De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 31 maart pagina 3

31 maart 1912 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1814 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Winkoop als een niet-boua-lile-debater be schouwde", maar dat ik tel f, als voorzitter van 8. L., Wijnkoop tegenover mr. Troelstra niet als bone-fide-debater beschouw. Dat is heel iets anders. Uw betoog valt er al grotendeels door. Bovendien, elk voorzitter van een verga dering kan zich genoodzaakt zien niet het woord ta verlenen aan een debater, waar ran nu eenmaal bekend is: 1. dat hjj de ver gadering onnodig tart en prikkelt; 2. zich niet aan het onderwerp van de jnleider houdt; 3. ssieh uiterst weinig aan de leiding van de voorzitter stoort. Het re<h', hiertoe ontleent de voorzitter aan deze feiten zelve. Een algemeene maatstaf voor dit recht tot uit sluiting is natnurlik even weinig te geven, als deze drie feiten scherp omlijnde grenzen hebben. Gelijksoortige redenering moet indertijd gebonden zijn door.... de keer Wijnkoop zelf, toen hij Sameon de toegang tot door hem gepraesi deerde vergaderingen ontzegde. Trots deze feiten heeft het bestuur, zelfs de schijn van partijdigheid willende yfrcnijdeb, de heer Troelstra voorgesteld Wijnkoop als debater toe te laten onder scherpe be waking do.or 'a voorzitters hamer. Mr. . Troelstra antwoordde met een non possumus", gelijk na Leiden trouwens niet anders te verwachten was. Na hed het bestuur een hoge borst kannen zetten en tegenover de buitenwereld kannen pronken met z'n on kreukbare onpartijdigheid. Het had mét de heer Wijnkoop martelaartje van het vrye woord kannen spelen. Dit ware dan de vol gens U büuitstek waardige houding geweest. Ik voor mij zie het anders in! Er hoort vaak moed en vooral verstand toe, een zuiver principiële gedragslijn te... verlaten. Ver* stand om 't punt te zien waarop de zuiver principiële lijn overgaat in een lijn van zaivere... principiënreiterei'; moed om deze bonding tegenover de door dik-et-iunners te verdedigen. Welnu, ik meen, dat 't beet uur hier de plicht had te handelen, gelijk het deed. Ter -wille van de aan ieder onpartijdige hoogst onsympathieke figuur van den heer Wijnkoop en ter wille van zijn hoogst betwistbaar recht op debat" en recht op 't vrije woord" door alles been, mocht het bestuur deze vergade ring niet doen mislukken of anderen debat onmogelijk te maken. Dit eenmaal vooropgesteld zijnde, was het alleen om zooveel mogelik rumoer te voor komen, dat ons bestuur de heer Wijnkoop eenvoudig toegang weigerde. Wat nu m'a boven aangehaalde woorden betreft, daarin ligt opgesloten de verdediging van ome houding; een verdediging in dit artikeltje nader uitgewerkt. Waarom ik meen, dat de onpartijdige voorzitter van S. L, zelfs de uitdrukking' niet bona fide" mocht gebiuiken, heb ik in De Tribune" uiteengezet. WQ gooiden dus niet, als zo vaak, eigen opinie te grabbelen," maar juist eigen opinie liet ons niet toe anders te aandelen. En n hebt mij allerminst van het tegen deel overtuigd. G. VAN DEN BEEQH, 2 O M a a r t. Voorzitter S. L. *** Uit het door ons geraadpleegde dagblad verslag was alleen te lezen («rat ia niet juist blijkt), dat het Bestuur van 8. L. 'sheeren Troelstra's opinie gevolgd had. Trouwens wie zou het in zijn hoofd halen te denken, dat een Bestuur van een neutrale veieeniging tegelijk met den spreker van den avond, maar onafhankelijk van hem, na dikwijls voorgevallen incidenten plotseling en juist mi, LU op de idee was gekomen, dat men den heer Wijnkoop voortaan niet kon laten debatteeren op een rede van mr. Tr c eist fa? Het incident dat den heer Troelstra te Laiden geprikkeld heeft, was toch voor iemand, die 't geval alleen uit de krant las, niet van lóexorbitanten aard l Er behoort", aldus de inzender, vaak moed en vooial verstand toe, een zuiver principiële gedragslijn te... verlaten". Laat 't woord zuiver" vallen en wij geven toe, dat dit laatste geschied is: de (behoorlijke) principieele gedragslijn werd verlaten". Maar moed" en verstand'' zoekt men in deze affaire vergeefs. De principiële gedragslijn, De eenige gewoon-principieele gedragslijn, die eene vereeniging volgen kan, kan immers slechts deze wezen, dat zy iederen debater beoordeelt naar zijne houding ter verga dering of tenminste in de ver eeniging zelve. Vooral als men 't over de gepastheid van 'a mans houding on-éns is! De heer v. d. Bergh heeft het met zijn argumenten ter verdediging van zijn autocratiach-preventieve gedrag niet verder gebracht dan tot de onvoldoende aanduidingen, dat hijzelf den heer Wijnkoop tegenover mr. Troeuttra als niet-bon a fide ? debater betchonwt, dat van den heer W. nu eenmaal bekend ie, dat hu" enz., dat gelijk soortige redeneering door den heer W. ie d ertijd moet gehouden zijn", dat de figuur van den heer W. aan ieder onpartijdige hoogst iiiiiiiiiliiiiiiiiiiMMiiiiiiMHHiimimiiiiiMiniMimiiiniiti MiiiiumniiMi Den volgenden ochtend klauterden ze al vroeg eerat Keesje, die de brutaalste wae, en toen Grietje uit hun bedje en gingen naar opoe kijken. Die lag in de kamerhoek te slapen, het gelaat, met diep er in gevallen het zwarte mondgat, waai uit de adem kwam, een geelbleek doodemasker in het twijfelende licht van den aangrau wen den dag. Kerst bleven ze staan, schromende om naderbij te komen, maar toen Ka was opge staan, zag ze beiden b\j opoe in bed gekropen, lachende en stoeiende met opoe. Ze vond het eigelijk niet prettig, dacht aan de beesten en het zére hoofd, en beknorde hen; zei, dat ze opoe niet zoo vroeg mochten wakker maken. Maar opoe zei, dat het niks was, noemde hen lieve Echatjes en vomd het erg lief, dat ze bij haar waren ge komen. En ze hield de kinderen büzich, ze knuffelende en oude verhaaltjes vertellende; totdat Ka zich aangekleed en thee gezet had en haar een kopje thee op bed bracht, de kinderen toesnaawemde, dat ze nu aangekleed moesten worden. Bah, wat stonk opoe d'r hoofd, dacht Ka, terwijl ze, het kopje thee aanreikende, zich over haar heen boog. Zeg opoe, je moest toch es met je hoofd na de dokter gaan, zei ze. 't Is toch niks goed, d d je d'r zoo mee bluft loope. Ocb, waarom kind. De dokter kan er toch niks a& doen. 't Is de ouderdom, ver zette opoe zich. Maar Ka hield vol en nou afijn, dan zou ze maar gaan, den volgenden dag, nou onsympathiek" is, neen maar l Is hier geen klein beetje... politieke lichtzinnigheid te vergoelijken"? lie moed. Indien ia deze tragedie van moed" mag worden gesproken, zie, dan zouden wij het willen doen in-dézen geest: de student van den Bergh is, naar hij in Ds Tribune" te kennen geeft, geheel of ten naastebij sociaal democraat. Als deze heer mannenmoed voor Troelstra's troon" had willen ontwikkelen, dan hadde hij, na 's heeren Troelstra's Leidsche anathema tegen Wijnkoop, aan den Leider «en brief geschreven van ongeveer dezen inhoud: Waarde Geestverwant of Partijgenoot, met bloedend hart deal ik n mede, dat ik vel Wynkoops houding tegen over u ongepast vind en hemzelf een niet bona fide lastpost, maar dat ik hem toch als onpartijdig voorzitter van S. L. tot mijn leed wezen niet zal kunnen onthouden de algemeene en allereerste rechten van alle Nederlaodsche en debattesrende staatsburger?. Wil müdus even melden of gy ons Bastnuralle vrijheid schenkt wat de toelating t c t het debat betreft, of dat gij liever uwe oratie zonder eenig debat ziet afloopen. Met zielsdroef held teekent", enz. Dan had 8. L. kans gehad den heer Troelstra niet te mogen hooren in haren kring... dan ware misschien iets getoond van... onaf haokelykheid en.be hoorlijke flinkheid van moed" nu maar gezwegen! Het verstand. Het gewone verstand had een' voorzitter getegd: Ookal voeltuwstormachtig hart nog zoo erg de billijkheid van het buiten de zaal houden van Vynkoop: naar redelijkheid doet ge iets wat niet alleen (sooals gyzelf gezegd hebt) juridisch onjuist is, maar ook onnoodig ia. Als voorzitter kan men als 't moet op gevaar" zich voorbereiden door b.v. twee agenten of geroutineerde boksers naast den voorzitterszetel te pos teer eir, die bq de minste tegenstribbeling van een ongehoorzaam debater dezen verwijde ren" met een minimam van gedruiach. Het gewone verstand h&d gezegd: in Nederland is man tuk op de rechten van het individu, men moet er niets hebben van uitsluitingen en elgengerechtigheid. Vooral niet als ze komen van den kant van jonge menechen. Trouwens het Bestuur van 8. L, heeft na wel ontwaard, dat niet eens de massa der partijganooten den heer Troelstra volgt in zijn hou ding tegenover den heer Wijnkoop. Voelt het Bestuur zich nu niet plus royaliste que les royalistesïEED. De Vrijmetselarij. Aan de Reiactie van de Amsterdammer", Weekblad voor Nederland. Nu door n aan den heer G. J. P. J. Bolland de gelegenheid is gegeven om zijne meening, aangaande het verschijnsel Vr metselaty" in eenige artikelen aan uwe lezers mede te deelen, schijnt het mij niet te ge waagd aan te nemen, dat u ook bereid zult zy'n eenige ruimte in uw blad af te staan voor een kort weder woord. Indien het mijne bedoeling ware den heer B. te volgen op den door hem ondernomen zwerftocht, indien ik m\j had voorgenomen zijne artikelen zin voor zin te ontleden en aan te toonen, waar hij zich geheel naast zijn onderwerp bevindt, waar hij daaromtrent bakerpiaatjes komt aandragen, waar hij ook, uit enkele minder onzuivere bronnen puttende, eenige uit hun verband gerukte volzinnen op verbijsterende wijze stelt in een geheel onjuist licht, zou ik voor de kortheid eener dergelijke beantwoording niet kunnen instaan. Zg zou dan zeker B's artikel in lengte moeten evenaren. Dit alles ligt echter in mijne be doeling niet. Ik kan kort zijn, omdat ik slechts mijne verwondering wil uitspreken over het feit, dat een hoogleeraar aan eene Nederlandsche Universiteit, een man dus, geroepen om voorganger te zijn bij ernstig wetenschappelijk onderzoek, het niet beneden zich achtte een verschijnsel in de geschie denis van het geestelijk leven der menschheid, dat door hem eene openbare bespreking wordt waardig gekeurd, te behandelen pp eene zóver beneden elk wetenschappelijk peil staande wijze. Het wetenschappelijk karakter toch van zulk een stuk wordt niet gered door breed vertoon van belezenheid, zoolang niet blijkt, dat de quasi-onderzoeker iets meer deed dan hier en daar verzamelde volzinnen zonder eenig redelijk verband aan een te rijgen, zoolang hij verzuimde de door hem gebezigde brosnen op hare waarde voor, ja zelfd op haar vérband met het behandelde onderwerp te onderzoeken, zoolang hy blijk geeft van te schrijven over een woord; maar daarbij den schijn aanneemt van te schrijven over eene zaak Het betoog van den heer B. staat in wetenschappelyken zin ongeveer op eenzelfde peil, als waarop staan zon een artikel in een theologisch tijdschrift over het begrip .,he mel", waarin als bewijs voor verandering van opvattin* hieromtrent zou worden geciteerd, kon ze bij den dokter niet meer terecht, gaf opoe eindelijk toe. Toen opoe opgestaan en aangekleed was, ontbeten ze samen en samen waschten ze de borden en kopjes. Later op den dag hadden ze veel aanloop van nieuwsgierige buur vrouwen, die een praatje kwamen maken en een kopje koffie meedrinken. Want de buurvrouw van vór had opoe op het portaal ontmoet, toen ze daar water wilde halen en opoe, nog in haar borstrok, reeds büde kraan bezig vond. Met listige vriendelijkheid had ze opoe aangesproken en haar het nieuwtje ontlokt, dat ze büKa in de kost was gekomen en toen duurde het niet lang, of het was bekend op de geheele trap. Alle buurvrouwen kregen de een na de andere hetzelfde verhaal te hooren, dat opoe door Piet en Sien zoo maar op straat was gezet en boe slecht «e voor haar gezorgd hadden, en alle buur vrouwen schudden ontzet het hoofd en spraken er gehande van. 's Avonds was er weer een a&dere drukte, werden uit de krant adressen in de buurt opgezocht, waar een werkvronw werd ge vraagd en ging Ka uit, om zich daar aan te bieden. Zeer voldaan keerde ze thuis terug: ze had een huis gevonden, waar ze tweemaal in de week voor zeventig cent boven de kost een halve dag zou kunnen werken. Ze zei, dat het zestig cent was, want een dubbeltje wilde ze elke keer wegleggen, om later eens een stuk j a in haar huishouden te koopen en daar behoefde Jan niet van te weten. een beddenfabrikant, die ter aanprijzing zijner engelsche ledikanten in zijn Catalogus schreef: de hemel is tegenwoordig allerwegen in onbruik geraakt". Het is van algemeene bekendheid, dat de naam Vrijmetselarij" gebezigd pleegt te wor den met betrekking tot genootschappen, die zich afkeerig betoonden van dien ten top geroerden openbaarheidszin, welke de menschelyke samenleving bracht onder de dwinglandy' der onbescheidenheid, en vertrouwe lijkheid t c heen te beschouwen als misdaad. Genootschappen, die tegenover deze opvat ting hun gesloten" ka-akter handhaafden, werden met geheime" genootschappen op ne lijn geplaatst, en stonden steeds bloot aan aanvallen en verdachtmakingen van aller lei zyden, van links en van rechts, vanper sonen en partijen, bien tonxéis de te trouver eniemble. Het is niet onwaarschijnlijk dat deze be strijding hier en daar werd gevoeid in de hoop, dat zij den aangevallene zou lokken buiten zijn tent, en openlijk zon doe a uit spreken wat hij nu eenmaal had verkozen voor zich te honden»Deze echter was in den regel verstandig genoeg om in te zien dat de positie, die hij te midden eener nieuws gierige menigte uit eigen vrije verkieiing innam, naast hare lichtzijde ook hare onver mijdelijke schaduwzijde had. Als zoodanig moest hy aanvaarden de noodzakelijkheid om, wilde hij die positie blijven innemen, zoowel den na en dan hem toegezwaaide n lof als de pp hem geworpen blaam, zij het ook in on juiste verdeeling, te aanvaaiden met een berustend: ni eet excèi d'honneur ni cetteindignité". Aan deze noodzakelijkheid heeft althans het Nederlandsche Genootschap, dat hier be doeld kan zijn, zich meestal rustig onder worpen. Dit standpunt wensen ook ik hier niet. te verlaten. Indien in dezen kring zooals de heer B. schijnt te meenen dat het geval is een ijzeren tucht werd gehandhaafd zou men mis.chien, waar van het tegendeel niet bleek, elk uit dien kring voortgekomen, min of meel- openlijk gedane uiting omtrent hetgeen doorgaans binnen den ges.oten kring bleef, mogen honden voor authentiek. Heeischt hier daarentegen eene onbeperkte vrijheid, dan ontstaat hieruit voor den buitenstaander de noodzakelijkheid om, wil hu trachten de beteekenis van dien kring te doorgronden, van dergelijke uitingen niet dan met scherpe kritiek gebruik te maken. Het onwetenschap pelijke nu in 'sheeren B's. optreden is, dat hij op zeer losse gronden het bestaan dier tucht aannam en zich hierdoor van verdere bronnenkritiek ontslagen achtte. Wie maar over Vrijmetselarij schrijft en zich uitgeeft voor daartoe bevoegd, wordt in BV. oog eene autoriteit, op wie hu zich beroepen mag. ?Verder stelt hij' de vraag: wat men thans nog aan de Vrijmetselarij kau hebben? hy zegt, dat zij wijzigingen heeft ondergaan, die hem uitteraatd niet bekend zyn; maar laat zich hierdoor in het minst niet weerhouden van het uitspreken va a een. apodictisch oor deel over haie beteekenis voor den eigen lijken intellectueel1'. Zie, dit zijn manieren, waarin een professor de studenten niet be hoorde voor te gaan. ? Nu wil ik hiermede niet zeggen dat het aldus gevormde oordeel niet toevalligerwijs juist kan zijn. Wordt met den eigenlijken intellectueel" bedoeld de uitsluitend, en dus nzijdig intellectueele mensch, dan beweert B, terecht dat deze in de Vrijmetselarij niet t buis behoort. Slechts hij, die aan het ge moedaleven naast het veratandsleven recht toekent op eene ruime plaats in zijne be langstelling, ralin de Vrijmetselarij met vrucht werkzaam kunnen zijn. Dieper onderzoek zou den schrijver langs wetenschappelijken weg misschien tot het zelfde resultaat hebben geleid; maar aan dit resultaat ook meer beteekenis hebben gege ven. De omstandigheid, dat zulk een onder zoek naar het wezen van eene, in boven aangegeven zin gesloten" kring door eigen aardige bezwaren wordt bemoeilijkt en dat het hiervoor niet voldoende is eenige toe vallig gevonien boekjes zonder kritiek ta doorbladeren, mag den man, die op het praedicaat wetenschappelijk" piy'a stelt, niet doen verzuimen om, wanneer hij d tont prix wat zeggen wil over het hem onbe kende, althans eenige poging te doen om tenminste eenig stuk te leeren kennen, dat stellig en zeker hem enkele onbetwistbare gegevens zou kunnen opleveren. Dit doende zou B. allicht kennis hebben gemaakt met werken als: Biichoff, Wesen und Ziale der Freimamrerei, Berlin 1910, Kdter, Die gelag gen Grnndlagen der Freimaurerei und das ffcntliche Leben. JeEa 1911. Starcke. Freimaurerei als Labenskunst. Berlin 1911, bij wier lectuur hem de authenticiteit dier bron nen voor zijn studie wel zou gebleken zijn. Wilde hij binnen onze grenzen blijven dan zou hij zelfs in de Nederlandsche Staats courant hebben kunnen vinden het eerste artikel der Statuten van het Nederlandsche Genootschap in quaestie, luidende: IHIMIIIII1IIII1IIIII Opoe moest er een dubbeltje van hebben, voor het oppassen, dat was billijk, pleitte Ka dadelijk. Jan vond het ook en opoe, hoewel ze zei, dat het eigenlijk niet noodig was, nam het toch gretig aan, blij, omdat ze nu een centje zou hebben, om eer s een stukje kli u;en van te koopen. Verder moesten de kinderen wat nieuw ondergoed hebben, was Grietje al lang om een jurkje verlegen en had Jan een nieuw Zondagech pak noodig en zijn werkkielen waren ook bijna op. Maar Jan vond, dat zijn Zondagsche pak nog best wat mee kon en dat ze liever in den zomer eens een dagje naar buiten kon den gaan. Bijna kregen zy er ruzie om,maar opoe vond, dat Jan gelijk had en toen gaf Ka toe, dat ze iedere week een dubbeltje foor een zomeruitstapje zouden opsparen. Zódruk hadden ze het dien avond met plannen maken, dat Ka in bed pas er aan dacht, Jan te vragen, of hu opoe's goed wel had gehaald. Natuurlijk, wat 'n vraag l bromde Jan. En hét Sien nog wat geaeid? Ja dd se biy was, da se d'r kwijt was, d il we plesier van der sou e h ebbe. En niks meer ? Ja hoor is, d;i weet 'k alle maal c ie t meer. Leg me toch niet an me kop te meiere. Ik ga nou maffe, hoor l snauwde Jan korzelig terug. En met 'n norecheu omgooi van zijn zware lichaam, die het bed deed kraker, keerde hij haar zijn breede rug toe. Da Orde van Vrynetsslaren onder het Groot Oosten der Nederlanden is eena zelfstandige Vereeniging van Vrij metselaren. Zij bedoelt de bevordering van de veeisydige harmonische ontwikkeling der menschbeid, te beginnen bij het individu. Zij leert als eersten menechenplicht toewijding, zoo noodig zelfopoffering aan het welzijn der gemeenschap. Zy zoekt op wat 4e menschen en volken verbindt en tracht weg te nemen wat de geesten en gemoaderen verdeelt. Zu streeft naar de toepassing van deze beginselen in het maatschappelijk leven en verleent medewerking en steun overal waar men op denzelfien gronds'.aa; het welzijn van de maatschappij poogt te bevorderen. Zg werkt in die richting, hetzij door hare leden persoonlijk, hetzy', zoo noodig, collectief door hare wettige organen." Nu is het mogelijk dat de kritiek van den heer B. niet voornamelijk tegen een doel als het hier omschrevene gericht was; maar zijn oordeel meer bepaaldelijk gold den ter bereiking daarvan ingeslagen weg, de daarbij gebezigde middelen. Voor deze beoordeeling zou evenwel eenige kennis van het heden nuttiger zyn geweest dan het vele wat B. omtrent allerlei zaken uit het grijs verleden ten beste geeft. Hy schijnt byaonder groote waarde te hechten aan eene ontdekking, die Qy' meent gedaan te hebben, n.l. dat de Vrijmetselarij gebruiken zou toepassen, die haar would-betheoscihch karakter zouden doen uitkomen. Dit theosofische sou dan voornamelijk be staan in, wat B. noemt een mysteriespel, in een rituaal, gegrond op eene Oostersche le gende, die door hem met eene zonnemythe wordt in verband gebracht. Ik herhaal, dat het niet mijne bedoeling is hier recht te zetten wat door B. is dooreengehaepeld, maar ik wil er toch op wijzen, dat by zelf verklaart niet recht te begrijpen hoe in 1717 de oprichters van dit genoot schap, dat toch allerminst theosofisch was aangelegd, aan de gebruiken daarvan het een en ander konden toevoegen, dat verband schijnt te houden met mythen, die eenwen te voren eene bijzondere beteekenis hadden voor wel theosofisch aangelegde kringen. Zoolang hem dit niet is opgehelderd is de conclusie: ergo is de tegenwoordige vrijmet selarij, in wier vormen de herinnering aan 1717 nog is bewaard gebleven, en die met het toan ia Londen gestichte genootschap ongetwijfeld in historisch verband staat, eene would-be-theosofische instelling, toch wel eenigermate als een salto mortale op redekunstig gebied te beschouwen. Wanneer in sommige streken van ons land op 30 April door de jeugd de vuren worden ontstoken, die als Meiblits, enz. bekend zijn, dan leeft in dit gebruik vrij zeker nog voort eene godsdienstplechtigheid onzer Germaansche voorvaderen, aan wier Balder-dienst ook eene zonnemythe ten grondslag lag. Zalf s wanneer de om dit vuur dansende knapen zich van den historiscben oorsprong van het door hen in het leven gehouden gebruik rekenschap gaven, zou dit toch niet vol doende zijn om hen te stempelen tot wouldbe-theosofen. Da ..Spreuken uit de leerzaal van zuivere Rade", waarvan enkele als de tekst van de hier besproken preek zijn te beschouwe», zullen wellicht aan velen voorkomen niet dia waarde en die beteekenis te hebben, die de hierophant in dit heiligdom daaraan vermoedelijk zou willen toegekend zien. Men heeft my wel eens verzekerd dat deie voor eiken twijfel aan die waarde slechts als verklaring pleegt aan te nemen eene zekere mate van imbecilliteit bijden twijfelaar. Ongaarne zou ik zien dat de Vrijmetselarij zich plaatste op een van evenveel vertrouwen in eigen onfeilbaarheid getuigend standpunt. Zy behoort integendeel elke aan haar gewijde studie, ook al leidde deze tot eene afkeu rende kritiek, dankbaar te aanvaarden. Hare zelfkennis kan daarbij slechts winnen. Het zal haar echter niet euvel zyn te duiden wanneer zy de wetenschappelijkheid, en daar mede de waarde van zulk eene studie meer afmeet naar den werkelyken inhoud en den logischen gedachten gang van het haar ge bodene, dan naar den titel van den schry ver. Amsterdam, Maart 1912. J. MENS o imMiiiiiMiiiiMimiiMiiMMiMiiimiMiimmiiiiMiiiimiiiiiiiHiiimiiiiiiiM iiiMiiiuiiiiiiMtiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiMtiiiiniiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiin BOUWT TE NUNSPEET. Inlichtingen bühet bouwbureau AKTI" aldaar. DELADNAYJELLEVILLE AUTOMOBIELEN. Hoofd-Agent roor Hederlwt4t J. LEONARD LAN8, 1X8TEKDAH. GRANDS VINS DE CHAMPAGNE Perrier-Jlouet Epernay. Concessionnaires, Sauter & Pqlis, Maastricht. Een van de gelegen plaatsen van vele wandelw. en uitstapjes. Zacht, gematigd klimaat. Temper, in den winter gemidd. 2,6°C. Geen mist. Heer), verblijfplaats voor de lente en den zomer. 70 hotels en p snsions met meer dan 4500 bedden. Op verl. gr. geil). Gids No. 19, door het Off. Verkehisbnr. in Luzano of door het Int.Verk.bur.Raadb.str.16 b/hSingel.Amst. Noraail van PnöcB Eenige Fabrikanten rW?BengérSöhne Shittgart Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalveretr. 166 Piano-, Orgel- en fluziekliandel meyroos «fe Halshoven, ARNHEM, KONINGSPLEIN g. Interc. Telefoonnummer 913. VLEUGELS en PIANO'S in Koop en in Huur. REPAREEREN STEMMEN RUILEN. RfflüLT" Hel best bekende Meris. AUTO-G AR AGE RENAULT.-FREDERIK HENDRIKLAAN 84. 's-GRATENHAGE. Telefoon Schev. 1533. LTJGhANO Hotel Bristol. (ITALIAANSeHE MEREN). Schoonste Win ter- en Voorjaar-verblijfplaats. 1ste kl. Hotel, prachtig gelegen, met gr. Panorama. Kamer vanaf fr. 4.?, Pension vanaf fr 9.?. Eigen.: O. CAMENZ1ND. P/osp. gr. en fr. Intern. Verkeersburean Raadhuisstr. 16, Amsterdam. HiiiiiMimiimiiHiiiniiiiiiiimimiMiMiiiM Een late regenochtend vond opoe nog op haar bed. Da kinderen hadden ook lang geslapen, omdat het den vorigen dag zoo laat was geworden. God opoe, zei Ka, had je niet naar de dokter gemoete? Opoe was juist wakker geworden door het gestap van Ka, toan deze, nog in haar onder goed, uit de alcoof de kamer binnenkwam. Za wreef zich met de rugkant van haar pols de oogen uit en: H'm! Wat zei je? murmelde ze slaap dronken. Dat je heelemaal niet naar den dokter bent gegaan, bitste Ka. Ze was uit haar humeur, omdat ze zich verslapen had en vond het vervelend, dat opoe met dat vieze hoofd bleef rondloopen. Is 't dan al zoo laat? vroeg opoe, terwyl zij zich op haar zy keerde. Nou, nege uur, da's laat genoeg zou ik denke, zei Ka ontevreden. Zool En opoe bleef loom neerliggen, terwijl Ka met haastige bewegingen zichzelf en de kin deren aankleedde en thee zette. Ze bracht opoe weer een kopje thee op bed, hoewel het haar eigenlijk wel ean beetje ergerde, dat, terwijl zy het zelf zoo druk had, opoe maar bleef liggen en zich lekker liet bediener. Nou, maar morgen ga je naar de dokter, zei ze, daar helpt geen moederlje lief aar. Ik ga zelf met je mee. Ik zal de buurvrouw van ?sór vrage, of ze 'n beetje op de kin deren wil lette. Ka hield bet den geheelen dag in gedachte en den volgenden ochtend stond ze al vroeg voor opoe'd bed: Opoe je mot opstaan! Denk er om, we motte naar de dokter! Opoe kreunde, keerde zich om en wilde doorslapen. Maar Ka schudde haar by' den schouder en: Toe nou opoe, anders wordt 't weer te laat, riep ze haar in het oor. Pruttelende stond opoe op en kleedde zich aan en samen gingen ze naar het wyklokaal. De dokter zei, dat Ka opoe d'r hoofd maai eens flink moest wa-schen. Met koud water maar en eerst het haar wegknippen. Daarna moest ze het insmeeren met een zalf j e, dat hy haar zon geven. 's Avonds, toen Jan thuis kwam, gebeurde het, in de keuken. Jan had een tij l met water op een stoel getild en hield opoe, die in nacht jak en onderrok zat, bij de schouders daarover heen gebogen, terwijl Ka eerst de haren knipte en daarna met een oude glazenspons, die toch afgedankt moest worden, het hoofd duchtig wasechen ging. Het was een lastig werkje, want de haren zaten in de korsten vastgegroeid en opoe wrong zich jammerende onder Jan's knuiaten telkens als de spons een haar los veegde. De kinderen waren stilletjes uit hun bedje gekropen en stonden voor de keukendeur met bleeke gezichtjes en van schrik vergroote oogen toe te kijken, tot Jan ze met een snan w wegjoeg. (Slot volgt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl