De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 3 maart pagina 3

3 maart 1912 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1810 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. in kringen als de facetten op een brillant, de oesters, glimmende kussentjes licht zeebruin en teer grijs, met lichtspikkeltjes in het zeerecht, ieder in de roomgladde schoot van zijn eigen schelp gebed e a maakten ons heele kamertje vol vluchtige zeegeur; en daar bij de glaniig zilveren glimmende drietandige vork j es als neptunnsstaven nit een tooneel, waar kinderen mee spelen; de gonien pauken der doorgesneden citroenen en het licht- oraoj ebroine bier binnen de geslepen ksgelwanden der hooge glimglazen, gekroond door het stervende- schuim; en de poreuze plankjes knabkelbrood mee hun bruinige en bijna zwarte brar. d vlekjes..." enz. Als een stuk gesprek" moge dit niet Keer aannemelijk zyn, op zich zelf ia het aardig en appetijtelijk gezien. Precies Van Deyasel in zyn eerste manier. En hier is nog zu!k een brotjs: geestig verpersoonlijkt naunrgeroel: ...ja, daar rechts in de verte is de IJssel. Hou j g van een rivier, ik niet. Dat stroomt maar voort met zijn gekolk om de kribben, zonder je iets te vertellen, hij is veel te gauw voorbij om zich te laten kennen, hij spiegelt niet eens je zelf weer. Hij schommelt maar wat met zijn geelgroene kop en is weg, altijd weg. Het kan je niks schelen wat er in hem leeft, hij ademt alles in zonder iets weer te geven, hq antwoord nooic op wat ja hem yraa&t, hij doet alles altijd hetzelfde en alles in zijn eentje, bjf donker weer is zijn groen wat groezeliger, by zonnenschijn een beetje geeler. Waait het hard dan kruift er wat schuim en struikelen er wat golven op ayn rng, is het een harde winter en probeert de vorst hem een poosje vast te hcuden, dan schurkt-i zijne schouders een paar maal en dondert er de schotsen af, dat maakt wat herrie en 't schijnt of h|j zicb. met de wereld bemoeit, doch da's alles maar schijn hoor l HU gaat zijn eigen weg en bevaart zijn geheimen, da ouwe dwarskop, de egoïjt." Het volgende is typeerend voor de sar castische wijze waarop deze schrijver zekere groepen van de burgerklasse bekijkt. Ze voelden zich de room van de maatscnappy, de kroan van de bescnaring, het fondament hunner klasse, zonder te bemer ken, dat de r om zuur, de kroon van blik en het fundament aan het verlakken was. Za hadden hun buitens, hun bonnes, hun bals, de last van hun arme familieleden, en hun verveling. Za baden hardop en vloekten in stilte, waren kuisen in den Hrag, onder danig tegenover hun chefs, en in '^openbaar beleefd tegenover hun vrouwen. Za geurden van vaderlandsliefde, koningsgezindneid en parfumerieën, met hun bekrompenheid en hun decoraties. Hun dagelijksche genoegens waren schijn, hun hooge aspiraties waren schijn, hun kunstlief ie was schijn; alleen hun ijdelheid, hun fijne diners en hun maagkwalen waren werkelijkheid. Het gesag hiel den ze hoog, hun ondergeschikten gunden ze gepaste genoegens en behandelden hen met aristocratische belangstelling; in het kort, het zonden compleete schurken geweest zijn, als ze niet zoo diep beklagenswaardig waren." Dit is dan, voor een leelijk deel, de bour geoisie. Maar het socialisme is heel andere... thee, had ik haast gezegd, omdat het wel eens lang nat" woidt, wat wij er hier van te slikken krijgen. De compleete wordings geschiedenis van een socialist en hoe het hem wél gaat en hij zegen verspreidt in deze wereld vult een bladzijde of zeven in een eenvoudig gesprek van L?o met zijn vriend Van Ingen, die daarbij het volgende als zijn idee van een ideaal bestaan te kennen geeft: . . , Als je aen betrekking had, die je niet losliet, omdat ja er van moest eten, een betrekking, die een uur of vier vijf van den dag in beslag nam, waarin je werk moest doen, dat je bepaald antipathiek was, dan begon je pas je vrijen tijd te apprecieeren en er mee te woekeren... Omgekeerd kreeg dan bet werk in je betrekking die onmiskenbare waarde, dat het de schoonheid van je eigen tijd verhoogde.... Maar een schilder als Leo, zooals er zoo velen z|jn, die de beschikking over zijn geheelen dag had, kon onmogelijk de vnjheid hoog stellen, omdat b.y de tegenstelling niet kende waaruit zij te voorschijn trad. Waar gedwongen matige arbeid het leven met den dag blijer doet worden..,. daar brengt de gedwongen vrijheid dagelijks achteruitgang, dagelijks grooter vermindering van leversvreugde", en f. Hoe waar is dit l Hoe menige brave krui denier, retiiédes affaires, in welverdiende rust op een buitentje gezeten, heeft zijn levensvreugd zien tanen, toen hij ophield zijn si£ge zorgen aan pruimen en petrolie te wijden. Zelfs het hengeier, dat toch altijd zoo'n liefhebberij van hem geweest was, kon hem op den d u ar niet bekoren en als voor Hamlet, verloor het leven ook voor tem allen glane. Inderdaad, zoo men niet zeker wist, dat een vurig sociaal-democraat hier verhandelt over een ideale levenswijs, zoo lichtzinnig verraden had. De lieve, op wekkende brie ver, die zij nog voortdurend ontving, vormden zulk een tegenstelling met den toon waarop de anderen" haar toespraken I Niets van haar vernemend dan wat zij zelve hem mededeelde, bleef de soldaat daarginds haar eerbiedigen en lief hebben. Iets leerde het leed haar: thèns achite zij hem en zijn liefde. E a zonder zich rekenschap te geven van wat zy' durfde be staan, beantwoordde ze zijn brieven met een onbevangenheid, die zij als vanzelf weer vond teiwjjl ze hém schreef,?de onbevangen heid van voorheen, en liet hem, dusdoend in een wonderlijk droevig spel, en om tijd te winnen, het geloof, dat zy nog dezelfde was gebleven als vroeger: het schuldelooze meisje, dat hij gekend had; Het deed baar goed, zich oprecht bemind te wetec. Zou zij daar afstand van moeten doen? En waarom moest zy' hem reeds ze o spoedig ongelukkig maken? Het zon altijd nog vroeg genoeg daartoe zijn. Zy wilde zich -bejjvereu, dat Guilhem tot het einde zijn illusie behield, indien dit mogelijk was. Hu heeft nog drie jaar den tijd", hield ze zich voor, en dit maakte haar vermetel. Trouwens zy' kon er niet buiten. Het was haar eenige vreugd, een pijnigende vreugde. Als hij mij doodslaat, wanneer myn slecht gedrag hem ter oore komt,... zooveel te beter", dus dacht zij, tot dien tijd tenminste wil ik nog gelukkig zyn". Wat haar niet belette, de levenswijze, nu toch eenmaal aanvaard, voort te zetten in de tnstchenpoozen, en zich te vermaken" met studenten en officieren. Plotseling kwamen er echter geen brieven meer. En het was toch nog nauwelijks in men zou kunnen meener, dat het maar een vulgaire bourgeois was, want zooals hu, denkt de burgerklasse 'er precies ook over. Een ordelyk, gematigd bestaan gedeeltelijk voor de wken" en gedeeltelijk voor de liefhebberij en: postzegels, een homberfja eneen whistje, of zoowat mnaiek en knust. Er is niets tegen dat iemand schildert (met olieverf of pp porgeleir) of wat echryft of musiceert, mits het maar p ty'd, dus niet vór of na Bturs-^ tijd, geschiedde. En daar bljjft men au fonds' ook het gezondst bij. Al die excessen leiden maar toe overspanning, je leven aan de kunst wijden," zooals dat dan heel mooi heet, jongens l je komt er niet ver mee in onze maatschappij, waar vooruttkomen" het parool is. Daar heb je nu bijvoorbeeld die Leo en Oerda, die twee onverbeterlijke Bohèoaes, als die nu iets meer de bourgeois-deugden van matigheid en orde hadden bezeten, en hun wemchen beperkt tot het redely'ka en ordentelijke, dan.... Maar zoo wil ik niet doorgaan, want de schryver heeft dit toch eigenlijk niet aan ons verdiend en het ware een slechte dank voor zooveel dol vermakelijke scènes nit het huis houden van L 30 en Garda, indien men hem aan een onbedacht woord, of zelf j een gansene onbedacht*, afschuwelijk platte rede neering vastbinden wilde. Hetgeen L10 en Garda in han (on)practiscae levens karak teriseert, r.l. dat zy fragmentarisch, of wel rhapsodiech beitaan, eikestemming, eiken luet, elk bedrijf bestond tot het uiterste out' n /ten, dat is aan den auteur Timmerman in zijn ge schrijf eigen. Als ean naturalist van de goede oude soort, valt hij aan op al wat te beschrij ven is en viert zijn bseldingslust uit, aich om verband en evenwicht of samenstel maar nauwly'ks bekommerend. En indien het toe val van zijn weg hem brengt op een punt, waar hy de bourgeois wereld in't zicht krygt, dan ziet men hem rood opzwellen van ver ontwaardiging en komt er een woordenstioom als gloeiende la ra, bladzijden lang. Ea indien hjj zich de academische pedanten herinnert, die zy'n vurige jeugd belorven hebben, schiet er weer zoo een dito stroom loa. Ea als Lij de zegeningen gedenkt, die het socialisme aan hem gedaan heeft, wér eer, een zoetvioeiende dezen keer. Ea gis hy' over de Nieuwe Gidsers (ja, waarachtig, over de Nituwe Gid»van anno '80) te spreken komt, hél op 't laatst en ganschelrjk overbodig, vór dat indrukwekkend lugubsre einde van Leo's huwelijk met Oerda, dan zegt hij zoo veel bitse en rake, en geestig-ware dingen orer bekende schilders en literatoren, dat... men maar wenschen zoo, dat het den menschen van tegenwoordig mér interessaerde, dan men vreezen moet, dat het doen zal, omdat wij zoo ijselijk snel leven. In die onvergetelijke bladzijden stijgt dan nog eens de Nieuwe Qidt, in zyn al ouden pracht, omhoog, gelijk een apotheose. Al de appreciaties, harrewarrerijen, beschouwingen, grieven en geestdriften van de nn oude en be roemde figuren nit dien ty'd hunner jeugd wor den een oogenblik weer voor ons Ie venden een stroom van zuiveren weemoed en teederheid vervult ons het hart. Zoo beminlijk anachro nistisch als dit boek aandoet! En hpegeestdiiftig en ouderwetsch is deze schrijver, als een geestig en talentvol jongeling uit die tachtig jaren, wiens jeugd in het y'a gecon serveerd en thans eerst ontdooid zonde zyn. Al zyn deugden en gebreken hebben een ver leden aanzien en zyn gansche persoonlijkheid kenmerkt dat ongegeneerde en tartende en dan weer dwepende en bezielde, dat wij toen kenden en innig waardeeren gelijk wij het nu niet meer doen. Helaas, zelf j de kunst, de kunst van beelden en typeeren, gelijk zij in dit boek aan Leo en Gerda bedreven wordt, is ons verdacht geworden. Hoe levend en waar die twee in de afzonderlijke tafreelerfook schynen moger, hoezeer nit het leven gegrepen", een totaal begrip van hun persoonlijkheden wordt ons niet vergund. Zij schijnen te veel van dag tot dag gecopieerd, te zeer bij gedeelten van buiten en niet van binnen-uit gezien, om ons te bevred'gen en niet den indruk te wekken, dat hier op oud-naturalisthcae wijze het leven voor de kunst werd in de plaats gesteld. Het boek wemelt van fijne en diepgaande opmer kingen o?er L?o's en Gerda's karakter, maar het schy'nen de overpeinzingen van het ver stand en niet de doorschouwing, de spontane schepping van een kunstenaar. Zoo is er veel kunst gemaakt in de tachtiger jaren, die ten slotte enkel namaak van de werkelijkheid bleek en sedert lang alle aantrekkelijkheid verloor. Maar het boek van den heer Timmerman zal ons nog lang hengen, als onverdachte echo van een grootsch verleden, als de ge waarborgd-echte reproductie van een zeer schilderachtigen levensstaat en als de ver warmende geestdrift van een pittig en levens lustig reeds bejaard heer, getuigende van de de eerste maanden van het vijfde jaar. Dit onverhoedsche zwijgen vervulde haar ziel met feilen angst. Zou hij het weten? Heeft men het hem meegedeeld? Te heviger w_as nog haar benauwdheid doordat zy, a's het stilzwijgen eenige wtken had geduurd, in het gasthuis werd verpleegd voor een afschuwelijke ziekte, die zy' met haar ontuchtig laven zich op den hals had gehaald, en welke haar geheel misvormde. Ziehier wat er gebeurd was: Eenmaal ingedeeld bij zijn escadron had Guilhem, sterk door zyn ernstige liefde en zeker van zyn bruid, zich weldra onder scheiden als een feroi, leergierig en voor beeldig soldaat. Het scheen hem toe, dat hy, van dag tot dag, Yvaine moest vardienen, Yvaine en hun toekomstig geluk. Vandaar zyn onberispelijk gedrag. Lavend op de brieven die hy nit Frankry'k ont ving, en welke hem de ziel vervulden, dacht hy schier aan niets anders dan aan zijne Yraine. De afwezighei i verveelvou digde hare lieflykheiea, en daar onder den schoonen ooatelyken hemel maakte de droef geestigheid van het onvervulde verlangen haar nog bekoorlijker dan zij hem was in het land van Bretagne. De vreugdevolle zekerheid, dat zy eens zyn vrouw zou zyn, verblijdde hem uitermate en durend; elke dag bracht hem nader aan haar! Toen hij kwartiermeester werd, met de dienst medaille, verdubbelde het zy"n trots, dit te kunnen schry'ven aan zijn lieve, goede vrouw. Ah I Hos hadden de woorden Vader land, Ear, Gezin", hun schoonen eersten klank behouden, dank zy de zuivere gevoelens, die hy vanuit zy'n land had medegebracht l Zijn onverstoorbaar geloof deed hem, als hij velerhande liefden zijner jeugd met een vuur, dat ons jongeren beschaamd maakt. Wy weten. tiet altyd precies meer waar hij't over heeft, maar zijn bazieling, ayn hartstochtelijke over tuiging zyn weldadig om aan te zien en wij hopen, dat de lieve God hem nog lang het leven sparen zal. FKANS COENEN. De Vrijmetselarij. n. Naar luid van een kort na 1815 geheim zinnig aan het licht gekomen en eerlang even geheimzinnig weer verdwenen document, het zoogenoemde charter van Keulen, zijn op Sint Jan (24 Juni) 1535 negentien uitverkorene meesters van e ven zoo ;ele loges of plaatselijke vereenigingen uit verschillende landen te Keulen vergaderd geweest als Vrije Metselaren; onder die loges wordt een te Amsterdam, een te Rotterdam en een te Middelburg genoemd. Wijlen prins Frederik hecfc nit de Keulsche oorkonde het geloof aan deonontbeerlykheid van uitverkorene en oppernitverkorene meesters opgedaan, doch tusschen de Vrijmetselarij en de Tempeliers is, naar het schijnt, volgens haar geen verband; voor 1440 zonde de Vrijmetselarij de broederschap van Sint Jan hebben geheeten, en eerst daarna een a broederschap van vrije metselaren zijn genoemd. Alleen Christenen mochten lid zijn, geece Joden dop, en by' de toelatingen mochten de beproevingen geenerlei wreedheid medebrengen Reeds deze trekken verraden echter, dat de zoogenaamde oorkonde een ondarschoven stuk is, en dat de Vrije Metselarij haren naam eerst sinds 1717 heeft uit Engeland, is van ei der 8 duidelijk genoeg; men heeft hier om geen geloof te hechten aan de echtheid ook ven de, tagelyk met het Keulsche charter te voorschy'n gekomene en weder verdwenene, notu'en der loge Frederiki Frededal, volgens welke op 27 December 1G37 de elfjarige zoon van prins Frederik Hendrik, later Willem II, als kind der broederechap of Lov/ton is aan genomen. Ook dit stuk zal met net oog op onzen prins Frederik vervaardigd zyn. Als alle echte en onechte theosophie is onse Vrijmetselarij vol mystificatie. Da vraag blyft hier, of er eenig verband is lunchen de Tempeliers en de Rozekruisers, want da laatsten, zoude men zoo zeggen, hebben in de Vrijmetselarij gnostieke symbolen doen overgaan, die best uit het Oosten hadden kunnen komen met de Tempeliers; er bestaat ejhter, naar het schijnt, een tusscben 1568 en l G12 geschreven dagboek van zekeren Hotea Lucht, dat alle symbolen dsr latei e Vrijmetselarij in den zin der Razekruuers vertoont en met de Tempeliers niets heeft te maken. De Rosekruisers zelven hebben voor 1612 nog niet bestaan, al hebben wij by Roos en Kruis met name reeds aan Luther te denker. In 1614 ia te Kassei van zekeren Johan Vakntijn Andreae een boek veischenen, getiteld Fama Fraternitatis, wainn verteld wordt van ze'ieren C/irittiaan Rozekrms, die kort voor 1400 een pelgrimstocht had onder nomen naar het H. Graf, onderweg was ingewy'd in de naluurkennis en de wijsheid der Arabieren, en ca zynen terugkeer in Dnitschland met zeven vrienden de broederschap van hel Rozekruii had gesticht. De Faam der Broe derschap blijkt hier eene mystificatie, waar mede alchimie en theDSophie van Andreae's dagen in een bespottelijk daglicht werden gesteld; niettemin schijnt juist dit bosk aan leiding te hebben gegeven tot het ontstaan eener orde van het Ouldin Rozekruii, die in de 17de eeuw ook ten ontzeot, in Amsterdam en 's Gravenhage, vasten voet heeft gehad. Want waar de mensch boven de ^odsdienstgo voorstellingen zijner omgeving uit wil, zonder dat hy komt tot wetenschappelijkheid, om van de zuivere rede niet te spreken, zoekt hy het hoogere en ware in de verborgenheden der theoeophie. De Rozekruiseis van de 17de en 18 Je eeuw hebben altoos beweerd, dat hun stichter esn Dnitecher was geweest, die in 1387 naar Damascus was getrokken, en daar toegang had verworven tot een ge nootschap van Arabische wijzen, die hem hadden ingewijd in hunne geheimen; na zynen terugkeer had hij dan aan 63n klein getal uitverkorene vrienden ssyne kennis medegedeeld. Aan astrologen en alchimisten zijner dagen had Andreae een aantal symbolen en geheim zinnige gemeanschapsteekenen ontleend, die voor het meerendeel wel zullen aftomstig zijn geweest uit het Oosten, want daarheen verwijzen o.a. de Slang en de Lotusbloen. En Francis Bacon (1561?1625) die omstreeks denzelfden tyd van de Arabische sterjewichelaars het denkbeeld van een Huis der Wijihtid zal gcërfi hebben, sprfekt in zijn onvoltooid nagelaten geschrift Nieuw Atlantis over een Huis van Salomo, wanneer hij de gedachte oppert van de stichting eener vereeniging, die zich zal wijden aan de bevor dering van wetenschap en kennis. Is te; Yvaine's brieven las, de enkele verwarde woorden voorby lezen of deze uitleggen ten goede. Denk u eeng, dat hij plotseling van iemand de waarheid vernomen had, en de zekerheid van haar schuld zyn vertrouwen had ver nield, welk een diepe weerzin, welk een ver gift, welk een afgrüzan van het leven I Welk een instorting zou er op zyn gevolgd I Ware hij, die, voorwendend, de waarheid te die nen", hem de bewijzen van haar elachtheid gegeven had, met zijn ijver niet even dom als laakbaar geweest, en niet eerder een moordenaar dan een vrieid te noemen? Of maakten de trouwhartige brieven van zyn deugdzame, zy'n heilige Yvaine voor hem niet het ware geluk uit, daar, in zy'n ge dwongen afzondering, die zoo vol van zoetste ver w achtingen was, en, wel bezien, zijn eenige werkelyk gunstige levenskans? Lttek deze verwijdering niet het eenig bestaanbare geluk tusschen twee lieden als zij? Onderstel eens, dat hy had vrygeloot, en, daarginds, getrouwd was met zijn Yvaine. Welk een onderscheid! Na de eerste ver rukkingen zou hij bespeurd hebben hoezeer onbeduidend, nutteloos, onstandvastig, be haagziek en gevaarly'k zyn ecatgenoote wat', en, ach, wat al steelsche tranen had hy' gestort, hy die den echtelyken staat niet anders zich denken kon dan heilig en onaantastelijk. Welk een verdriet weldra! Welk een schrikwekkende ouderdom l Welk een eenzaamheid in hun samenzijn, zoo een of andere onberadenheid zijner vrouw zelfa niet tot een droevige ontknooping had gevoerd. Welnu, instede dezer positieve uitkomst van het, zoo geheeten, verwerkelijkte güluk, was aan dezen man, voorbestemd om slechts toevallig, dat ons in de constitutie van Anderson, het in 1723 te Londen verschenen eerste wetboek der Vrije Metselarij, verteld wordt, hoe met behulp van Adon Hiram ibif, den volmaaktsten meester ter wereld, de beroemde tempel van Salomo" gebouwd is? Thomas de Quincey, weliswaar, heeft in eane verhandeling van 1824 over Vrijmetselaren en Rozekrnisers, die in het London Magazine verschenen is, zy'n best gedaan om te betoogen, dat de eerste Viymeteelaren in Engeland Rozekrnisers uit Daitschland zyn geweest, die zich in Engeland hebben ge noemd naar de plaats hunner samenkomsten; zoo zoude dan van Engeland nit en onder een H'ngekchen naam eene Duitcche secte zich over de aai da verbreid hebbeD. Feitelijk, schynt het, hebban de Vrij metselaren te Pary's, wier oudste loge van 1725 iagteekent, nog altoos Rozekruisera ala ordeleden van dan hoogsten rang, die verleend pleegt te worden aan voorname Eagelsche bezoekers. Maar hiermede zal wel niet meer waarschijn lijk zyn gemaakt dan dat onze Vrijmetselarij, wier moederloge eene in 1717 gestichte vereenigde Londen sche loge geweest is: met hare middeleen wsch Engelsche metselaar sherinneringen en nieuwere dmtUch Bacocische verwachtingen van bijzondere verstandsver lichting eene min ofte meer geheimzinnig opgedirkte wereldburgerly'kheid van Duitsche Rozekiuisers verbonden hei f t. Hunnen naam schijnen de Vryme'selaren te hebben van de Common Hall of the London Ouild of the Freemasons, waar in 1646 onder voorzitterschap van Ckriitopher Wren geheime vergaderingen zij a gehouden, met het doe!, om de monarchie te herstellen; hiermede is dan tegelijk tot op zekere hoogte verklaard, hoe de taal en de symbolen van den bouw kundige'hebben kunnen overgaan in lodges, loges of loodsen, die in het geheel geene loodden of Bauhülten meer waren, maar a's stille vereanigingen van hoogere strekking waren bedoeld. Dat in de dagen van de stichting der eigenlijke moederloge da gedachtenwereld ook van de Rozekruisers in Engeland is bekend geweest, aien wij dan bijv. in 1714 by dan dichter Alexander Pope. The Rosicrucians", segt deze in dat jaar tot de dame, aan wie hij de tweede uitgave van the Raps cf the Lock opdraagt, are a people I must bring you Ecquainted witb. According to these gentlemen the four elementa are inhabited by spirits, which thty call gaomes, nympbs, sylphs, and salamanders; the gnornes or demons of earth delight in mischief, but the fylphe, whose habitation is in the air, are the best-conditioned creatures imagiüable." In 1717 hebben zich als dan te Lauden, onder leiding van den Preshyteriaanechen predikaat James Anderson, den oudheidkundige George P«yne, den catuuronderzoeker Desaguliers en dertien lords, vier nog voorhanderie 'metselaarsloodsen' vereanigd tot vorming van eene groote loge, iot btvardeiing van geestelijken op bouw bestemd, van eene vereenigiag tot achttiende eeuwecho verstandsverlichting alzoo. Esrste grootmeester is Anton Sayer geweest, en aan Anderson werd de taak opge dragen, mot de oude metselaaiswetten voor oogen, doch rekening houdende met het ver anderde doel, een wetboek te vervaardigen, dat voor alle afdeelicgen van den nieuwen bond van kracht zoude zy'n; dit wetboek is in 1723 verschenen, en staat bekend als p"e constitutie van Anderson. Schotland," zegt Mr. H. Maarschalk t. a. p. op blz. 63, was van de Vrymetsslarij de bakermat geweest en bad als zoodaniB steeds het oppergezag uitgeoefend." Maar ' eïblijkt niet, op welke gronden deze bewering rust; het schijnt echter, dat tot beroid-jring van de belangen der Stuarts in 1728 de oppergraden der Vrijmetselarij, de soogenoemda Schotsche graden, zy'n ingesteld door den S.ihot Rimsay. En Maarschalk zelf betwist niet, dat tl de loges op het vasteland rechtstreeks of middel lijk afstammen van de in 1717 gestichte Locdeneche; feitelijk is ten onzent de eerste lodge, loge of loods van 'vrije metselaren', onder voorzitterschap van zekeren Vincent la Cbapelle, den Sjten November 1734 ge opend te 's Graienhage, van waar dan eerlang voor de Hpllaodsche broederschap door zeke ren Liégeois uit bet Engelsche Groot Oosten te Londen een constitntiebrief is gehaald. Het jaar daarna, den 3en Nov. 1735, heeft in de Amsterdamsche Courant Louis Dagran laten drakkec: 's Gravenhage, 3 November. Den 24^ten van voorleden maand is alhier op de Nieuwe Doelen eene Hollandsche loge (?La Véritable Zé'e') van de van ouds be roemde broederschap der Vrijwillige Metselaar opgericht, met alle verelschtesolemniteiten." Waar echter die broederschap van ouds be roemd" wap, blijkt opnieuw nit het feit, dat in Hollandsche vertaling te's Gravenhage in 1737 de constitutie van AcderEoa gedrukt i», die daarna tot 1757 als wetboek ook in ons land heeft gediend, en nog ten grondslag heeft gelegen aan het wetboek, zooals dat ten onzent in 1760 is verschenen; dat wij hier eenvoudig met iets nieuws van die dagen te doen hebben, blijkt ook uit het feit, dat van het Vaticaan, welks waakzaamheid in zulke zaken meestal spoedig van zich laat hooren, het eerste schry'ven tegen dei Vrijmet selarij is uitgegaan den 28iten April 1738. (Wordt vervolgd). G. J. P. J. BOLLAND. BOUWT te NUNSPEET. Inlichtingen bij het bouwbureau Ai t i", aldaar. DELAONAY BELLEVILLE AUTOMOBIELEN. Hoofd- Agent roor Nederl»4i J. LEONARD LAHB, UL8TEKDUL Eenige Fabrikanten rW.BengerSöhne Stuttgart Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstr. 166 K. F. DEPSCHLE-BENGEB. Piano-, Orgel- en Mnziekhamlel Rïeyroos & lialshoven, ARNHEM, KONINGSPLEIN g. Interc. Telefoonnummer 913. VLEUGELS en PIANO'S in Koop en in Huur. REPAREEREN STEMMEN RUILEN. RIMT" Miei best toehende AUTO-G AR AGE RENAULT. - FREDERIK HENDRIKLAAN 84. 's-GRAVENHAGE. Telefoon Schev. 1533. LUOANO Hotel Brfstol. (ITALIAANSCHE MEREN). Schoonste Win ter- en Voorjaar-verblijfplaats. 1ste kl. Hotel, prachtig gelegen, met gr. Panorama. Kamer vanaf f r. 4.?, Pension vanaf fr. 9.?. Eigen.: C. CAMENZ1ND. Pioep. gr. en fr. Intern. Verkeersburean Raadhnisstr. 16, Amsterdam. wezenlijk gelukkig ta zijn, deze tijd van vier jaren geschonken, mesr dan vier jaren van ongestoorde zaligheid, vervuld van een hecht vertrouwen, van dea echoonen schijn van het onbereikbare, van opbeurende herinnerin gen, daaglijks genietend herdoorleefd. En dit alles dank zij esne dubbelhartigheid met vrees gemengd, dank uj eene vergeeflijke valechheid van haar die hy niet kon ver doeken. Vergeeflijk ? Stellig; immers hoe zou men geaardteien als de hare zondig of eehuldeloos mogen noemen? Kan men dan niet evenzeer de lesuwrikken misdadigheeten, wy'l aij de verlokking van den spiegel niet weerstaan ? En indien men ons tegenwerpt, dat dit geluk ds vrucht van een leugen was, dan antwoorden wij: dit bewijst dat God, voor wie zulks waardig zijn, fcteeds het kwade nog ten goede te keeren weet. Eaook: Welk geluk, in deze onedele wereld is, wel bezien, niet verweven met een leugen? Op een nacht in esn der eerste maanden van dit vijfde jaar werd Guilhem door de trompet gewekt. Er was een oproer van da Arabieren. Hij sprong in het zade). Men viel aan. Woest ging de schermutseling toe, doch voor er een uur verloopen waa, bleken de muiters bedwongen. Als de ruiters weerkeerden in het kamp, klonken twee, drie geweerschoten; kogels gierden, en plotseling, midden nit de aifa's, gleed een scaaduw langs de paarden. Waar schijnlijk een vluchteling, die een gesneuvelde wilde wreken. Hij dook naast den kwartier meester op, en als deze zy'n sabel verhief, stiet de inboorling zijn flissah voornit. Van ouder tot boven drong het wapen door de borst van Guilhem, die stervend op den nek van zy'n paard zork, terwijl de Arabier aan den wegkant vlood in een boschje van dadel palmen. Men legde hem op een draagbaar, doch hy beduidde hun, dat zy zich niet op moesten houden. Hy zon toch niet meer levend aan komen. Het was gedaan. De volle maan, aan den weidschen Afrikaanscheu hemel, belichtte helder den troep ruiters. Ziend hoe van oogenblik tot oogenblik dit leven sneller doofde, voelden wie om hem henen waren en van hem hielden, hunne oogen vochtig worden, en stil, met de helmen in de handen, stonden zij het aan te zien. Hy bracht moeizaam iets te voorschijn; het was het kleine portret van de aange beden verloofde, welke hij nu nimmer zon weerzien, maar die hem had gezworen, dat zij, als hij in den oorlog werd gedood, zich aan God zou wijden. Dan, daar het ware geluk hier op de aarde slechts in zichzelf te vinden is, en, door een wonder, zy'n onverzettelijk geloof hem behoed had voor uiterly'ke ergernissen, nam hij zy'n edel en zuiver vertrouwen ongerept weder met zich mede. Hy maakte een kruis. En daarna, terwijl zijn gelaat een glorievollen glans bekwam van begeesterde, kalme vreugde als van een verheven bruidegom, kuste hg teeder het portretje van Yvaine, en stierf zoo zacht, en met het aangezicht van een uitverkorene.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl