De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 3 maart pagina 7

3 maart 1912 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1810 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. LEOPOLD GBAAP BBHCHTOLD, de nieuwe Oostenrijk-Hongaarsche minister van bnitenlandsche zaken en President-minister. iiiiiimiiiiiiiimi die symphonieche veelstemmigheid slechts eigen regels kent en eigen wetten, wien zal het verwonderen ? dat bijna iedere maat een wellicht nooit gesteld probleem te onder zoeken geeft en op te lossen, waarom zon het ons niet verhengen? Was Baethoven's Missa Solemnis niet eenmaal het summum van demonische en gewaagde ideeën, waar de eensus communis nooit bq kan? Hier ontmoet men wederom dezelfde jonge en goddelijke schoonheid, welke in zich bestaat maar voor allen, ontoegankelijk maar elks bezit. Omdat men haar niet doorgrondt noch begrijpt, maar wanneer de almachtige klank doorbreekt, hij allen overmeestert. De Veni Creator is eene oud-christelijke hymne, gedicht door den Mainzer aartsbis schop Hrabbanus Manrus; eene onwaarschijn lijke overlevering schrijft haar toe aan Karel de Groote, een mooie niting van middeleenwsche vereering voor dezen vorst. De poëzie bestaat nit zeven vierregelige strophen en een apocryphe achtste, welke Mahler in zijn tekst opnam; hjj veranderde ook de volgorde der coupletten om ze in harmonie te brengen met den bouw zijner compositie. Mahler dacht zich bet Venu l Kom! in twee visies, de eene gebiedend, wild, schroei end, uitzinnig, de andere teer, biddend, banger en liefelijker smeekend; elk dezer heeft drie gestalten: I. HET JAGENDE VERLANGEN: Allegro impeluoso. 4 Trompetten. Ve -ni, Ve -ni Gre - - a-tor spi-ri-tus ff $=£=~?~ - T _-^==^-==^^=^=é==f=f=^^^^--r BtO. 4 Bazuinen. Dit hoofdthema bruist aan, (dreunende es in den bas; schallend orgel-accoord) een gloed van verlangen, weergalmt onmiddelyk en overal, een leven dat alles doortrilt nu 't gewekt is, een vlammend gevoel, dat niet meer aflaat. Het is tevens een klassiek thema zoo zuiver van Ijjn als Bach of Beethoven er ooit schreven, een volkslied, gely'k die waarom men vijf eenwen terug contrapnnten strengelde, het leent zich tot alle imitaties. verbreedingen, omkeetingen, samenkoppelingen, omdat zijn fascineerende plastiek alty'd herkenbaar blijft. II. DB BOVENMATIGE VREUGDE EN LIEFDE VAN H«T VERLAKGEN : III. DB VE*RUKKINQ OM WILLE DER GAVEN! crfc: De andere visie, zachter glanzend, even vurig dringend doch verinnerlijkt, heeft deze ?drie uitzichten. IV. De GEËXALTEERDE INNIGHEID DER VR.\.Ki : A fèmpö, Etwas (ober tmmerklich) gemassigter; immer ?ehr fliessend. Sopraan Solo. dolce esjir. \^~ ^-^e=a-±-t- j -- 1"'-1 ? r--[?T^_/^^'~*-g-f-^^s _ ^r\_id5ü:^_ lm ? ple su - per - - na era ? ti - a, gra ? - a, quae lu?ere ? a-(sti,) V. Voorgaande melodie aanvallend en volmakend, als zeer warme ontroering; zij treedt alleen op in de solostemmen, siechts driemaal, in des, es en d, en keert na Accende luiden niet terug dan in bet tweede deel ; Sehr gehalten, __ ______ ___ _ -- - -~ _- - ~^. . _fl v , ^=^V ? ? m "^" t J ' 4~L~ ?f-9--*?t?-H- l?+?-l?F-4 PPC ;- _±L-io) l iTïfTS: b=: '? 1 hJ^,__c \ :_zr j VI. DB WANKSLIXC; TUSSCI1SN BEKOMMERNIS EN SXTATISCHEX TROOST: daarom vindt men hnar zoowel by Icfirma (versterk ons), als bij den lateren Gloria, het hoogtepunt der finale. Hoe eenvoudig en met welk eene kennis der ziel. Mahler bouwde den bymnua in drie groepen, van welke de eerste, na het wild opvlammende begin terugechuchtert en stil lere tonen aanheft, eene stemming die het andere hoofdthema (IV) regeert. De straffe rythmus verdwijnt, alle klank wordt ge heimzinnig en lyrisch slechts even onder broken door jammerkreten van het volle VII. Hit pKlzlichen Aufscincung, l koor, en twea schrille, schimmige en tegelijk Btreslende orchest-tnsechenspelen, geniaal als zelfa Mahler zelden vond. In verband met den tekst is het een diepe gedachte, den glans te dempen tot Accende lumen sensibus" (ontsteek licht voor onze zinnen) unisono voor alle zang stemmen te zameo, met de solisten en waar ook het jongenskoor voor 't eerst inzet. Het korte, maar gepassioneerde stretto, dat hier vlak voorafgaat, hevige en bovenmengchely'ke concentratie van Veni I kom I (engvoerineen van I), is even echerp psychologisch; VII: Ac - een - de, ac - een - de lu - men scn - si - bus. Ei. Na dit worden geen nieuwe thema's meer ingeleid en met deze melodie begint de tweede groep. Soldatesk zet ze in met hostem repellas, verdrijf den vijand", en dan vangt aan de verheerlijking van den septiformis manere, den zevenvoudige in gave, waar de geestdrift doorbreekt in zware en gestadige golving. Dit gedeelte wordt in de toelicatingen dubbelfuga genoemd, een begrip dat op begrenzing ly'kt, omdat de componist hier I, III, IV en .VII doorvoert en samenschakelt. Hoofdthema's zjjn echter I en III, welke geweldig en grootsch bezongen worden in veelvoudige gedaante. De contrapnntiek is onuitputtelijk, ry'k en wonderbaar kunstig. Een breede vocalise van het volle koor op III eindigt deze en leidt over tot de derde groep. Die vangt aan met den sterk gewyzigden opzet, verlaat dezen snel om een eigen baan te volgen, bestendig in matelooze geestdrift, weer hooger geheven uitdrukking van het brandende Veni. Daar vindt men de onbeschrijfbare vervoering van den Gloria en de blindende visioenen van open hemelen, wijl alles juicht van goddeiy K geluk en vreugde. Waarlijk, zulk een finale is er ca Beethoven niet weer gecomponeerd, noch door Berioz, noch door Wagner, ofaehoQD, deze meesters toch jubelen konden. Zoo naderen we de laatste phaee van het opgaande sterrenbeeld, dat wentelt naar de mystieke zon. Vier trompetten en drie bazuinen, ter zyde opgesteld, en het jongens koor schallen over de vlugge toongolvingen van zangers en orcbest eene nieuwe melodie, de voltooiing van VII: Trompetten, *- -*t=-p?-(«-t-^=?r-t^-F-r-^iHs \ Bazuinen. i^ff Zy verschijnt als gerezen uit de immer groeiende geestdrift, maar blijft gevangen in het onstuimige geluid. Langzaam maakt zy zich los in het voorspel van hat tweede deel, waar zy nog kiinkt als wenkend uit een geheimzinnige verte; even stil ontstijgt ze De hoeveelheid steenkool in 1910 in Engeland en Schotland gedolven en tot een blok gedacht boven Londen en de St. Fauls Cathedraal. Het blok is op ieder vlak 500 meter breed en 1500 meter hoog. aan de mijmeringen der heilige kluizenaars (eerste tafereel); klaarder na de hartstochtelijke liefdezangen van den Pater exi-aticus en den Pater profandns, tot ze vrijelijk en apoca lyptisch doordringt, wanneer het engelen koor aanzweeft met Fanstens Unsterblichea". Over deze verrukkelijke verklanking der slotscène van Goethes Fausr, de vervulling der gloeiende begeerten van den Veni Crea tor (?Wer immer strebend sicb. bemüht...") moge ik nog een weinig schrijven in het nummer der volgende week, de datum der eerste uitvoering (8 en 9 Maart). Het is te hopen, dat de muziek hier even onmiddelyke affiniteit vindt als in frankfort, waar Willem Mengelberg door zijne hoorders twintig maal werd teruggeroepen. Mahler zelf heeft deze eymphonie een geschenk genoemd voor het gansche volk, bouwend op den Creator spiritus en de spiritalis unaio, aan welke hy geloofde, de hoop geuit, dat deze onweerstaanbare, overweldigende en verblijdende Achtste aller harten naar hem zon dwingen. En niet enkel de uitvoering van dit meesterwerk, welks wereldomvattende conceptie zijns gelijke slechts heeft in de epische litteratuur en Shakespeare, zulke eerste herschepping van Willem Mengelberg, den congenialen kunste naar is een even gedenkwaardig feit. MATTHIJS VERMEULEN. ScïiUerHoopBrs;il6 soorten eHe merïteeïeis. Er zjjn knnstkoopers die kunet koopen, ?n er zijn er, die deze niet koopen. Daar achter is dus een pnbliek, dat kunst koopt, of iets anders zich aanschaft. Dit publiek bestaat nit de volgende soorten. De eerste soort is die, welke eerder van de lijst spreekt en eerder om de lijst denkt dan om wat er in zit. En deze wordt niet alleen by het volk gevonden, maar de ont plooiing dezer eigenaardige eigenschap komt voor in zeer gefortuneerde families en soms in intellectneele kringen, zoo ge deze meedoogenloos aan den geestelijken tand voelt van hun gevoel. Misschien zjjt ge, als ik, allang BW ontsteltenis orer zoo iets te boven; het spaart u een aantal schrikken bjj overigens soms uiterst goedhartige inboorlingen van ons vaderland. De tweede soort koopt den inhoud, in M2., van de lyst. Zoo ze begreep, wat 20 deed, was ge sapeiieur maar ze begrijpt niet en is inferieur. Deze soort koopt namenlijk uit welgesteldheid. De redeneering, die ze volgt is deie: Mjjn huis heeft muren. Bedekt siyn deze met (duur) papier; met goudleer: of met den praal van het tot bloemen en bladers geschoren fluweel. Maar dit bewijs van mijne welgesteldheid is me niet voldoende. Tastbaarder moet die worden. Schilderijen zijn uiterlijke kenteekenen van de gefortnneerden. Ik most deze bezitten ik koop ze. Ik heb zoo veel vier kanten meter noodi?, zooveel hoogte bij zoo veel breedte. Ik gun mij dit genoegen. Koopt dsze soort geest; koop deze kleur; koopt deze zwier of nitersten vol werk ? Deze soort koopt per vierkanten meter, en dan liefst duur, maar let niet op de overige kwaliteiten. Waarde lezer, ook dit komt voor in fatsoen lijke kringen, niet alleen in da koopateden van ons land, ofschoon de fortuinen die zich op deze wijze uiten dikwijls nieuw zy'n ver worven. Da derde soort is die der gladde geaard heid. Za is onrustiger over haar bezit dan de twee voorgaanden. Za hoort van stijgende prijzen, van sommen verdiend opeenenkien Marie, door een Israële, door een enklen Gabriël. Za is de speculeerende groep. Ik heb ze stil zien worden op een verkooping, GKOOTHEKTOQ WILHELM VON LUXEMBURG, t (uit het geslacht Nassau.) toen voor ee»schilderij, waarvoor ze een lagen prijs verwachtte, een hooge geboden werd. Ze dacht: daar begint de wonderlijke opstijgende beweging. Er was in de stemming iets van een kippenhok, waar een moeder-kip zenuwachtig en vliegerig te keer gaat over haar wegloopende kiekens. Deze groep zoekt de vriendschap der kunstkoopers. Deze groep beschouwt het schilderij als ien effect en weet dat er soms door dese effecten evenveel verdiend kan worden als doorrubber-aandeelen. Schoonheid ze heeft er een groven grap voor; geld bewondert ze zwij gend, en zoekt het slinks of eerbiedig, al naar mate het baar het best toeljjkt voor het armelijk doel (rijkelijk geld zóverdienen!) Na deze drie soorten komt de meer intellectueele, die de gedachte" zoekt. Ze lijkt mjj gevormd te worden door de professoren der faculteiten, die soms per ongeluk of per geluk kunsthistorie plegen. Wat is deze ge dachte" ? Het is niet de schilderlijke, maar eene van andere wezens-uiting. Deze groep zoekt da voorstelling van een bekend feit nit de geschiedenis; uit een boek; uit een dichtstnk. Za zoekt gaarne de voorstelling der liefdes-;cène nit Bomeo en Julia, waar deie twee geliefden, in ban wenech om meer nacht, F"1" U"V ^Tai-" H 3Mrftei ^"~ ' >-v s-i f=^H?j't^' i^È:!;.!: -v^fiAif* |_<JM «p-J^^l-'iJJ-lTJfX . --^_ /^ ^ES^^^*>j v* 'S *^T1- 'v ? -«awPE l' &%$&* l "f' ** .ttS" 1.1 "S^ZËH* LEVENDE JIUZIEKNOTEK DOOR GRANVILLB. Deze curiense muzikale fantaizieëa zy'n van 7. J. Granville en dateeren van 1810. De maker er van was een vaa het beroemde trio aan la Csricature"; de andere twee waren Daumier en Gavarni. 2. Marche Héroique": Krijgslieden in vol gevectt, met zwaarden, pijl en boop, schilden, vlaggen, strijdbijlen en een bepluimden aanvoerder. Marche Militaire et Oriëntale": Turken op niaiEch, vaandels en bijlen dragende; Negera met speren, pieken en muziek instrumenten ; mannen op stelten en lastdragers. Musique Keligieuse": Knielende koor knapen, buigende en zingende; wierook vaten zwaaiende ; de priester die de hostie omhoog heft; de koster die da kaarsen uitdooft. 4. Einde, Tarantelle": Dansende negers en negerinnen; eqnilibristen en pantomimiBten; de kruisen worden voorgesteld door spinnen en tarantel'.a'i?. 5. Valse": Uitnoodiging tot den dans; de dans; een der dames valt, maar begint later weer te dansen; een bank valt om; een hinderlijke vlieg; de dans wordt beëindigd. 6. Galop de Masques": Esn wilde dans ; de dansers vliegen op elkaar in en rollen om. Barcarolle": Visschers nemen afscheid van hunne vrouwen en meisjes; zij gaan visschen; het weer wordt stormachtig; de booten worden heen en weer geschom meld, een slaat er om; de terugkeer naar de haven. Pastorale": Een natuurtafreel; de ge schiedenis van een meieje dat het dorp wilde verlaten om naar stad te gaan, maar eindelijk naar huis terug keert.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl