Historisch Archief 1877-1940
1W ?>$>
-1.L
DE AMSTERDAMMEK
1912*
WEEKBLAD VOOK NEDERLAND
Ozxd-er recLacti©van.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
'. L. w:cEssi:ïsr<3-.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WABENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post ? 1.63
Voor Indië per jaar, bfi vooruitbetaling mail 10.
Aferaderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/
Zondag 31 Haart,
Advertentiën van l?5 regels ? 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel
?0.25
. 0.30
,0.40
! INHOUD:
VAN VB8RE EN VAN NABIJ:
Orerbeidgbemoeitnff. Het antwoord van Heems
kerk. Een ondergaand volk. door prof. dr.
B. R. Stelnmete. Kroniek. Uit het Zuiden,
door Zalandos. FEUILLETON: Opoe, I,
door. P. E. VBB B. KUNST EN LETTEREN:
Uit Italië, door Albert Verwey. Ker
kerachtig opsInitinesByatfem, door Hfiasel
Jorttsma. INGEZONDEN.
VROUWENBUBRIEK: Tutti Frntti, door N; M.-d« W.
H. ALLERLEI, door Allegra. UIT DE
NATUUR, door E Heimanf. Openbare
Bibliotheek" en Public Library". Ten
toonstellingen in den Haag, in den Kanstkring
en in Pn'chri, door Plasscbaert. Ma ziek in
de Hoofdstad, door Matthjjs Vermenlan.
INGEZONDEN. CH ARIVARI.
FISANCIEELE E* OECONOMI8CHE KRONIEK,
door v. d. M. en v. d. 8. Roomsche Rijk
dom. Volkzangavonden, met portret, door
Heaeel _ Jormsma. Aschwoensdacr, donr
Peerkftden Bels1. DAM6PEL, - SCHAAK
SPEL. ADVERTENTIËN.
Overheidsbemoeiing.
. Het wordt ook hun, die van nature
met de overheid in geeetesgemeenschap
verkeeren, zachtjes aan te kras. Tot ons
genoegen b nu ook het Alg. Handels
blad geschrokken van de'ver-strekkende
gevolgen, die een wat uitgebreide
overheidsbevoegdheid hebben kan.
Het s nog maar zeer kort geleden,
dat dit blad de beoordeeling der
oirbaarheid van boekenuitstallingen mede in
handen gespeeld heeft van de justitie
en zelfs de politie, en nu vraagt het reeds
de inkorting der bevoegdheden in zelfde
materie van niemand minder dan de
burgemeesters (in de praktijk: de burge
meesters der groote gemeente»)!
Het blad heeft ditmaal, in zijne bekee
ring, volkomen gelijk. Het stelt zijn
eisen naar aanleiding van het Bossche
Burgermeesterlijke verbod om de
Violiers" te vertoonen, hetwelk gevolgd is
door een juicbkreet van de katholieke
Maasbode, die in deze voor de Israë
litische bevolking genomen maatregel
een mooi bagia ontwaarde voor een
waren sneeuwbal van veto's ten gerieve
eener spoedig gekwetste katholiciteit.
Als de Bossche rabbijn maar te kikken
heeft om een stuk verboden te zien, wel
dan zullen onze pastoors voortaan weten
op welke wijze slechte voorstellingen"
kunnen worden voorkomen.
Het is inderdaad een prettig vooruit
zicht.
Vroeger gold Nederland voor een land
der vrijheid. Descartes en andere mo
dernisten" van dien tijd voelden er zich
op hun gemak. Yondel deed er zijn
tooneelstukken opvoeren, ondanks veel
kabaal van bekrompen predikanten. De
Orerheid was, gezien de opvattingen van
toen, liberaal. Zij was niet geneigd de
knecht te spelen van kerksche partijen
en haar veeleiscaende dominees. Als de
Maasbode haar zin krijgt doet ieder
tooneelschrijver verstandig zijne
mesningen nauwkeurig te styleerea op het
gedachteleven der meest in de buurt
levende kapelaans, rabbijnen en predi
kanten, of van hun huishoudster of
anderen major domo.
Een Bossche Burgemeester, die tegen
over de kunst en hare bsteekems
maagdelijk onschuldig staat, verbiedt d9
opvoering van een verdienstelijk
tooneelspel, met veel meer zielarust dan bij
hebben zou, als het de invoer van de
een of andere hooien op de wekelijksche
markt gold. Eenig respect voor kunst
werk en kunstenaars is ver te zoeken.
Zelfs in het zedig Den Haag is het
niet andera gesteld. Neen, daar gaan
wij .een stap verder. Daar krijgen wij
de preventieve censuur. Een onweer
sproken bericht in Het Vaderland deed
ons kond, dat voortaan alle
tooneelstukken, welke daar voor opvoering
bestemd zijn, vooraf het critieche oog
passeeren moeten van een inspecteur der
recherche!
Wat in dit alles treft zijn twee zaken:
de vrijheidsbesperking en het gebrek aan
respect, dit laatste niet het minst: trou
wens ruim begrepen houdt het het eerste
in. Het zijn de beide kwalen, die
terstond volgen op alle
buiten-administratieve overheidsinmenging. Men zegt:
Schoenmaker blijf bij uw leest, men moet
ook zeggen: Burgemesster blijf bij uw
gemeentehuishouding. Het kan niet
andera of een man, die, zijn neiging vol
gend, het baheer eener gemeente voert,
zal gemeenlijk van inzicht in kunstzaken
zoo verstoken zijn als een blinde vink
van het licht. Dat hij op dit gebied de
eene flater na de ander begaat, kunste
naars om zijn daden doet lachen of, wat
erger is, en thans gebeurt, hen kwetst,
is aldus onvermijdelijk.Maar... wat doen
die mannen dan toch ook in 's Hemels
naam in de kou?
Censuur in Holland! Ook dit moeten
wij dus nog beleven onder het meer en
meer verfoeide clericale bewind van on
vervulde beloften en zedelijksheidswetten.
Een censuur ia handen van een poli
tieman, precies als in St. Petersburg.
Ons dunkt, kwam Descartes in het
'even terug, hij zou niet aan den philosoof
Balzac de fijne zinnen van schertsende
liefde en bewondering schrijven,
zooals hu ze, dankbaar voor de vrijheid
die hij hier zag, naar zijn vaderland ge
zonden heeft.
Na geven provinciale burgemeesters
en Haagsche rechercheurs den toon aan".
Het antwoord van Heemskerk.
Voor verscheidene Amsterdamsche
jtneeningen" en houdingen" in de zaak
van het Paleis-ïUadhnis bevat de
eenigszins commercieele missive van den Minis
ter van Binnenlandsche Zaken een lesje.
In de eerate plaats voor de
vier-enveertig, die nu blijken veel
koningsgezinder te zijn geweest dan de Koningin.
Deze trouwe vier-en-veertig, die de
gedachte: H. M. ergens anders te zien
logeeren dan in het (als paleis onbewoon
bare") stadhuis volstrekt onmogelijk
hebben geacht, vinden in Heemskerks
antwoord de nuchtere opmerking, dat
er tegen zulk een verhuizing geen be
zwaar bestaat. Op hun bewering, dat maar
een klein deel der burgerij er voor voelt
het Raadhuis terug te hebben, kunnen
zij een net andersom getuigenis van
Heemskerk als antwoord vinden. Verder
zullen zij opmerken, dat noch van hun
adres noch van hun bestaan in dit minis
terieel antwoord gewaagd wordt! Het
is dus zeer gelukkig geweest, dat zij zelf
nog ter elfder ure dit hebben gedaan!
Een lesje krjjgt ook de Gemeenteraad,
die niet voldoende geweten heeft wat
hij wilde. Het is of Heemskerk,
oudwethoudervan Amsterdam, zijn vroegeren
mede-raadsleden toevoegt: hebben wij
daarvoor altijd zoo reëel gehandeld, ben
ik daarvoor uw wethouder van financiën
geweest, om thans van u alles te ver
nemen behalve hoeveel geld gij besteden
wilt?
En wij allen kunnen ons het antwoord
aantrekken: wij hebben ons in da ment
aliteit der Hooge Begeering vergist.
Wij meenden haar van ander allooi. Wij
dachten niet, dat waar zouden blijken
de woorden van den oud-Amsterdammer,
die van den aanvang af zeide: de moeilijk
heid zal op den duur niet geven de mag
van het P. R. (paleis-raadhuis) maar die
van het R. P. (reponse payée).
Wij staan dus nog alleen: voor de
mazzel".
Het is vernederend en VERHEUGEND
tevens. Alle epoken" zijn nu weg, en
het wordt een quest'e van geld. De
ongeneerdheid van den advocaat, die het
Paleis, ondanks alle publieke uitspraken
van rechtsgeleerden, Rijkseigendom doopt,
is Heemskerk waardig Hij kijkt u aan
met een blik die zeggen wil: bewijs mij
maar het tegendeel, heb eens den
bedenkelijken moed een proces" te be
ginnen in eene materie als deze. Wij
hopen, dat deze uitdaging niet haar
werking mist. Eene speciale commissie
van juristen zou door den Raad zijn in
te stellen, om thans, nu door de Regeering
zelve de eigendomsquaestie wordt op 't
tapijt gebracht, en geen gevoel van
delicatesse Amsterdam meer bindt, ook
wat dit betreft te weten waar men aan
toe is. Doet men niet aldus, geeft men
zich gewonnen bij deze eersten aanval,
dan is het te vreezen, dat de geldelijke
eiachen van den minister bovenmatig
zullen zijn.
Het schijnt dat van de burgerij zelve,
in verband met de herdenking van ons
nationaal volksbestaan in 1913, een
beweging zal uitgaan, tot het samen
brengen van gelden voor dit
Stadhuisdoel : in des vorm van eea geschenk
voor een nieuw Paleis.
Wat particulieren wenschen te geven
is een zaak, die henzelf betreft. De
Gemeente moet toezien, dat zij niet
door haar ouden schatbewaarder
handiglijk gerold" wordt.
Maar hoe verheugend is het, dat wij
thans tenminste het eirde van den
veertigjarigen eisch eindelijk naderen!
Eén opmerking moet hier nog ge
maakt : hoe schoon had dit einde kunnen
wezen, indien een gebaar van de
Landvorstin het besloten had inplaats van
de rekening" van Heemskerk!
Een ondergaand volk.
Vele volken zijn in den loop der tijden
ondergegaan en verdwenen, hetzij geheel
hetzij in zulk eene mate, dat zij niet
meer meedoen, andere hunne plaats inne
men, hunne aard door sterke menging
nauwelijks meer is te onderscheiden. Het
verschijnsel is altijd hoogst belangrijk,
maar is dat vooral, waar het een volk
betreft, dat eens talrijk en krachtig was
en een grooten invloed uitoefende. Ik
ben het met hen eens die ontkennen,
dat men van den volkendood kan spre
ken als van den dood der individuen,
als van een regelmatig, onvermijdelijk
en biologisch gerechtvaardigd verschijn
sel. De historische periode, die wij over
zien, is ook nóg veel te kort om hier
heel stellig te kunnen spreken: wij zagen
er daartoe nog te weinigen heengaan.
Maar wel genoeg om te zien dat onder
zekere omstandigheden volken niet langer
vermogen te bestaan en plaats moeten
maken voor anderen.
Het volk, dat wij nu voor onze oogen
zien heengaan, is het Mongoolsche. Ik
bedoel natuurlijk niet het Mongoolsche
ras, dat heel wat meer omvat, maar het
volk, dat Mongolië bewoont. Dit volk
heeft, zocals ieder weet, tijden van ge
weldige uitzetting beleeft, waarin het
onder zijne beruchte en beroemde vor
sten uitgestrekte deelen van Europa en
Azië beheerschte. Da eigenlijke, minst
gemengde Mongolen zijn da Chalchas, die
het buitenste Mongolië bewonen, noor
delijk van de Gobi-woestijn. Zeker, die
Mongolen vormden niet het eenige
bestandddeel van de lege tsch aren van
Sehengis-Ktoan, maar een hbogst belang
rijk deel toch wel! En dit Mongoolsche
volk is nu aan het uitsterven, daarover
zijn allen, die het in de laatste tientallen
van jaren waarnamen, het eens.
Laten wij eens nagaan, waardoor dit
veroorzaakt wordt. Zooals voor de hand
ligt, moeten wij niet verwachten eene
enkele oorzaak aantetreffen, meerdere
werken samen. Iwanowski (Die Mongolei,
1895, p. 2) wijst vooral op de kolossale
kindersterfte, als een gevolg van slechte
verpleging en ruw klimaat, maar dat
klimaat zal wel niet veel ruwer gewor
den zijn, en de kinderverzorging ia bij
vele wilde en barbaarsche volken niet
voorbeeldig, die toch niet uitsterven!
Er moeten dus andere oorzaken werk
zaam zijn. Iwanowski wijst zelf nog op
eene, nl. de groote sterfte der volwasse
nen door de syphilis, die zich steeds meer
onder hen verspreidt. Zooals bij alte
onbeschaafde volken werkt de venerische
ziekte bij hen veel noodlottiger dan bij
beschaafden. Tot hare verspreiding
moet' het zeer algemeene hetaerisma
ongetwijfeld bijdragen: de vrouwen die
toch al verreweg in de minderheid zijn,
verkiezen het concubinaat met vreemden,
vooral Chmeezen, die hunne vrouwen
niet meebrengen mogen, boven het huwe
lijk met hunne volksgenooteo, dat armoede
en harden arbeid met zich voert; als
concubine van een Chinees is de
Mongoalsche zeer geacht, deelt zij geheel in
den stand van haren man en voert zij
eea lui leventje. Op deze wijze ver
dringen de Chineezen de Mongolen ook
als echtgenpoten, zooals Paquet ons dat
in Südsibirien und die
Nordwestmpngolei" 1909, schildert. Maar bovendien
zijn de vrouwen in het huwelijk en als
j on ge meisj es bi z ander tuchtel oos, wat geen
geheim is en niet afgekeurd wordt. Dat
de venerische ziekten woekeren, behoeft
ons dus niet te verbazen. Oagetwijfjld
wordt op deze wijze de gezondheid en
de kracht der nakomelingschap bena
deeld, door kiem vergiftiging en door
verzwakking der moeders.
Het relatief kleine aantal vrouwen,
waarop behalve Ptfquet ook Preshewalski
(vert. van Von Stein, Zeitschr. f.
Ethnologie 1875) wijst, most wel verschillende
oorzaken hebben. Paquet wijdt het aan
groote sterfte onder de vrouwen door hun
vroeg verwelken als een gevolg van z waren
arbeid. Het zeer vroeg aanvangend
geslachtsverkeer en het veelvuldige af
drijven moeten zoowel de gezondheid
en de levenskracht der vrouwen ver
minderen als een direkten hoogst
nadeeligen invloed op het getal en de vitali
teit van het kroost uitoefenen.
Het kiembederf wordt onder hen ver
der nog bevorderd door een zeer alge
meen verspreid misbruik van alcohol,
dat door de Guinee sche handelaars met
ijver bevorderd wordt. Colquhoun The
Overland to'China" 1900 verzekert, dat
het onmogelijk is een nuchteren bediende
te vinden.
Da bijzonder groote algemeene sterfte
wordt zeker veroorzaakt door de vele
besmettelijke ziekten, wier verspreiding
bij de bijgeloovi?e bevolking door niets
wordt tegengegaan en bevorderd door
de ongelooflijke vuilheid aller Mongolen,
waarover alle auteurs het eens zijn.
Wij zien dus, dit wel vele factoren
samenwerken om het eertijds grootsehe
en geweldige volk der Mongolen te
gronde te richten. Quantitatief wordt het
nageslacht benadeeld door groote kinder
sterfte, vroeg verwelken en klein getal
van vrouwen, veel abortus, qualitatief
door alcoholisme, venerische ziekten en
vroegtijdig verkeer der geslachten, terwijl
groote sterfte de bevolking direct doet
afnemen. Zoo wordt het nageslacht en
klein gehouden in getal ei bedorven in
zij n waarde. Maar er is nog meer!
Sedert de 16a eeuw zijn de Mongolen
tot het Boeddhisme bekeerd, dat toen
reeds in hooge mate verbasterd was; in
1585 werd volgens Da Lacoste Au Pays
sacrêdes anciens Turcs et des Mongols",
1911, het eerste Bosddistische klooster
op de ruïnen van de stal door Ogotai
gesticht opgericht en sedert hebben de
Lamas het op de meest kompleetewijze
overheerscht. Misschien is er geen volk,
dat zoo zeer door zijn godsdiensten zijn
priesterschap wordt geleid... en wel ten
verderve. 1)
De Lamas zelve schijnen met enkele
uitzonderingen onder de hoogeren, waarop
Paquet wijst, een diep verdorven troep
te vormen en door domheid en luiheid
uit te munten. Waar nu die geestelijken
voortdurend en op alle gebied in het
leven der bevolking ingrijpen, kan het
haast niet anders of die invloed moet
ten zeerste nadeelig zijn. Preshewalski
noemt hen de parasieten en de ergste
pest der Mongolen.
Het bijgeloof wordt door hen niet be
streden. Integendeel, zjj houden het volk
dom, om het beter en vollediger te kun
nen tiranniseeren. Preshewalski,
Iwanowski, Colquhoun en Lacoste zijn het
hierin" met elkander eens. Bovendien
schijnt het verbasterd Boeddhisme, dat
zij aannamen, en dat natuurlijk nog vele
Shamanistische trekken vertoont, hen
geheel bedorven en verslapt te hebben.
En zoo werden zij afgewend van het leven,
afkeerig van alle inspanning, verandering,
vooruitgang, ascetisch, hun heil zoekend
in vaag abstract gemijmer over
onweetbare dingen. Lacoste meent, dat dit
Boeddhisme, na hen ontmand en verslapt
te hebben, nu met hen tot ondergang
gedoemd is.
En nog op andere wijze werd de kracht'
van dit volk, dat boven alle andere vroom
genoemd wordt, door zijne priesters ge
broken. Volgers de Comprehensive
Geography of the Chinese Empire" van
Richard en Kennelly, S. J., Shanghai
190S, worden vijf achtsten der mannelijke
Mongolen Lamas, van wie de meesten
tot het coelibaat verplicht zijn. Dit cijfer
ia wel zeer hoog, maar Iwanowski meent
toch, dat meer dan de helft der mannen
Lama wordt, en Paquet's laagste schat
ting is nog steeds: meer dan een derde l
Quantitatief werkt dit op da bevolkings
vermeerdering reeds nadeelig, maar fataal
is qualitatief het feit te noeman, dat
juist de lagere Lamas niet alle coelibatair
zijn,de hoogere, de betere daarentegen wel.
De slimme Chineezen weten best, hoe
dit alles werkt en moedigen hst ten
zeerste aan ; de Russische _regeering zou
bij hare eveneecs Boeddhistische
Boerjaten in omgekearde richting invloed
uitoefenen. De Chineezen krijgen hun
zin, overal verdringen zij de Mongolen
in hun eigen land, dat voorzoover het
bebouwbaar is ia Chineesche handen
overgaat, terwijl de Mongool eerèt als
arbsider voor vreemden tot landbouw
besluit. Volkszwakte wijkt voor volks
kracht !
Da eens gevreesde en geweldige Mon
golen gaan dus te gronde! Zij vormen
haast een ideaal geval van het samen
werken van alle direkte en indirekte
invloeden tot verderf van het nageslacht
ea vernietiging van het volk.
3-1?'12.
S. R. STEINMETZ.
1) De zeer godsdienstige Fr. Ratzel meent,
dat de onzelfstandigheid en onzekerheid der
nomadische kultanr in het algemeen het ge
volg'is van de overmacht van hun godsdienst
over hen, het Boeddhisme sou de Mongolen
van hunne militaire kracht beroofd en door
het coeübaat hunne toename verminderd
hebber. A.nthropogeographie", 1,1899, p. 160.
KRONIEK.
HET JUS PKIMENDI WlJNKOPI.
Naar aanleiding van onze Kroniek over
het incident Troelstra-Wijnkoop, ontvingen
wij een protest, dat wij onder Ingezonden"
beantwoorden. Ons lokt het incident tot
een algemeener opmerking.
Toen indertijd, op hevig aandrijven van
haren leider, de S D. A.P. een groep Marxisten,
die zich na veel ontactiscb optreden den
mond niet wilde laten snoeren, tot heengaan
dwong, hebben wij die geVeldpleging op
een mimderheid als een gevaarlijk avon
tuur geteekend... De S. D. A. P. is ondanks
onze teekeningen (beleefd vonden wij het
niet) blijven bestaan; maar dat zij zichzelf
door haar eigen optreden een oogenblik
ernstig in gevaar mocht achten, bleek uit
de houding van mr. Troelstra, toen hu
een man met leiderseigenschappen, onver
wacht, de partij zag kiezen van de Tri
bune-groep (mr. Hendels) en hu, Troehtra,
n oogenblik zijn anders zoo zekere houding
verloor. De heer Hendels keerde al spoedig
in den schoot der Moeder... partij terug.
Sinds dien, en tot op den huldigen dag,
mist de S. D. P. een leider, die als zoo
danig zelfs maar in de verte met mr. Troelstra
kan vergeleken worden: dit is zeker een
der belangryke oorzaken van haar voort
durende onbelangrijkheid.
Men zal ons vragen, waarom wij dit alles
zeggen, nu de heer Troelstra enkel het
particuliere besluit nam den heer Wijnkoop
niet meer te ontmoeten en een deel der
S D. A.P. den heer Troelstra op dien par
ticulieren weg volgt.
Juist om het particuliere" van 't geval.
Wüacbten het oude Deventersche
sehervengericht en het incident van thans, waar
door Wijnkoop buiten de zedelijke gemeen
schap" van een deel der «ociaal-demoeraten
gesteld wordt, politiek-psychologisch
imteressant. Die beide gevallen belichten,
naar wij meenen, de niet ongeestige waar
heid, dat een man als mr. Troelstra, heel
middeleeuwsch-weg, eenige prinselijke"
rechten kan opeischen, en dat die hem
gereede tenminste gedeeltelijk worden ver
leend, ook ten koste van nu en dan een
stukje algemeen partijbelang. Yroeger ver
meide zich aldus de lands-vader in b.v.
de weelde van een jus primae noctis, de
partü-vader wenscht slechts als particulier
privilege de vernietiging van Wijnkoop.
Hij wenscbt een scalp. Is het ne pri
vilege niét wat het andere was P! Wie
dit zou willen beweren, denke zich eens
't geval dat een gewoon S. D. A. P.-er
Troelstra's eisch hadde gesteld! Troelstra's
eisch, die, door de Federatie Amsterdam
ingewilligd, deze terstond haar voorzitter
gekost heeft! En daarmee is 't natuurlijk
niet uit I
Maar mr. Troelstra is geen gewoon
S.D.A.P.-er.
Men betaalt van ouds zijn leiders k
met privilegia.
Uit bet Zuiden.
Negentienhonderd en dertien I
De heer Van Balsem 't zal hem voor
zeker genoegen doen zijn naam weer eens
te ontmoeten in een van onze groote bladen
heeft in zijn krant de Volkswil reeds
eenige malen zijn strijdkreet aangeheven:
la Allah il Allah ! Voor God en zijn profeet
Van Dalsum l" Want even fanatiek als
Mahomed zelf even dweepziek, stort zich
deze katholieke hervormer" op zijn
geloofsgenooten, die hij echter niet als zoo
danig wil erkennen, daar ze in zijn oog
hun katholicisme slechts misbruiken om de
bevolking vau Zeeuwsen-Vlaanderen te
houden onder de tiranaie van eenige groote
heeren en adellijke hanzen", hetgeen op
zichzelve genomen nu niet zoo onjuist is. Ver
leden jaar is in de Ams'erdammer het optre
den van dezen micro-Mohamed of misschien
nog beter: micro-Multatuil geteekend en de
oorzaak van zijn succes uiteengezet. Met
behulp der liberalen in het district
Hontenisse een vrij ongeorganiseerde partij
had hij toen reeds zijn vinnigsten en
bekwaamsten tegenstander, den leider der
katholieken, den heer Jos. van Waesberge,uit
de Staten van Zeelasd verdreven en zelf diens
zetel ingenomen. Wonderen die de eenvou
dige boortjes en werklieden van hem verwacht
hadden heeft hij in dat college voorals
nog niet gedaan : van een krachtig optreden
zijnerzijds is nog niets gebleken. Maar
misBchien is de gelegenheid daarvoor nog niet
gekomen: laten we dus nietdesespereeren!
Intusschen bezorgde het kiezerscorps
van Hulet hem verleden jaar een nieuwe
overwinning door enkelen zijner medestan
ders in den Raad dier gemeente te brengen
en wel met een flinke meerderheid van
stemmen. En dat geeft hem moed voor de
toekomst, die zich bij de Kamerverkiezingen
in 1913 zal ontsluieren. Zijn blad de Volks
wil gaat voort met hem te vergoden, of
liever hijzelf gaat daarmee voort, want de
artikelen tot zijn lof zijn alle van zijn hand.
Alleen in het zoogenaamde Vrije Woord"
verschijnen iederen Znterdag ingezonden