Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMÉRWEEKBLAÏ) VOOR NEDERLAND.
No. 1811
café-ohantant etc., die veel adverteeren,
blijven *üaf: dezea ?worden bewierrookt
en geprezen in een andere rubriek, een
bÏEOnderheid waaróp het publiek vol
komen terecht.?geen acht slaat), al vat in
het buitenland geschiedt, is tot des schrijvers
beschikking. *)
De vrijheid, die den dagbladschrijver ge
laten wordt (ik durf het voord nog maar
niet ongeonrsireerd te schrijven), is juist
groot genoeg om' dagbladschrijvers t
k veeken, dagbladschrij vers", dat wil zeggen *
lieden, die zich voelen de vertegenwoor
digers van het algemeene, het groote, bij
en tegenover het afzonderlijke en het kleine,
die zich begrijpen de geroepen strijders voor
recht, verlichting,- waarheid tegen bekrom
penheid en leugen, die een belang van het
volk, van de wereld voelen als hun be
lang ....
En die dan ook lke verhindering hun
taak te vervullen, het belang van het alge
meen te dienen, ondervinden als een grievend
onrecht, hun aangedaan, hun persoonlijk,
als een aantasten van hun belang, hun
eigen hoogste en heiligste belang.
Het deel van de taak, die men hem te
vervullen toestaat, is juist groot genoeg om
hem smartelijk en smadelijk te doen voelen,
hoeveel men hem met plompe overmacht,
verhindert te doen, hem alle scheppings
vreugde in hetgeen hij doen mocht, te ont
nemen, hem ongelukkiger te maken naar
mate hij meer dagbladschrij ver,van roeping,
meer man van karakter is.
Als-het reeds zoover was gekomen, dat
geen enkele opsteller van een dagblad zich
meer dagbladschrijver voelde, dan bestond
dit zedelijk lijden niet meer.
De kantoorbediende b.v. zou zich niet
kunnen voorstellen, dat hu zijn broodwin
ning, opgaf of zich ongelukkig en vernederd
voelde omdat de werkgever hem vraagt,
zekeren handelsbrief niet te schrijven.
Voorts antwoord ik den met den inhoud
van zijn blad tevredene: gij weet ten
hoogste, wat gij krijgt, maar niet wat men
u onthoudt en waarop gij recht hebt, wil
het andere niet ook waardeloos worden,
evenmin als leeken in de scheikunde weten,
hoeveel eiwitstoffen men hun in voedsel en
drank onthoudt."
Welnu: schier zonder uitzondering zijn
ook de allerbeste bladen in ons land
journali*tiek ondervoed.
Men is reeds jaren lang doende om het
journalistieke werk aan een dagblad te
beperken, het werk namelijk dat alleen
kan worden verricht door dagbladschrijvers,
dat zijn: lastige manschen, zich over waar
heid, eer en recht dik makende Don
Quichotten.
De ruwe stof voor het dagblad, die uit
het leren te putten is, wordt al minder en
minder door hersens en talent van den
schrijver verwerkt tot geestelijk voedsel.
De ruwe, ten eenenmale onverteerbare stof,
wordt het publiek voorgegooid,
Concreter: voor den dagbladschrijver, die
vraagstukken van den dag bestudeert, die
deze vraagstukken zelf stelt uit hetgeen hij
om zich heen ziet, die ijverig bijeenkomsten
bezoekt, brochures en tijdschriften leest,
zich in het volle leven beweegt, overal
rondkijkende, vragende, zich op de hoogte
stellende, in zijn hoofd verwerkende en
met zijn talent terugbrengende aan allen
(orbi ex orbe) ten voordeele van allen,
voor dien echten dagbladschrijver, treedt
al meer en meer in de plaats de gunste
ling, de gehoorzame uitvoerder der beve
len van bedrijfshoofd, te kort-dekker enz.,
diéartikelen niet schrijft, doch
opneemt van deskundige (dus voor het
publiek meestal waardelooze en steeds
jartijdige) zijde, die voor de hand weg
.stukken vertaalt uit buitenlandsche bladen,
die brokstukken knipt uit brochures, (be
ginnende bij een hoofdletter, eindigende bij
een punt, daarin is men steeds zeer
nauw
*) Hierop zijn uitzonderingen. Overbekend
is een geval, waarin de F/ansche Rageering
sacrosanct was voor een groot NeierJanlech
dagblad, omdat de zwager dr s te-kort- dekker s
een concessie in F/ankrijk verlangde.
VANITAS
DOOE
MINCA VERSTER-BOSCH RBITZ.
Ze wae al wat ouwelp, tamelijk welgesteld
en deed aan knnst, zij 't dan ook seer be
schroomd en ingetogen.
Ze schilderde, schilderde dag aan dag, wel
gemoed, met genoegelijkentaai-volhardenden
ijver, 't Was haar levensdroom geweest van
af haar bakvisch-jaren, toen een aan talenten
weelderiger gezegend schoolkennisje dan zij
zelf, 't moeilijk pad der kunst met fleurigen
jolyt betreden ging, om zich eveneens ganech
te wijden aan die wonder lokkende Godheid
die de kunst is.
Ze had gesoeield, gedroomd, gehallucineerd
van 't avontuurlijk leven dat dea kunstenaars
is, 't vrije, wonderbaarlijke bestaan dat ze
meende te kennen uit vele romans.
't Was bij hallucinaties gebleven omdat haar
stevig-kerksche, burgerlijk nuchtere ouders
't onverbrekelijk samen eens varen dat zij
evengoed kunstenares kon worden op de
boven-achterkamer, twee-hoog links in de
ruime ouderlijke woning, met geolied papier
tegen de ruiten vanwege de hefcige zon, 'n
Bchildersezel, veel rollen papier-sane-fin en
studie-doek, houtskool, krijt, olie- en
waterveif ad libitam en een niet onbelangrijken
toevoer van pulletjes, sarongs, antiqniteitjes
en wat verder ter opluistering van'n artistiek
atelier, op veijaars-, kerst- en Sint
Nicolaasfeesten, te geven gebruikelijk is. Za had be
rust, en na een korte inwendige worsteling
de achterkamer met 't ge olied papier enz.
aanvaard, als 'n half ei dat in elk geval beter
is dan 'n leege dop, en ze was blij ven hopen
hopen op iets onbestemd wonderbaarlijks dat
eens toch komen zon, komen moest, en haar
vrij maken uit de kluisters waarin haar ouders
kleinburgerlijke begrippen haar artiestenzie
snood gevangen hielden.
En ze was blijven schilderen, welgemoed
met genoegelijken, taaien, prntsenden vlijt
Totdat haar ouders stierven, de een na den
ander, en ze vrüwerd, vrij om haar artiesten
leven, van de achterkamer met de pullen
aarongs enz., in ? 'n nieuwe, vrije, goddelijk
avontuurlijfee bohémien-omgeving, tot nieuwe
ongekende bloei te brengen
jeiet), door den man dus, wien het
open>are leven, even goed als elk ander
nietdagbladschriiver voorbijgaat, door denman
dus, die vaak op de hoogste -plaats aan een
groot dagblad wordt gesteld zonder nig
lagbladwerk te hebben verricht en die na
30-jarigen dienst journalistiek juist even
ver i), als hij was bü,het aanvaarden van
:\jn betrekking, neen, die dan geestelijk
ager staat, min of meer gedemoraliseerd is.
Immers de gewone man van eenige ont
wikkeling (van schrijverstalent is hier geen
iprake) heeft zekeren tegenzin te overwin
nen voordat hij b.v. den inhoud van een
bro;hure,geestesarbeid dus, op de thans
gebruicelijke wijze weergeeft: een hap eruit, begin
nende b\j een hoofdletter, eindigende bij een
punt enGod zegene de greep. Wanneer hij zulk
werk dag aan dag in gemoedsrust verricht,
zijn tegenzin overwonnen heeft, dan is hij
geestelijk minder waard dan toen hij kwam.
De groote bladen ook dat ziet het
publiek niet nemen al meer en meer
van elkander over, waarmee al meer en
neer een vermindering van journalistieke
tracht gaat' gepaard en de inhoud al meer
en meer verdort, het verschil tusachen ge
schreven en geknipte bladen geringer wordt.
Met dubbel groot leedwezen moet ik hier
ook dit zeggen: Het verschil tusschen fat
soenlijke en onfatsoenlijke bladen gaat
verdwijnen en niet omdat de tweede naar
de eerste maar juist omdat de eerste naar
de tweede soort neigt.
Het hoogst onzedelijke misbruik van
reclame-berichten plaatsen (d.w.z. aanbe
velingen voor ondernemingen, die en
omdat züin het blad adverteeren), een
misbruik, dat in den alleronschuldigsten
vorm bedrog is, maar zich in veel gevallen
verscherpt tot afpersing, heb ik gedurende
mijn journalistieke loopbaan zien opkomen
ait -geminachte prulblaadjes, zich zien ver
breiden over de kleine pers, de groote pers
zien aantasten en thans zou ik geen drie
bladeu in het land kunnen noemen, vrij
van dezen zeer leelijken smet.
Het dateeren van brieven uit plaatsen,
waar ze niet geschreven ZIJD, een handeling,
die alle elementen van bedrog in zich bevat,
geschiedt dagelijks en jaar in jaar uit.
Het abonnenten lokken door het geven
van prulgeschenfcen, het houden van
tornbola's, het gratis verzekeren, allemaal prak
tijken uit het schuim van den minst solieden
kleinhandel overgenomen, is eerst zeer
onlangs opgeklommen tot een blad in Den
Haag, dat ep de grens van kleine en groote
pers staat en een Amsterdamsen blad van
staatkundige kleur.
Voordat we tien jaar verder zijn, zal de
ongevallen-verzekering over de heele linie
zegepralen, zooals het reclamebericht nu
reeds deed. Er is geen enkele reden voor
rooskleuriger verwachting.
Wat er in de bladen nog goed is, is
slechts overblijfsel uit betere dagen, toen
de schrijver naast God, schipper van zijn
schip" was. Het heeft geen de minste kracht
voor eenigen tegenstand aan het voort
woekerend bederf.
Het kan zijn, dat men aan het eind van
deze reeks artikelen, vraagt naar middelen
tot verbetering."
Ik hoop deze nog wel eens voor te stellen
en dan tevens te verklaren, waarom hier
geheel en al is gezwegen van het orgaan,
dat de verbetering tot taak heeft: den Ned.
Journalisten krin g.
Voorlpopig meen ik den journalistieken
plicht jegens de journalistiek te hebben
vervuld: waarheid geven, waarheid ver
breiden, waarheid zenden door de wereld
zonder den reisweg vaat te stellen, zonder
haar verder na te staren, overtuigd, dat op
welke plek zij ook rusten zal, zij goed
beland is, dat zij nergens en nooit kwaad
kan stichten, maar overal en altijd heil
brengt.
Dit laatste ook in antwoord aan die
vakgenooten, welke, de waarheid van het ge
schrevene volkomen erkennend, het open
baren daarvan bedenkelijk achten.
Maar 'n bohémien leven begin j -t maar z
niet als 'n wandeling naar Het Ka -ij e" cp
'n zomersenen achtermiddag en 't eenige wat
haar voorshands klaar en duidelijk te doen
voor oogen had gestaan was: de heele
ouderlijke huishouding op te ruimen en als
artiest te gaan wonen.
Dat was voor haar de Omega van haar nieuw
leven: op kamers wonen en en peasion".
Za dreaf 't zelf j tot 't bittere uiterste. Zi
huurde 'n atelier, 'n groot bakbeest van 'n
kamer mét slaapgelegenheid en droeg de
verhunrster ervan, de verdere zorgen voor
haar pbysiek weliy'n, kost, bewassching enz.,
minzaam op.
Toen, de macht der gewoonte is van zeer
buitengewone geweldigheid, toen kleedde zij
haar nieuwe atelier aan met al de pullen,
sarongs en antiquiteiten die zij in den loop
der jaren als veijaars-, Kerst- en
8int-Nicolaae-gaven, in haar onvervreemdbaar bedt
had zien komen, en peinsde reeds den aller
eersten middag of ook hier de zon, ge-olied
papier tot een levensbehoefte zou maken.
Toen begon ze in haar nieuwe omgeving
weer te schilderen, welgemoed, met geuoegelijk
taai-volhardenden ijyer. Een enkele maal
voelde ze 'n kittelig plezier om haar vrijheid
te gebruiken en iets te doen wat ze vroeger
nooit zon gedaan hebben. Maar daar haar
geest geen excentriciteiten bevatte, trok zy
dan maar voor 'n onschuldige wandeling
naar buiten, of voor 'n dito in de oudste
volksbuurten, zwelgde daar in de genotvollen
aanblik van prachtig te schilderen gevallen"
en verlaatte zich met opzet, voor haar lunch
of middagmaal, met 'a onzegbaar triom
fantelijke voldoening over de vrijheid waar
mede zij zich deze artistieke ongeregeldheden
kon veroorloven.
Maar eens, 't was in 't voorjaar, ging ze
naar Haarlem, voor de bloembollen-velden
en voor de Frana-Halsen. Ze combineerde
dat; 't zou twee vliegen in n klap zijn.
En dit reisje werd voor haar van ver-reikende
gevolgen, want, werd haar geest door bijna
elke gebenriykheid, tot scheppen gedreven
deze tocht bevruchtte haar ziel met de rijkste
visioenen.
De bloeiende bollenlanden in hui schaterend
bonte-kleed van paars en rood en geel, en de
ingetogen, star-statige regentessen van 'l
Berensterjneche Hofje, dat waren twee wel
zeer heterogene impressies voor haar zoo
ontvankelijke artiestenziel, en dien uachl
zij den «luc- riet vn^'sr "rr>^3* haer «">
Hun, die op de strikte waarheid van het
geschrevene, iets willen afdingen, heb ik
niets te zeggen.
Dec. 1911. >? M. MORESCO.
IIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIJl
Modern- Bi büotheek".
door F. DE SINCLAIR, Uitgave van Van
Holkema en Warendorf, Amsterdam.
Goedkoop uitgegeven boekwerken hebben
mijn voorliefde, mits goed van inhoud en
oehoorlijk van uitvoering. Alle boeken
moesten eigenlijk goedkoop worden uitgege
ven, wijl ze alsdan kunnen beantwoorden
aan het doel waarvoor ze zij n geschreven.
Nog verder gaande, moesten boeken gratis
worden verspreid, zoo goed als men onder
wijs gratis geeft en men geen geld heft bij
tiet betreden van een kerk. Maar dit is een
utopie, al tracht men die nabjj te komen
door het stichten van openbare boekerijen,
dat toch maar een lapmiddel is, want als
alle menschen die behoefte aan lezen hebben
daarheen moesten gaan, zouden er geen
zilen groot genoeg gebouwd kunnen worden.
Openbare boekerijen behooren dan ook te
blijven voor hen, die thuis geen gelegenheid
vinden om rustig te lezen, terwijl de boeken
moeten worden uitgegeven tegen een prijs,
dat iedereen zich een begeerd werk kan
aanechaüan. Boeken van buitengewone waarde
kunnen bovendien artistiek worden gedrukt
en gebonden voor de liefhebbers.
Haar tot dit ideaal zullen we niet zoo
spoedig geraken, wijl vele belangen en inzich
ten hiermee in strijd zijn. In een klein land
als het onze, met een beperkt aantal lezers,
blijkt het uitgeven van goedkoape boekwer
ken, zoowel als van kostbare drukken, tot de
groote moeilijkheden te behooren.
Wel kan de Wereldbibliotheek op goede
uitkomsten wijzen, doch dit resultaat zou
dadelijk verminderen, indien alle boekwerken
goedkoop werden uitgegeven, zo o dat ze haar
voornaamste»houvast, haar groot aantal
abonnenten, kans loopt te verliezen.
Wat bij ons tot nu, hoewel dan ook met
vele bezwaren, mogelijk b'eek, is het uitgeven
van romanwerk in den z.g. middenprijs van
f 2.50 tot f 3.50, een prijs, die voor onsen
kleinen levensstandaard evenwel weer te hoog
blijkt te zij n, zoodat er nagenoeg geen boeken
worden gekocht dan door leesgeselschappen,
bibliotheken en een kleinen kring van
litteratuurliefaebbers. Dit heeft ten gevolge dat
een goed of een slecht boek bijna evenveel
kans vindt van uitgegeten te worden, mits
de schrijver maar een gering honorarium of
liever nog in het geheel geen honorarium
vraagt. Een gevolg hiervan is weer, dat de
meeste sehryvers iets a aders er bij moeten
doen, of erger nog, het schrijyen betrachten
in de vrije uren en wie nu meent, dat
het scheppen van kunst zich gemakkelijk
vereenigen laat .met zakelijke dagbezighelen,
is wel zeer naief-ideaiistisch aangelegd. Zoo
zitten we dan in het labyrintb, waaruit we
niet spoedig zullen geraken, in aanmerking
nemende de-sociale omstandigheden en onzen
aard, die niet gediend is van het breken
met sleur, tenzij de aansluiting by de Barner
Conventie, die we nu dezer dagen tegimoet
kunnen zien, hierin verandering komt bren
gen, waaraan ik voor mij persoonlijk weer
niet zoo dadelijk geloof.
Toch, hoe moeilijk ook vooralsnog, de
toekomst zal zijn voor het goedkoope boek,
het boek dat ineens tot duizenden en dui
zenden gaat spreken. Het komt er in de
eerste plaats op aan, om dit boek te schrijven,
want men spreekt wel altijd van een goed
koope druk voor de massa, maar de inhoud
moet daaraan toch geëvenredigd zijn. En dit
/,al vooralsnog bezwaarlijk gaan, wijl onze
schrijvers gewoon ayn zichzelf uitte schrijven
en niet aan de gemeenschap denken.
We staan das vrijwel op het doode punt:
een literatuurafcame die blijft binnen
begansch duidelijk een groot doak met bloeiende
crocussen concipieerde, en daarna een dito,
van even kapitale afmetingen met kil-hoog
hartige statelijke vrouwen.
Dat moest spaak loopen. Zs deed geen
OOK toe.
Den volgenden morgen vroeg ze haar hos
pita nog een kussen, omdat ze te laag lag en
benauwd droomde; toen kocht ze op de
bloemenmarkt, 't was gelukkig juist Maandag,
een groote pot crocnssen, geel in 't midden
met een paarschen rand, en begon nog dien
zelfden ochtend, hem op't doek te vereeuwigen.
Maar al schilderende, liet toch 't
Barensteijnsche visioen baar niet los. l>ie vrouwen..
die prachtkoppen van beenige oude vrouwen
typen.. Maar nöe zou ze ooit aan al die model
len komen ... dia geiichten zag je tegenwoor
dig nooit meer ... en werken naar model was
vervelend ook; er waren zulke EStrante by ...
die kwamen in de rust altyd naar je werk
kijken, en zeiden er wat van...
Al soezend over de Baiensiegnsche por
tretten prutste ze voort aan den
crocuasenpot; die had ze in Rambrandtieke
echemerigheid op de verschoten groen-flu^eelen
zitting van haar wij de, ouderwetsche leunstoel
gezet, dan had ze meteen de verschoten
groen-flaweelen rug tot achtergrond, dat deed
hél mooi... zelf j 'n beetje myatiek,...
Ze smeerde 'n kloeke veeg Terra Sienna
op 't doek waar de potrand moest zijn, en
peinsde Als ze eena-én model nam, en
'n eymoolische voorstelling maakte.... Za
stond voor niets, zag op artistiek gebied
nergens te?en op.
... 'n Strenge vrouwekop met bloeiende
eroeuaseD.... Als ze eens Als ze eens...
daar had ze 't .*.. alle goden en muzen, daar
had ze 't... ze zou een Vanitas maken,...
'u doodshoofd omkraned van bloemen....
Haar penseel nog vol goud bruinen verfd,
bleef werkeloos in haar stille hand. Ja, ja,
daar had ze 't... g,én vervelend model,
géastrant gekijk op d'r werk... gén
"bemoeizieke opmerkingen en vergelijkingen...
Vanitas I 't Was meteen 'n prachtige titel;..
als 't goed werd... en 't zou goed worden
dat voelde ze EU al, dan gaf se 't cadeau
aan de Tombola der vereeniging Kunst en
Philantropie", waarvan ze lid wa°.
Dien nacht hield 't denken haar wakker
hoe ze aan 't eenige broodnoodige model,
't doodshoofd zou komen, maar ook dit
duistere punt kwam tot volledige opheldering
toen ze zich herinnerde dat haars vaders
perkten kring, auteurs die door hun moei
lijke omstandigheden (een goed boek en een
prul worden ongeveer met het zelfde geho
noreerd) de wieken niet kunnen uitslaan, en
uitgevers die geen goedkoope uitgaven aan
durven.
Te loven valt in dezen toestand, waarin
de Wereldbibliotheek een gunstige uitzon
dering maakt, als er af en toe een uitgever
komt die ondanks alle bezwaren en moeilijk
heden het aandurft, een boek in eersten
druk dadelijk goedkoop te laten verschijnen.
De firma van Holkema en Warendorf laat
nu sedert eenigen tijd een serie boekwerken
het licht zien onder den overigens niet zeer
gelukkigen titel: Modern-Bibliotheek. Het
z'rjn kwarto deeltjes met kloeke, gave letter
gedrukt op niet al te kwaad papier, die in
een aardig bandje gebonden, er zeer aan
lokkend uitzien en ook werkelijk tot koopen
lokken, door hun goedkoopen prijs, D.m.
? 0.90 per gebonden deel. Het
klein-kwartoformaat maakt ze al bizonder geschikt om te
steken in de ruime zakken van ome moderne
kleeding, om ze op reis mee te nemen ; en
de scherpzwarte druk van de kloeke letter
laat het verhaal gemakkelijk lezen in den
trein of op de boot.
Aan dezen eisch voor op reis hebben de
uitgevers dan ook zeker gedacht toen ze als
nummer n in deze reeks lieten verschijnen :
Om Papa's principe, door F. de Sinclair (als
twee en drie kwamen reeds De drie dames
Cnussewinckel" door Minca Ver ster-Bosch
Reitz, en De Kwaluwen neergestreken" door
Louis Couperus, terwijl als nummer Vier
werd aangekondigd Nlki", een
grootestadcverhaal, door Samuel Falkland). Als
geestesvoedsel op reis verlangt de lezer in hoofd
zaak lichte lectuur, en zoo het even kan
ook wat humor. Hieraan zoo ongeveer vol
doet dit verhaal wel van een papa die tot
principe heeft dat zijn dochters studeeren
moeten, of juister uitgedrukt, het verhaal
van een dochter, die door list papa's principe
schaakmat zet.
Nu is het betrekkelijk heel gemakkelijk
vast te stellen dat lektnur, licht en lucht is,
wijl dit uiteraard gezegd kan worden als er
in een verhaal geen groote problemen voor
komen, geen tragische verwikkelingen te
ontwarren zijn en de bladzijden zich vlot
laten lezen. Mat de bepaling of een boek
humoristisch is of niet, raakt men niet zoo
gemakkelijk gereed, wijl dergelijke waardee
ring meestal ook afhangt van de al of niet
ontvankelijkheid van den beoordeelaar voor
grappigheden.
Hiermea zou ik het liefst dese kleine aan
kondiging willen sluiten, want gaarne erken
ik voor des heeren de Sinclah's humoris
tische gaven maar een zeer geringe
ontmankelijkheid in mij te ontwaren. Doch aldus
handelende zou ik hem mogelijk toch weer
te kort doen, te meer, waar de humoristen
bij ons zoo se haar a voorkomen.
Zuivere humor in literatuur is iets zeer
moeielijka, of misschien iets zeer gemakkelijks,
wijl men de gave daartoe heef t af niet, doch
hoe ook, de moeilijkheid van humor woidt
niet voldoende ingezien.
De vraag is wat verstaat men onder humor
en hoe ontstaat humor? Deze beide vragen
zijn weer gemakkelijker te stellen dan te
beantwoorden. In hoofdzaak kan men zeggen
dat de werking van humor bestaat in het
schetsen van een malle gitnatie, die zich
ontwikkelt op nog mallere wijze, n.m. tegen
overgesteld aan hetgeen men redelijkerwijze
verwacht dat te gebeuren staat.
En dit nu aannemende, lijkt het mij een
font in dit verhaal dat men, zoowel door den
titel als door den opzet reeds weet waarom
het zal gaan, dat het precies verloopt zoo
als men het verwacht, en dos groote er
rassingen uitsluit. Elk tooneeltje, elk hoofd
stuk moet het nu op zichzelf doen en dat
is een groote opgave. Als iemand me een
antwoord geeft-, 'kloppend op myn vraag,
blijft de lach hij mij verre, het grappig effekt
ontstaat eerst als er iets zots wordt gezegd
dat niet werd verwacht. Zoo ook in een boek.
Verder kan men grappigheid bereiken door
chargesren, .dat is overdrijven van de typen
en handelende personen.
Nu heeft deze auteur zeker de gave om
oude barbier, aanspreker en lijkbezorger
tevens, haar zonder heel veel moeite aan dit
overigens weinig coulante artikel zou kunnen
helpen.
En drie daten later, 's avonds om negen
uur, toen ze gansch alteen thuis was, omdat
haar hospita 'n ver j aarsavondje by kennissen
mee-fuifde en de eenige gedienstige haar
catechisatie-plichten waarnam, kwam ze in
't bazit van 'n pak dat de barbier-doodbidder
haar mysterienselyk in de nachtdnistere
straatdenr-opening overhandigde.
Is-'t-'m ?" vroeg ze nog, zenuwachtig ont
roerd door 't romantisch bniten-issige van
't geval.... Verbeald-je hélemaal alleen thuis
en dan zoo maar 'n zak aannemen... in 't
pikke donker... 'n zak waarvan je weet dat
er 'n doodshoofd in zit
Ja, ja", zei de man fluisterend... hij zit
er in...."
Moet-ie... is'-t-ie rg vuil?" prevelde ze
nog, werkelyk wat tander. klap perend, maar
dat kon ook van de kou'.e nachtlucht zijn.
Nou.. . 'n beetje schoonmaken kan nooit
geen kwaad... hij leit in boekweitdoppen
voor 't beschadigen..." antwoordde de man
op eren geluidloozen samenzweerderstoon.
Toen gaf ze hem grif 'c vooraf bedongen
loon en stond eenige oogenblikken later,
moederziel-zalig alleen in haar atelier... mét
't pak.
't Was 'n groen saaien zak met 'n
touw dichtgebonden toen ze hem open
had, zag ze 'n grpezelig witte zak die als
'a kussensloop, wijd van opening was; ze
keek er in, haalde er omzichtig 'n prop
houtwol uit; toen keek ze weer, schudde
eens aan den zak, hield 'm scheef; ze wist
dat de eenig afdoende geste zou zijn: haar
hand erin stekenen aldus Vanitas'" prototype
uit zijn omhulselen te bevrijden, ze wijt...
ja, groote goden, ze \üit ook dat za alleen
was, allén in't ouderwetsche, donkerhoekige,
kraaktrappige huis,... allén in haar groot
romslompig atelier, allén met den zak, den
ominensen, geheimzinnigen, geluidloozen,
spookachtigen zak, die daar inerte op den
grond lag, stil, plechtig omhullend z'n
luguberen inhoud....
Ze voelde koud-krieu welige trillingen achter
in haar nek; ze draaide de lamp nog wat
hooger op, tot walmens toe, sleepte toen
den zak zoo dicht mogelijk onder den feilen
lichtachijn.
Ze hield den groen- saaien, n den groezelig
witten nog eens wijd open en keek... keek
ijn typen te chargeeren. Vrij wel alle figuren
in dit verhaal hebben een tikje van het eer
of van het aader te veel; men bespeurt het,
de auteur heeft ze wat aangedikt on en
aan het lachen te brengen. En wijl h'j dit
goedhartig doet en niet om te kwetsen, aan
vaarden we z|jn scherts- en zeg wijze
gereedelijk en zijn zelfs bereid om mee te lachen
Doch, en ziehier een lichte fout dl
auteur, als echte Hollander, kan moeilijk
aldoor grappig zijn. Ala hij niet beslist hnmo
ristisch ie, wordt hij zwaar op de hand, er
vervolgt zijn verhaal als een gewone romai
met stemmingen en beschouwingen, wa
geenszins bevorderlijk is voor den vlugge!
gang. Vroeger had men als recept: eenlacl
en een traan, deze auteur schenkt ons eei
lach en wat gemoedelijkheid, maar die twe
hooren misschien wel bij elkaar, doch zjji
geen tegenstellingen, verrassen dus niet.
Het gegeven lijkt anders wel voor ee:
humoristische behandeling geschikt: Ee
rentenier, de heer Telders, een lieve aardig
dochter die geen hoofd voor studie heeft e
toch om papa's wille Etudeeren mo«t, ee
nichtje aan huis, mooi, heel rijk en wildzang
Dan als buurman Mr. van der Borst, d
nieuwe officier van Justitie met een d»ui>
van een zoon dfe vlecht naar de rijke pupil
Het verhaal begint met'het gesprek ove
de schutting in den tuin, waar de rentende:
zjjn grond bewerkt, en we zien de hoog<
heeren als schraalbanzen hunkeren nuar de
heerljjke groente en vruchten. De loatemei
en zijn vrouw zijn blykbaarniet voo;nemen*
wat af te staan.
Deze situatie, zeer gechargeerd, ioet het
wel, en als het verhaal zou zyn c corgeiet
we behoeven dit immers niet reëel op te
vatten, zou het beoogde doel wel zijn
bereikt. Maar ziehier weer een fout: de
auteur had zich immers tot taak gesteld
papa's principe uit te werken, en au nioet
het dien kant uit We zien op de volgeade
bladzijden de meisjes studeeren, uaar het
examen gaan, we zien se een ligt bwamer.
die uitvoeren, «n ook zien we hoe hè!- uitvalt
doch de humor valt er nu een weinig naast
omdat de auteur, Mr. van der Horst en zy'i
zoon chargeerend, papa en mama Telder
tot gemoedelijke normale menschei: heef
gemaakt. Het verhaal verloopt hier dus te
een traag zich ontwikkelend gescbiedeniej
zooals we die wel kennen uit meisjesboekea
Wel tracht de auteur ons nog te vermakei
met een komische figuur als Frits v tin Mar
een schoonzoon, maar wijl deze vrijwel bcitei
den verhaalgang staat, vraagt hrj van on
maar een partieele aandacht. Had de echrijve
van begin aan zijn personen gelijkelijk aan
gedikt, dan had zich ook de malle situatit
tot a in het eird toe kunnen voortzetten.
Het blijft moeilijk over de werkwijae va;
een schrijver te oordeelen, maar zoo op dei
gis zon ik zeggen, dat de heer Sinclair lic
zich wel wat gemakkelijk maakt, door ni&
elk too:eeltje te proeven en te herproevei
als op de tong, of liever nog, dat hy
bijmeeste zorg in verkeerde richting besteed*
Naast zijn humor verwerkt hij sti mminljes
en beschouwingen, geeft zich literaire ;iüurc;
om daarmee tot hooier plan te kot»o o, maai
voor dat hoogere plan is zijn liuoior niet
fijn genoeg, te Hollandsch bsertig. Daardooi
ontstaat iets t veeledigs, waarmede hy noch hè:
een noch het ander volledig bereikt.
Het is waar, man is humoristisch van a&cieg
of niet, maar hij die het van nat , ^ inoei
zyn gaven aankweeken en verfijr ,1 on zich
niet tevreden stellen met ten nauston bij.
Dat hy nochtans met menig tafereeltje iets
weet te bereiken en onze lachlnst te prik
kelen, bewijst het slotstukje van 't verhaal.
Louis, de dandy, heeft eindelijk aanzoek
gedaan om de hand van Dolly. Ala de familie
er over beraadslaagt en hem te licht bevindt,
herinnert zich moeder Telders de begeerige
blikken van vader en zoon naar de heerlijke
groenten in hun tuin.
't Is toch zonde," zei ze op-medelijdenden
toon, \k heb hensch met die arme Louis te
doen. Weet je wat? Zijn vader kijkt altyd zoo
begeerig in den moestuin.... ik zal hem van
daag dan eens een mandje doperwten staren,
die kan het meisje dan aanreiken, geluk
met den brief..."
't Was een egale massa zemelen en boek
weitdoppen.
Toen nam ze opeens 'n kloek besluit; ze
greep een van haar allergrootste pecaaelen
en begon daarmee de zemel- e a
bo^kweitlaag omzichtig te peilen en te doorpriemen.
Maar plotseling schoot 't penseel haar uit
de hand, de slip van den opengehouden rak
uit de andere... ze had 'm gevoeld.., 'zn
gestoken ... hém ... den doodskop.,. r,e was
er gansch van overstuur; schichtig keek ze
rond, naar de malle uitgerekte chaduwen
van de atelierdingen, tegen de
grendpapi«rbeplakte wanden, naar da open deuren van
haar ouderwetsche bedstee... toen weer naar
den zak... dien vrésely ken zak... dien
zachten, weeken zak met 't harde ding erii>
waar ze in geprikt had....
Ze ging zitten, huiver-rillend met
kilklamme zenuw-handen; haar tanden klapper
den met fel getikkel achter de dichte
lippen....
n stil, spookachtig in z'n fev-b^iiciite
onbeweeglijkheid, lag daar de zak... tartend,
als met duivelschen spot.... Toen voelde ze
dat er een eind aan moest komen; ze had
't nu eenmaal gewild 'n... 'n doodshoofd;
nu had ze er een.... Als ze 'm nu maar
ineens zag, flink, duidelijk zag, dan sou ze
er ook wel over heen komen... orer de
griezeligheid... de meer dan verschrikkelijke
engheid ervan....
Ze stond op, greep met werkelijk nrinhafdg
gebaar den kolenschop uit den bak en schepte,
voorzichtig in de boekweitdoppen... . E a
opeens dook 't op, als 'n drenkeling uit 't
water... 'n groote, massale kop... de lippen
veilig nog, strak weggetrokken van de'
ongelijke tanden-ryen; de wegge
vretenneus, en 'n vreemd ontstoken, ingesonken
oog, vleezig nog en bloeiend, dat haar
aankolde....
Als 'n visioen verdween 't schrikbeeld weer
in de boekweitdoppen; de kolenschop klet
terde op den grond.
Beneden smakte de huisdeur dicht, de
hospita f de gedienstige was thuis gekomen...
Haar eerste gedachte was, om hulp te
roepen, maar hoe zou ze die nieuwsgierige,
op schandaal beluste, volbloed Amsterdamsche
volksvrouw, hospita of dienstmeid, de ware
toedracht der zaak kunnen vertellen; zou
die ooit gelooven aan haar goede trouw, haar
kunstzin, haar scheppingsdrang, haar be
hoefte aan een Vanitas"?
Koortsachtig rillend zat ze op den rand