De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 31 maart pagina 1

31 maart 1912 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

1W ?>$> -1.L DE AMSTERDAMMEK 1912* WEEKBLAD VOOK NEDERLAND Ozxd-er recLacti©van. Dit nummer bevat een bijvoegsel. '. L. w:cEssi:ïsr<3-. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WABENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post ? 1.63 Voor Indië per jaar, bfi vooruitbetaling mail 10. Aferaderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/ Zondag 31 Haart, Advertentiën van l?5 regels ? 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel ?0.25 . 0.30 ,0.40 ! INHOUD: VAN VB8RE EN VAN NABIJ: Orerbeidgbemoeitnff. Het antwoord van Heems kerk. Een ondergaand volk. door prof. dr. B. R. Stelnmete. Kroniek. Uit het Zuiden, door Zalandos. FEUILLETON: Opoe, I, door. P. E. VBB B. KUNST EN LETTEREN: Uit Italië, door Albert Verwey. Ker kerachtig opsInitinesByatfem, door Hfiasel Jorttsma. INGEZONDEN. VROUWENBUBRIEK: Tutti Frntti, door N; M.-d« W. H. ALLERLEI, door Allegra. UIT DE NATUUR, door E Heimanf. Openbare Bibliotheek" en Public Library". Ten toonstellingen in den Haag, in den Kanstkring en in Pn'chri, door Plasscbaert. Ma ziek in de Hoofdstad, door Matthjjs Vermenlan. INGEZONDEN. CH ARIVARI. FISANCIEELE E* OECONOMI8CHE KRONIEK, door v. d. M. en v. d. 8. Roomsche Rijk dom. Volkzangavonden, met portret, door Heaeel _ Jormsma. Aschwoensdacr, donr Peerkftden Bels1. DAM6PEL, - SCHAAK SPEL. ADVERTENTIËN. Overheidsbemoeiing. . Het wordt ook hun, die van nature met de overheid in geeetesgemeenschap verkeeren, zachtjes aan te kras. Tot ons genoegen b nu ook het Alg. Handels blad geschrokken van de'ver-strekkende gevolgen, die een wat uitgebreide overheidsbevoegdheid hebben kan. Het s nog maar zeer kort geleden, dat dit blad de beoordeeling der oirbaarheid van boekenuitstallingen mede in handen gespeeld heeft van de justitie en zelfs de politie, en nu vraagt het reeds de inkorting der bevoegdheden in zelfde materie van niemand minder dan de burgemeesters (in de praktijk: de burge meesters der groote gemeente»)! Het blad heeft ditmaal, in zijne bekee ring, volkomen gelijk. Het stelt zijn eisen naar aanleiding van het Bossche Burgermeesterlijke verbod om de Violiers" te vertoonen, hetwelk gevolgd is door een juicbkreet van de katholieke Maasbode, die in deze voor de Israë litische bevolking genomen maatregel een mooi bagia ontwaarde voor een waren sneeuwbal van veto's ten gerieve eener spoedig gekwetste katholiciteit. Als de Bossche rabbijn maar te kikken heeft om een stuk verboden te zien, wel dan zullen onze pastoors voortaan weten op welke wijze slechte voorstellingen" kunnen worden voorkomen. Het is inderdaad een prettig vooruit zicht. Vroeger gold Nederland voor een land der vrijheid. Descartes en andere mo dernisten" van dien tijd voelden er zich op hun gemak. Yondel deed er zijn tooneelstukken opvoeren, ondanks veel kabaal van bekrompen predikanten. De Orerheid was, gezien de opvattingen van toen, liberaal. Zij was niet geneigd de knecht te spelen van kerksche partijen en haar veeleiscaende dominees. Als de Maasbode haar zin krijgt doet ieder tooneelschrijver verstandig zijne mesningen nauwkeurig te styleerea op het gedachteleven der meest in de buurt levende kapelaans, rabbijnen en predi kanten, of van hun huishoudster of anderen major domo. Een Bossche Burgemeester, die tegen over de kunst en hare bsteekems maagdelijk onschuldig staat, verbiedt d9 opvoering van een verdienstelijk tooneelspel, met veel meer zielarust dan bij hebben zou, als het de invoer van de een of andere hooien op de wekelijksche markt gold. Eenig respect voor kunst werk en kunstenaars is ver te zoeken. Zelfs in het zedig Den Haag is het niet andera gesteld. Neen, daar gaan wij .een stap verder. Daar krijgen wij de preventieve censuur. Een onweer sproken bericht in Het Vaderland deed ons kond, dat voortaan alle tooneelstukken, welke daar voor opvoering bestemd zijn, vooraf het critieche oog passeeren moeten van een inspecteur der recherche! Wat in dit alles treft zijn twee zaken: de vrijheidsbesperking en het gebrek aan respect, dit laatste niet het minst: trou wens ruim begrepen houdt het het eerste in. Het zijn de beide kwalen, die terstond volgen op alle buiten-administratieve overheidsinmenging. Men zegt: Schoenmaker blijf bij uw leest, men moet ook zeggen: Burgemesster blijf bij uw gemeentehuishouding. Het kan niet andera of een man, die, zijn neiging vol gend, het baheer eener gemeente voert, zal gemeenlijk van inzicht in kunstzaken zoo verstoken zijn als een blinde vink van het licht. Dat hij op dit gebied de eene flater na de ander begaat, kunste naars om zijn daden doet lachen of, wat erger is, en thans gebeurt, hen kwetst, is aldus onvermijdelijk.Maar... wat doen die mannen dan toch ook in 's Hemels naam in de kou? Censuur in Holland! Ook dit moeten wij dus nog beleven onder het meer en meer verfoeide clericale bewind van on vervulde beloften en zedelijksheidswetten. Een censuur ia handen van een poli tieman, precies als in St. Petersburg. Ons dunkt, kwam Descartes in het 'even terug, hij zou niet aan den philosoof Balzac de fijne zinnen van schertsende liefde en bewondering schrijven, zooals hu ze, dankbaar voor de vrijheid die hij hier zag, naar zijn vaderland ge zonden heeft. Na geven provinciale burgemeesters en Haagsche rechercheurs den toon aan". Het antwoord van Heemskerk. Voor verscheidene Amsterdamsche jtneeningen" en houdingen" in de zaak van het Paleis-ïUadhnis bevat de eenigszins commercieele missive van den Minis ter van Binnenlandsche Zaken een lesje. In de eerate plaats voor de vier-enveertig, die nu blijken veel koningsgezinder te zijn geweest dan de Koningin. Deze trouwe vier-en-veertig, die de gedachte: H. M. ergens anders te zien logeeren dan in het (als paleis onbewoon bare") stadhuis volstrekt onmogelijk hebben geacht, vinden in Heemskerks antwoord de nuchtere opmerking, dat er tegen zulk een verhuizing geen be zwaar bestaat. Op hun bewering, dat maar een klein deel der burgerij er voor voelt het Raadhuis terug te hebben, kunnen zij een net andersom getuigenis van Heemskerk als antwoord vinden. Verder zullen zij opmerken, dat noch van hun adres noch van hun bestaan in dit minis terieel antwoord gewaagd wordt! Het is dus zeer gelukkig geweest, dat zij zelf nog ter elfder ure dit hebben gedaan! Een lesje krjjgt ook de Gemeenteraad, die niet voldoende geweten heeft wat hij wilde. Het is of Heemskerk, oudwethoudervan Amsterdam, zijn vroegeren mede-raadsleden toevoegt: hebben wij daarvoor altijd zoo reëel gehandeld, ben ik daarvoor uw wethouder van financiën geweest, om thans van u alles te ver nemen behalve hoeveel geld gij besteden wilt? En wij allen kunnen ons het antwoord aantrekken: wij hebben ons in da ment aliteit der Hooge Begeering vergist. Wij meenden haar van ander allooi. Wij dachten niet, dat waar zouden blijken de woorden van den oud-Amsterdammer, die van den aanvang af zeide: de moeilijk heid zal op den duur niet geven de mag van het P. R. (paleis-raadhuis) maar die van het R. P. (reponse payée). Wij staan dus nog alleen: voor de mazzel". Het is vernederend en VERHEUGEND tevens. Alle epoken" zijn nu weg, en het wordt een quest'e van geld. De ongeneerdheid van den advocaat, die het Paleis, ondanks alle publieke uitspraken van rechtsgeleerden, Rijkseigendom doopt, is Heemskerk waardig Hij kijkt u aan met een blik die zeggen wil: bewijs mij maar het tegendeel, heb eens den bedenkelijken moed een proces" te be ginnen in eene materie als deze. Wij hopen, dat deze uitdaging niet haar werking mist. Eene speciale commissie van juristen zou door den Raad zijn in te stellen, om thans, nu door de Regeering zelve de eigendomsquaestie wordt op 't tapijt gebracht, en geen gevoel van delicatesse Amsterdam meer bindt, ook wat dit betreft te weten waar men aan toe is. Doet men niet aldus, geeft men zich gewonnen bij deze eersten aanval, dan is het te vreezen, dat de geldelijke eiachen van den minister bovenmatig zullen zijn. Het schijnt dat van de burgerij zelve, in verband met de herdenking van ons nationaal volksbestaan in 1913, een beweging zal uitgaan, tot het samen brengen van gelden voor dit Stadhuisdoel : in des vorm van eea geschenk voor een nieuw Paleis. Wat particulieren wenschen te geven is een zaak, die henzelf betreft. De Gemeente moet toezien, dat zij niet door haar ouden schatbewaarder handiglijk gerold" wordt. Maar hoe verheugend is het, dat wij thans tenminste het eirde van den veertigjarigen eisch eindelijk naderen! Eén opmerking moet hier nog ge maakt : hoe schoon had dit einde kunnen wezen, indien een gebaar van de Landvorstin het besloten had inplaats van de rekening" van Heemskerk! Een ondergaand volk. Vele volken zijn in den loop der tijden ondergegaan en verdwenen, hetzij geheel hetzij in zulk eene mate, dat zij niet meer meedoen, andere hunne plaats inne men, hunne aard door sterke menging nauwelijks meer is te onderscheiden. Het verschijnsel is altijd hoogst belangrijk, maar is dat vooral, waar het een volk betreft, dat eens talrijk en krachtig was en een grooten invloed uitoefende. Ik ben het met hen eens die ontkennen, dat men van den volkendood kan spre ken als van den dood der individuen, als van een regelmatig, onvermijdelijk en biologisch gerechtvaardigd verschijn sel. De historische periode, die wij over zien, is ook nóg veel te kort om hier heel stellig te kunnen spreken: wij zagen er daartoe nog te weinigen heengaan. Maar wel genoeg om te zien dat onder zekere omstandigheden volken niet langer vermogen te bestaan en plaats moeten maken voor anderen. Het volk, dat wij nu voor onze oogen zien heengaan, is het Mongoolsche. Ik bedoel natuurlijk niet het Mongoolsche ras, dat heel wat meer omvat, maar het volk, dat Mongolië bewoont. Dit volk heeft, zocals ieder weet, tijden van ge weldige uitzetting beleeft, waarin het onder zijne beruchte en beroemde vor sten uitgestrekte deelen van Europa en Azië beheerschte. Da eigenlijke, minst gemengde Mongolen zijn da Chalchas, die het buitenste Mongolië bewonen, noor delijk van de Gobi-woestijn. Zeker, die Mongolen vormden niet het eenige bestandddeel van de lege tsch aren van Sehengis-Ktoan, maar een hbogst belang rijk deel toch wel! En dit Mongoolsche volk is nu aan het uitsterven, daarover zijn allen, die het in de laatste tientallen van jaren waarnamen, het eens. Laten wij eens nagaan, waardoor dit veroorzaakt wordt. Zooals voor de hand ligt, moeten wij niet verwachten eene enkele oorzaak aantetreffen, meerdere werken samen. Iwanowski (Die Mongolei, 1895, p. 2) wijst vooral op de kolossale kindersterfte, als een gevolg van slechte verpleging en ruw klimaat, maar dat klimaat zal wel niet veel ruwer gewor den zijn, en de kinderverzorging ia bij vele wilde en barbaarsche volken niet voorbeeldig, die toch niet uitsterven! Er moeten dus andere oorzaken werk zaam zijn. Iwanowski wijst zelf nog op eene, nl. de groote sterfte der volwasse nen door de syphilis, die zich steeds meer onder hen verspreidt. Zooals bij alte onbeschaafde volken werkt de venerische ziekte bij hen veel noodlottiger dan bij beschaafden. Tot hare verspreiding moet' het zeer algemeene hetaerisma ongetwijfeld bijdragen: de vrouwen die toch al verreweg in de minderheid zijn, verkiezen het concubinaat met vreemden, vooral Chmeezen, die hunne vrouwen niet meebrengen mogen, boven het huwe lijk met hunne volksgenooteo, dat armoede en harden arbeid met zich voert; als concubine van een Chinees is de Mongoalsche zeer geacht, deelt zij geheel in den stand van haren man en voert zij eea lui leventje. Op deze wijze ver dringen de Chineezen de Mongolen ook als echtgenpoten, zooals Paquet ons dat in Südsibirien und die Nordwestmpngolei" 1909, schildert. Maar bovendien zijn de vrouwen in het huwelijk en als j on ge meisj es bi z ander tuchtel oos, wat geen geheim is en niet afgekeurd wordt. Dat de venerische ziekten woekeren, behoeft ons dus niet te verbazen. Oagetwijfjld wordt op deze wijze de gezondheid en de kracht der nakomelingschap bena deeld, door kiem vergiftiging en door verzwakking der moeders. Het relatief kleine aantal vrouwen, waarop behalve Ptfquet ook Preshewalski (vert. van Von Stein, Zeitschr. f. Ethnologie 1875) wijst, most wel verschillende oorzaken hebben. Paquet wijdt het aan groote sterfte onder de vrouwen door hun vroeg verwelken als een gevolg van z waren arbeid. Het zeer vroeg aanvangend geslachtsverkeer en het veelvuldige af drijven moeten zoowel de gezondheid en de levenskracht der vrouwen ver minderen als een direkten hoogst nadeeligen invloed op het getal en de vitali teit van het kroost uitoefenen. Het kiembederf wordt onder hen ver der nog bevorderd door een zeer alge meen verspreid misbruik van alcohol, dat door de Guinee sche handelaars met ijver bevorderd wordt. Colquhoun The Overland to'China" 1900 verzekert, dat het onmogelijk is een nuchteren bediende te vinden. Da bijzonder groote algemeene sterfte wordt zeker veroorzaakt door de vele besmettelijke ziekten, wier verspreiding bij de bijgeloovi?e bevolking door niets wordt tegengegaan en bevorderd door de ongelooflijke vuilheid aller Mongolen, waarover alle auteurs het eens zijn. Wij zien dus, dit wel vele factoren samenwerken om het eertijds grootsehe en geweldige volk der Mongolen te gronde te richten. Quantitatief wordt het nageslacht benadeeld door groote kinder sterfte, vroeg verwelken en klein getal van vrouwen, veel abortus, qualitatief door alcoholisme, venerische ziekten en vroegtijdig verkeer der geslachten, terwijl groote sterfte de bevolking direct doet afnemen. Zoo wordt het nageslacht en klein gehouden in getal ei bedorven in zij n waarde. Maar er is nog meer! Sedert de 16a eeuw zijn de Mongolen tot het Boeddhisme bekeerd, dat toen reeds in hooge mate verbasterd was; in 1585 werd volgens Da Lacoste Au Pays sacrêdes anciens Turcs et des Mongols", 1911, het eerste Bosddistische klooster op de ruïnen van de stal door Ogotai gesticht opgericht en sedert hebben de Lamas het op de meest kompleetewijze overheerscht. Misschien is er geen volk, dat zoo zeer door zijn godsdiensten zijn priesterschap wordt geleid... en wel ten verderve. 1) De Lamas zelve schijnen met enkele uitzonderingen onder de hoogeren, waarop Paquet wijst, een diep verdorven troep te vormen en door domheid en luiheid uit te munten. Waar nu die geestelijken voortdurend en op alle gebied in het leven der bevolking ingrijpen, kan het haast niet anders of die invloed moet ten zeerste nadeelig zijn. Preshewalski noemt hen de parasieten en de ergste pest der Mongolen. Het bijgeloof wordt door hen niet be streden. Integendeel, zjj houden het volk dom, om het beter en vollediger te kun nen tiranniseeren. Preshewalski, Iwanowski, Colquhoun en Lacoste zijn het hierin" met elkander eens. Bovendien schijnt het verbasterd Boeddhisme, dat zij aannamen, en dat natuurlijk nog vele Shamanistische trekken vertoont, hen geheel bedorven en verslapt te hebben. En zoo werden zij afgewend van het leven, afkeerig van alle inspanning, verandering, vooruitgang, ascetisch, hun heil zoekend in vaag abstract gemijmer over onweetbare dingen. Lacoste meent, dat dit Boeddhisme, na hen ontmand en verslapt te hebben, nu met hen tot ondergang gedoemd is. En nog op andere wijze werd de kracht' van dit volk, dat boven alle andere vroom genoemd wordt, door zijne priesters ge broken. Volgers de Comprehensive Geography of the Chinese Empire" van Richard en Kennelly, S. J., Shanghai 190S, worden vijf achtsten der mannelijke Mongolen Lamas, van wie de meesten tot het coelibaat verplicht zijn. Dit cijfer ia wel zeer hoog, maar Iwanowski meent toch, dat meer dan de helft der mannen Lama wordt, en Paquet's laagste schat ting is nog steeds: meer dan een derde l Quantitatief werkt dit op da bevolkings vermeerdering reeds nadeelig, maar fataal is qualitatief het feit te noeman, dat juist de lagere Lamas niet alle coelibatair zijn,de hoogere, de betere daarentegen wel. De slimme Chineezen weten best, hoe dit alles werkt en moedigen hst ten zeerste aan ; de Russische _regeering zou bij hare eveneecs Boeddhistische Boerjaten in omgekearde richting invloed uitoefenen. De Chineezen krijgen hun zin, overal verdringen zij de Mongolen in hun eigen land, dat voorzoover het bebouwbaar is ia Chineesche handen overgaat, terwijl de Mongool eerèt als arbsider voor vreemden tot landbouw besluit. Volkszwakte wijkt voor volks kracht ! Da eens gevreesde en geweldige Mon golen gaan dus te gronde! Zij vormen haast een ideaal geval van het samen werken van alle direkte en indirekte invloeden tot verderf van het nageslacht ea vernietiging van het volk. 3-1?'12. S. R. STEINMETZ. 1) De zeer godsdienstige Fr. Ratzel meent, dat de onzelfstandigheid en onzekerheid der nomadische kultanr in het algemeen het ge volg'is van de overmacht van hun godsdienst over hen, het Boeddhisme sou de Mongolen van hunne militaire kracht beroofd en door het coeübaat hunne toename verminderd hebber. A.nthropogeographie", 1,1899, p. 160. KRONIEK. HET JUS PKIMENDI WlJNKOPI. Naar aanleiding van onze Kroniek over het incident Troelstra-Wijnkoop, ontvingen wij een protest, dat wij onder Ingezonden" beantwoorden. Ons lokt het incident tot een algemeener opmerking. Toen indertijd, op hevig aandrijven van haren leider, de S D. A.P. een groep Marxisten, die zich na veel ontactiscb optreden den mond niet wilde laten snoeren, tot heengaan dwong, hebben wij die geVeldpleging op een mimderheid als een gevaarlijk avon tuur geteekend... De S. D. A. P. is ondanks onze teekeningen (beleefd vonden wij het niet) blijven bestaan; maar dat zij zichzelf door haar eigen optreden een oogenblik ernstig in gevaar mocht achten, bleek uit de houding van mr. Troelstra, toen hu een man met leiderseigenschappen, onver wacht, de partij zag kiezen van de Tri bune-groep (mr. Hendels) en hu, Troehtra, n oogenblik zijn anders zoo zekere houding verloor. De heer Hendels keerde al spoedig in den schoot der Moeder... partij terug. Sinds dien, en tot op den huldigen dag, mist de S. D. P. een leider, die als zoo danig zelfs maar in de verte met mr. Troelstra kan vergeleken worden: dit is zeker een der belangryke oorzaken van haar voort durende onbelangrijkheid. Men zal ons vragen, waarom wij dit alles zeggen, nu de heer Troelstra enkel het particuliere besluit nam den heer Wijnkoop niet meer te ontmoeten en een deel der S D. A.P. den heer Troelstra op dien par ticulieren weg volgt. Juist om het particuliere" van 't geval. Wüacbten het oude Deventersche sehervengericht en het incident van thans, waar door Wijnkoop buiten de zedelijke gemeen schap" van een deel der «ociaal-demoeraten gesteld wordt, politiek-psychologisch imteressant. Die beide gevallen belichten, naar wij meenen, de niet ongeestige waar heid, dat een man als mr. Troelstra, heel middeleeuwsch-weg, eenige prinselijke" rechten kan opeischen, en dat die hem gereede tenminste gedeeltelijk worden ver leend, ook ten koste van nu en dan een stukje algemeen partijbelang. Yroeger ver meide zich aldus de lands-vader in b.v. de weelde van een jus primae noctis, de partü-vader wenscht slechts als particulier privilege de vernietiging van Wijnkoop. Hij wenscbt een scalp. Is het ne pri vilege niét wat het andere was P! Wie dit zou willen beweren, denke zich eens 't geval dat een gewoon S. D. A. P.-er Troelstra's eisch hadde gesteld! Troelstra's eisch, die, door de Federatie Amsterdam ingewilligd, deze terstond haar voorzitter gekost heeft! En daarmee is 't natuurlijk niet uit I Maar mr. Troelstra is geen gewoon S.D.A.P.-er. Men betaalt van ouds zijn leiders k met privilegia. Uit bet Zuiden. Negentienhonderd en dertien I De heer Van Balsem 't zal hem voor zeker genoegen doen zijn naam weer eens te ontmoeten in een van onze groote bladen heeft in zijn krant de Volkswil reeds eenige malen zijn strijdkreet aangeheven: la Allah il Allah ! Voor God en zijn profeet Van Dalsum l" Want even fanatiek als Mahomed zelf even dweepziek, stort zich deze katholieke hervormer" op zijn geloofsgenooten, die hij echter niet als zoo danig wil erkennen, daar ze in zijn oog hun katholicisme slechts misbruiken om de bevolking vau Zeeuwsen-Vlaanderen te houden onder de tiranaie van eenige groote heeren en adellijke hanzen", hetgeen op zichzelve genomen nu niet zoo onjuist is. Ver leden jaar is in de Ams'erdammer het optre den van dezen micro-Mohamed of misschien nog beter: micro-Multatuil geteekend en de oorzaak van zijn succes uiteengezet. Met behulp der liberalen in het district Hontenisse een vrij ongeorganiseerde partij had hij toen reeds zijn vinnigsten en bekwaamsten tegenstander, den leider der katholieken, den heer Jos. van Waesberge,uit de Staten van Zeelasd verdreven en zelf diens zetel ingenomen. Wonderen die de eenvou dige boortjes en werklieden van hem verwacht hadden heeft hij in dat college voorals nog niet gedaan : van een krachtig optreden zijnerzijds is nog niets gebleken. Maar misBchien is de gelegenheid daarvoor nog niet gekomen: laten we dus nietdesespereeren! Intusschen bezorgde het kiezerscorps van Hulet hem verleden jaar een nieuwe overwinning door enkelen zijner medestan ders in den Raad dier gemeente te brengen en wel met een flinke meerderheid van stemmen. En dat geeft hem moed voor de toekomst, die zich bij de Kamerverkiezingen in 1913 zal ontsluieren. Zijn blad de Volks wil gaat voort met hem te vergoden, of liever hijzelf gaat daarmee voort, want de artikelen tot zijn lof zijn alle van zijn hand. Alleen in het zoogenaamde Vrije Woord" verschijnen iederen Znterdag ingezonden

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl