De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 3 maart pagina 6

3 maart 1912 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. NÖ. 1810 HET NIEWSTB GROOTE STATION VOOR DRAADLOOZE TELEGRAFIE IN FRANKRIJK. Het nieuwe station voor draadlooze telegrafie te Bonlogne sur Mer, waardoor men in verbinding itaat tot met Algiers toe. Naar een teekening van Harold Oakly. De Nederlandsche Dagbladpers. in. Er is nog de grootendeels onzijdige kleine dagbladpers. Deze kent den te-kort-dekker niet of zoo al. dan vervult hij een veel bescheidener rol dan bij de groote partjj bladen. Die kleine bladen zij a bijna alle opgericht uitsluitend met het doel, geldelijke winst te behalen. Bijna alle",want onzijdigheid" ziet alleen op staatkundige onzijdigheid, in kleine plaat sen bestaan blaadjes, die in stand worden gehouden om zekere personen in gemeente raad of kerkelijke colleges te brengen of te handhaven. De andere kleine bladen behalen soms fabelachtig hpoge winsten, maar van een mededinging in deugdelijkheid van de waar kan hier heelemaal geen sprake zijn, om de eenvoudige reden, dat de Nederlandsche kleine dagbladpers geen eigen, zelfs geen afzonderlijken inhoud heeft. Uit een half dozijn geheel of ten deele geschreven bladen, wordt in een uur tijd het blad bij elkaar geknipt, de schaar wordt tamelijk wel door het bloote toeval bestuurd. De knipper weet, dat hij van de hoofd artikelen moet afblijven, omdat daarin soms een meening kan geuit zijn, al het andere kan hij veilig nemen en hij neemt er natuurlijk maar een klein stukje uit, zorgdragende te beginnen büeen hoofd letter en te eindigen bij een punt, zonder het stuk, dat hij knipt, overigens te lezen, hu heeft daarvoor geen tijd en in vele ge vallen mist hij de noodige ontwikkeling om een artikel uit een graot dagblad te be grijpen. De moeite van de lezing kan hij zich dus veilig besparen. In berichten wordt soms de tijdbepaling heden" en gisteren" overeenkomstig de waarheid in gisteren" en eergisteren" veranderd, omdat het be richt door bemiddeling van het knipblad een dag later tot den lezer komt, maar velen hebben deze overdreven nauwgezet heid afgeschaft, en ik sprak eens den direc teur-hoofdredacteur-eigenaar" van zoo'n blad, die zich streng afkeurend uitliet over die aanstellerij om woorden te veranderen: ik houd er niet van, redacteurtje te spelen," waren de woorden des hoofdredacteurs, woorden, die ik nu dertien jaar lang in mijn geheugen heb bewaard. Geschreven stukken", zoo verklaarde een ander mij ('s mans inkomen werd een jaar of zes geleden op een halve ton per jaar geschat) wil ik niet eens present hebben, want dan moet ik iemand te eten geven, dia verstand heeft van de" en den"." Hij bedoelde een corrector: een proef, waarbij de copy in druk aanwezig is, kan wel ver beterd worden zonder verstand van de en den." Een derde heb ik hooren zeggen, met mijn eigen poren: journalisten kan ik aan mijn blad niet gebruiken. Die hoeren denken altijd, dat ze meer zijn dan ik." Ik noem hier de ergste, niet de zeldzame gevallen: De groote meerderheid van de bladen»die ons land ziet verschijnen, wordt samengesteld zonder eenige de minste jour nalistieke medewerking. Tüsschen deze en de bladen met volledige redactie, correspondenten in binnen- en buitenland, telegrammendienst, eigen ver slagen, beurs, markten enz. staan wel andere, die een soort van redactie hebben, maar ook bij deze is geen schijn aanwezig van een mededinging in deugdelijkheid van inhoud. Wanneer men aan de paleisachtige ge bouwen, waarin die prnldingen worden saamgeflanst, een bezoek brengt, vindt men ergens een deur waarop redactie" staat en achter die deur zitten inderdaad een paar heerem, die een soort werk verrichten, dat ook op echte redactie-bureaux wordt gedaan. Er is allicht een verslaggever, die voor het laatste nieuws zorgt, dat in de stad zelve, op den eigen dag der verschijning, is voor gevallen en dus niet uit andere bladen over genomen kan worden, zoodat de lezer den indruk krijgt, met een echt nieuwsblad te doen te hebben. Bijna nooit ontbreekt de tooneel- en muziekverslaggever (de criticus", groote goden!) omdat het als zoodanig bezoeken van theaters enz. een machtigen invloed op iemands ijdelheid blijkt uit te oefenen. Wat zij schrijven in termen, aan Kössing ontleend, is ten eenenmale onbegrijpelijk voor de lezers van dergelijke bladen en trouwens voor de schrijvers zelven in veel gevallen. Eindelijk is er gewoonlijk nog een of ander heer, die een of andere liefhebberij heeft: een gepensioneerd officier, die over leger toestanden schrijft, of een onderwijzer, die zijn hart uitstort over onderwijs-zaken. Gelezen worden hun artikels niet, maar den «chrijver geven zij pleizier, soms maar niet altijd bovendien nog salaris en in elk geval de door velen zoo vurig begeerde hoedanigheid vandagbladschrijver (?kassian" zeggen ze op Duinoord). De feuilleton-vertalende juffrouw komt somtijds trotsch haar werk persoonlijk ter redactie brengen en bij de administratie haar speldegeld innen, als zij het krijgt. En dat is al. Voor den eigenaar van zoo'n blad, die zichzelven vaak de titels directeur" en hoofdredacteur" geeft, hoewel hij geen eenvoudigen Hollandschea brief kan schrij ven zonder de grofste stijl, taal- en spel fouten, is zulk een redactie eigenlijk niet veel meer dan een stal paarden, waarmee de rijke, voora) de rijk gewordene, pronkt zonder dat hij ze noodig heeft en dat hij de heeren niet noodig heeft, moeten zij vaak genoeg ondervinden. Trouwens: deze soort van knipbladen gaat al meer en meer over in de eerstgenoemde soort die ten eenenmale geen reiactie er op nahoudt. Alle vertoonen een neiging tot inkrimping van hun redactie, de minste geldelijke tegenslag kost een of meer van de redactieleden hun ambt en het dient ook erkend: de toestanden eenmaal zijnde, zooals ze zijn, deze bladen eenmaal bijna geheel met de schaar samengesteld wordende, dat is waardeloos, volstrekt waardeloos zijnde voor verspreiding van kennis, ont wikkeling en beschaving, den lezer niets zeggende, dat hij verstaat, ia het geld aan zoo'n scnijnredactie besteed, als weggeworpen te beschouwen. Eren goed als de gansch en al geknipte bladen, zou men den inhoud van een van deze bladen kunnen verwisselen met den inhoud van een der mededingende zonder dat de lezerskring het bemerkte, met uit zondering dan van de neefjes en nichtjes en bitter vrienden des krijgsmans, die nu onderwijstoestanden zouden vinden op de plaats, waar voorheen de met blauw om haalde legertoestanden waren te genieten. De neefjes, nichtjes en bitter vrienden zouden de eenigen zijn, die de veraiadering gewaar werden en met vreugde, want zij zouden nu ontslagen zijn van de lezing van oom's of bitter vriend's pennevruchten. En zooals deze soort bladen al meer en meer overgaat in de geheel geknipte, gaan de vroeger en nog steeds zoogenaamd" volledige bladen over in half geknipte. Het langst handhaven zij hun Reutertelegrammen, hun beurs, enz,, 1) wanneer al lang alle eigen briefwisseling, verslagen, berichten, kortom alle eigen journalistieke inhoud is verdwenen en alleen met dien inhoud is immers de mededinging in deug delijkheid van waar te voeren. Hoe zeer deze mededinging dus in de geheele dagbladpers ongeveer is opgehouden, bewijst reeds het feit zelf, dat dit stelsel van dag aan dag uitsluitend gestolen goederen verkoopen, onder de oogen zelf van de bestolenen, zich zoo ongestoord kon ontwikkelen. Die bestolenen toch konden zich daar tegen hoeden door een enkele klacht bij den officier van Justitie ingevolge de auteurswet. Dat zij dit niet doen, is waarlijk niet uit broederlijkheid jegens de dieven: de bedrijfshoofden van dagbladen gunnen elkaar het licht in de oogen niet. Overal waar zij zich elkanders mededin gers voelen, in den strijd om advertenties vooral, vechten zij zonder genade, zonder in acht neming van eenige oqrlogszede, zonder eenig begrip van ridderlijkheid, ja zelfs van fatsoen. Brutaal woriït gelogen omtrent de grootte van eigen oplaag en dien van den mededinger. Alles, wat in den fatsoenlijken handel ongeoorloofd is, ge schiedt hier. Maar: wie den inhoud neemt, neemt niets. Zopdra zij waarde gingen hechten aan den inhoud, zou het overwicht in het dag bladbedrijf weer komen bij den dagbladschrijver en uit het voorafgaande heeft men gezien, hoe het bedrijfshoofd dit vreest. Het stelsel, dat den dagbladschrijver al meer en meer overbodig maakt, ontneemt hem ook daar, waar 'men nog zijn diensten ge bruikt, alle economische weerkracht, men kan met hem en met het blad doen wat men wil tot de grens, die het geweten van den schrijver stelt, maar heeft hij die grens bereikt, dan is hij gewoonlijk ook aan het eind van zijn ambt, zooals het publiek nu en dan heeft gezien en zooals veel vaker gebeurt zonder dat het publiek het ziet. Zij, die een ander beroep uitoefenen, welk ook, hetzij dat van kunstenaar, van koopman, van geleerde, van winkelier, hetzij zelfs dat van ambtenaar of geestelijke, die weer op geheel andere wijze aan den strijd om het bestaan deelnemen, moeten even over dezen hoogst eigenaardigen toestand nadenken, waarbij mededinging in de deugdelijkheid der waar ten eenenmale niet bestaat. Züzullen dan de groote tegenstelling zien, tusschen alle andere bedrijven eenerzyds en dat eenige, waarin de mededinging in deugdelijkheid van koopwaar niet bestaat, anderzijds. Want hoeveel of men ook hoort omtrent mededinging buiten deugdelijkheid van ge leverde waar, hoeveel men ook klaagt over onbekwamen, die bekwameren naast hen den loef afstaken door kuiperij of door on schuldiger persoonlijke eigenschappen, door verwantschap, door bevoorrechting, op hoe veel wijzen men het publiek en hen, die tusschen publiek en voortbrenger staan, weet te misleiden, ten slotte wordt de maat schappij nog beheerscht door het streven naar voortbrenging van het beste. Daardoor is aan den invloed aan den helaas ergerlijk gropten invloed, ik geef het toe van knoeierij en kuiperij en vleierij, van vooroordeel en onrecht in heel de maat schappij een zekere natuurlijke grens ge steld. Die grens ontbreekt alleen in het dagbladbedrijf. Zeker, ? een fabrikant zal zgn zoon een goede betrekking geve»op zijn fabriek, ook al is die zoon een ezel, maar met een neef zal hij al veel keuriger zijn, buitendien kan hij niet alle betrekkingen op zijn fabriek aan ezelachtige familieleden geven en als hij verstandig is de fabrikant dan zal hy zorgen, dat zijn ezelachtige zoon zelfs niet al te veel invloed krijgt en is hij niet zoo verstandig, wel, dan zal de fabriek na korter of langer tijd aan die fout ten gronde gaan en plaats maken voor een beter bestuurde. Zeker, een minder bekwaam kapitein kan eerder majoor worden dan zijn bekwameren kameraad, wanneer hjj beter de kunst ver staat, zijn meerderen in rang te vleien, maar laat een sergeant nu eens door kuiperij plotseling tot generaal worden bevorderd! Zeker, men kan water men gen onder den wij», maar wijs mij den man, die zuiver water voor zuiveren wijn weet te verkoopen! Zeker, tamelijk slechte waar kan door groote reclame (je overwinning behalen op tamelijk goede, maar zeer goede waar zal toch wel verkoopbaar blijven. Denk u, tracht u nu evenwel een bedrijf te denken, een beroep, waarin tusschen het allerbeste en allerslechtste geen enkel ver schil hoegenaamd is of een verschil ten nadeele van het beste. Dan zou de eerste de beste recruut, neen de eerste de beste burger zonder armenen beenon plotseling zijn benoeming tot divisiegeneraaf kunnen thuis krijgen. Dan zou een kleurblinde kunstschilder kunnen zijn, een doof-geborene orchest-leider, dan zou men in den meest letterlijken zin steenen voor brood kunnen geven aan het ontbijt. Welnu, zoo en niet anders is de toestand in het dagblad-bedrijf. Het geldt hier feiten en geen waardeering. Niemand s ijdelheid kom ik te na. Wie n artikel opstelde, kan zich ver beelden, daarmee zijn bekwaamheid te heb ben bewezen als dagbladschrijver. Goed. Maar de velen, die de hoogste plaatsen in het vak kregen zonder dat eene artikel ge schreven te hebben? Zonder dat zij n bericht, n regel voor de drukpers gereed maakten ? ' Zonder dat de werkgever hun n enkele vraag, betrekking hebbende op hun schrijfkunst, stelde? Zij zullen bezwaarlijk kunnen beweren, door hun bekwaamheid op de plaats ge komen te zijn, die zij bekleeden. En zij, die hun zilveren feest als dagblad schrijver vierden zonder ooit n enkel artikel te hebben geschreven, n enkel verslag, zullen zij beweren, dat hun talent eerst na hun benoeming gebleken is? Ea zij, die nu wél schreven en talent hebben of meenen talent te hebben, maar die toch naast, vaak boven hen, die anderen zagen benoemen, kunnen zij zeggen, dat hun talent hen gebracht heeft, waar ze zijn? Ik meen voldoende in theorie te hebben aangetoond, dat het dagbladbedrijf, zoowel ten aanzien van de groote, als van de kleine pers, van den grond tot den top, van buiten en van binnen door en door verworden en voos is. Bij toetsing van theorie aan praktijk zal ieder, die op de hoogte is, omtrent de groot 3 bladen, moeten erkennen, dat zij schier zonder uitzondering achteruit gingen en achteruitgaande zijn in fioancieele kracht en in staatkundigen invloed, dat voor geestes arbeid bij sommige n vierde (bij enkele nog minder) wordt betaald van wat er twintig jaar geleden voor betaald werd, terwijl de loonen van het personeel (zetters, drukkers enz ) met ten minste 50 pCt. stegen, zooals trouwens in alle andere beroepen]; dat vele van ouds goed bekende bladen stierven of nog kwijnen, van geschreven bladen geknipte werden, terwijl de verande ring in omgekeerde richting nagenoeg 2) onbekend is. O uitrent de kleine, geknipte bladen, schijnt de praktijk minder duidelijk te spreken; er zijn er, die reusachtige winsten maken, erkende ik reeds. Het is min of meer brutaal, zelfs ten aan zien van dit dagbladbedrijf, de schatten opleverende knipkrantjes, te concludeeren, dat het doodziek is. Toch zal men mij van die brutaliteit niet genezen, hoe vele hooggeachte vakgenoqten mij van dezen of genen plagiaatkoning, DUITSCIIB STUDENTENZEDEN. Een DnitEch student bekijkt in den spiegel zijn voorloopig nog glad gelicht, alvorens hy gaat duelleeren en voorgoed wordt gelidteekend. De studenten-dnels zjjn ook in Dnitjchland verboden bij de wet, maar zy vormen de voortzetting van een zeer ond gebruik en worden daarom geduld. Men heeft berekend, dat er niet minder dan 20.000 duels jaarlijks plaats hebben. De lidteekens, welke de wonden, in zulke duels opgeloopen, nalaten, worden beschouwd als bewyzen van moed en bedrevenheid met de wapens. Soms gebeurt het, dat er maatregelen genomen worden om te zorgen dat de wonden in ieder geval goed zichtbare lidteekens nalaten. eigenaar, directeur of hoofdredacteur van zulk een blad, dat geen regel eigen schrift bevat, verzekeren: hij is een ezel, is zonder eenige ontwikkeling en beschaving, schrijft geen volzin zonder taalfouten, is een halve idioot en een heele barbaar, maar een uitmuntend exploitant! Ik neem dit niet aan op gezag van menscheri, die evenmin verstand hebben van exploitatie als ik zelf en geen anderen grond hebben voor hun bewering dan dat de onder neming goed gaat. Men zou dan van een hazardspeler, die wint, ook kunnen zeggen, dat hij een goed speler is. Tegen n van die blaadjes, dat succes heeft, zag ik er twintig oprichten en weer verdwijnen (deze soort wordt bijna nooit kunstmatig in stand gehouden) na den oprich ter tot den bedelstaf te hebben gebracht en dan heb ik te veel eerbied voor de kunst van exploitatie dan dat ik zou willen aannemen, dat de eerste de beste, uit de heffe des volks voortgekomene, zonder eenige handelskennis en die nooit van bizondere scherpzinnigheid blijk gaf, plotseling verandert in een uit muntend exploitant. En in de praktijk zag ik nooit iets van een belangwekkenden economischen strijd, door zoo'n blad gevoerd. Het eene knipblad ontstaat, krijgt een groote oplaag, niemand weet,waarom en waardoor, en slaat na eenige jaren eenvoudig den mededinger dood, die achteruit ging naarmate de ander veld won. Een talentvolle verdediging heb ik nog nooit gezien. Als zoodanig is toch waarlijk niet te beschouwen, dat een tombola met honderd prijzen wordt beantwoord door een tombola met honderd twintig prijzen of een prijs verlaging door nog wat sterker prijsver laging ! In alle bescheidenheid: dat kan ik ook, ik, die heelemaal geen exploitant ben. Welnu, ziedaar het dagbladbedrijf, dat staat tusschen het volk, terwijl het dorst naar waarheid en de mannen, die bereid en in staat zijn, die waarheid te brengen, de waarheid, die de samenleving niet ontberen kan I Ziedaar wat den dagbladschrijver de vrij heid ontneemt, die tevens een der eerste vrijheden is des volks, die het voorheen ten koste van zooveel bloed heeft moeten ver overen op koningen en tirannen! Dec. 1911. M. MORESCO. (Slot volgt). 1) Men züvoorzichtig: vele bladen hebben met leuk gezicht een rubriek telegrammen". Staat er niet nadrukkelijk bü, dat ze van Kenter of van 'n eigen correspondent zijn, dan zyn ze k gestolen. Ook wordt het kunstje uitgehaald, eenvoudig dag in, dag uit de beursnoteering te geven ... van den vorigen dag (geknipt das). 2) Nagenoeg" is een liuiging voor de mogelijke ervaring van anderen. Schryver dezes kent niet n geval daarvan. GnstaT Mehlers Achtste Symsbonie. Het was Mahlers ingeboren aandrift, zyn fatum : hemel, aarde en ik drie werelden in durende weerspiegeling en stry'd. Hier door 'c meest is zijn psyche verwant met de Beethovensche, die allengs en langzaam aan da muzikale kunst weer naar den horizon richtte, waar Bach stond- in zijne MatthaenaPassion, met de aarde tot voetschabel, van waar hij reikte en blikte ia 't oneindige, Bach, de opvolger der Italianen en zestiendeeeuwsche Hymnenzangers, deze Elyseesche voort setters der vroegere monodie, in welke enkel de ziel sprak, da eeuwigheidskern. Want er bestaat een leven, dat Mabler op dezelfde wijze zag en moest zien als de Egyptische Pharaos, als de Joodsche profeten, ah Flato of Dacte bet zagen vanuit het onveranderlijke, geheimzinnige en onver gankelijke rlicht", de menschheid ver gezellend als bare andere zon. Zulk hemel, aarde en ik, in die weer spiegeling en strijd, riep eene tragedie te voorschyn van grootere dan Shakespeareaansche conceptie. Men zou 't wel de gewicatigste opgave voor den Maaierpanegyrist willen noemen, de onderlinge verwantschap klaar aan te toonen, het won' derlyke verband en evenwicht tusschen de structuur van n werk en het gezamenlijke drama, als dezelfde hooge en weidsche ge leidelijkheid. Moet men hem om de boven aangeduide kosmische eigenechap rekenen bij de uitnemendste geesten van alle eenwen, hy isoleert zich tot de allervoortreffelyksten door zoodanige onwankelbare innerlijke con sequentie welke in dezen verwikkelden tijd met de vele wereldbeschouwingen nog zeld zamer toeschijnt. Zeker kon de Achtste symphonïe niet ontzaglyker ingeleid worden dan door de Rembrandtieke finale der Zevende, Der Ta g" met het mystische klokkengelai, aanstormend en bezielend. Hoe uitgestrekter een meesterstuk gecon cipieerd is, des te vlugger analyseert men het in zijn uiterste trekken; maar langs den blik naar het eindpunt schemeren zy waartsche lijnen, er doemen détails op en nog fijnere geledingen en naar mate men nauw keuriger doordringt, vindt men invallen zoo geniaal in hunne sublieme ondergeschikt heid, dat ze eiken commentator moeten be angstigen. En daar het echoone werk organisch groeide, spreken we liever kort dan lang over de muiiek, maar dan denke de lezer ge willig aan de woorden van den Fanat-tekst: Freudig empfangen wir Diesen in Puppensland; Also erlangen wir Engliscb.es nterpfand." met een beetje intnietie zal by in elk thema da phyaionomie der compositie terug vinden. Het is even moeilijk om zonder apologie over dit werk te spreken. De bouw der eymphonie is doerechynend en begrijpelijk voor iedereen, wiens aanvoeling varder reikt dan het tiaditioneel formalistische, wat hy hier niet zoeken mag, omdat het begrip Symphonie", men neme het etymologisch "als samenklank" of historisch als omschreven rorrn, eenerzyds onbegrensd is, en van den anderen kant sinds haar opkomst in de zestiende eeuw door iederen componist gewij zigd werd. Slechts in onze dagen, na men meer theoretici telt dan kunstenaars (en welke theorie is niet conservatief?) kan het gebeuren, dat de bewonderenswaardigste meesters, van B set hoven tot heden, worden geloochend door doctrinaire heeren, in wier breia methodisme en geestelijke industrie elk enthousiasme verstikten. Het werk is doorschijnend, transparant, maar tegelijkertijd vol van de diepzinnigste symboliek. Men tref c tnsschen tekst en muziek een EOO innige verhouding en hartstochtelijke aanhankelijkheid, waarmede woord en toon elkaar toe vlammen en ieders gloed voltooien, dat men hier geen tytbme of toon aanwijst zonder zyn poëtiechen achtergrond en geen woord zonder zijn sensitieve verklanking. Bovendien is de constructie, vooral van het eerste deel, een wonder van musikale architec tuur. Hij werkt daar zeven thema's nit behalve verschillende kleine motieven, doch zie hoe hij elke maat dringt en groepeert om zy'n luide, felle en gloeiende hoofdmelodie, welke hij hooger en hooger opstormt en al de andere bruisen mede op en stormen ze na in hare hemelvaart. Het onwrikbare centraalpnnt e s verklaart men beter en aesthetischer door het hecht- fundamenteele van zijne twee teksten, van het opperste en sterke sentiment dat hij vertolkte, dan door bij den componist een terngwaarteche wending te veronderstellen, naar een vroegere tonaliteits-techniek (al misstond die da meesters niet.) Het is aangrijpend van menschely'kheid, wanneer hij de fluisterende, terugdeinzende schuchterheid of weeklagend samenkrimpen by In firma (verstrek ons) begeleidt met de versomberde melodie, welke te voren matelooze vreugde en lief Je zong, tot den Paraclitn?, den trooster, levende bron, vuur. De compositorische techniek is even geniaal en onafscheidelijk van het innerlijk wezen der muziek; in den Veni Creator loopt de polyphonie ontoombaar, in overeenstemming met den tekst gelijk Mabler hem opvatte; bymnisch, vurige aanroeping en verheerlyking; in de Faust-scène, de hemelvaart, is alle passie stil, het leven geaetheriseerd, het sentiment verheven en rustig, zonder dat hy zy'n stijl behoefde te veranderen. Dat

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl