familiezaken
zijn afgeloopen. Hou je toch sti), jy bent
hier alleen aan 't woord.
De moeder snoot haar neus met een
krampachtig geluid, daarna veegde zij»haar
oogen af.
Marie, met luide stem, duidelijk, opdat
de menschen niets verkeerds mochten denken.
U hebt nog pijn in uw oogen, moeder,
het water loopt er uit.
De moeder, meeveinzend. Dat doet de
wind, die door het raampje komt... Blijf
toch rustig zitten, Louis... Kijk nu eens,
je hebt het net van die dame eraf gegooid...
Neem het hem niet kwalijk mevrouw.
Louis, tot de reizigster. O, er is ook
een pak tabak in l Gaat n dan ook uw vader
bezoeken ?
De moeder en Marie tezamen. Kom,
kom, Louii.
De dame glimlachte zwakjes; züwerd een
oogenblik rood; haar blikken deden een
beroep op de verte en richtten zich dan
naar omlaag.
Marie werd heel ongerust en ontevreden
over haar broertjes, vooral om den heer met
overjas en ronden hoed, die dikwijls hun
kant opkeek; en om den jongen, die, onge
veer even oud als zijzelf, hen ook aan
dachtig opnam.
Jean, naar het raampje gebogen. O, ik
zie een geit. (Peinzend). Ik vind het prettig
om met het spoor te gaan, maar 't is ver
velend om de heele week daarna droog
brood te eten.
Marie, snel, verbleekend. Kinderen,
die... vast en zeker... niet zoet zijn...
worden op droog brood gezet.
Jean. O, daarom is 't niet... maar
omdat er geen geld meer is...
Maar Marie brak zijn woorden af:
Luister eens l de ijseren brug gromt als
de donder; we gaan de Seine over.
Louis. De Ssine, hoofdstad Parijs.
Marie trachtte tevergeefs een holle hoest
bui te onderdrukken, uitgeput als zij was.
Je hoest, Marie, zei de moeder bezorgd.
Marie, verontwaardigd, met schitterende
oogen. Neen moeder, niet waar! (ze nam
iedereen die niet hoestte tot getuige). Ik
zei: hum.
Jean. Zag, kijk eens, daar voor het
station, dat jongetje op den schouder van
zijn vader, wat doet hij daar met zijn zak
doek? Waarom roeothij toch: Lave Frank
rijk en "de vrijheid!"
Marie, met een hartverscheurend en ge
dwongen lachen. Wel, hij doet
netzooalsjg' als je pret hebt... hij heeft ook pret...
Louis. Op wie wacht die politieagent
daar?
Jean. Nietwaar moeder, stoppen de
politieagenten je niet in een zak ?
Marie baalde de schouders op.
O, die kwsjongene.
Louis, tachtjes tot zijn moeder. Wat
heeft die dame, die daarnet binnen is ge
komen met twee kippen ia een mand een
dikke roode wangen, wat een verschil met
die witte van n ... waarom hebt n holletjes
in uw wangen?
Marie kneep hem en bromde zachtjes:
Boeren hebben roode wangen en dat
is niets mooi. Nette menschen, zooals in
Parus hebben magere gezichten ...
Louis, schreiend en woedend omdat hu
geknepen is:
Nietwaar, iedereen heeft roode wangen,
alleen wij . . . alleen wij ...
Jean, die partij koos voor zijn broer, snoof
luidruchtig om Marie woedend te maken.
Snuit je neus toch !
Neen !
Marie zou die twee bengels wel eenstandje
willen maken, doch voor de menschen «as
't beter vrede te maken. Zij trachtte iets te
vinden in het' verlaten land waardoor de
trein reed.
Kijk toch eens naar dat mooie huieje
daar, 't lijkt wel of de elfenkoningin er in
woont, je weet wel, uit je boek met mooie
prenljea . . .
Louis, wrokkig. Een vuil schrift met
prentjes en heele m aal verscheurd.
Jean. 't Is hier niets warm.
Marie. Kom, je weet dat we nog veel
te loopen hebben, je hebt zelf gevraagd wat
losjes gekleed te mogen zijn om hard te
kunnen loopen . . . anders was het waarach
tig gemakkelijk genoeg...
En in haar toon lag: Anders hadden we
natuurlijk onze mantels, onze bonten meege
nomen . . .
We hebben toch goddank aan niet s gebrek l
De trein floot en ging langzamer. De
moeder en Marie maakten zich gereed. Ook
de dame schikte haar reisnet.
Op de gezichten kwam een uitdrukking
van stille aandacht. De ademhaling van de
moeder, van Marie en van de dame ging
als een diep geheimzinnig zuchten.
Het sneeuwde.
De kleine Marie stond op , ze mocht al
wanhopige pogingen doen om zich in te
honden, haar hoesten schokte zoo trillend
op, dat de meuschen haar allen aankeken.
Maar, haar magere rug steunend tegen het
portier, trotseerde zij de menschen vlak in
hun gezicht, met het moedige vertoon van
een onbeschaamd kind, dat alles wil logen
straffen. Met oogen gek van stoutmoedigheid
schudde zij- haar hoofd om te zeggen, dat al
wat die menschen dachten, al wat ze gieten,
niet waar wast
Met heel haar spitse snuitje, geschokt,
bijna stikkend, verbood zühun ook maar
iets te weten: Het was niet waar l neen l
En men had haar kunnen slaan, haar
afrossen, haar dooden : Niets was waar : niet
de bleeke gezichten, niet de koude, niet de
holle wangen, niet de tabak, niet het tricot,
niet de dag van toen, niet het station, niet
haar eigen smartelijke hoest l
Zy verborg en verstikte kaar bewogenheid
met een verwonderlijke inspanning, en toen
zij eindelijk kon spreken, met de
jammerlijkste glimlach, die ooit op een kindergezicht
werd geveinsd had zij nog den tijd om te
zeggen: lic ga eens flink plezier
hebbenOp het perron weerklonk als een antwoord
van meedoogenlooie spot de naam van de
halte voor de strafkolonie : Poisey . . .
Poisey . . .
De oorsproig der Ciristelüfce feiten,
Mijnheer de Redacteur!
Naar aanleiding van mijn betoog, dat de
hypothese, volgens hetwelk het Christendom
de heidensche feesten heeft geadopteerd, voor
tegenspraak vatbaar is, schreef de heer
Drijver, dat mijn beweren in flagrante tegen
spraak" is met de waarheid.
Da heer Drijver zegt verder letterlijk, dat
mijn beweren is in flagrante tegenspraak
met hetgeen Paus Gregoriua I met het oog
op de bekeering der Angelsaksers . . . schreef."
Volgens de aanhaling welke de heer Drijver
uit dien brief doet, zou Gregorius de Groote
aan Mellitus hebben geschreven : Verander
de heidenêche in een of ander Christelijk
feest.
Met dit citaat ia de heer Drijver in flagrante
tegenspraak" met de waarheid, want deze
woorden komen in den bedoelden brief niet
voar.
Letterlijk staat in den britf van Gregorius :
Et quia boves solent in sacrificio daemonum
multos occidere; debet his etiam hac de re
a l i q n a solemmitas immntari". (En daar
zügewoon zijn vele ossen ter eere der duivelen
te slachten, zoo behoort ook hier voor een
andere plechtigheid te worden ingevoerd. 1)
Men ziet dat de zin wel wat anders luidt
dan de heer Drijver dien gaf. Vooral is het
zeer opmerkelijk dat Gregorius spreekt van
het invoeren van een andere (aliqna)
plechtigheid en volstrekt niet aanraadt
gelijkde heer Dry'ver beweert?de heidensche
feesten in christelijke te veranderen"
Deze brief van Gregoriui de Groote bevat
verder geen algemeenen regel, maar een
uitzondering op den algemeenen
regel voor het Angelsaksische volk. In den
aanhef van den brief zegt de Paus uitdruk
kelijk, dat hij lang de zaak der Angelsaksen
heeft overwogen, en dat b dat volk"
(in eadem gente) de tempels der afgoden
niet moeten worden verwoest enz.
Dit is niet alleen mijne persoonlijke meening,
maar die v. d. Bergh die zegt : deze milde
voorschriften van den oppersten Kerkvoogd
gingen alleen de Anglen aan. 2)
Een uitzondering op den algemeenen regel
kan niet in flagrant en tegenspraak met mijne
bewering zijn. De uitzondering bevestigt den
regel.
Dat we hier wel degelijk met een nit<
zondering te doen hebben bewijst een andere
brief van Paus Gregorins over de Angel
saksische zaak.
Achttien dagen voordat de Paus den be
doelden brief aan Mellitus schreef, had hu
een brief geschreven aan Ethelbert, den pas
bekeerden koning der Aigelsakserp. Daarin
Echieef Gregorius:
... idolornm cultus inseqnere, fanornm
aedificia e verte... Sic enim Constantinns
qnondam piiSEimns imperator Romanam rem
pnblicam a perversis idolorum cultibns
revocans, omnipotenti Domino Deo nostro Jesn
Christo secnm snbdidit; seqae cum snbjectis
populis tota ad Denm mente convertit
(vervolg den dienst der afgoden; verwoest
de tempelgebouwen... Zoo heeft ook eens
Constantyn, de godvruchtige keizer, den
RomeinBchen staat van den slechten afgoden
dienst terugroepende, dien met zichzelven
aan den almachtigen Heer onzen, God, Jesus
Christus onderworpen; en zich met de
onderworpen volken met hart en ziel be
keerd. 3) ^
In deien .brief wordt niét gesproken van
heideneche feesten, die in een of ander
christelijk feest' moeten veranderd worden,
en die dan in den nieuwen vorm kunnen
blijven voortbestaan. Ook niet van heidensche
tempele, welke in ? christelijke veranderd
mogen worden. Integendeel, de Paus geeft
Ethelbert, naar het voorbeeld van CoHstantijn,
het bevel het heidendom te vervolgen en
de tempels te verwoesten.
Ik geloof niet, dat de heer Dry'yer my
van O7erdrijving zal beschuldigen, wanneer
ik zeg, dat uit den brief aan Ethelbert
spreekt den algemeenen regel, gevolgd
bij de invoering van het Christendom, op
welken algemeenen regel een uitzon
dering voor de Angelsaksen wordt toege
staan in den brief aan Mellitus.
Uit de geschiedenis der Kerk is met
honderde feiten te bewijzen, dat hetgeen
Paus Gregorins aan Mellitus toestond geen
regel maar uitzondering was, en dit
ook de Angelsaksische geloofsverköndigers
daarvan wel bewust waren.
U, Mynheer de Redacteur, dankend voor
de plaatsing heb ik de eer te zyn
Hoogachtend
Ed. dw. dier.
J. J. F. VAN ZEYL.
1) Epist. 71. Optra D. Qrcg Antv. 1572
T. 2 pag. 256 D.
2) v. d. Bergh Woordenb. der Ned. Mytho
logie blad?. 244.
3) Epist. 60 Opera cit. T. 2, pag. 254 K.
***
Naar aanleiding van bovenstaand slechts
een enkele opmerking. Wat allereerst het
citaat betreft, mag ik niet verheeler, dat de
heer v. Z. erg vrij vertaalt, waar hu aliqua
solemnitas immutari" weergeeft als voor
een andere plechtigheid te worden ingevoerd".
Het woord immntari" beteekent letterlijk
veranderd worden". Z66 wordt dit woord
uit den brief van 18 Juli 601 ook vertaald
door Gnido Gezelle en V. Fris. Overigens
had de heer v. Z, ook nog dit gedeelte uit
dien brief kunnen citeeren, waar de Paus
zegt dat de afgodstempels niet verwoest
moesten worden, maar met wij water be
sprenkeld enz". Als dat geen aanpassing is,
weet ik het niet I
In de tweede plaats wys ik- er op, dat
Van den Bergh in zy'n Myth. Woordenb.
door den heer v. Z. genoemd nog zegt,
dat men veilig kan aannemen dat de
maatregel van den Paus ook op de Friezen
toepaeselijk was en dat ook bij hen de tempels
in kerken en de offeifeesten in heilige dagen
omgevormd zy'n."
En wat ten opiichte van Angeleakeen en
Friezen aanbevolen werd, is, met of zonder
Pauselijke aanbeveling door den gewonen
gang der zaken godsdienst-geschiedenis
is evolutie of ontwikkelings-gescbiedenis
overal geschied. Tegenover de laatste l alinea
van bovenstaand stuk durf ik constateeren,
dat honderd en meer feiten aantoonen, dat
het aanpassingsstelsel geen uitzondering
maar regel is. Slechts een paar voorbeelden
uit velen:
Gnido Gezelle 't is het best, dat ik
anderen laat getuigen zegt o. a.: Na de
dieren oflerde men zwijnen van gebakken
deeg, die men den afgod Vol opdroeg en zoo
heet men ze Vollaarde. Die hebben wy nog in
Vlaanderen, ja, maar, zij zy'n kei sten gedaan,
gelijk al 't andere, nu heeten zy enz."
V. Fris schryft ergens: Dit aanpassings
stelsel, door den f aus aangeprezen, werd weldra
overal aangewend; dewijl het onmogelijk bleek
den bnitenlieden den weg naar hun heilige
boomen en bronnen af te leeren, besloten
bisschoppen en monniken voortaan die voor
werpen van bygeloovigen eeredienst te wyden
en tot den Christel, godsd. toe ie eigenen.
Aan de vereerde eiken werden beeldjes van
Christus of ijn moeder bevestigd en de
H. Maagd of een Godsvriendin verving de
brongodin."
Elders nog zegt dezelfde schrijver: Ook
Vastenavond is buüen kijf een aanpassing van
de Roomsche geestelijkheid op het bestaande
heidenech feest van de ontwaking der
natuur."
't Zou my gemakkelijk vallen deze aan
halingen van schryvers van onverdacht
allooi met vele te vermeerderen.
Liever wijs ik er op want ik mag over
weinig plaatsruimte beschikken hoe onze
feesten (Kerstmis, Palmdag, Paschen, Pinkster,
Sinterklaas) en ons feestgebak (kerstbrood,
drie&oningenbrood, krakeiing, speculaae) en
onze feestgebruikm (kerstboom, meiboom,
paascheicren) van heidense hen oorsprong zijn.
Hoe ter wereld komt andeis de Doitecher
er toe zy'n Paaschfeest Oitern te noemen,
tenzü't heet naar Osteia die Gottheit des
aufsteigenden Lichts", zooals Giimm haar
noemt. En waarom spreekt onze Oostelüke
buurman van zy'n Weihnachten en waarom
brandt de Engelschman zy'n Yttfc-Log enz.
enz. I De heer v. Z. sla deze en andere
woorden eens na in den derden diuk van
myn Mozaïek (uitgare van P. Noordhof
te Groningei) en het daarbij behoorend
Aanhangsel. En^mÜ(dunkt, het moet hem
moeilyk vallen de accomodatie van Chris
tendom met Heidendom te ontkennen, waar
alles er op wijst dat dit aanpassingsstelsel
en 't is gansch natuurlük dat het zoo is
algemeen in praktijk werd gebracht.
F. W. DRIJVER.
Naarden, 21,2'12.
Inüoni m
On»Tijdtchrift, afl. 2: Dr. H. van Loon,
Is de beweging van '80 een nationale be
weging geweest? Willem de Mérode,
Verzen. Dr. J. P. Beerens, De pensees van
Pascal I. J. Lans, Bcholastica, Zalf regeering.
Heinrich Peteimeyer, Myn jongen VI, enz.
Geïll. Periodiek voor hit Alg. Kunstwezen,
afl. VIII: De maan van Jacob Maris. Aty
Brnnt, C, J. Lanooy. B. de Boer, Anton
Dirckx, Rondschouw, enz.
Weekblad voor Indië, No. 40: X, De moeilüke
keuze. Mary, De babytentoonstelling te
Sèmarang. C. J. de Kruyff, Inwyding van
de groote ryatfabriek te Tjiblagoeng van het
land Tjiomas, enz.
De Indische Kroniek, No. 47: K., De
Suikerbond. Mr. J, van Utrecht, De fiuantieele
zelfstandigheid van Nederl. Indië. J. H.,
Slaverny' en slavenwetten in de Koloniën,
Artt. 115?117 van het R. R. Johan Koning,
Mannenfiguren in de vrouwenliteratuur.
Horatio, George Bernard Shaw, enz.
De Boekzaal, No. l: 8. H. De Roos, Ter
inleiding eener nieuwe boekletter. C. Vetb,
Jongensboeken. G. A. Evers, Fotografische
«x-librig. F. Simons, Anticipata. Kro
nieken.
Set Thtowphiscti Pad, No. 7: Titelplaat,
Katherine Tingley. H. T. Edge, Het werk
der vrouw. Dr. Gnstav Zander, Over
's menschen verbeeldingskracht. Inzichten
van een Japansch schrijver over de moderne
beschaving-. J. H. Fussell,
Onbroederlükheid". de Waanzin der Eeuw. Leerling,
Is kennis zondig ? enz. enz.
Levenskracht, No. 2: Lod. van Mierop,
Verblüdt u! Vult onze gelederen aan I
H. Stuten van IJsselstüp, Schoonheid.
Zyn er geboren prostituees"? Boek
bespreking, enz.
De kvende Natuur, afl. 20: H. A. A. v. <7.
Lek, Rhizina inflata. A. Joman, Mooie
plekjes in den achterhoek. H. A. Knyper,
Nachtelijke excdrrsies enz.
Mokiohott, No. 34: Vegetarisme II. Het
conserveeren van levensmiddelen enz. voor
de volkswelvaart en?.
9e Jaargang. 24 Februari 1912.
Redacteur: J, DE HAAS,
Graaf Florisstraat 162, Amsterdam.
Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek
betreffende aan bovenstaand adres te richten.
ONZE CURSUS".
Naast strategie is er nóg een belangrijke
factor, waarmede men bij het dammen
rekening moet honden. De ie is de samen
werking, die er tusschen de echyven onder.
ling moet bestaan. E renais in het dagelyksch
leven, een groep van personen, die voor n
doel samenwerken, meer kan uitrichten dan
een alleenstaand persoon, zoo kan in het
damspel door samenwerking van een aantal
schijven meer bereikt worden, dan dooreen
alleenstaande schijf.
Het totstandbrengen van deze samenwer
king noemt men combineeren.
Een reeks van voorbeelden zal u het
bovenstaande duidelijk maken. Als eerste
voorbeeld laten wy' volgen:
Stand.
Zwart 2 sehyven op 8 en 26.
Wit 2 schijven op 36 en 49. (Zie diagram I).
Let nu goed op het leerzame van dit
voorbeeld. Stonden de schijven 6 en 36 er
Liet, dan zon degeen winnen die aan den
iet is. Men denke zich deze beide schijven
weg en speelt het eerst voor zwart. Men zal
nu bemerken, dat zwart wint, wanneer deze
maar steeds er voor zorgt, dat hy' in oppo
sitie komt tegen wit. BÜvoorbeeld: zwart
3-8, wit 49-43, zwart 8 13 om wit tegen te
kunnen houden. Niet 8-12, want dan gaat
wit door 44-40 ongehinderd naar dam.
Men onthoude het volgende vooral: In
een stand van tchi^f ttgtn schijf, is de winst
voor den speler, die het eerst begint, milt
zich tusschen beide schijven een eien aantal
horizontale lijmn bevindt.
In het hierboven gegeven voorbeeld, gaat
deze stelling niet op, doordat aan beide
zy'den 2 schijven staan.
Laten wy maar eens zien: zwart 3-8, wit
49 43, zwart 8-13, wit 43-38 (natuurlijk niet
43 39, want dan verliest wit, doch wit is
niet zoo dom en zoekt samenwerk!! g met
de Echijf op 36), zwart 13-18 (je kunt nooit
weten. Indien wit 38-33 speelt, dan wint
zwart door 1823) wit 38-32; nu moet zwart
uit den weg, want gaat hu naar 22, dan
speelt wit 32 27, zwart 22:31, wit 36:27 en
wit wint. Zwart speelt dus 18-23, wit 32-27,
zwart 23-28 doet zy'n best. Wit offert nu
schijf 36, zwart 26:37, wit 27 21 en het spel
is remise daar zwart niet verhinderen kan
dat wit dam haalt. Het is dnidelyk waardoor
de remise ontstond. Wit wist schijf 36 pro
ductief te maken.
Laten wy nu eens met wit beginnen en
49-43 spelen, zwart 38, moet samenwerking
zoeken met de schüf op 26, want op 3-9
wint wit door precies op tijd de zwarte schyf
tegen te houden, wit 43-38, zwart 8 12, wit
38-32, zwart 12-17, wit 32-27. En nu met
aandacht den stand beschouwd. De witte
schy'f op 27 staat strategisch voordeelig,
omdat deze vór zy'n strydgenoot op 36 staat.
Dit is een belangrijk voordeel. Let nu maar
eens goed op. Zwart moet 26-31 spelen,
waarna wit door 2721, zwart 17:26, wit
36:27, wint, want zwart kan niet spelen.
Dit voorbeeld- dient gy goed te bestudeeren.
Het is zeer leerzaam en van groote
betetkenis voor uw latere damkennis.
Thans nog een leuk voorbeeld van meer
slag".
Stand.
Zwart 5 scbyven op 14, 22, 23, 24, 35.
Wit 5 schüven op 33, 38, 40, 44, 50. (Zie
voorbeeld II.)
Wit wint op de volgende aardige wy'ze.
Wit 44 39, zwart 35:44, wit 38-28, zwart
kan met 22 twee schüven slaan tot 42 en
ook met 44 twee schijven tot 42, maar hy'
moet 3 slaan van 23:34 waarna wit van 50
op 10 en wint. Men ziet dat deze wet van
meerslag tot aardige verwikkelingen aan
leiding kan gever.
VAN ALLES WAT.
Wit lokt den foutzet uit.
No. i van G. Mantel Jr. te Hengelo.
ZWABT.
WIT.
Stand.
Zwart 12 echüven op 7, 8, 12 tot 14, 17
tot 20, 22, 23, 26.
Wit 12 schoven op 30, 32, 33, 37 tot 39,
41 tot 43, 48 tot 50.
Dit stukje van den bekenden problemist
G. Mantel Jr., winnaar van den Aris de
Heer "-prijs in 1910 is zeer mooi, zoowel wat
afwikkeling als stand betref'.
Oplossers doet uw beat, het loont heusch
de moeite.
Wit lokt den foutzet uit.
Hoe groot de beteekenis is van dit fy
teem, bly'kt ten duidelijkste uit het onder
staande. Deze stand is voorgekomen in een
party tnsschen den redakteur met wit en
den heer Molimard de vermaarde Fransche
dammer te Lyon, de man van de toekomst
en de meest serieuze tegenstander van
den wereldkampioen met zwart. Daar morgen
de match Weiss?Molimard aanvangt in 20
party n, kan men nu eens kennis maken
met het inzicht dat Molimard in de partij
heeft.
Molimard.
ZWART.
WIT.
J. de Haas.
Zwart 14 schijven op 3, 6, 9,11 tot 19, 23, 24.
Wit 14 schüven op 27, 28, 30 tot 35, 36,
38, 39, 43, 45, 48.
In dezen stand presenteerde Molimard een
schyf-winst, die wit echter een schijf kon
kosten, indien deze van het aanbod zou
rroflteerer. Wit do Draag echter de combinatie
en de partij werd remise.
Wit. Zwart.
1. 24-29
2. 33:24 14-20
3. 45-40
Wit gaf de schijf terug en speelde 39-33,
maar op 45-40 zou gevolgd zy'n
3. 20:29
4. 39-33
Met de bedoeling 30 25 te spelen, indien
zwart 9-14 en 14-20 antwoordt en wit wint
een schyf. De jonge Frantche kampioen zon
echter als volgt hebben gespeeld.
4. 17-21
5. 33:24 21-26
6. 30-25 19.39
7. 28-17 26:28
8. 43:34 11:31
9. 36:27 28 32
en zwart wint schüf 27. Een
prachl-sombinatiel Mér dan een alledaagsch voorstel
lingsvermogen is noodig om te zien, dat in
een B tand van 14 tegen 14 na 9 zetten zwart
een schijf wint, in aanmerking nemend, dat
aan beide mijden 7 schijten worden afgeruild.
Van vraagstuk No. 3 kwamen geen oplos
singen in. Ik geef toe, dat het niet gemakkelijk
is, deze oplossing te vinden en hindert vol
strekt niet, dat men die niet zoo spoedig vindt.
Door geregelde studie zal men er wel komen.
Het voorbeeld uit de party met Molimard,
toor.t het nut van deze vraagstukken.
OPLOSSING VAN
Wit lokt den fontzet uit. No. 3 van J. de Haas.
Stand.
Zwart 14 schüven 2, 3, 6 tot 14,16,17, 21.
Wit 14 schüven op 25 tot 29, 31, 32, 35,
36, 38, 41, 42, 48, 50.
Wit. Zwart.
l 29-23
Uitlokkend van zwart 13-18.
l, 13-18
Dankt zeker een schyf te winnen, door
wit 23-19, 28:19, zwart 18-22 en wint een
schüf.
2. 42 37 18:29
3 25-20 1425
4. 35:30 25:34
5. 28-22 17:28
6. 32:23 21:43
7. 48:30 29:18
8. 26-21 16:27
9. 31:15 door wit gewonnen, wegens
de witte Echy'ven op 15 en 30. Als gezegd,
is het niet zoo slim, dat van zulk een in
gewikkeld vraagstuk geen inzenders zy'n.
MATCH WE [SS-MOLIMARD.
By het ter perse gaan van deze rubriek
vernemen wy, dat het lang niet zeker is,
dat deze match morgen reeds zal aan? au gen.