De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 10 maart pagina 1

10 maart 1912 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

_.tr 'i HVfiït BE AMST A°. WEEKBLAD VOOE NEDEEMND Onder redactie van. Dit nummer bevat een bijvoegsel. . L. ?WrESSIlSTQ-. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden ...... f 1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indië per jaar, bij vooruitbetaling, mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verlengbaar 0.12'/ Zondag 10 Maart. Adverlentiën van l?5 regels ? 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel ?0.25 , 0.30 ,0.40 INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: PaleigRaadhnis. Misstanden b$ leger- leverantiën, door G. In afwachting. Kroniek. De Ned erl. Dagblad pers, IV, door M. Mqreeco. FEÜILLETLN: Vanitan, door Minca VersterBosch Raits. KUNST EN LETTEREN: Modern-Bibliotheek", Om papa's principe, door F. de Sirclair, beoordeeld door G. van Hnlran. BER1CBTEN.?INGEZONDEN. TROUW ENBtJBRUSK: Ta-U Frntti, door mevr. N. M.-de W. H. ALLERLEI, door Allegra. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. Nederlandsche Steden, met af b., door dr, H. E. van Gelder. Twee ten toonstellingen in Roterdam.doorPl&sech&er t. Wandschilderkunst, door Walter van Diedenhoven. WBTENSCH. VARIA: Siriüs en zyn begeleider, met af b., door dr. P. vanO.st. E«n onuitgegeven brief van Gn*tav Mahlnr. CHARIVARI. FINA.NCIEELE EN OECONOMI8CHE KRONIEK, door v. d. M. en v. d. S. Het Haarlemsch Schimmenspel, met af b., door dr. P. H. van Moerkertren Jr. Ijdelheid der ijdelheden. DA.M8PEL. SCHAAKSPEL. ADVERTENriE*. Paleis-Eaadhuis. Vroeger zaiden sommige tegenstanders: de Ansterdamsche Burgerij, in haar ver schillende geledingen, voelt niet zoo heel veel voor de gedachte van het Paleis weer Raadhuis. Als zij eens een keer warm loopt, dan is het een tweedehandscn warmte: dan is zij onder onophoudelijke suggestie geweest van journalisten en kunstenaars. Welnu, bierop kwam eerst als antwoord: De stemming in den Ge meenteraad, waar bleek dateenovergroote meerderheid in deze zoo voorzicht'ge ver tegenwoordiging van de stad het oud Stadhuis terug verlangt. Thans komt een tweede antwoord: In een vergadering van representatieve Amsterdammers, behoorende tot alle groepen en ambten, behalve (met n verklaarbare uitzonde ring) tot die van kunst, letteren, poli tiek, journalistiek, werd besloten aan den Minister van Binnenlandsche Zaken een adres te richten tot steun en uitbrei dende verklaring van 's Raads besluit. Dit adres, dat door een paar honderd tallen bekende Amsterdammers zal worden geteekend, luidt alt'us: EXCELLENTIE, Het Gemeentebestuur van de hoofd stad heeft zich tot de Regeering gewend met het verzoek te willen bevorderen, dat het Koninklijk Paleis op den Dam weder ter beschikking der Gemeente worde gesteld; en zulks met de bedoe ling het als zetel voor het Stadsbestuur te kunnen doen dienen. Ondergeteekenden, allen burgers van Amsterdam en van warme aanhankelijk heid voor deze stad bezield, stellen er prijs op, hunnerzijds te getuigen: dat de wensch, het in Amsterdam's hoogsten bloeitijd als raadhuis gestichte gebouw tot deze bestemming te zien wederkeeren, ook in dea boezem der burger^ levendig is. Amsterdam ziet zich op het huidige tijdstip geplaatst voor de noodzakelijk heid, in de gebrekkige en bekrompen behuizing van zijn gemeentebestuur te voorzien. Amsterdam ziet in zijn midden een gebouw, dat, op het hoofdplein oprijzend, door een groot voorgeslacht oorspronke lijk niet anders dan als zetel voor het stedelijk bestuur gedacht is, en met de verzinnebeeldiging daarvan is vervuld; dat nog als bouwwerk e en niet te evena ren zetel van het gemeentebestuur zou zijn; d«t deze bestemming slechts in een onnationaal tijdvak van vernedering en zwakte verloren heeft. En Amsterdam gevoelt op het oogenblik .de gerechtvaardigde behoefte te toonen, dat de stad en de verschillende kringen harer bevolking ia een tijdvak van gelukkige ontwikkeling, energie en zelfvertrouwen verkeeren. Is het wonder, dat zeer velen hopen, .het oude roemruchte Raadhuis, blijkens deskundigen-verklaring daartoe nog steeds geschikt, wederom tot Stadhuis te mogen zien ingericht? Dat zeer velen hierin een groot b slang voor de hoofdstad gelegen achten, een onstoffelijk belang zoo men wil, maar dat ook voor de aanmoediging der stof felijke krachten in haar midden, van groote beteekenis mag worden geacht? Overtuigd, dat deze verklaringen bij Harer Majesteit's Regeering instemming zullen vinden, meenen ondergeteekeuden evenwel dat eene andere betuiging daar aan behoort verbonden te worden. Dat het gebouw aan den Dam sinds vele jaren aan de Koningen van Neder land tot paleis heeft mogen dienen, waar zij, als in de hoofdstad des lands, jaar lijks een bezoek hebban gebracht, buitenlandsche staatshoofden ontvangen en bij plechtige gelegenheden verblijf ge nomen, welk gebruik door H. M. de Koningin is bestendigd, ook daarvan is onder Amsterdam's bevolking het besef levendig. Getuigd mag worden, dat Amsterdam deze bezoeken steeds op hoogen prijs heeft weten te stellen; dat het der gemeente eene groote voldoening is en blijven zal, door H. M. de Koningin als hoofdstad te worden bezocht, en haar als hoofdstad gastvrijheid te mogen be wijzen. Door de bovengenoemde wenschen is aan deze gevoelens niet in het minst te kort gedaan. Het zij derhalve ondergeteekenden vergund, de overtuiging uit te spreken, dat de hoofdstad het zal blijven waar deeren, als zoodanig H. M. de Koningin tot verblijf te mogan strekken, en er krachtig toe zal weten mede te werken, dat een gastvrij en schoon Koninklijk Paleis te Amsterdam in gereedheid worda gebracht. Dit is de wensch van ondergeteeken den en van vele anderen hiervan zijn zij zeker met hen; gekoesterd in oprechte aanhankelijkheid en trouw voor stads- en landsbelangen, en welke zij als zoodanig meenden, onder de aandacht van Harer Majesteit's Regeering te mogen brengen. Redenen waarom ondergeteekenden de Regeerirg eerbiedig verzoeken, harerzijds te willen steunen en bevorderen, dat, mét inrichting van een nieuw, waardig Koninklijk verb'ijf te dezer stede, het Paleis op den Dam te Amsterdam weder ter beschikking van de Gemeente worde gesteld. De circulaire, bij het adres gevoegd, draagt de volgende onderteekeningen: J h r. Mr. J. F. B a c k e r, Voorzitter van den Voogdijraad Amsterdam II. J. H. v. d. Wall Bak e, Dir. Tech nisch Bureau H. en J. v. d. Wall Bake. J. F r e d. Banger t, Commissaris v. d. Hollandsche Hypotheekbank. J. F. d e Beaufort, lid der koopman sfirma v. Esghen en. C». J. F. L. B l a n k e n b e r g, Directeur der Algemeene Maatschappij van Levensverzekering. J. J. B l u s s , President van de Roei en Zeilvereeniging: De Hoop. J. Th. Boelen, Koopman. K. D. W. Boisseyain, Assuradeur, Secretaris Liefdadigheid naar Ver mogen. H. de Booij, Gedelegeerd lid der Naamlooze Vennootschap: Het Con certgebouw". W. F. B ij v o e t J r., Voorzitter der Ver. Amsterdamsche Belangen". J o s. Th. J. Cuypers, Plaatsver vangend archit. der Rijksmuseumgeb. Mr. C h r. P. v. Eeghen, lid der koopmanefirma v. Eeghen en Co. Dr. D. v. E m d e n, Hoogleeraar. E d. (Ier zon, Koooman. Mr. A. F. van Hall, lid der firma H. Oyens & Zn. Mr. J. N. van Hall, Oud-Wethouder. Mr. J. A. v. Hamel, Hoogleeraar. A. B. H e D n y, Directeur der Amster damsche Liquidatiekas. Mr. D. Josephus Jitta, Hoogleeraar. J. B. A. Jonckheer, Directeur der Stoom vaartmaatschappij: Nederland. H. v. Kempen, lid van den Raad van Beheer der Kon. Ver. Het Neder landsche Tooneel". Mr. G. Kir berger, Plaatsvervangend Voorzitter van den Raad van Beroep. Dr. Ph. Kohnstamm, Hoogleeraar. J. S. Meuwsen, Voorzitter van dea Middenstandsbond. Mr. H. J. v. O g t r o p, Bankier. Mr. Th. B. Pleyte, President van den Raad voor de Scheepvaart. Mr. R. van Rees, lid van de firma Adolph Boissevain en Co. Mr. J. A. v. Sonsb eeck, Sacretaris van de Vereeniging voor den Effecten handel te Amsterdam. Dr. N. P. v a n S p a n j e, GeneesheerDirecteur van het Oaze Lieve VrouwenGasthuis. Au g. S t r a t e r, Koopman. Mr. G. M. den T ex, Directeur van de Surinaamsche Bank. Dr. G. A. M. v. W a y e n b u r g, Con troleerend Gemeentearts voor Ambte naren en Werklieden. Mr. H. K. Westendorp, lid der firma Westendorp & Co. Misstanden bg leger-leverantiën. Bij de behandeling van da oorlogsbegrooting 1912 in de Eerste Kamer der Staten- Generaal heeft de heer Da Jong, afgevaardigde voor Noord-Holland, het tot zgn plicht gerekend, den maatregel van den Minister van Oorlog om, bij wijze van proef, in enkele garnizoenen de noodige fouraga voor de legerpaarden uit de hand te doen aankoopen en het beheer van Rijkswege te doen geschieden, te bestrijden. Da heer De Jong is tegen den genomen maatregel gekant omdat hij duurdere prijzen verwacht dan bij het tegenwoordige stelsel van openbare (?) aanbesteding. Velen ten spijt was de Minister van Oorlog bij de behandeling nog niet ge noegzaam op de hoogte van het belang rijke onderwerp dat het luw geldt althans deed hij dit niet blijken om den geachten afgevaardigde naar behooren van repliek te dienen. In deze omstandigheid vinden wij aan leiding tot het geven van de volgende inlichtingen; de levering van hooi, stroo en haver voor de legerpaarden wordt sedert jaar en dag behoudens hoogat enkele uitzonderingen steeds aan de zelfde personen of firma's opgedragen. Tot voorbeeld zij hier kortheidshalve slechts gewezen op het garnizoen Amers foort, waar badoelde levering op n j aar na langer dan een halve eeuiv (50 JUUT) in dezelfde handen is. Om het zoover te brengen, lieten de beroorrechte vaste aannemers in of nabij hunne woonplaatsen magazijnen en berg plaatsen bouwen, welke zij in 't geheel niet of tegea BUITENSPORK} hooge prijzen aan concurrenten verhuren. Zoo nu en dan profiteeren zij ook yan Rijks ma gazijnen. Bemoaielijkt eerstbe doelde omstandig heid het mededingen van anderen reeds zeer, niet minder is dit het geval door de tegenwerking, welke een vreemde eend in de bijt ondervindt. Ook op dit punt kan da garnizoensplaats Amersfoort als voorbeeld dienen. Eenige jaren geleden toch kwam de levering van fourage voor dit garnizoen, voor den tijd van n jaar, in andere handen. Men wilde blijkbaar eens probeeren om tusschen de vaste aannemers in te komen. Wat die vreemde eend bij de uitvoering van de levering te lijden heeft gehad, en dit niet het minst in zijn eigen beurs, beaam niet alleen hem, maar ook andere gegadigden voor goed den lust zich verder met de Ie verin g van fourage aan het Rijk in te laten. Een volgend jaar kwam de leVering weder in de vaste handen en dat is zoo gebleven tot heden. De vaste aannemers hebben door jaren lange ondervinding, om het zoo maar eens uit te drukken, de détours van het sérail, leeren kennen. Zij weten o.m. tot in de kleinste bijzon derheden waarmede men zich in de ver schillende garnizoenen wat qualiteit en voorraden, ingeval van af keuring, betreft tevreden stelt. En hiermede doen ze hun voordeel. ledar najaar, spoedig nadat de open bare aanbesteding voor de levering van haver, hooi en stroo door den Minister van Oorlog is uitgeschreven, komen de vaste aannemers bij elkaar tot het maken van afspraken o.a. omtrent de verdeeling van de garnizoenen onder hen, omtrent de inschrijvingsprijzen, omtrent de af koopsommen, die onderling en aan nieuwe inschrijvers zullen worden toegekend. Zij regelen onderling de inschrijvingsprijzen opzettelijk zoo, dat van het maken van eeae vergelijking tusschen de verschillende garnizoenen geen sprake kan zijn. Zoo brengt b.v. eene vaste inschrijver de on kosten op den prijs van den haver, een ander op dien van het hooi en weer een ander op dien van het stro). Zoo wordt om maar een paar cijfers te noemen over 1912 het hooi te Amsterdam, ge leverd voor 53 cent per 10 Kg. en te Zutphen voor 70 cent, het stroo te Maas tricht voor 38 cent per 10 Kg. en te 'x-Hertogfnbosch voor 25 cent en de haver te Utrecht voor 98 cent per 10 Kg. en te Deventer voor 88.5 cent. Verklaarbaar achten wij het dat een degelijk handelsman te dezer zake uit riep : Maar hoe is het in Gods naam mogelijk dat het Departement van Oor log zich zoo in de luren laat leggen''. Verstout een Minister van Oarlog zich, wegens te hoog geachte inschrij vingsprijzen, een herbesteding uit te schrijven, dan worden onmiddellijk door de vaste aannemers de koppen bij elkaar gestoken om middelen te beramen dat niet alleen de levering toch aan den ge gadigde, wiens prijzen te hoog wordan geacht, wordt toegewezen, maar ook dat uit den nieuwen inschrijvingsprijs kunnen gehaald worden de bij de herbesteding noodig geworden uitkoopsommei. Da ondervinding heef t bewezen, flat de vaste aannemers in deze maar al ta dikwijls slaagden. Herhaaldelijk ia van verschillende zijden op het onhoudbare van den geschetsten toestand gewezen. Het bleef echter aan doovemans deur geklopt. En waar de Regeering, op aanraden van deskundigen, proeven nam b.v. met de zeer aanbeve lenswaardige halfjaarlyksche aanbesteding, met een fcoop uit de hand" daagden onmiddellijk invloeden op die (onbe grijpelijk genoeg) wisten te bewerken dat spoedig tot den oudea gang van zaken werd terug gekeerd. Hoogst gelukkig mag het genoemd worden dat er nog eens stemmen uit het officierskorps zelf zijn opgegaan. De Minister deelde daaromtrent mede dat door eene commissie aan welke in 1909 werd opgedragen advies te geren nopens hetgeen zou kunnen worden ver richt in het belang van de voeding en verzorging van de paarden der bsreden korpsen, ter verbetering van de qualiteit der aan de paarden te verstrekken fourage, o.a. werd voorgesteld eene geleidelijke invoering van het stelsel van aankoop en versterking van fourage ia eigen be heer, inplaats van levering na openbare aanbesteding. Ten slotte zij nog opgemerkt, dat de voorstanders van de afschaffing vanopen bare aanbestedingen voor fourage behalve ontsla gen te r ak an van hoogst bedenkelij ke, om niet te spreken van immoreele toe standen in het legerbeheer, beoogen het verkrijgen van fourage van beste qualiteit. Dit verdienen de legerpaarden dubbel en d war a. Het zou bovendien in het wel begrepen belang van de beraden korpsen en, door mindere slijtage, zeer zeker in het belang van 's Rijks schatkist zijn. G. In afwachting. Naar aanleiding van de zaak CohenDrielsma vroeg men ons van verscheidene zij dan om inlichting. De meeste vragers wenschen meer opheldering omtrent pun ten, die betrekking hebban op de waar schijnlijkheid van schuld of onschuld. Wij gaan hier natuurlijk niet op in, want wij hebben, ia de eerste in-gebreke stelling, slechts dan, en noode, in het fond van de zaak ons begeven, als de N. R. Ct. door haar antwoorden ons daartoe dwong. Wij zijn op dit gebied van feiten en bewijsmiddelen natuurlijk wel thuis, maar het is ons gebied niet: noch dat van het publiek: het is het gebied van het college of van de com missie, die tot volledig onderzoek bevoegd zal wezen. Wij hebben gezegd en herhaald, dat onze wensch louter en alleen is: zulk een degelijk onderzoek. Ia plaats van dit direct, voor oogenblikkelijk of voor later, toe te zeggen, spartelde de N. R. Ct. tegen. Wij hebben redenen om aan te nemen, dat nu eindelijk stappen worden gedaan om tot zulk een onderzoek (hetzij dan rechtbank, eereraad of j ournalistenkring) te komen. Voorloopig hebben wij dus niets toe te voegen aan 't gean wij ge schreven hebben en waarop geen antwoord gekomen is in de N. R. Ct. Als het onder zoek, zooals thans zeer waarschijnlijk wordt, geschiedt, is een algemeen be lang, dat wij hebben aangewezen, ge diend en hebben wij satisfactie. (Op 't oogenblik van het ter perse gaan van dit Weekblad ontvangen wij een officieel rondschrijven van de Nederl. Journalistenkring, waarover wij later meer kunnen zeggen. Het handelt over een klacht, die met de zaak CohenDrielsma verbard houdt en van drie getuigen afkomstig was. Thans volstaan wij met er uit te vermelden, dat het Bestuur van den Kring, eenstemmig, van meening bleek, dat de vraag of de anonieme brief door een collega geschreven was, er ean is van voor de beroeps-eer allergrootste beteekenis. Dit is ook onze meenicg en daarom drijven wij sedert weken naar een onderzoek, dat waarborgen geeft). KRONIEK. HET BODWWETTEKE, De regeering houdt receptie en de gul zige broeders der rechterzijde stormen op de buffetten los. "Wijnbergen en van der Molen verdringen elkander om zoo groot mogelijke subsidiemooten voor hunne aan de tafeltjes wachtende familjes. Hofmeester Heemskerk doet, handenwrijvend rondwan delend en glimlachend, steeds meer taart aanrukken. Het is een niet elegant tooneel, deze ver woede nieuwe subsidie- honger, vór dat men iets. nuttigs heeft uitgevoerd. Gold het een festijn, dat degelijken arbeid bekroonde, men hadde de feestelijke plundering.. begrij ? pelijk geacht au is er niets welvoegelijks aan te bespeuren. De krijgsbenden worden op roof losge laten door legerhoofden, die zonder dit buitrecht geen kans zien hun mannetjes in 1913 flink in 't geweer te hebben. Heemskerks redevoeringen zijn wel de fij nste dwaasheden, welke onder deze omstan digheden worden uitgebracht. Om zichzelf en zijn ministerie houding te geven, komt hij tot de werkelijk ongeloofelijke extravagantie, zijn vijfjarig niets doen op 't stuk van toegezegde sociale wet geving... met het houwen van een beeld uit marmer te vergelijken... Een gipsafgiet sel", zegt hij letterlijk, is gauw gemaakt, maar dat kan gemakkelijk stuk geslagen worden. Als er een beeld moet gehouwen worden uit een blok marmer, dan duurt het een langen tijd voordat het beeld geheel gereed is". Marmersteen voor brood? BEN DEBACLE. In dit Weekblad is de strijd aangebon den en doorgezet tegen het Bestuur der Arnhemsche Kweekschool, dat een geheel personeel smadelijk uit zijn jaren-oude taak zetten om, coute-que-coute, een tweede, blijkbaar net als de vorige, ondeskundige Directrice-keuze niet te hoeven herroepen. . Op l Februari gingen de leeraressen uit het internaat. Op l Maart (op den kop af vier simpele weken later) moest dit Bestuur door de daad van een ontslag-inzachten-vorm erkennen voor de tweede maal in zijn Directrice-keuze te hebben mifgetast. « Men kan denken wat dit voor 't koppige Bestuur beteekende. Men mag gerost van dit voortdurend zichzelf wanhopig verde digende Bestuur aannemen, dat het geen enkele mogelijkheid hoegenaamd meer ge zien heeft om de Directrice te handhaven vór het tot het onbepaald verlof' over ging ... Daar zitten de heeren, net zooals wij voorspeld hebben en net zooals zij ver diend hebben: in hun hemd, daar zitten zij onder de ruïne van hun torenhooge opstapeling van fouten. Een zonderlinge Kweekschool is deze wereld, zonderlinge kostgangers heeft (naar de volksmond zegt) Onze Lieve Heer. "Wie immers zou niet uit een ruïne van daan loopen? Deze heeren, bericht men ons, blijven geduldig zitten. Vriezen ze niet dood, dan vriezen ze niet dood". "Welnu, er is n manier om met eere te blijven zitten: Dat zal wezen als het Be stuur aan de zóslecht bejegende leerares sen gerechte voldoaning geeft, d. w. z, ze in haar eer herstelt. De Nederlandsche Dagbladpers. IV. (Slot.) Zeer nadrukkelijk heb ik te waarschuwen tegen de verdenking van overdrijving, een verdenking, welke ik overigens niemand, die niet zelf tot de Nederlandsche dagblad pers in nauwe betrekking staat, een oogenkwalijk neem. Ik begrijp, dat lezers van een der groote volledige dagbladen zullen zeggen, dat er toch nog wel pittige artikelen worden ge vonden, waarin de schrijver stevig de waarheid" zegt, dat men nog wel vergast w_ordt op levendige, talentvolle beschrij vingen en verslagen, a la minute neer* gepend, krachtige, heldere, kleurrijke weergeving van indrukken. Laat mij hierop even antwoorden, dat, wanneer in ons vaderland geen goede jour nalistiek meer bestond, ik geen aanleiding zou hebben gehad tot het blijmoedig begin van deze artikelenreeks. Ja, dat dan alle aanleiding tot het schrijven van de artikelen zelf zou vervallen zijn. Maar als men uit het bestaan van die brokstukken voortreffelijk dagblad werk gaat afleiden, dat de schrijvers dan toch de noo dige vrijheid hebben voor de vervulling van hun taak, dan antwoord ik: De dagbladschrijvers hebben geen enkele vrijheid, het bedrijfshoofd laat hun zekere vrijheid Die vrijheid, die gelaten wordt, is schijn baar groot. Ministers, niet tot de eigen partij behoorende geldt bet een liberale krant dan is zelfs deze beperking niet opgelegd mag men uitschelden, zij zijn er voor en vragen niet anders, Kamerleden ook, tenzij dezen naast het Kamerlidmaat schap het ambt van te-kort-dekker of aspi rant-te kort-dekker ver vullen, een cumulatie, die vaak voorkomt, immers de waardigheid van te-kort-dekker is wel eens voorwaarde voor die van het Kamerlidmaatschap. Eerste rangs kunstenaars worden voor de critiei geworpen (van de tweede-rangs

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl