De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 10 maart pagina 2

10 maart 1912 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMÉRWEEKBLAÏ) VOOR NEDERLAND. No. 1811 café-ohantant etc., die veel adverteeren, blijven *üaf: dezea ?worden bewierrookt en geprezen in een andere rubriek, een bÏEOnderheid waaróp het publiek vol komen terecht.?geen acht slaat), al vat in het buitenland geschiedt, is tot des schrijvers beschikking. *) De vrijheid, die den dagbladschrijver ge laten wordt (ik durf het voord nog maar niet ongeonrsireerd te schrijven), is juist groot genoeg om' dagbladschrijvers t k veeken, dagbladschrij vers", dat wil zeggen * lieden, die zich voelen de vertegenwoor digers van het algemeene, het groote, bij en tegenover het afzonderlijke en het kleine, die zich begrijpen de geroepen strijders voor recht, verlichting,- waarheid tegen bekrom penheid en leugen, die een belang van het volk, van de wereld voelen als hun be lang .... En die dan ook lke verhindering hun taak te vervullen, het belang van het alge meen te dienen, ondervinden als een grievend onrecht, hun aangedaan, hun persoonlijk, als een aantasten van hun belang, hun eigen hoogste en heiligste belang. Het deel van de taak, die men hem te vervullen toestaat, is juist groot genoeg om hem smartelijk en smadelijk te doen voelen, hoeveel men hem met plompe overmacht, verhindert te doen, hem alle scheppings vreugde in hetgeen hij doen mocht, te ont nemen, hem ongelukkiger te maken naar mate hij meer dagbladschrij ver,van roeping, meer man van karakter is. Als-het reeds zoover was gekomen, dat geen enkele opsteller van een dagblad zich meer dagbladschrijver voelde, dan bestond dit zedelijk lijden niet meer. De kantoorbediende b.v. zou zich niet kunnen voorstellen, dat hu zijn broodwin ning, opgaf of zich ongelukkig en vernederd voelde omdat de werkgever hem vraagt, zekeren handelsbrief niet te schrijven. Voorts antwoord ik den met den inhoud van zijn blad tevredene: gij weet ten hoogste, wat gij krijgt, maar niet wat men u onthoudt en waarop gij recht hebt, wil het andere niet ook waardeloos worden, evenmin als leeken in de scheikunde weten, hoeveel eiwitstoffen men hun in voedsel en drank onthoudt." Welnu: schier zonder uitzondering zijn ook de allerbeste bladen in ons land journali*tiek ondervoed. Men is reeds jaren lang doende om het journalistieke werk aan een dagblad te beperken, het werk namelijk dat alleen kan worden verricht door dagbladschrijvers, dat zijn: lastige manschen, zich over waar heid, eer en recht dik makende Don Quichotten. De ruwe stof voor het dagblad, die uit het leren te putten is, wordt al minder en minder door hersens en talent van den schrijver verwerkt tot geestelijk voedsel. De ruwe, ten eenenmale onverteerbare stof, wordt het publiek voorgegooid, Concreter: voor den dagbladschrijver, die vraagstukken van den dag bestudeert, die deze vraagstukken zelf stelt uit hetgeen hij om zich heen ziet, die ijverig bijeenkomsten bezoekt, brochures en tijdschriften leest, zich in het volle leven beweegt, overal rondkijkende, vragende, zich op de hoogte stellende, in zijn hoofd verwerkende en met zijn talent terugbrengende aan allen (orbi ex orbe) ten voordeele van allen, voor dien echten dagbladschrijver, treedt al meer en meer in de plaats de gunste ling, de gehoorzame uitvoerder der beve len van bedrijfshoofd, te kort-dekker enz., diéartikelen niet schrijft, doch opneemt van deskundige (dus voor het publiek meestal waardelooze en steeds jartijdige) zijde, die voor de hand weg .stukken vertaalt uit buitenlandsche bladen, die brokstukken knipt uit brochures, (be ginnende bij een hoofdletter, eindigende bij een punt, daarin is men steeds zeer nauw *) Hierop zijn uitzonderingen. Overbekend is een geval, waarin de F/ansche Rageering sacrosanct was voor een groot NeierJanlech dagblad, omdat de zwager dr s te-kort- dekker s een concessie in F/ankrijk verlangde. VANITAS DOOE MINCA VERSTER-BOSCH RBITZ. Ze wae al wat ouwelp, tamelijk welgesteld en deed aan knnst, zij 't dan ook seer be schroomd en ingetogen. Ze schilderde, schilderde dag aan dag, wel gemoed, met genoegelijkentaai-volhardenden ijver, 't Was haar levensdroom geweest van af haar bakvisch-jaren, toen een aan talenten weelderiger gezegend schoolkennisje dan zij zelf, 't moeilijk pad der kunst met fleurigen jolyt betreden ging, om zich eveneens ganech te wijden aan die wonder lokkende Godheid die de kunst is. Ze had gesoeield, gedroomd, gehallucineerd van 't avontuurlijk leven dat dea kunstenaars is, 't vrije, wonderbaarlijke bestaan dat ze meende te kennen uit vele romans. 't Was bij hallucinaties gebleven omdat haar stevig-kerksche, burgerlijk nuchtere ouders 't onverbrekelijk samen eens varen dat zij evengoed kunstenares kon worden op de boven-achterkamer, twee-hoog links in de ruime ouderlijke woning, met geolied papier tegen de ruiten vanwege de hefcige zon, 'n Bchildersezel, veel rollen papier-sane-fin en studie-doek, houtskool, krijt, olie- en waterveif ad libitam en een niet onbelangrijken toevoer van pulletjes, sarongs, antiqniteitjes en wat verder ter opluistering van'n artistiek atelier, op veijaars-, kerst- en Sint Nicolaasfeesten, te geven gebruikelijk is. Za had be rust, en na een korte inwendige worsteling de achterkamer met 't ge olied papier enz. aanvaard, als 'n half ei dat in elk geval beter is dan 'n leege dop, en ze was blij ven hopen hopen op iets onbestemd wonderbaarlijks dat eens toch komen zon, komen moest, en haar vrij maken uit de kluisters waarin haar ouders kleinburgerlijke begrippen haar artiestenzie snood gevangen hielden. En ze was blijven schilderen, welgemoed met genoegelijken, taaien, prntsenden vlijt Totdat haar ouders stierven, de een na den ander, en ze vrüwerd, vrij om haar artiesten leven, van de achterkamer met de pullen aarongs enz., in ? 'n nieuwe, vrije, goddelijk avontuurlijfee bohémien-omgeving, tot nieuwe ongekende bloei te brengen jeiet), door den man dus, wien het open>are leven, even goed als elk ander nietdagbladschriiver voorbijgaat, door denman dus, die vaak op de hoogste -plaats aan een groot dagblad wordt gesteld zonder nig lagbladwerk te hebben verricht en die na 30-jarigen dienst journalistiek juist even ver i), als hij was bü,het aanvaarden van :\jn betrekking, neen, die dan geestelijk ager staat, min of meer gedemoraliseerd is. Immers de gewone man van eenige ont wikkeling (van schrijverstalent is hier geen iprake) heeft zekeren tegenzin te overwin nen voordat hij b.v. den inhoud van een bro;hure,geestesarbeid dus, op de thans gebruicelijke wijze weergeeft: een hap eruit, begin nende b\j een hoofdletter, eindigende bij een punt enGod zegene de greep. Wanneer hij zulk werk dag aan dag in gemoedsrust verricht, zijn tegenzin overwonnen heeft, dan is hij geestelijk minder waard dan toen hij kwam. De groote bladen ook dat ziet het publiek niet nemen al meer en meer van elkander over, waarmee al meer en neer een vermindering van journalistieke tracht gaat' gepaard en de inhoud al meer en meer verdort, het verschil tusachen ge schreven en geknipte bladen geringer wordt. Met dubbel groot leedwezen moet ik hier ook dit zeggen: Het verschil tusschen fat soenlijke en onfatsoenlijke bladen gaat verdwijnen en niet omdat de tweede naar de eerste maar juist omdat de eerste naar de tweede soort neigt. Het hoogst onzedelijke misbruik van reclame-berichten plaatsen (d.w.z. aanbe velingen voor ondernemingen, die en omdat züin het blad adverteeren), een misbruik, dat in den alleronschuldigsten vorm bedrog is, maar zich in veel gevallen verscherpt tot afpersing, heb ik gedurende mijn journalistieke loopbaan zien opkomen ait -geminachte prulblaadjes, zich zien ver breiden over de kleine pers, de groote pers zien aantasten en thans zou ik geen drie bladeu in het land kunnen noemen, vrij van dezen zeer leelijken smet. Het dateeren van brieven uit plaatsen, waar ze niet geschreven ZIJD, een handeling, die alle elementen van bedrog in zich bevat, geschiedt dagelijks en jaar in jaar uit. Het abonnenten lokken door het geven van prulgeschenfcen, het houden van tornbola's, het gratis verzekeren, allemaal prak tijken uit het schuim van den minst solieden kleinhandel overgenomen, is eerst zeer onlangs opgeklommen tot een blad in Den Haag, dat ep de grens van kleine en groote pers staat en een Amsterdamsen blad van staatkundige kleur. Voordat we tien jaar verder zijn, zal de ongevallen-verzekering over de heele linie zegepralen, zooals het reclamebericht nu reeds deed. Er is geen enkele reden voor rooskleuriger verwachting. Wat er in de bladen nog goed is, is slechts overblijfsel uit betere dagen, toen de schrijver naast God, schipper van zijn schip" was. Het heeft geen de minste kracht voor eenigen tegenstand aan het voort woekerend bederf. Het kan zijn, dat men aan het eind van deze reeks artikelen, vraagt naar middelen tot verbetering." Ik hoop deze nog wel eens voor te stellen en dan tevens te verklaren, waarom hier geheel en al is gezwegen van het orgaan, dat de verbetering tot taak heeft: den Ned. Journalisten krin g. Voorlpopig meen ik den journalistieken plicht jegens de journalistiek te hebben vervuld: waarheid geven, waarheid ver breiden, waarheid zenden door de wereld zonder den reisweg vaat te stellen, zonder haar verder na te staren, overtuigd, dat op welke plek zij ook rusten zal, zij goed beland is, dat zij nergens en nooit kwaad kan stichten, maar overal en altijd heil brengt. Dit laatste ook in antwoord aan die vakgenooten, welke, de waarheid van het ge schrevene volkomen erkennend, het open baren daarvan bedenkelijk achten. Maar 'n bohémien leven begin j -t maar z niet als 'n wandeling naar Het Ka -ij e" cp 'n zomersenen achtermiddag en 't eenige wat haar voorshands klaar en duidelijk te doen voor oogen had gestaan was: de heele ouderlijke huishouding op te ruimen en als artiest te gaan wonen. Dat was voor haar de Omega van haar nieuw leven: op kamers wonen en en peasion". Za dreaf 't zelf j tot 't bittere uiterste. Zi huurde 'n atelier, 'n groot bakbeest van 'n kamer mét slaapgelegenheid en droeg de verhunrster ervan, de verdere zorgen voor haar pbysiek weliy'n, kost, bewassching enz., minzaam op. Toen, de macht der gewoonte is van zeer buitengewone geweldigheid, toen kleedde zij haar nieuwe atelier aan met al de pullen, sarongs en antiquiteiten die zij in den loop der jaren als veijaars-, Kerst- en 8int-Nicolaae-gaven, in haar onvervreemdbaar bedt had zien komen, en peinsde reeds den aller eersten middag of ook hier de zon, ge-olied papier tot een levensbehoefte zou maken. Toen begon ze in haar nieuwe omgeving weer te schilderen, welgemoed, met geuoegelijk taai-volhardenden ijyer. Een enkele maal voelde ze 'n kittelig plezier om haar vrijheid te gebruiken en iets te doen wat ze vroeger nooit zon gedaan hebben. Maar daar haar geest geen excentriciteiten bevatte, trok zy dan maar voor 'n onschuldige wandeling naar buiten, of voor 'n dito in de oudste volksbuurten, zwelgde daar in de genotvollen aanblik van prachtig te schilderen gevallen" en verlaatte zich met opzet, voor haar lunch of middagmaal, met 'a onzegbaar triom fantelijke voldoening over de vrijheid waar mede zij zich deze artistieke ongeregeldheden kon veroorloven. Maar eens, 't was in 't voorjaar, ging ze naar Haarlem, voor de bloembollen-velden en voor de Frana-Halsen. Ze combineerde dat; 't zou twee vliegen in n klap zijn. En dit reisje werd voor haar van ver-reikende gevolgen, want, werd haar geest door bijna elke gebenriykheid, tot scheppen gedreven deze tocht bevruchtte haar ziel met de rijkste visioenen. De bloeiende bollenlanden in hui schaterend bonte-kleed van paars en rood en geel, en de ingetogen, star-statige regentessen van 'l Berensterjneche Hofje, dat waren twee wel zeer heterogene impressies voor haar zoo ontvankelijke artiestenziel, en dien uachl zij den «luc- riet vn^'sr "rr>^3* haer «"> Hun, die op de strikte waarheid van het geschrevene, iets willen afdingen, heb ik niets te zeggen. Dec. 1911. >? M. MORESCO. IIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIJl Modern- Bi büotheek". door F. DE SINCLAIR, Uitgave van Van Holkema en Warendorf, Amsterdam. Goedkoop uitgegeven boekwerken hebben mijn voorliefde, mits goed van inhoud en oehoorlijk van uitvoering. Alle boeken moesten eigenlijk goedkoop worden uitgege ven, wijl ze alsdan kunnen beantwoorden aan het doel waarvoor ze zij n geschreven. Nog verder gaande, moesten boeken gratis worden verspreid, zoo goed als men onder wijs gratis geeft en men geen geld heft bij tiet betreden van een kerk. Maar dit is een utopie, al tracht men die nabjj te komen door het stichten van openbare boekerijen, dat toch maar een lapmiddel is, want als alle menschen die behoefte aan lezen hebben daarheen moesten gaan, zouden er geen zilen groot genoeg gebouwd kunnen worden. Openbare boekerijen behooren dan ook te blijven voor hen, die thuis geen gelegenheid vinden om rustig te lezen, terwijl de boeken moeten worden uitgegeven tegen een prijs, dat iedereen zich een begeerd werk kan aanechaüan. Boeken van buitengewone waarde kunnen bovendien artistiek worden gedrukt en gebonden voor de liefhebbers. Haar tot dit ideaal zullen we niet zoo spoedig geraken, wijl vele belangen en inzich ten hiermee in strijd zijn. In een klein land als het onze, met een beperkt aantal lezers, blijkt het uitgeven van goedkoape boekwer ken, zoowel als van kostbare drukken, tot de groote moeilijkheden te behooren. Wel kan de Wereldbibliotheek op goede uitkomsten wijzen, doch dit resultaat zou dadelijk verminderen, indien alle boekwerken goedkoop werden uitgegeven, zo o dat ze haar voornaamste»houvast, haar groot aantal abonnenten, kans loopt te verliezen. Wat bij ons tot nu, hoewel dan ook met vele bezwaren, mogelijk b'eek, is het uitgeven van romanwerk in den z.g. middenprijs van f 2.50 tot f 3.50, een prijs, die voor onsen kleinen levensstandaard evenwel weer te hoog blijkt te zij n, zoodat er nagenoeg geen boeken worden gekocht dan door leesgeselschappen, bibliotheken en een kleinen kring van litteratuurliefaebbers. Dit heeft ten gevolge dat een goed of een slecht boek bijna evenveel kans vindt van uitgegeten te worden, mits de schrijver maar een gering honorarium of liever nog in het geheel geen honorarium vraagt. Een gevolg hiervan is weer, dat de meeste sehryvers iets a aders er bij moeten doen, of erger nog, het schrijyen betrachten in de vrije uren en wie nu meent, dat het scheppen van kunst zich gemakkelijk vereenigen laat .met zakelijke dagbezighelen, is wel zeer naief-ideaiistisch aangelegd. Zoo zitten we dan in het labyrintb, waaruit we niet spoedig zullen geraken, in aanmerking nemende de-sociale omstandigheden en onzen aard, die niet gediend is van het breken met sleur, tenzij de aansluiting by de Barner Conventie, die we nu dezer dagen tegimoet kunnen zien, hierin verandering komt bren gen, waaraan ik voor mij persoonlijk weer niet zoo dadelijk geloof. Toch, hoe moeilijk ook vooralsnog, de toekomst zal zijn voor het goedkoope boek, het boek dat ineens tot duizenden en dui zenden gaat spreken. Het komt er in de eerste plaats op aan, om dit boek te schrijven, want men spreekt wel altijd van een goed koope druk voor de massa, maar de inhoud moet daaraan toch geëvenredigd zijn. En dit /,al vooralsnog bezwaarlijk gaan, wijl onze schrijvers gewoon ayn zichzelf uitte schrijven en niet aan de gemeenschap denken. We staan das vrijwel op het doode punt: een literatuurafcame die blijft binnen begansch duidelijk een groot doak met bloeiende crocussen concipieerde, en daarna een dito, van even kapitale afmetingen met kil-hoog hartige statelijke vrouwen. Dat moest spaak loopen. Zs deed geen OOK toe. Den volgenden morgen vroeg ze haar hos pita nog een kussen, omdat ze te laag lag en benauwd droomde; toen kocht ze op de bloemenmarkt, 't was gelukkig juist Maandag, een groote pot crocnssen, geel in 't midden met een paarschen rand, en begon nog dien zelfden ochtend, hem op't doek te vereeuwigen. Maar al schilderende, liet toch 't Barensteijnsche visioen baar niet los. l>ie vrouwen.. die prachtkoppen van beenige oude vrouwen typen.. Maar nöe zou ze ooit aan al die model len komen ... dia geiichten zag je tegenwoor dig nooit meer ... en werken naar model was vervelend ook; er waren zulke EStrante by ... die kwamen in de rust altyd naar je werk kijken, en zeiden er wat van... Al soezend over de Baiensiegnsche por tretten prutste ze voort aan den crocuasenpot; die had ze in Rambrandtieke echemerigheid op de verschoten groen-flu^eelen zitting van haar wij de, ouderwetsche leunstoel gezet, dan had ze meteen de verschoten groen-flaweelen rug tot achtergrond, dat deed hél mooi... zelf j 'n beetje myatiek,... Ze smeerde 'n kloeke veeg Terra Sienna op 't doek waar de potrand moest zijn, en peinsde Als ze eena-én model nam, en 'n eymoolische voorstelling maakte.... Za stond voor niets, zag op artistiek gebied nergens te?en op. ... 'n Strenge vrouwekop met bloeiende eroeuaseD.... Als ze eens Als ze eens... daar had ze 't .*.. alle goden en muzen, daar had ze 't... ze zou een Vanitas maken,... 'u doodshoofd omkraned van bloemen.... Haar penseel nog vol goud bruinen verfd, bleef werkeloos in haar stille hand. Ja, ja, daar had ze 't... g,én vervelend model, géastrant gekijk op d'r werk... gén "bemoeizieke opmerkingen en vergelijkingen... Vanitas I 't Was meteen 'n prachtige titel;.. als 't goed werd... en 't zou goed worden dat voelde ze EU al, dan gaf se 't cadeau aan de Tombola der vereeniging Kunst en Philantropie", waarvan ze lid wa°. Dien nacht hield 't denken haar wakker hoe ze aan 't eenige broodnoodige model, 't doodshoofd zou komen, maar ook dit duistere punt kwam tot volledige opheldering toen ze zich herinnerde dat haars vaders perkten kring, auteurs die door hun moei lijke omstandigheden (een goed boek en een prul worden ongeveer met het zelfde geho noreerd) de wieken niet kunnen uitslaan, en uitgevers die geen goedkoope uitgaven aan durven. Te loven valt in dezen toestand, waarin de Wereldbibliotheek een gunstige uitzon dering maakt, als er af en toe een uitgever komt die ondanks alle bezwaren en moeilijk heden het aandurft, een boek in eersten druk dadelijk goedkoop te laten verschijnen. De firma van Holkema en Warendorf laat nu sedert eenigen tijd een serie boekwerken het licht zien onder den overigens niet zeer gelukkigen titel: Modern-Bibliotheek. Het z'rjn kwarto deeltjes met kloeke, gave letter gedrukt op niet al te kwaad papier, die in een aardig bandje gebonden, er zeer aan lokkend uitzien en ook werkelijk tot koopen lokken, door hun goedkoopen prijs, D.m. ? 0.90 per gebonden deel. Het klein-kwartoformaat maakt ze al bizonder geschikt om te steken in de ruime zakken van ome moderne kleeding, om ze op reis mee te nemen ; en de scherpzwarte druk van de kloeke letter laat het verhaal gemakkelijk lezen in den trein of op de boot. Aan dezen eisch voor op reis hebben de uitgevers dan ook zeker gedacht toen ze als nummer n in deze reeks lieten verschijnen : Om Papa's principe, door F. de Sinclair (als twee en drie kwamen reeds De drie dames Cnussewinckel" door Minca Ver ster-Bosch Reitz, en De Kwaluwen neergestreken" door Louis Couperus, terwijl als nummer Vier werd aangekondigd Nlki", een grootestadcverhaal, door Samuel Falkland). Als geestesvoedsel op reis verlangt de lezer in hoofd zaak lichte lectuur, en zoo het even kan ook wat humor. Hieraan zoo ongeveer vol doet dit verhaal wel van een papa die tot principe heeft dat zijn dochters studeeren moeten, of juister uitgedrukt, het verhaal van een dochter, die door list papa's principe schaakmat zet. Nu is het betrekkelijk heel gemakkelijk vast te stellen dat lektnur, licht en lucht is, wijl dit uiteraard gezegd kan worden als er in een verhaal geen groote problemen voor komen, geen tragische verwikkelingen te ontwarren zijn en de bladzijden zich vlot laten lezen. Mat de bepaling of een boek humoristisch is of niet, raakt men niet zoo gemakkelijk gereed, wijl dergelijke waardee ring meestal ook afhangt van de al of niet ontvankelijkheid van den beoordeelaar voor grappigheden. Hiermea zou ik het liefst dese kleine aan kondiging willen sluiten, want gaarne erken ik voor des heeren de Sinclah's humoris tische gaven maar een zeer geringe ontmankelijkheid in mij te ontwaren. Doch aldus handelende zou ik hem mogelijk toch weer te kort doen, te meer, waar de humoristen bij ons zoo se haar a voorkomen. Zuivere humor in literatuur is iets zeer moeielijka, of misschien iets zeer gemakkelijks, wijl men de gave daartoe heef t af niet, doch hoe ook, de moeilijkheid van humor woidt niet voldoende ingezien. De vraag is wat verstaat men onder humor en hoe ontstaat humor? Deze beide vragen zijn weer gemakkelijker te stellen dan te beantwoorden. In hoofdzaak kan men zeggen dat de werking van humor bestaat in het schetsen van een malle gitnatie, die zich ontwikkelt op nog mallere wijze, n.m. tegen overgesteld aan hetgeen men redelijkerwijze verwacht dat te gebeuren staat. En dit nu aannemende, lijkt het mij een font in dit verhaal dat men, zoowel door den titel als door den opzet reeds weet waarom het zal gaan, dat het precies verloopt zoo als men het verwacht, en dos groote er rassingen uitsluit. Elk tooneeltje, elk hoofd stuk moet het nu op zichzelf doen en dat is een groote opgave. Als iemand me een antwoord geeft-, 'kloppend op myn vraag, blijft de lach hij mij verre, het grappig effekt ontstaat eerst als er iets zots wordt gezegd dat niet werd verwacht. Zoo ook in een boek. Verder kan men grappigheid bereiken door chargesren, .dat is overdrijven van de typen en handelende personen. Nu heeft deze auteur zeker de gave om oude barbier, aanspreker en lijkbezorger tevens, haar zonder heel veel moeite aan dit overigens weinig coulante artikel zou kunnen helpen. En drie daten later, 's avonds om negen uur, toen ze gansch alteen thuis was, omdat haar hospita 'n ver j aarsavondje by kennissen mee-fuifde en de eenige gedienstige haar catechisatie-plichten waarnam, kwam ze in 't bazit van 'n pak dat de barbier-doodbidder haar mysterienselyk in de nachtdnistere straatdenr-opening overhandigde. Is-'t-'m ?" vroeg ze nog, zenuwachtig ont roerd door 't romantisch bniten-issige van 't geval.... Verbeald-je hélemaal alleen thuis en dan zoo maar 'n zak aannemen... in 't pikke donker... 'n zak waarvan je weet dat er 'n doodshoofd in zit Ja, ja", zei de man fluisterend... hij zit er in...." Moet-ie... is'-t-ie rg vuil?" prevelde ze nog, werkelyk wat tander. klap perend, maar dat kon ook van de kou'.e nachtlucht zijn. Nou.. . 'n beetje schoonmaken kan nooit geen kwaad... hij leit in boekweitdoppen voor 't beschadigen..." antwoordde de man op eren geluidloozen samenzweerderstoon. Toen gaf ze hem grif 'c vooraf bedongen loon en stond eenige oogenblikken later, moederziel-zalig alleen in haar atelier... mét 't pak. 't Was 'n groen saaien zak met 'n touw dichtgebonden toen ze hem open had, zag ze 'n grpezelig witte zak die als 'a kussensloop, wijd van opening was; ze keek er in, haalde er omzichtig 'n prop houtwol uit; toen keek ze weer, schudde eens aan den zak, hield 'm scheef; ze wist dat de eenig afdoende geste zou zijn: haar hand erin stekenen aldus Vanitas'" prototype uit zijn omhulselen te bevrijden, ze wijt... ja, groote goden, ze \üit ook dat za alleen was, allén in't ouderwetsche, donkerhoekige, kraaktrappige huis,... allén in haar groot romslompig atelier, allén met den zak, den ominensen, geheimzinnigen, geluidloozen, spookachtigen zak, die daar inerte op den grond lag, stil, plechtig omhullend z'n luguberen inhoud.... Ze voelde koud-krieu welige trillingen achter in haar nek; ze draaide de lamp nog wat hooger op, tot walmens toe, sleepte toen den zak zoo dicht mogelijk onder den feilen lichtachijn. Ze hield den groen- saaien, n den groezelig witten nog eens wijd open en keek... keek ijn typen te chargeeren. Vrij wel alle figuren in dit verhaal hebben een tikje van het eer of van het aader te veel; men bespeurt het, de auteur heeft ze wat aangedikt on en aan het lachen te brengen. En wijl h'j dit goedhartig doet en niet om te kwetsen, aan vaarden we z|jn scherts- en zeg wijze gereedelijk en zijn zelfs bereid om mee te lachen Doch, en ziehier een lichte fout dl auteur, als echte Hollander, kan moeilijk aldoor grappig zijn. Ala hij niet beslist hnmo ristisch ie, wordt hij zwaar op de hand, er vervolgt zijn verhaal als een gewone romai met stemmingen en beschouwingen, wa geenszins bevorderlijk is voor den vlugge! gang. Vroeger had men als recept: eenlacl en een traan, deze auteur schenkt ons eei lach en wat gemoedelijkheid, maar die twe hooren misschien wel bij elkaar, doch zjji geen tegenstellingen, verrassen dus niet. Het gegeven lijkt anders wel voor ee: humoristische behandeling geschikt: Ee rentenier, de heer Telders, een lieve aardig dochter die geen hoofd voor studie heeft e toch om papa's wille Etudeeren mo«t, ee nichtje aan huis, mooi, heel rijk en wildzang Dan als buurman Mr. van der Borst, d nieuwe officier van Justitie met een d»ui> van een zoon dfe vlecht naar de rijke pupil Het verhaal begint met'het gesprek ove de schutting in den tuin, waar de rentende: zjjn grond bewerkt, en we zien de hoog< heeren als schraalbanzen hunkeren nuar de heerljjke groente en vruchten. De loatemei en zijn vrouw zijn blykbaarniet voo;nemen* wat af te staan. Deze situatie, zeer gechargeerd, ioet het wel, en als het verhaal zou zyn c corgeiet we behoeven dit immers niet reëel op te vatten, zou het beoogde doel wel zijn bereikt. Maar ziehier weer een fout: de auteur had zich immers tot taak gesteld papa's principe uit te werken, en au nioet het dien kant uit We zien op de volgeade bladzijden de meisjes studeeren, uaar het examen gaan, we zien se een ligt bwamer. die uitvoeren, «n ook zien we hoe hè!- uitvalt doch de humor valt er nu een weinig naast omdat de auteur, Mr. van der Horst en zy'i zoon chargeerend, papa en mama Telder tot gemoedelijke normale menschei: heef gemaakt. Het verhaal verloopt hier dus te een traag zich ontwikkelend gescbiedeniej zooals we die wel kennen uit meisjesboekea Wel tracht de auteur ons nog te vermakei met een komische figuur als Frits v tin Mar een schoonzoon, maar wijl deze vrijwel bcitei den verhaalgang staat, vraagt hrj van on maar een partieele aandacht. Had de echrijve van begin aan zijn personen gelijkelijk aan gedikt, dan had zich ook de malle situatit tot a in het eird toe kunnen voortzetten. Het blijft moeilijk over de werkwijae va; een schrijver te oordeelen, maar zoo op dei gis zon ik zeggen, dat de heer Sinclair lic zich wel wat gemakkelijk maakt, door ni& elk too:eeltje te proeven en te herproevei als op de tong, of liever nog, dat hy bijmeeste zorg in verkeerde richting besteed* Naast zijn humor verwerkt hij sti mminljes en beschouwingen, geeft zich literaire ;iüurc; om daarmee tot hooier plan te kot»o o, maai voor dat hoogere plan is zijn liuoior niet fijn genoeg, te Hollandsch bsertig. Daardooi ontstaat iets t veeledigs, waarmede hy noch hè: een noch het ander volledig bereikt. Het is waar, man is humoristisch van a&cieg of niet, maar hij die het van nat , ^ inoei zyn gaven aankweeken en verfijr ,1 on zich niet tevreden stellen met ten nauston bij. Dat hy nochtans met menig tafereeltje iets weet te bereiken en onze lachlnst te prik kelen, bewijst het slotstukje van 't verhaal. Louis, de dandy, heeft eindelijk aanzoek gedaan om de hand van Dolly. Ala de familie er over beraadslaagt en hem te licht bevindt, herinnert zich moeder Telders de begeerige blikken van vader en zoon naar de heerlijke groenten in hun tuin. 't Is toch zonde," zei ze op-medelijdenden toon, \k heb hensch met die arme Louis te doen. Weet je wat? Zijn vader kijkt altyd zoo begeerig in den moestuin.... ik zal hem van daag dan eens een mandje doperwten staren, die kan het meisje dan aanreiken, geluk met den brief..." 't Was een egale massa zemelen en boek weitdoppen. Toen nam ze opeens 'n kloek besluit; ze greep een van haar allergrootste pecaaelen en begon daarmee de zemel- e a bo^kweitlaag omzichtig te peilen en te doorpriemen. Maar plotseling schoot 't penseel haar uit de hand, de slip van den opengehouden rak uit de andere... ze had 'm gevoeld.., 'zn gestoken ... hém ... den doodskop.,. r,e was er gansch van overstuur; schichtig keek ze rond, naar de malle uitgerekte chaduwen van de atelierdingen, tegen de grendpapi«rbeplakte wanden, naar da open deuren van haar ouderwetsche bedstee... toen weer naar den zak... dien vrésely ken zak... dien zachten, weeken zak met 't harde ding erii> waar ze in geprikt had.... Ze ging zitten, huiver-rillend met kilklamme zenuw-handen; haar tanden klapper den met fel getikkel achter de dichte lippen.... n stil, spookachtig in z'n fev-b^iiciite onbeweeglijkheid, lag daar de zak... tartend, als met duivelschen spot.... Toen voelde ze dat er een eind aan moest komen; ze had 't nu eenmaal gewild 'n... 'n doodshoofd; nu had ze er een.... Als ze 'm nu maar ineens zag, flink, duidelijk zag, dan sou ze er ook wel over heen komen... orer de griezeligheid... de meer dan verschrikkelijke engheid ervan.... Ze stond op, greep met werkelijk nrinhafdg gebaar den kolenschop uit den bak en schepte, voorzichtig in de boekweitdoppen... . E a opeens dook 't op, als 'n drenkeling uit 't water... 'n groote, massale kop... de lippen veilig nog, strak weggetrokken van de' ongelijke tanden-ryen; de wegge vretenneus, en 'n vreemd ontstoken, ingesonken oog, vleezig nog en bloeiend, dat haar aankolde.... Als 'n visioen verdween 't schrikbeeld weer in de boekweitdoppen; de kolenschop klet terde op den grond. Beneden smakte de huisdeur dicht, de hospita f de gedienstige was thuis gekomen... Haar eerste gedachte was, om hulp te roepen, maar hoe zou ze die nieuwsgierige, op schandaal beluste, volbloed Amsterdamsche volksvrouw, hospita of dienstmeid, de ware toedracht der zaak kunnen vertellen; zou die ooit gelooven aan haar goede trouw, haar kunstzin, haar scheppingsdrang, haar be hoefte aan een Vanitas"? Koortsachtig rillend zat ze op den rand

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl